Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 13 maart 2014

Uittreksel uit arrest nr. 169/2013 van 19 december 2013 Rolnummer : 5550 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 19, § 1, eerste lid, en gehele vernietiging van artikel 21 van het decreet van het Waalse Gewest va Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de rechte(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013207385
pub.
13/03/2014
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 169/2013 van 19 december 2013 Rolnummer : 5550 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 19, § 1, eerste lid, en gehele vernietiging van artikel 21 van het decreet van het Waalse Gewest van 21 juni 2012 betreffende de invoer, uitvoer, doorvoer en overdracht van civiele wapens en van defensiegerelateerde producten, ingesteld door de vzw « Ligue des Droits de l'Homme ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 7 januari 2013 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 9 januari 2013, heeft de vzw « Ligue des Droits de l'Homme », met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Kogelstraat 22, beroep tot vernietiging ingesteld van de woorden « , uitsluitend ter attentie van de Regering, » en « en vertrouwelijke » in artikel 19, § 1, eerste lid, en van artikel 21 van het decreet van het Waalse Gewest van 21 juni 2012 betreffende de invoer, uitvoer, doorvoer en overdracht van civiele wapens en van defensiegerelateerde producten (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 juli 2012). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1.1. Het decreet van het Waalse Gewest van 21 juni 2012 betreffende de invoer, uitvoer, doorvoer en overdracht van civiele wapens en van defensiegerelateerde producten (hierna : Waals decreet van 21 juni 2012) past in de uitoefening van de bevoegdheid, overgedragen aan de gewesten bij de bijzondere wet van 12 augustus 2003, betreffende de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie, alsmede van producten en technologieën voor tweeërlei gebruik (artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen). B.1.2. Het Waalse decreet van 21 juni 2012 streeft vier doelstellingen na : het strekt ertoe de omzetting van de richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 « betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap » te verzekeren, aan de « Adviescommissie over de vergunningen voor wapenuitvoer » een officieel bestaan te geven, een geheel van procedures te bepalen teneinde aan de huidige praktijken een juridisch bestaan te geven en, ten slotte, « te herinneren aan een strikt beginsel, namelijk dat van de vertrouwelijkheid bij de behandeling van de dossiers » (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 614/1, p. 3).

Ten aanzien van die laatste doelstelling wordt in de memorie van toelichting gepreciseerd : « De personen die betrokken zijn bij de bij de tekst geregelde procedures zullen immers worden onderworpen aan een vertrouwelijkheidsplicht.

Zij verbinden zich ertoe te waken over en te laten waken over de meest strikte vertrouwelijkheid ten aanzien van de informatie waarvan zij kennis nemen in het kader van de uitoefening van hun functies, en de nodige maatregelen te nemen om de vertrouwelijkheid ervan te vrijwaren, met name ten aanzien van hun vast of tijdelijk personeel.

De nieuwe procedure versterkt dus de waarborgen die reeds bestonden inzake mensenrechten, waarbij de veiligheid wordt vergroot voor de ondernemingen, die niet in een positie van onverantwoorde concurrentiële minderwaardigheid kunnen worden geplaatst » (ibid.).

De vertrouwelijkheid beantwoordde aldus aan een vraag van de wapenindustrie (C.R.I., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 19, p. 23, en C.R.I.C., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 148 (maandag 18 juni 2012), p. 10). B.2.1. De artikelen 19 en 21 van het Waalse decreet van 21 juni 2012 bepalen : «

Art. 19.§ 1. Er wordt een ' Adviescommissie over de vergunningen voor wapenuitvoer ' opgericht die op vraag van de Regering of op eigen initiatief, uitsluitend ter attentie van de Regering, gemotiveerde en vertrouwelijke adviezen uitbrengt in het kader van de analyse van de aanvragen tot uitvoer van defensiegerelateerde producten.

Deze adviezen worden uitgebracht op basis van een geostrategische, ethische en economische analyse van de dossiers die haar worden voorgelegd.

In haar adviezen streeft de Commissie naar een consensus.

Bij gebrek aan consensus worden de minderheidsadviezen vermeld in het advies van de Commissie.

In geval van stemming kan een lid de geheimhouding van de stemming aanvragen. Het advies van de Commissie vermeldt hoe dan ook het aantal stemmen dat elk voorstel gekregen heeft. § 2. De Regering bepaalt de zetel van deze Commissie en haar werkingsmodaliteiten ». «

Art. 21.§ 1. De certificaten en vergunningen bedoeld in dit decreet staan niet gelijk met administratieve handelingen in de zin en voor de toepassing van het decreet van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur.

Deze certificaten en vergunningen bedoeld in dit decreet zijn ook geen administratieve handelingen in de zin en voor de toepassing van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen. § 2. De adviezen van de Commissie staan niet gelijk met administratieve handelingen in de zin en voor de toepassing van het decreet van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur en mogen bovendien uitsluitend aan de Regering worden meegedeeld ».

B.2.2. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen de woorden « , uitsluitend ter attentie van de Regering, » en « en vertrouwelijke » in artikel 19, § 1, eerste lid, en tegen artikel 21 van het Waalse decreet van 21 juni 2012.

Op grond van die bepalingen ontsnappen de adviezen van de Adviescommissie over de vergunningen voor wapenuitvoer (hierna : de Adviescommissie) aan het toepassingsgebied van het Waalse decreet van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur (hierna : Waals decreet van 30 maart 1995) en zijn zij dus « vertrouwelijk » (de bestreden woorden in artikel 19, alsook artikel 21, § 2); de vergunningen en certificaten bedoeld in het Waalse decreet van 21 juni 2012, waaronder de vergunningen voor de uitvoer van wapens, ontsnappen eveneens aan de principiële openbaarheid waarin het Waalse decreet van 30 maart 1995 voorziet (artikel 21, § 1, eerste lid), alsook aan het toepassingsgebied van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen (artikel 21, § 1, tweede lid).

Ten gronde B.3. De verzoekende partij voert drie middelen aan, afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 32 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere grondwets- en wetsbepalingen, alsook uit de schending van de bevoegdheidverdelende regels.

