Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 12 april 2010

Uittreksel uit arrest nr. 169/2009 van 29 oktober 2009 Rolnummer 4597 In zake : de prejudiciële vraag betreffende rubriek X van tabel B van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009205507
pub.
12/04/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 169/2009 van 29 oktober 2009 Rolnummer 4597 In zake : de prejudiciële vraag betreffende rubriek X van tabel B van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de rechters M. Melchior, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 29 december 2008 in zake de vzw « Zusters van de Bermhertigheid Jesu » tegen de Federale Overheidsdienst Financiën, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 januari 2009, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt rubriek X van tabel B van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (bekrachtigd bij wet van 27 mei 1971), gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1992 (bekrachtigd bij artikel 55 van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen) en 29 juni 1992 (bekrachtigd bij artikel 51 van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen), bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 december 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 (bekrachtigd bij artikel 3 van de wet van 15 oktober 1998 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde), bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 (bekrachtigd bij artikel 3 van de programmawet van 5 augustus 2003), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, indien deze bepaling zo moet geïnterpreteerd worden dat psychiatrische verzorgingsinstellingen, in tegenstelling tot bejaardentehuizen, voor de periode t.e.m. 1 mei 1999 geen beroep kunnen doen op het verlaagde tarief van 6 % zoals ingevoerd bij het koninklijk besluit van 1 december 1995 ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag betreft rubriek X van tabel B van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, meer bepaald paragraaf 1, A, d), van die rubriek X, in de redactie zoals van toepassing op het bodemgeschil.

B.2. De prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen of de voormelde bepalingen bestaanbaar zijn met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in zoverre die bepalingen aldus dienen te worden geïnterpreteerd dat psychiatrische verzorgingstehuizen, in tegenstelling tot bejaardentehuizen, voor de periode vóór 1 mei 1999, niet het verlaagde btw-tarief van 6 pct. konden genieten.

Uit de motieven van de beslissing waarbij de prejudiciële vraag wordt gesteld, blijkt dat de zaak voor de verwijzende rechter een geschil betreft dat op de periode van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1997 betrekking heeft.

Het Hof beperkt zijn onderzoek tot de in het geding zijnde bepalingen zoals van toepassing op het bodemgeschil.

Wat de context van de in het geding zijnde bepalingen betreft B.3.1. Artikel 37 van het BTW-Wetboek bepaalt : « § 1. Bij in Ministerraad overlegd besluit bepaalt de Koning de tarieven en geeft Hij de indeling van de goederen en diensten bij die tarieven, rekening houdend met de door de Europese Gemeenschappen ter zake uitgevaardigde reglementering.

Bij eenzelfde procedure kan Hij de indeling en de tarieven wijzigen wanneer de economische of sociale omstandigheden zulks vereisen. § 2. De Koning zal bij de Wetgevende Kamers, onmiddellijk indien ze in zitting zijn, zoniet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een ontwerp van wet indienen tot bekrachtiging van de ter uitvoering van § 1 van dit artikel genomen besluiten ».

B.3.2. Ter uitvoering van het voormelde artikel 37 werd het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 « tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven » genomen.

Het voormelde koninklijk besluit, bekrachtigd door de wetgever, werd meermaals gewijzigd.

B.3.3. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 29 juni 1992 tot wijziging van het voormelde koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 (Belgisch Staatsblad, 2 juli 1992) bepaalt : « Rubriek X van tabel B van de bijlage bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : ' X. Sociale huisvesting. § 1. Het verlaagd tarief van 12 pct. is van toepassing op : A. de leveringen van nagenoemde in artikel 9, § 3, van het Wetboek bedoelde gebouwen bestemd voor de sociale huisvesting : [...] d) woningcomplexen bestemd om te worden gebruikt voor de huisvesting van bejaarden, gehandicapten, leerlingen en studenten, minderjarigen, thuislozen en personen in moeilijkheden, en die worden geleverd en gefactureerd aan publiekrechtelijke of privaatrechtelijke personen die beheren : 1° verblijfsinrichtingen voor bejaarden welke door de bevoegde overheid zijn erkend in het kader van de wetgeving inzake bejaardenzorg;2° instellingen die op duurzame wijze, in dag- en nachtverblijf, gehandicapten huisvesten en die vanwege de bevoegde overheid een tegemoetkoming genieten van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten of van het Vlaams Fonds voor de sociale integratie van personen met een handicap of van de " Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge ";3° internaten die zijn toegevoegd aan scholen of universiteiten of die ervan afhangen;4° jeugdbeschermingstehuizen en residentiële voorzieningen die op duurzame wijze, in dag- en nachtverblijf, minderjarigen huisvesten en die erkend zijn door de bevoegde overheid in het kader van de wetgeving op de jeugdbescherming of de bijzondere jeugdbijstand;5° opvangtehuizen die in dag- en nachtverblijf thuislozen en personen in moeilijkheden huisvesten en die erkend zijn door de bevoegde overheid;' ».

B.3.4. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 december 1995 tot wijziging van het voormelde koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 (Belgisch Staatsblad , 16 december 1995) bepaalt : « In het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven worden na artikel 1bis tijdelijke bepalingen ingevoegd, luidend als volgt : ' Tijdelijke bepalingen.

Artikel 1ter.In afwijking van artikel 1, worden vanaf 1 januari 1996 tot en met 31 december 1997 onderworpen aan het tarief van 6 pct. de handelingen bedoeld in tabel B, rubriek X, § 1, van de bijlage bij dit besluit. De uitsluitingen opgenomen in rubriek X, § 2, van dezelfde tabel B blijven van toepassing. [...] ' ».

