Etaamb.openjustice.be
Arrest van 01 april 2010
gepubliceerd op 08 juli 2010

Besluit 2009/758 betreffende de subsidiëring van erkende centra voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2010031308
pub.
08/07/2010
prom.
01/04/2010
ELI
eli/besluit/2010/04/01/2010031308/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 APRIL 2010. - Besluit 2009/758 betreffende de subsidiëring van erkende centra voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het samenwerkingsakkoord dat gesloten werd op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, betreffende de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en betreffende de voogdij van het Instituut voor de voortgezette Opleiding voor de middenstand en de K.M.O.'s, goedgekeurd door het decreet van 18 december 1995, onder meer artikels 5, 8 en 20bis, vervangen of toegevoegd bij aanhangsel van 4 juni 2003 dat goedgekeurd werd door het decreet van 17 juli 2003;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 mei 2006 betreffende de subsidiëring van de erkende centra voor permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën verleend op 16 december 2009;

Gelet op het akkoord van het Lid van het College dat belast is met de Begroting, gegeven op 14 januari 2010;

Gelet op het advies 47.800/2 van de Raad van State, gegeven op 24 februari 2010, overeenkomstig artikel 84, § 1, lid 1, lid 1, 1° van de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van het Lid van het College dat bevoegd is voor de beroepsopleiding van de middenstand;

Na beraad, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een kwestie bedoeld in artikel 127 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met beroepsopleiding en Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand;2° Commissie : de Franse Gemeenschapscommissie; 3° Dienst : de dienst met afzonderlijk beheer « Dienst Vorming K.M.O.'s »; opgericht door het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 2003; 4° Centrum : elk centrum voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen erkend door de Franse Gemeenschapscommissie; 5° samenwerkingsakkoord : samenwerkingsakkoord dat op 20 februari 1995 afgesloten werd door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, betreffende de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en betreffende de voogdij van het Instituut voor de voortgezette Opleiding voor de Middenstand en de K.M.O.'s, gewijzigd bij aanhangsel van 4 juni 2003; 6° vormingswerkers : de vormingswerkers, zoals bedoeld in het reglement van 16 december 1999 dat van toepassing is op de vormingswerkers van de permanente vorming, die voor onbepaalde tijd aangeworven zijn door het Centrum;7° educatieve medewerkers : de educatieve medewerkers, zoals bedoeld in het reglement van 20 december 2001, betreffende de educatieve medewerkers die voor onbepaalde tijd door het Centrum aangeworven zijn;8° lesgevers : de sprekers of elke andere persoon, zelfstandig of loontrekker, die prestaties verricht in het kader van de erkende cursussen, die niet voor onbepaalde tijd aangeworven zijn door het Centrum;9° niet-pedagogisch personeel : personen die aangeworven zijn door het Centrum via een arbeidsovereenkomst dat anders is dan dat voor de opleiders, educatieve medewerkers of lesgevers;10° leertijd : de leertijd zoals bepaald in artikel 2 van het samenwerkingsakkoord;11° ondernemersopleiding : de ondernemersopleiding zoals bepaald in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord;12° voortgezette opleiding : de voortgezette opleiding zoals bepaald in artikel 9 van het samenwerkingsakkoord;13° basisopleiding : de basisopleiding heeft betrekking op de leertijd en de ondernemersopleiding.14° pedagogische volmaking : de pedagogische volmaking zoals gedefinieerd in artikel 14 van het samenwerkingsakkoord. HOOFDSTUK II. - Subsidiëring Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 3.Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt er een jaarlijkse toelage voor de periode van 1 januari tot 31 december aan het Centrum toegekend voor de uitoefening van de in artikel 22 van het samenwerkingsakkoord bepaalde opdrachten met uitzondering van de voorgezette opleiding en de pedagogische volmaking.

De Minister beslist jaarlijks over het bedrag van de aan het Centrum toegekende subsidie.