Het Hof onderzoekt de middelen in zoverre zij zijn gericht tegen, enerzijds, de ontstentenis van een uitdrukkelijke motivering van de certificaten en vergunningen (tweede middel) en, anderzijds, de vertrouwelijkheid van de certificaten, vergunningen en adviezen van de Adviescommissie (eerste en derde middel).

Ten aanzien van de ontstentenis van een uitdrukkelijke motivering van de certificaten en de vergunningen B.4. In haar tweede middel, afgeleid uit de schending van artikel 39 van de Grondwet, van de bepalingen van de bijzondere wet die met toepassing van die bepaling zijn aangenomen en in het bijzonder van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voert de verzoekende partij een bevoegdheidsoverschrijding van de gewestwetgever aan, in zoverre het bestreden artikel 21, § 1, tweede lid, erin voorziet dat de in het Waalse decreet van 21 juni 2012 beoogde certificaten en vergunningen geen bestuurshandelingen zijn in de zin van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

B.5.1. De artikelen 1 tot 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen bepalen : «

Artikel 1.Voor de toepassing van deze wet moeten worden verstaan onder : - Bestuurshandeling : De eenzijdige rechtshandeling met individuele strekking die uitgaat van een bestuur en die beoogt rechtsgevolgen te hebben voor één of meer bestuurden of voor een ander bestuur; - Bestuur : De administratieve overheden als bedoeld in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; - Bestuurde : Elke natuurlijke of rechtspersoon in zijn betrekkingen met het bestuur.

Art. 2.De bestuurshandelingen van de besturen bedoeld in artikel 1 moeten uitdrukkelijk worden gemotiveerd.

Art. 3.De opgelegde motivering moet in de akte de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen.

Zij moet afdoende zijn ».

B.5.2. Die bepalingen veralgemenen de verplichting de bestuurshandelingen met individuele strekking uitdrukkelijk te motiveren. De uitdrukkelijke motivering van de betrokken handelingen is voortaan een recht van de bestuurde, aan wie aldus een bijkomende waarborg wordt geboden tegen bestuurshandelingen met individuele strekking die willekeurig zouden zijn.

B.6.1. De uitdrukkelijke motivering, die van dien aard is dat zij het jurisdictioneel toezicht op de bestuurshandelingen, verankerd in de artikelen 159 en 161 van de Grondwet, kan versterken, behoort niet tot een aan de gemeenschappen of gewesten toegewezen aangelegenheid.

Krachtens zijn residuaire bevoegdheid heeft de federale wetgever de verplichting tot uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen geregeld teneinde de bescherming van de bestuurde te verzekeren ten aanzien van handelingen die van alle administratieve overheden uitgaan. De gewest- of gemeenschapswetgevers kunnen de bij de wet van 29 juli 1991 geboden bescherming aanvullen of preciseren met betrekking tot de handelingen waarvoor de gemeenschappen en de gewesten bevoegd zijn.

B.6.2. Daarentegen zou een gemeenschaps- of gewestwetgever, zonder de federale bevoegdheid ter zake te schenden, niet vermogen de bescherming die door de federale wetgeving aan de bestuurden wordt geboden, te verminderen door de overheden die optreden in de aangelegenheden waarvoor hij bevoegd is, vrij te stellen van de toepassing van die wet of door die overheden toe te staan daarvan af te wijken.

B.7. In verband met de bepaling van het voorontwerp die artikel 21, § 1, tweede lid, is geworden, heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State geadviseerd : « Artikel 24, § 1, tweede lid, van het voorontwerp bepaalt dat de certificaten en vergunningen waarvan sprake is onder punt 1 ' ook geen administratieve handelingen in de zin en voor de toepassing van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen ' zijn.

Die bepaling kan niet worden aangenomen aangezien het Waalse Gewest niet bevoegd is om de voormelde wet van 29 juli 1991 in een dergelijke zin te wijzigen. [...] Uit [het] arrest [nr. 128/2001 van het Grondwettelijk Hof] kan worden afgeleid dat het Waalse Gewest buiten zijn bevoegdheidssfeer treedt door de voormelde wet van 29 juli 1991 buiten toepassing te laten voor de certificaten en vergunningen die in het voorontwerp worden beoogd.

Door een maatregel aan te nemen waarmee die vergunningen en certificaten niet meer uitdrukkelijk moeten worden gemotiveerd, vult het Waalse Gewest de bij de voormelde wet van 29 juli 1991 geboden bescherming niet aan en preciseert het die niet, maar heft het die op voor de betrokken handelingen, hetgeen afbreuk doet aan het minimum van bescherming dat de voormelde wet van 29 juli 1991 aan iedere betrokkene heeft willen waarborgen.

Bovendien merkt de afdeling wetgeving op dat de voormelde wet van 29 juli 1991 geval per geval aanvaardt dat handelingen niet uitdrukkelijk worden gemotiveerd wanneer blijkt dat sommige belangen in het gedrang komen wanneer de motivering ervan wordt bekendgemaakt.

Artikel 24, § 1, tweede lid, van het voorontwerp dient dus te worden weggelaten » (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 614/1, pp. 25-26).

B.8. Het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State is niet gevolgd op grond van de volgende overwegingen : « Artikel 21, § 2, [lees : 21, § 1, tweede lid,] vult de wet van 29 juli 1991 alleen maar aan en preciseert die. Op dat punt kan de afdeling wetgeving van de Raad van State niet worden gevolgd, die van oordeel is dat de ontworpen bepaling in plaats van de wet aan te vullen of te preciseren, eigenlijk de draagwijdte ervan beperkt.

Daarbij wordt immers vergeten dat de wet van 29 juli 1991, hoewel die een minimum aan bescherming aan de burger biedt, de verplichting inzake de openbaarmaking van de motieven eveneens beperkt, bijvoorbeeld wanneer de externe veiligheid van de Staat in het gedrang komt of de openbare orde wordt aangetast.

De ontworpen uitzondering past in dezelfde orde van gedachten, wetende dat de uitzonderingen van de wet van 29 juli 1991 tot stand zijn gekomen teneinde de uitvoering van de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten, met name inzake de organisatie en de werking van de administratie, niet onmogelijk of overdreven moeilijk te maken.

In elk geval kan de theorie van de impliciete bevoegdheden worden toegepast, die steunt op artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, om het ontworpen artikel 21, § 2, [lees : 21, § 1, tweede lid,] te verantwoorden.