B.3.5. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot wijziging van het voormelde koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 (Belgisch Staatsblad, 30 april 1999) bepaalt : « In rubriek X, § 1, A, d), van tabel B van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden ' en personen in moeilijkheden ' worden vervangen door de woorden ', personen in moeilijkheden, personen met een psychische stoornis, mentaal gehandicapten en psychiatrische patiënten ';b) § 1, A, d) wordt aangevuld als volgt : ' 5° psychiatrische verzorgingstehuizen die op een duurzame wijze in dag- en nachtverblijf personen met een langdurige en gestabiliseerde psychische stoornis of mentaal gehandicapten huisvesten en die door de bevoegde overheid erkend zijn;6° gebouwen waar, ten titel van een initiatief van beschut wonen erkend door de bevoegde overheid, het op een duurzame wijze huisvesten in dag- en nachtverblijf en het begeleiden van psychiatrische patiënten plaatsheeft;' ».

Dat koninklijk besluit treedt op 1 mei 1999 in werking (artikel 2) en is bijgevolg niet van toepassing op het bodemgeschil.

Ten gronde B.4.1. In de interpretatie van de verwijzende rechter, volgens welke psychiatrische verzorgingstehuizen, in de betreffende periode, niet voor het verlaagde btw-tarief van 6 pct. in aanmerking komen, is de maatregel gegrond op een criterium dat niet in verband staat met de doelstelling van het verlaagde btw-tarief van 6 pct. voor de sociale huisvesting die, onder meer, erin bestaat de onbaatzuchtige opvang van hulpbehoevenden aan te moedigen door de onroerende goederen die daartoe worden aangewend, fiscaal te begunstigen.

Door in een verlaagd btw-tarief te voorzien, beoogde de wetgever niet alleen de bouwsector te stimuleren, maar streefde hij ook een sociale doelstelling na, namelijk de sociale huisvesting te ondersteunen.

Zowel de verblijfsinrichtingen voor bejaarden als de psychiatrische verzorgingstehuizen behoren tot de sector van de sociale huisvesting, nu beide instaan voor het verblijf en de opvang, in de regel op duurzame wijze, van hulpbehoevende personen. De omstandigheid dat enkel in de verblijfsinrichtingen voor bejaarden dat verblijf en die opvang leeftijdgebonden zijn, doet daaraan niets af.

Psychiatrische verzorgingstehuizen verschillen niet fundamenteel van bejaardentehuizen, wat het verblijf en de opvang van hulpbehoevenden in het kader van de sociale huisvesting betreft, zodat het redelijkerwijze niet is verantwoord beide categorieën van instellingen aan een verschillend btw-tarief te onderwerpen wat de werken aan onroerende goederen betreft die voor die opvang worden aangewend. De omstandigheid dat beide categorieën van instellingen verschillend zijn georganiseerd wat betreft, onder meer, investeringen, kosten, personeelsbestand en infrastructuur, is ook niet van dien aard dat zij het verschil in behandeling kan verantwoorden.

B.4.2. In die interpretatie is de in het geding zijnde bepaling niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.5.1. De in het geding zijnde bepaling kan evenwel ook op een andere wijze worden geïnterpreteerd.

Artikel 5 van het in B.3.3 vermelde koninklijk besluit van 29 juni 1992 bepaalt dat het verlaagde tarief inzake sociale huisvesting van toepassing is op, onder meer, « woningcomplexen bestemd om te worden gebruikt voor de huisvesting van [...] personen in moeilijkheden, en die worden geleverd en gefactureerd aan publiekrechtelijke of privaatrechtelijke personen die beheren : [...] opvangtehuizen die in dag- en nachtverblijf [...] personen in moeilijkheden huisvesten en die erkend zijn door de bevoegde overheid ». Er kan worden aangenomen dat in die omschrijving de psychiatrische verzorgingstehuizen dienen te worden begrepen.

B.5.2. In die interpretatie worden psychiatrische verzorgingstehuizen wat het verlaagde btw-tarief inzake sociale huisvesting betreft, niet anders behandeld dan verblijfsinrichtingen voor bejaarden.

Bovendien heeft de wetgever zelf - door het in B.3.5 vermelde koninklijk besluit van 26 april 1999 te bekrachtigen - « psychiatrische verzorgingstehuizen die op een duurzame wijze in dag- en nachtverblijf personen met een langdurige en gestabiliseerde psychische stoornis of mentaal gehandicapten huisvesten en die door de bevoegde overheid erkend zijn », met ingang van 1 mei 1999, uitdrukkelijk aan hetzelfde btw-tarief onderworpen als, onder meer, « verblijfsinrichtingen voor bejaarden welke door de bevoegde overheid zijn erkend in het kader van de wetgeving inzake bejaardenzorg ».

B.5.3. In die interpretatie dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Paragraaf 1, A, d), van rubriek X van tabel B van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, in de redactie eraan gegeven bij artikel 5 van het koninklijk besluit van 29 juni 1992 tot wijziging van het voormelde koninklijk besluit nr. 20, in die zin geïnterpreteerd dat psychiatrische verzorgingstehuizen niet voor het verlaagde btw-tarief van 6 pct. in aanmerking kwamen, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. - Dezelfde bepaling, in die zin geïnterpreteerd dat psychiatrische verzorgingstehuizen voor het verlaagde btw-tarief van 6 pct. in aanmerking kwamen, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, M. Bossuyt

^