Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 19 maart 2002

Uittreksel uit arrest nr. 11/2002 van 16 januari 2002 Rolnummer 2065 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 444 van het Wetboek van Koophandel Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...)

bron
arbitragehof
numac
2002021067
pub.
19/03/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 11/2002 van 16 januari 2002 Rolnummer 2065 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 444 van het Wetboek van Koophandel (wet van 18 april 1851 op het faillissement, de bankbreuk en de opschorting van betaling), gesteld door de Rechtbank van Koophandel te Charleroi.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. François, M. Bossuyt, E. De Groot, J.-P. Snappe en E. Derycke, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij vonnis van 10 oktober 2000 in zake A. Posilovic en I. Vausort tegen de coöperatieve vennootschap P & V Verzekeringen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 27 oktober 2000, heeft de Rechtbank van Koophandel te Charleroi de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Is artikel 444 van de wet van 18 april 1851, dat deze Rechtbank dient toe te passen ingevolge de bepalingen die de wetsconflicten in de tijd regelen, niet strijdig met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat die bepaling een absolute en algemene buitenbezitstelling van de gefailleerde instelt en zij zich ertegen verzet dat de gefailleerde persoonlijk de vergoedingen kan ontvangen die bestemd zijn voor het herstel van huidige schade en schade van na de datum van het sluiten van het faillissement, ongeacht de aard van die schade, terwijl ten aanzien van de andere categorieën van personen, waaronder met name de werknemers, diezelfde vergoedingen over het algemeen niet voor beslag vatbaar zijn ? » (...) IV. In rechte (...) B.1. Artikel 444 van het Wetboek van Koophandel (wet van 18 april 1851 op het faillissement, de bankbreuk en de opschorting van betaling) bepaalde : « Te rekenen van het vonnis van faillietverklaring verliest de gefailleerde van rechtswege het beheer over al zijn goederen, alsmede over de goederen die hij gedurende het faillissement mocht verkrijgen.

Alle betalingen, verrichtingen en handelingen van de gefailleerde en alle betalingen aan de gefailleerde, gedaan na het vonnis, zijn rechtens nietig. » B.2. Die bepaling is opgeheven bij wet van 8 augustus 1997 maar de verwijzende rechter is van mening dat zij van toepassing blijft op de zaak waarover hij aan het Hof een vraag stelt.

De in het geding zijnde bepaling wordt onderzocht zonder rekening te houden met de wet van 14 januari 1993, die onder meer artikel 476 van hetzelfde Wetboek heeft gewijzigd, noch met de wet van 30 maart 1994, vervangen door de wet van 13 april 1995 tot wijziging van artikel 29bis en tot opheffing van artikel 29ter van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.

B.3. Volgens de bewoordingen van de prejudiciële vraag wordt het Hof ondervraagd over het verschil in behandeling dat voortvloeit uit het voormelde artikel 444, doordat het een algemene en absolute buitenbezitstelling van de gefailleerde tot stand brengt en zich aldus ertegen verzet dat hij persoonlijk de schadevergoeding zou kunnen ontvangen die bestemd is om een huidig nadeel en een nadeel dat zich voordoet na de datum waarop het faillissement zal zijn gesloten, te herstellen, ongeacht de aard van het nadeel, terwijl die schadevergoedingen over het algemeen niet in beslag zouden kunnen worden genomen wanneer het gaat om andere rechtsonderhorigen en met name werknemers.

In de motivering van het vonnis is gesteld dat het betwiste artikel 444 onbillijk is geoordeeld in de rechtsleer en in een gedeelte van de rechtspraak (stelling die trouwens wordt bevestigd door artikel 16, vierde lid, van de wet van 8 augustus 1997) doordat het volgens de bewoordingen van het vonnis tot gevolg had dat « de gefailleerde buiten bezit werd gesteld van de extrapatrimoniale schadevergoedingen die hem toekwamen ».

B.4. Door ernaar te verwijzen dat de schadevergoedingen die hij bedoelt over het algemeen niet in beslag kunnen worden genomen, vergelijkt de rechter de gefailleerden met de werknemers die worden beschermd door de artikelen 1409, §§ 1 en 1bis, en 1410, § 1, 4° en 5°, en § 2, 4° en 5°, van het Gerechtelijk Wetboek. Die artikelen, in hun versie die volgt uit de wet van 24 maart 2000, bepalen : «

Art. 1409.§ 1. Bedragen uitgekeerd ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst, een leerovereenkomst, een statuut, een abonnement, alsmede die welke worden uitgekeerd aan personen die tegen loon onder het gezag van een ander persoon arbeid verrichten buiten een arbeidsovereenkomst, kunnen onbeperkt overgedragen of in beslag genomen worden, voor het gedeelte van hun totaal bedrag boven 35 000 frank per kalendermaand.

Het gedeelte van die bedragen boven 29 000 frank en tot ten hoogste 32 000 frank per kalendermaand, kan niet worden overgedragen of in beslag genomen voor meer dan 30 % in totaal, het gedeelte boven 32 000 frank en tot ten hoogste 35 000 frank per kalendermaand, kan niet worden overgedragen of in beslag genomen voor meer dan 40 % in totaal; het gedeelte boven 27 000 frank en tot ten hoogste 29 000 frank per kalendermaand, kan niet worden overgedragen of in beslag genomen voor meer dan een vijfde in totaal.

Het gedeelte van genoemde bedragen dat 27 000 frank per kalendermaand niet te boven gaat, is niet vatbaar voor overdracht of beslag.