Ter herinnering, krachtens die bepaling kunnen de decreten en ordonnanties dus bepalingen bevatten betreffende aangelegenheden waarvoor niet de decreetgever, maar de federale wetgever in beginsel bevoegd is, ofwel krachtens een in die wet geformuleerd uitdrukkelijk voorbehoud, ofwel op grond van zijn restbevoegdheid. Uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof vloeit voort dat, om de verenigbaarheid met het beginsel van de exclusiviteit van de bevoegdheden te vrijwaren, de aangenomen reglementering noodzakelijk moet zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van de deelentiteit, dat de aangelegenheid zich leent tot een gedifferentieerde regeling en dat de gevolgen van de in het geding zijnde bepalingen voor die aangelegenheden marginaal zijn.

Te dezen is aan die drie voorwaarden wel degelijk voldaan. Het ontworpen artikel 21, § 2, [lees : 21, § 1, tweede lid,] is immers noodzakelijk om de samenhang van alle regels vervat in het ontwerpdecreet te verzekeren en om het de gewestelijke overheid mogelijk te maken te waken over de vrijwaring van haar internationale betrekkingen, ten aanzien van gevoelige informatie, of van de commerciële belangen van de ondernemingen van de sector, wanneer het om vertrouwelijke informatie gaat. Opnieuw kan een parallel worden gelegd met de artikelen 65/5 en 65/10 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.

De aangelegenheid leent zich tot een gedifferentieerde regeling, aangezien het gaat om een uiterst specifieke wetgeving.

Ten slotte, wat de gevolgen betreft, die blijven marginaal, aangezien die alleen de bij het ontwerpdecreet ingevoerde certificaten en vergunningen treffen.

En voor het overige mag niet worden vergeten dat de weglating van een verplichting tot uitdrukkelijke motivering niet het einde van de jurisdictionele controle betekent, die nog steeds mogelijk blijft op basis van het administratief dossier, dat niet aan die controle is onttrokken, tenzij gebruik is gemaakt van de mogelijkheid die wordt geboden door artikel 87 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State » (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 614/1, p. 7).

Er is gepreciseerd dat de bepalingen zijn behouden « om de vertrouwelijkheid van de dossiers zoveel mogelijk te waarborgen » (C.R.I., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 19, p. 22).

B.9.1. Het Waalse decreet van 21 juni 2012 beoogt verschillende soorten vergunningen : enerzijds, de overdrachtsvergunning, die de « toestemming van de Regering voor een leverancier om defensiegerelateerde producten over te dragen aan een afnemer in een andere lidstaat van de Europese Unie » is (artikel 6, 5°, van het Waalse decreet van 21 juni 2012) en, anderzijds, de uit-, in- of doorvoervergunning, die « de individuele toelating door de Regering of haar gemachtigde waarmee de uitvoer, de invoer of de doorvoer van defensiegerelateerde producten van of naar een land dat geen lid is van de Europese Unie » is (artikel 13, 9°, van het Waalse decreet van 21 juni 2012).

Artikel 8 van het Waalse decreet van 21 juni 2012 bepaalt overigens dat de overdrachtsvergunningen algemeen, globaal of individueel kunnen zijn : de algemene overdrachtsvergunningen « geven rechtstreeks toestemming aan op het grondgebied van het Waalse Gewest gevestigde leveranciers die aan de met de algemene overdrachtsvergunningen verbonden voorwaarden voldoen, voor het verrichten van overdrachten van in de algemene overdrachtsvergunning te specificeren defensiegerelateerde producten, aan één of meer categorieën van in een andere lidstaat [van de Europese Unie] gevestigde afnemers » (artikel 8, § 2, 1°); de globale overdrachtsvergunningen « worden verleend op verzoek van individuele leveranciers en staan de overdracht van defensiegerelateerde producten toe aan afnemers uit één of meer andere lidstaten » (artikel 8, § 2, 2°), en de individuele overdrachtsvergunningen worden verleend voor handelingen die niet voldoen aan de voorwaarden van de algemene of globale overdrachtsvergunningen (artikel 8, § 2, 3°).

B.9.2. Het Waalse decreet van 21 juni 2012 beoogt eveneens verschillende soorten certificaten.

Het decreet regelt in de eerste plaats de certificering van de ondernemingen die afnemer zijn van defensiegerelateerde producten, met hun maatschappelijke zetel op het grondgebied van het Waalse Gewest, waarbij de betrouwbaarheid wordt vastgesteld van de ondernemingen op grond van verschillende criteria (artikel 10 van het Waalse decreet van 21 juni 2012); het certificaat moet minstens verschillende gegevens bevatten, waarbij de Regering om de drie jaar de naleving van de in het certificaat bepaalde voorwaarden controleert (artikel 11 van het Waalse decreet van 21 juni 2012).

Artikel 13 van het Waalse decreet van 21 juni 2012 definieert het « internationaal invoercertificaat » overigens als « het document uitgaand van de Regering of haar gemachtigde aan de hand waarvan een uitvoerland de verzekering krijgt dat een potentiële invoer van defensiegerelateerde producten in het Waalse Gewest toegelaten wordt » (artikel 13, 3°, van het Waalse decreet van 21 juni 2012), het « certificaat voor het nazicht van de leveringen » als « het document uitgaand van de Regering of haar gemachtigde aan de hand waarvan aan een uitvoerland bevestigd wordt dat defensiegerelateerde producten in het Waalse Gewest waarvan de uitvoer toegelaten werd door het uitvoerland, wel degelijk aangekomen is » (artikel 13, 4°, van het Waalse decreet van 21 juni 2012) en het « eindgebruikerscertificaat » als « het door de overheid van het invoerland geauthentifieerde document aan de hand waarvan de defensiegerelateerde producten die uitgevoerd of doorgevoerd worden, hun afnemer duidelijk aangegeven wordt en waarmee aan de overheid van het uitvoerland gewaarborgd wordt dat de defensiegerelateerde producten niet wederuitgevoerd worden zonder de voorafgaande en uitdrukkelijke toelating van het uitvoerland » (artikel 13, 5°, van het Waalse decreet van 21 juni 2012).

B.9.3. Uit de voorgaande definities blijkt dat artikel 21, § 1, tweede lid, door de « certificaten en vergunningen bedoeld in dit decreet » te doen ontsnappen aan het toepassingsgebied van de wet van 29 juli 1991, alleen de certificaten kan beogen in de zin van de artikelen 10 en 11 van het Waalse decreet van 21 juni 2012, alsook de globale en individuele overdrachtsvergunningen en de uit-, in- en doorvoervergunningen, respectievelijk gedefinieerd in de artikelen 6, 5°, en 8, § 2, 2° en 3°, alsook in artikel 13, 9°, van het Waalse decreet van 21 juni 2012; de in artikel 13 beoogde certificaten, alsook de algemene overdrachtsvergunningen gedefinieerd in artikel 8, § 2, 1°, van het Waalse decreet van 21 juni 2012 kunnen immers geen bestuurshandelingen met individuele strekking vormen, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 29 juli 1991.

B.9.4. De certificaten in de zin van de artikelen 10 en 11 van het Waalse decreet van 21 juni 2012, alsook de globale en individuele overdrachtsvergunningen, en de uit-, in- en doorvoervergunningen, vormen daarentegen bestuurshandelingen met individuele strekking, die bijgevolg in principe onderworpen zijn aan de algemene verplichting tot uitdrukkelijke motivering bepaald in de wet van 29 juli 1991.

B.10. Door de verplichting tot uitdrukkelijke motivering vastgesteld bij de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen op te heffen voor de in B.9.4 beoogde certificaten en vergunningen, doet artikel 21, § 1, tweede lid, afbreuk aan het recht van de adressaat van de handeling, maar eveneens van iedere belanghebbende derde, om onmiddellijk kennis te nemen van de motieven die de beslissing verantwoorden door die in de handeling zelf aan te geven. Die bepaling doet bijgevolg ook afbreuk aan de federale bevoegdheid inzake de bescherming van de rechten van de bestuurden.

B.11.1. De Waalse Regering voert aan dat de eventuele inbreuk op de bevoegdheid van de federale wetgever wordt verantwoord door de impliciete bevoegdheden overeenkomstig artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wanneer de gewestwetgever de invoer, uitvoer en overdracht van wapens regelt.

B.11.2. Opdat artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 van toepassing kan zijn, is vereist dat de aangenomen regeling noodzakelijk is voor de uitoefening van de bevoegdheden van het gewest, dat de aangelegenheid zich leent tot een gedifferentieerde regeling en dat de weerslag van de bestreden bepalingen op de aangelegenheid slechts marginaal is.

B.12.1. Aangezien artikel 4 van de wet van 29 juli 1991 bepaalt dat de verplichting tot motivering niet geldt wanneer de motivering van de handeling « de uitwendige veiligheid van de Staat in het gedrang kan brengen », « de openbare orde kan verstoren », « afbreuk kan doen aan de eerbied voor het privéleven » of « afbreuk kan doen aan de bepalingen inzake de zwijgplicht » is de aantasting te dezen van de federale bevoegdheid inzake de bescherming van de rechten van de bestuurden niet noodzakelijk voor de uitoefening van de gewestbevoegdheid inzake de invoer, uitvoer en doorvoer van wapens.

B.12.2. De aantasting van de federale bevoegdheid inzake de bescherming van de rechten van de bestuurden is overigens niet marginaal, aangezien die erop neerkomt alle aanvragers van vergunningen en certificaten bedoeld in B.9.4, alsook alle derde belanghebbenden bij die vergunningen en certificaten, die vallen onder het Waalse Gewest, uit te sluiten van het recht om kennis te kunnen nemen van de motieven van een administratieve beslissing in de handeling zelf.

B.13. Zonder dat het noodzakelijk is bovendien te onderzoeken of de aangelegenheid zich kan lenen tot een gedifferentieerde regeling, vloeit uit het voorgaande voort dat te dezen niet is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

B.14. Het tweede middel is gegrond. Bijgevolg dient artikel 21, § 1, tweede lid, van het Waalse decreet van 21 juni 2012 te worden vernietigd.

Ten aanzien van de ontstentenis van de openbaarheid van de certificaten en van de vergunningen, alsook van de adviezen van de Adviescommissie B.15. In haar eerste middel voert de verzoekende partij een discriminerende aantasting aan van het recht op administratieve transparantie gewaarborgd bij artikel 32 van de Grondwet, in zoverre de vergunningen voor de uitvoer van wapens en de adviezen van de Adviescommissie zijn onttrokken aan de bij het Waalse decreet van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur geregelde openbaarheid, waardoor de betrokkenen de controle van de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten en vervolgens de controle van de Raad van State niet genieten.

In haar derde middel is de verzoekende partij van mening dat de gewestwetgever, door de certificaten, vergunningen en adviezen van de Adviescommissie te onttrekken aan de openbaarheid van bestuur, afbreuk zou hebben gedaan aan de bevoegdheid van de Raad van State en de hoven en rechtbanken; die aantasting zou aldus de federale bevoegdheid schenden en eveneens een discriminatie onder rechtzoekenden in het leven roepen.

Het Hof onderzoekt beide middelen samen.

B.16.1. Artikel 32 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft het recht elk bestuursdocument te raadplegen en er een afschrift van te krijgen, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald door de wet, het decreet of de regel bedoeld in artikel 134 ».

B.16.2. Door te bepalen, in artikel 32 van de Grondwet, dat elk bestuursdocument - begrip dat volgens de Grondwetgever zeer ruim moet worden geïnterpreteerd - in de regel openbaar is, heeft de Grondwetgever het recht op de openbaarheid van de bestuursdocumenten ingeschreven als een grondrecht.

Uitzonderingen op het beginsel van de openbaarheid van de bestuursdocumenten zijn slechts mogelijk onder de voorwaarden vastgesteld door de wet, het decreet of de ordonnantie. Zij moeten worden verantwoord en beperkend geïnterpreteerd (Parl. St., Senaat, 1991-1992, nr. 100-49/2°, p. 9).

B.16.3. Door het mogelijk te maken dat een wetgever kan bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden kan worden afgeweken van het beginsel van de administratieve transparantie heeft de Grondwetgever niet uitgesloten dat de toegang tot bepaalde documenten aan voorwaarden wordt gekoppeld of wordt beperkt, voor zover die beperkingen redelijk verantwoord zijn en geen onevenredige gevolgen met zich meebrengen.