Wanneer de personen, bedoeld in het eerste lid, een kind of meerdere kinderen ten laste hebben, worden de bedragen vermeld in de voorgaande leden verhoogd met 2 000 frank per kind ten laste. De Koning bepaalt wat moet verstaan worden onder kind ten laste. § 1bis. Inkomsten uit andere activiteiten dan deze bedoeld in § 1, kunnen onbeperkt overgedragen of in beslag genomen worden, voor het gedeelte van hun totaal bedrag boven 35 000 frank per kalendermaand.

Het gedeelte van die bedragen boven 29 000 frank en tot ten hoogste 35 000 frank per kalendermaand, kan niet worden overgedragen of in beslag genomen voor meer dan twee vijfde in totaal; het gedeelte boven 27 000 frank en tot ten hoogste 29 000 frank per kalendermaand, kan niet worden overgedragen of in beslag genomen voor meer dan een vijfde in totaal.

Het gedeelte van die bedragen dat 27 000 frank per kalendermaand niet te boven gaat, is niet vatbaar voor overdracht of beslag.

Wanneer personen die inkomsten genieten, bedoeld in het eerste lid, één of meer kinderen ten laste hebben, worden de bedragen vermeld in de voorgaande leden verhoogd met 2 000 frank per kind ten laste. De Koning bepaalt wat moet verstaan worden onder kind ten laste. [...]

Art. 1410.§ 1. Artikel 1409, § 1bis, [...] vindt bovendien toepassing op : [...] 4° de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid en de invaliditeitsuitkeringen betaald krachtens de wetgeving op de ziekte- en invaliditeitsverzekering of de wet van 16 juni 1960 die onder meer de maatschappelijke prestaties waarborgt ten gunste van de gewezen werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi en de wetgeving betreffende de overzeese sociale zekerheid;5° de uitkeringen, renten en toelagen betaald krachtens de wetgeving op de vergoeding van de schade uit arbeidsongevallen of beroepsziekten, de genoemde wet van 16 juni 1960 of verzekeringsovereenkomsten aangegaan bij toepassing van de wetgeving op de overzeese sociale zekerheid, met uitzondering van het gedeelte van de uitkering bedoeld in § 2, 4°, van dit artikel; [...] § 2. De volgende schuldvorderingen zijn niet vatbaar voor overdracht of beslag ten laste van de rechthebbende : [...] 4° het gedeelte van de vergoedingen uitgekeerd krachtens de wetgeving op de vergoeding van schade uit arbeidsongevallen die 100 pct. overschrijdt en toegekend wordt aan zwaar verminkten wier toestand de hulp van een andere persoon volstrekt en normaal vergt, evenals de bedragen toegekend voor de behoefte aan andermans hulp krachtens de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994; 5° de bedragen uit te keren : 1.aan de rechthebbende van geneeskundige verstrekkingen als tegemoetkoming ten laste van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen of krachtens de wet van 16 juni 1960 of de wetgeving betreffende de overzeese sociale zekerheid; 2. als kosten voor geneeskundige, heelkundige, farmaceutische en verplegingszorgen of als kosten voor prothesen en orthopedische toestellen aan een door een arbeidsongeval of een beroepsziekte getroffen persoon krachtens de wetgeving betreffende de arbeidsongevallen of de beroepsziekten; [...] ».

B.5.1. Er dient te worden opgemerkt dat artikel 476, § 3, van het Wetboek van Koophandel (voormelde wet van 18 april 1851) van het actief van het faillissement uitsloot de bedragen, sommen en betalingen die de gefailleerde ontvangt na de faillietverklaring, in zoverre daarop geen beslag kan worden gelegd krachtens de artikelen 1409 tot 1412 van het Gerechtelijk Wetboek of bijzondere wetten. In die bepalingen zijn de vergoedingen en uitkeringen bedoeld die worden betaald krachtens de wetgevingen op de ziekte- en invaliditeitsverzekering en op de arbeidsongevallen (artikel 1410, § 1, 4° en 5°, en § 2, 4° en 5°).

B.5.2. De buitenbezitstelling van de gefailleerde is een maatregel die tot doel heeft de schuldeisers te beschermen door hen de waarborg te bieden dat het patrimonium van de gefailleerde niet zal worden aangetast te rekenen vanaf de dag waarop het vonnis van faillietverklaring wordt uitgesproken.

B.5.3. In zoverre een schadevergoeding verschuldigd aan de gefailleerde ertoe strekt een inkomensverlies als gevolg van een arbeidsongeschiktheid te vergoeden, moet zij worden vergeleken met de bedragen, sommen en betalingen bedoeld in voormeld artikel 1410, § 1, 4° en 5°, en § 2, 4° en 5°, van het Gerechtelijk Wetboek.Aangezien de gefailleerde zich, in het licht van de doelstelling van de schadevergoedingen, in een analoge situatie bevindt als die van de personen die de bescherming genieten die is georganiseerd bij de voormelde bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, is het discriminerend hem het voordeel van die bescherming volledig te ontnemen, ongeacht of het nadeel waarvoor de schadevergoeding wordt toegekend, zich vóór of na de sluiting van het faillissement heeft voorgedaan.

B.6. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof, zegt voor recht : Artikel 444 van het Wetboek van Koophandel (wet van 18 april 1851 op het faillissement, de bankbreuk en de opschorting van betaling) schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de gefailleerde volledig het recht ontneemt om een schadevergoeding te ontvangen die bedoeld is om een inkomensverlies ten gevolge van een arbeidsongeschiktheid te herstellen.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 16 januari 2002.

De griffier, De voorzitter, L. Potoms. M. Melchior.

^