In dat opzicht dient te worden onderstreept dat de administratieve transparantie bijdraagt tot het daadwerkelijke karakter van de uitoefening van het recht van beroep van de bestuurden voor de Raad van State of voor de justitiële gerechten.

B.17. Het decreet van het Waalse Gewest van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur (hierna : Waals decreet van 30 maart 1995) regelt in het Waalse Gewest de openbaarheid van de administratieve documenten.

Luidens artikel 1, tweede lid, 2°, van het Waalse decreet van 30 maart 1995 dient onder bestuursdocument te worden begrepen « alle informatie, in welke vorm ook, waarover een administratieve overheid beschikt ». De artikelen 4 en 5 van het Waalse decreet van 30 maart 1995 regelen het principiële recht om een bestuursdocument te raadplegen, een afschrift ervan te ontvangen en uitleg daarover te verkrijgen.

Artikel 6, § 1, van Waalse decreet van 30 maart 1995 voorziet in een aantal uitzonderingen op die principiële openbaarheid, door te bepalen : « De gewestelijke of niet-gewestelijke administratieve overheid wijst de vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een bestuursdocument af wanneer zij heeft vastgesteld dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van een van de volgende belangen : 1° de veiligheid van de bevolking;2° de fundamentele rechten en vrijheden van de bestuurden;3° de openbare orde;4° de opsporing of vervolging van strafbare feiten;5° de internationale betrekkingen van het Gewest;6° een gewestelijk economisch of financieel belang ». Artikel 8 van het Waalse decreet van 30 maart 1995 richt een Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten op, die advies kan uitbrengen over een aanvraag tot raadpleging of verbetering van een bestuursdocument, met de mogelijkheid om tegen het advies van die Commissie beroep in te stellen bij de Raad van State.

B.18. Door te bepalen dat de certificaten en vergunningen bedoeld in B.9.4, alsook de adviezen van de Adviescommissie geen bestuurshandelingen vormen in de zin en voor de toepassing van het Waalse decreet van 30 maart 1995, voeren artikel 21, § 1, eerste lid, en § 2, alsook de woorden « , uitsluitend ter attentie van de Regering, » en « en vertrouwelijke » in artikel 19 van het Waalse decreet van 21 juni 2012 een algemene uitzondering in op het fundamenteel recht dat is gewaarborgd bij artikel 32 van de Grondwet.

Het daaruit voortvloeiende verschil in behandeling tussen de personen die willen kennisnemen van de in de bestreden bepalingen bedoelde documenten, die automatisch van dat recht zijn uitgesloten, en de personen die willen kennisnemen van andere bestuursdocumenten, die de bij het Waalse decreet van 30 maart 1995 ingevoerde procedure genieten, kan alleen een toetsing aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doorstaan wanneer het berust op een objectief criterium en redelijk verantwoord is. Het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het nagestreefde doel.

Ten aanzien van de certificaten en de vergunningen B.19. In verband met de bepaling van het voorontwerp die artikel 21, § 1, eerste lid, is geworden, heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State geadviseerd : « Het ontworpen lid moet worden onderzocht in het licht van artikel 32 van de Grondwet, waaruit voortvloeit dat iedereen het recht heeft om elk bestuursdocument te raadplegen en daarvan een afschrift te verkrijgen, behalve in de gevallen en onder de voorwaarden die bij het decreet zijn vastgesteld.

In het Waalse Gewest wordt de uitoefening van dat fundamentele recht bepaald door het voormelde decreet van 30 maart 1995.

Krachtens artikel 32 van de Grondwet bepaalt dat decreet van 30 maart 1995 dus, voor het Waalse Gewest, de gevallen waarin en voorwaarden waaronder het aan ieder erkende recht om de bestuursdocumenten te raadplegen en daarvan een afschrift te ontvangen, kan worden beperkt.

Teneinde het fundamentele recht van de bestuurde op de openbaarheid van de bestuursdocumenten te waarborgen, onderwerpt het voormelde decreet van 30 maart 1995 de verzoeken om raadpleging van de bestuursdocumenten aan een gedetailleerde procedure waarin is voorzien in het optreden van een commissie ad hoc. De in het kader van die procedure genomen beslissingen worden in fine onderworpen aan een jurisdictionele controle.

Het is echter zo dat het voormelde decreet van 30 maart 1995, zoals het is opgevat, en in het bijzonder artikel 6 ervan, het mogelijk maakt tegemoet te komen aan de zorg van de auteur van het voorontwerp, vermits het, op basis van een gemotiveerde beslissing, de gewestelijke overheid altijd zal vrijstaan de raadpleging van een vergunning die gevoelige informatie zou bevatten, te weigeren.

Bepalen dat de in het voorontwerp bedoelde vergunningen geen bestuursdocumenten zouden zijn in de zin van het voormelde decreet van 30 maart 1995 is dus zinloos om de bescherming van de belangen bedoeld in de commentaar bij de artikelen te verzekeren.

Uit hetgeen voorafgaat, dient dus te worden afgeleid dat artikel 24, § 1, eerste lid, van het voorontwerp [het bestreden artikel 21, § 1, eerste lid, geworden] juridisch gezien niet kan worden aanvaard.

Artikel 24, § 1, eerste lid, van het voorontwerp wordt immers geanalyseerd als een beperking van het fundamentele recht verankerd in artikel 32 van de Grondwet. Een onnodige beperking van een fundamenteel recht schendt echter noodgedwongen het evenredigheidsbeginsel, met als gevolg dat een dergelijke beperking haar grondslag verliest vermits elke beperking van een fundamenteel recht in de regel alleen toelaatbaar is wanneer die voldoet aan het evenredigheidsbeginsel.

Artikel 24, § 1, eerste lid, dient dus te worden weggelaten » (Parl.

St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 614/1, p. 25).

B.20. De Waalse decreetgever heeft beslist het advies van de afdeling wetgeving op grond van de volgende overwegingen niet te volgen : « De vraag die het advies van de afdeling wetgeving doet rijzen, is dus niet die van de bevoegdheid sensu stricto van het Gewest, maar die of voorrang moet worden verleend aan het decreet van 30 maart 1995 en de daarbij geregelde beroepsprocedure, in artikel 8 ervan, dan wel of het wenselijk is te voorzien in een aanvullende uitzondering naast die bedoeld in artikel 6 van dat decreet.

De ontworpen tekst geeft voorrang aan die tweede optie.

Het is immers duidelijk dat in de eerste plaats, in een gevoelige materie, niet alleen inzake concurrentie, maar eveneens inzake internationale betrekkingen, moet worden vermeden dat dergelijke informatie wordt onthuld.

In dat opzicht volstaat de omstandigheid dat een administratief beroep en een jurisdictionele controle bestaan, op zich niet om te verzekeren dat die informatie daadwerkelijk zal worden beschermd en niet openbaar zal worden gemaakt.

Immers, hoewel het, volgens de afdeling wetgeving, de gewestelijke overheid nog steeds zal vrijstaan de raadpleging van een vergunning met gevoelige informatie te weigeren, zal een bestuurde altijd beroep kunnen instellen voor de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten.

Echter, wanneer er sprake is van een beroepscommisisie betekent dat dat die zal beschikken over een beoordelingsbevoegdheid ten aanzien van de uitzondering, op basis van de thans van kracht zijnde tekst van het decreet van 30 maart 1995. Een dergelijke beoordelingsbevoegdheid zal nooit alleen worden onderworpen aan een marginale controle van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en door verwijzing naar het begrip ' klaarblijkelijke vergissing ' ».

Er bestaat dus in werkelijkheid geen enkele garantie dat commercieel of politiek gevoelige informatie uiteindelijk niet openbaar wordt gemaakt en het is dus onjuist te beweren dat de ontworpen tekst niet nuttig is om de bescherming te verzekeren van de belangen die zijn bedoeld in de commentaar bij de artikelen.

Tegenover dat risico wordt voorrang gegeven aan de veiligheid. Daarbij en om de voorgaande motieven kan niet worden beweerd dat de ontworpen tekst een onevenredige beperking inhoudt van het fundamenteel recht op administratieve transparantie zoals verankerd in artikel 32 van de Grondwet » (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 614/1, pp. 6-7).

B.21.1. De certificaten en vergunningen bedoeld in B.9.4 vormen bestuurshandelingen met individuele strekking. Die handelingen vallen in beginsel onder de bij artikel 32 van de Grondwet geboden bescherming.

Wanneer de Grondwetgever artikel 32 van de Grondwet heeft aangenomen, is onderstreept dat de uitzonderingen op dat recht in beginsel een onderzoek geval per geval van de verschillende aanwezige belangen vereisen : « telkens [moet] in concreto het belang van de openbaarmaking [...] worden afgewogen tegen het belang beschermd door een uitzonderingsgrond » (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 839/1, p. 5).

B.21.2. De Waalse Regering verantwoordt de ingevoerde regeling van de vertrouwelijkheid door de zorg om de veiligheid en door het feit dat die documenten gevoelige informatie bevatten inzake economische concurrentie of internationale betrekkingen.

In de veronderstelling dat die documenten in sommige gevallen gevoelige informatie kunnen bevatten, toont de Waalse Regering niet aan dat de uitzonderingen en de procedure ingevoerd bij het Waalse decreet van 30 maart 1995 ontoereikend zouden zijn om de vertrouwelijkheid van dergelijke informatie te waarborgen, wanneer die is opgenomen in de certificaten en vergunningen bedoeld in B.9.4.

Immers, zoals is aangegeven in B.17, voorziet artikel 6 van het Waalse decreet van 30 maart 1995 in verschillende uitzonderingen op het recht van toegang, met name rekening houdend met de internationale betrekkingen van het Gewest (5°) of een gewestelijk economisch of financieel belang (6°); de toepassing van die « uitzonderingsgronden » vereist een concrete beoordeling van de aanvraag, waarbij de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten waakt over de naleving van die uitzonderingen, onder het eventuele toezicht van de Raad van State; ten slotte mogen de met toepassing van het Waalse decreet van 30 maart 1995 verkregen bestuursdocumenten « niet verspreid noch gebruikt worden voor commerciële doeleinden », overeenkomstig artikel 10 van het Waalse decreet van 30 maart 1995, zodat iedere persoon die dat verbod schendt, hiervoor verantwoordelijk zou kunnen worden gesteld.

Het nagestreefde doel inzake veiligheid kon dus worden bereikt door gebruik te maken van de bij het Waalse decreet van 30 maart 1995 geregelde procedure.

B.21.3. Door een algemene en absolute uitzondering in te voeren op het recht op administratieve transparantie voor alle certificaten en vergunningen bedoeld in B.9.4, heeft de decreetgever een maatregel genomen die niet evenredig is met het nagestreefde doel.

B.22. In die mate zijn de middelen gegrond. Bijgevolg dient artikel 21, § 1, eerste lid, van het Waalse decreet van 21 juni 2012 te worden vernietigd.

Ten aanzien van de adviezen van de Adviescommissie B.23. In de parlementaire voorbereiding wordt het bestreden artikel 19 als volgt becommentarieerd : « Dat artikel richt een Adviescommissie op voor de uitvoer van defensiegerelateerde producten.

Die Commissie brengt haar adviezen alleen uit aan de bevoegde minister, als dusdanig aangewezen bij het besluit tot installatie van de Regering.

De leden ervan oefenen hun functies binnen de Commissie op autonome wijze uit en er mogen hun geen instructies worden gegeven in het kader van de totstandkoming van de adviezen van de Commissie, met name door een hiërarchische overste; in het kader van de uitoefening van hun opdrachten binnen de Commissie zijn de ambtenaren die afkomstig zijn uit de diensten van de Regeringen ervan vrijgesteld te verwijzen naar en verslag uit te brengen aan hun hiërarchie over het uitgevoerde werk.

De Commissie, die de continuïteit van de openbare dienst op het niveau van Wallonië belichaamt, zal, in het kader van een versterkte onafhankelijkheid, de vereiste deskundigheid voor de analyse van de meest gevoelige dossiers aanbrengen.

De Commissie zal aan de bevoegde minister een advies meedelen na een grondige analyse van het dossier, zowel vanuit een geopolitieke, ethische als economische invalshoek, met name met inachtneming van de criteria van de Europese gedragscode, de Europese rechtspraak, het verslag van de verantwoordelijke van de dienst ' controle van de vergunningen, analyse van het buitenlands beleid, rechten van de mens ', van het verslag van de hoge vertegenwoordiger van de rechten van de mens te Genève en de bilaterale aangelegenheden en van alle andere informatie waarover zij beschikt » (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 614/1, pp. 5-6).

B.24. In verband met de bepaling van het voorontwerp die artikel 19 van het Waalse decreet van 21 juni 2012 is geworden, heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State opgemerkt : « Aangezien de raadpleging van die Commissie niet verplicht is en de adviezen ervan niet van dien aard zijn dat zij de overheid binden, moet de decreetgever zich niet mengen in de organisatie van de uitvoerende macht door een adviescommissie op te richten. Zoals die commissie is opgevat, staat het immers aan de Regering, indien zij dat opportuun acht, die op te richten.

Artikel 4 heeft dus geen bestaansreden en dient bijgevolg te worden weggelaten » (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 614/1, p. 21).

B.25.1. De oorspronkelijke tekst van artikel 24, § 2, van het voor advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State voorgelegde voorontwerp bepaalde : « De adviezen van de in hoofdstuk III bedoelde Commissie staan niet gelijk met administratieve handelingen in de zin en voor de toepassing van het decreet van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur en mogen bovendien niet worden meegedeeld aan een andere overheid dan de Regering. Die adviezen worden niet meegedeeld in geval van beroepen ingesteld tegen een beslissing van het Waalse Gewest betreffende de toekenning, de weigering, de opschorting of de intrekking van een uitvoervergunning, zowel in het kader van een beroep voor de Raad van State als voor een justitieel gerecht » (ibid., p. 40).

B.25.2. Ten aanzien van die ontworpen bepaling heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State opgemerkt : « Krachtens paragraaf 2 ervan worden de adviezen van de bij het voorontwerp opgerichte Commissie onttrokken aan het toepassingsgebied van het voormelde decreet van 30 maart 1995. De bezwaren geformuleerd in de eerste opmerking sub artikel 24 gelden mutatis mutandis : de beperking die aldus wordt ingevoerd ten aanzien van het fundamentele recht om de bestuursdocumenten te raadplegen, is niet noodzakelijk om tegemoet te komen aan de door de auteur van het ontwerp nagestreefde doelstellingen, zodat die beperking in strijd is met het evenredigheidsbeginsel; wanneer blijkt dat sommige adviezen van de Commissie gevoelig geachte informatie bevatten, zal het de gewestelijke overheid vrijstaan de raadpleging ervan te weigeren op basis van de bij het voormelde decreet van 30 maart 1995 bepaalde procedure » (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 614/1, p. 26).

Zij heeft eraan toegevoegd : « Paragraaf 2 bepaalt eveneens dat de adviezen van de bij het voorontwerp opgerichte Commissie niet worden meegedeeld in het dossier dat wordt voorgelegd aan de justitiële gerechten en aan de Raad van State wanneer voor die rechtscolleges een ' beroep ' wordt ingesteld met betrekking tot de toekenning, de weigering, de opschorting of de intrekking van een uitvoervergunning.

Daar het Waalse Gewest niet bevoegd is voor de organisatie van de procedures voor de justitiële gerechten en voor de Raad van State, komt het dat Gewest niet toe regels uit te vaardigen die raken aan de inhoud van de aan die rechtscolleges voorgelegde dossiers.

De afdeling wetgeving merkt overigens op dat, gevolg gevend aan de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie en van het Grondwettelijk Hof die hebben geoordeeld dat de partijen bij een jurisdictionele procedure, ondanks het beginsel van de tegenspraak en van de naleving van de rechten van verweer, de vertrouwelijkheid van sommige stukken van de aan de rechtscolleges voorgelegde dossiers moesten kunnen aanvoeren, het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 ' tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ', in artikel 87 ervan, vervangen bij het koninklijk besluit van 24 mei 2011 ' tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreffende de vertrouwelijke stukken ', bepaalt dat de partijen kunnen vragen dat sommige stukken van het dossier niet worden meegedeeld aan de andere partijen.

Tot besluit ontsnapt paragraaf 2 dus aan de bevoegdheden van het Waalse Gewest en heeft het geen bestaansreden » (ibid.).

De afdeling wetgeving van de Raad van State heeft besloten dat « artikel 24 in zijn geheel moet worden weggelaten, vermits de daarin vervatte regels niet zouden kunnen gelden zonder het juridisch kader te schenden waarin zij moeten worden opgenomen » (ibid., p. 27).

B.25.3. In het bestreden artikel 21, § 2, heeft de Waalse decreetgever gedeeltelijk rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State, door een deel van de ontworpen tekst te schrappen, maar het beginsel van de vertrouwelijkheid van de adviezen van de Adviescommissie, opgericht bij het bestreden artikel 19, te behouden, waarbij wordt gepreciseerd dat die adviezen « bovendien uitsluitend aan de Regering [mogen] worden meegedeeld ». Er is onderstreept dat het « essentieel was de vertrouwelijkheid van die adviezen op te leggen, hetgeen alleen bij decreet kan gebeuren » (C.R.I., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 19, p. 22, en C.R.I.C., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 148 (maandag 18 juni 2012), p. 7).

In de parlementaire voorbereiding wordt uitgelegd dat de adviezen « dus niet aan het Parlement mogen worden bezorgd » (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 614/1, p. 6), waarbij wordt gepreciseerd : « Een en ander doet vanzelfsprekend geenszins afbreuk aan de bevoegdheid van de gerechtelijke overheden in het kader van hun onderzoeksbevoegdheid en -opdracht zoals die zijn geregeld door het Wetboek van strafvordering of door het Strafwetboek. Die bepaling kan, enerzijds, worden verklaard door het feit dat de adviezen van de Commissie commerciële en vertrouwelijke informatie bevatten en, anderzijds, door het feit dat die verslagen gevoelige informatie en gevoelige overwegingen bevatten, met name op geopolitiek en diplomatiek vlak, waardoor het noodzakelijk is dat zij nooit mogen worden verspreid » (ibid.).

De jurisdictionele controle « [blijft] mogelijk [...] op basis van het administratief dossier, dat niet aan die controle is onttrokken, tenzij gebruik is gemaakt van de mogelijkheid die wordt geboden bij artikel 87 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State » (ibid., p. 7) : « Het is overigens door die mogelijkheid dat het voorontwerp is herzien door te schrappen dat de adviezen van de Adviescommissie over de vergunningen voor wapenuitvoer niet moesten worden meegedeeld in geval van beroepen tegen een beslissing van het Waalse Gewest met betrekking tot de toekenning, de weigering, de opschorting of de intrekking van een uitvoervergunning, zowel in het kader van een beroep voor de Raad van State als voor een justitieel gerecht » (ibid.).

B.26.1. Door de adviezen van de Adviescommissie te onttrekken aan de bij het Waalse decreet van 30 maart 1995 geregelde openbaarheid en door erin te voorzien dat die adviezen niet kunnen worden meegedeeld aan een andere overheid dan de Waalse Regering, beletten de artikelen 19 en 21, § 2, van het Waalse decreet van 21 juni 2012 iedere persoon of elke andere overheid dan de Waalse Regering kennis te nemen van die adviezen.

Hoewel die adviezen met betrekking tot de toekenning van vergunningen voor de uitvoer van wapens niet als dusdanig voor beroep vatbare bestuurshandelingen zijn, vormen zij niettemin handelingen ter voorbereiding van de aanneming van individuele beslissingen met betrekking tot de aanvragen voor vergunningen voor de uitvoer van wapens; die elementen vallen niet alleen in beginsel onder het recht op administratieve transparantie, maar kunnen bovendien informatie vormen die het de betrokkene mogelijk maakt om, met kennis van zaken, een beroep in te stellen tegen de bestuurshandelingen met individuele strekking die de beslissingen betreffende de aanvragen voor vergunningen voor de uitvoer van wapens zijn.

B.26.2. Overigens, in de veronderstelling dat die adviezen gevoelige informatie bevatten, toont de Waalse Regering niet aan dat de uitzonderingen en de procedure ingevoerd bij het Waalse decreet van 30 maart 1995 ontoereikend zouden zijn om de vertrouwelijkheid van dergelijke informatie te waarborgen wanneer die is opgenomen in de adviezen van de Adviescommissie over de vergunningen voor wapenuitvoer.

Immers, zoals aangegeven in B.17, voorziet artikel 6 van het Waalse decreet van 30 maart 1995 in verschillende uitzonderingen op het recht van toegang, met name rekening houdend met de internationale betrekkingen van het Gewest (5°) of een gewestelijk economisch of financieel belang (6°); de toepassing van die « uitzonderingsgronden » vereist een concrete beoordeling van de aanvraag, waarbij de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten waakt over de naleving van die uitzonderingen, onder het eventuele toezicht van de Raad van State; ten slotte mogen de met toepassing van het Waalse decreet van 30 maart 1995 verkregen bestuursdocumenten « niet verspreid noch gebruikt worden voor commerciële doeleinden », overeenkomstig artikel 10 van het Waalse decreet van 30 maart 1995, zodat iedere persoon die dat verbod schendt, hiervoor verantwoordelijk zou kunnen worden gesteld.

Het nagestreefde doel inzake veiligheid kon dus worden bereikt door gebruik te maken van de bij het Waalse decreet van 30 maart 1995 geregelde procedure.

Daarenboven dient bij het onderzoek van de in artikel 6 van het Waalse decreet van 30 maart 1995 bedoelde uitzonderingen rekening te worden gehouden met de vertrouwelijkheid waarin is voorzien in de bepalingen van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.

B.26.3. De Waalse Regering voert eveneens aan dat adviezen van de Adviescommissie steunen op informatie die is geclassificeerd in de zin van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.

De classificatie betreft de informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen, in welke vorm ook, waarvan de niet-geëigende aanwending schade kan toebrengen aan een van de belangen opgesomd in artikel 3 van de voormelde wet van 11 december 1998. Het niveau van classificatie - zeer geheim, geheim of vertrouwelijk (artikel 4) - wordt bepaald volgens de inhoud (artikel 5). Wanneer sommige adviezen van de Adviescommissie steunen op geclassificeerde documenten, kan het zijn verantwoord dat de toegang tot die documenten geval per geval wordt geweigerd volgens de procedure die is geregeld bij het Waalse decreet van 30 maart 1995 en is onderworpen aan het toezicht van de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten.

B.26.4. Door een algemene en absolute uitzondering op het recht op administratieve transparantie voor alle adviezen van de Adviescommissie in te voeren en te voorzien in de absolute vertrouwelijkheid ervan, zonder te kunnen worden meegedeeld aan een andere overheid dan de Waalse Regering, heeft de decreetgever een maatregel genomen die niet evenredig is met het nagestreefde doel.

B.26.5. Bovendien beperkt die maatregel eveneens de mogelijkheden van jurisdictioneel beroep tegen de individuele beslissingen met betrekking tot vergunningen voor de uitvoer van wapens.

Zelfs in de veronderstelling dat de wijziging van de tekst van het voorontwerp toestaat dat de adviezen worden meegedeeld in het administratief dossier in geval van een beroep voor de Raad van State of voor een justitieel gerecht wijzigt die omstandigheid die conclusie niet, aangezien die mededeling na het beroep het niet mogelijk maakt om, met kennis van zaken, aangepaste beroepen in te stellen tegen de individuele beslissingen met betrekking tot de vergunningen voor de uitvoer van wapens.

B.27. In die mate zijn de middelen gegrond.

Bijgevolg dienen in artikel 19, § 1, eerste lid, van het Waalse decreet van 21 juni 2012, de woorden « , uitsluitend ter attentie van de Regering, » en « en vertrouwelijke », en artikel 21, § 2, van hetzelfde decreet te worden vernietigd.

Om die redenen, het Hof - vernietigt, in artikel 19 van het decreet van het Waalse Gewest van 21 juni 2012 betreffende de invoer, uitvoer, doorvoer en overdracht van civiele wapens en van defensiegerelateerde producten, de woorden « , uitsluitend ter attentie van de Regering, » en « en vertrouwelijke »; - vernietigt artikel 21 van hetzelfde decreet.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 19 december 2013.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^