Art. 4.De jaarlijkse subsidie bedoeld in artikel 3 dekt : 1° de personeelskosten (artikelen 5 en 6);2° de werkingskosten (artikelen 7 en 8);3° de kosten voor de uitrusting (investeringsgoederen) (artikelen 9 tot 12);4° de infrastructuurkosten (artikelen 13 en 14);5° de bijzondere kosten (artikel 15). Afdeling II. - Personeelskosten

Art. 5.De personeelskosten bedoeld in artikel 4,1° omvatten : 1° de bezoldigingen van de vormingswerkers en de educatieve medewerkers, evenals de bezoldigingen van de lesgevers die door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn aan het Centrum.2° de bezoldigingen van het niet-pedagogisch personeel, maaltijdcheques inbegrepen;3° de werkgeversbijdragen behorende bij de bezoldigingen bedoeld in 1° en 2° en de uitbetaling van het vakantiegeld en, indien dit het geval is, de eindejaarspremie;4° de premies van wetsverzekeringen behorende bij de bezoldigingen bedoeld in 1° en 2°;5° de verplaatsingskosten van het personeel dat in het kader van de vorming op missie is, mits voorlegging van bewijsstukken (de terugbetaling van deze kosten zal beperkt worden tot de bedragen die in het besluit van 7 februari 2002 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende reglementering inzake parkoerskosten van kracht zijn voor de verplaatsingskosten van ambtenaren, stagiairs en contractuelen).

Art. 6.De bezoldigingen bedoeld in artikel 5, 1° en 2° worden gesubsidieerd volgens de salarisschalen bepaald in bijlage II tot VII van dit besluit. Afdeling III. - De werkingkosten

Art. 7.De werkingkosten bedoeld in artikel 4,2° omvatten : 1° de kosten voor de organisatie en de werking van de in artikel 2, 13° van het samenwerkingsakkoord bedoelde vormingsactiviteiten.Deze kosten staan vermeld in bijlage I van dit besluit; 2° de honoraria van de lesgevers die niet aan het Centrum gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst (zelfstandigen), berekend volgens de in bijlage V van dit besluit bepaalde salarisschalen;3° de uitbetaling van presentiegelden : a) van de lesgevers die in het kader van de vorming op missie zijn;b) van de leden van de examencommissies die in het kader van de vorming georganiseerd worden, met uitzondering van de commissieleden die aangeworven zijn onder arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;4° de uitbetaling van verplaatsingskosten (met het openbaar vervoer) van de leerlingen die buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen en die tijdens de leertijd regelmatig cursussen beroepskennis volgen. De tussenkomst gebeurt mits voorlegging van bewijsstukken en wordt beperkt tot het deel van de kosten dat het bedrag van 5,00 euro overschrijdt voor een heen- en terugreis.

Art. 8.De presentiegelden bedoeld in artikel 7, 3° omvatten de sessies die minstens 2,5 u. duren.

Het presentiegeld bedraagt 24,17 euro. Als er dezelfde dag een tweede vergadering wordt gehouden, wordt het bedrag van het presentiegeld voor de tweede vergadering teruggebracht tot 16,36 euro. Als een vergadering langer dan 5 uur duurt, bedraagt het presentiegeld 40,53 euro. Afdeling IV. - De kosten voor de uitrusting (investeringsgoederen)

Art. 9.De kosten voor de uitrusting omvatten de kosten voor het aankopen of huren van kantoormeubilair en -materiaal en schoolmeubilair en -materiaal, didactisch materiaal en de uitrusting voor werkplaatsen en laboratoria en die meer dan 250 euro excl. btw bedragen.

Art. 10.Elk jaar stelt het Centrum een voorlopig aankoopplan voor de uitrusting op door de prioriteiten aan te duiden en een prijsindicatie te geven. Deze dient het Centrum tegelijkertijd met de ontwerpbegroting in bij het Begeleidingscomité bedoeld in artikel 23 van dit besluit.

Dit plan dient vergezeld te zijn van het advies van de pedagogische raadgevers van de Dienst voor de punten die hen aanbelangen.

Art. 11.Het aangekochte meubilair en materiaal is eigendom van het Centrum.

Het Centrum is verplicht de investeringsgoederen te bewaren gedurende de hele periode van de afschrijving.

De investeringsgoederen zijn ingeschreven in een inventaris voor zolang ze deel uitmaken van het vermogen van het Centrum.

De inventaris van het vermogen wordt up-to-date gehouden door het Centrum en er wordt een kopie overgemaakt aan de Dienst evenals de bewijsstukken bedoeld in artikel 18.

De Dienst volgt de evolutie op van de inventaris van het vermogen van het Centrum van één subsidiëringsperiode naar een andere en controleert of de gesubsidieerde investeringsgoederen er ook werkelijk in voorkomen.

Het meubilair en het materiaal die door de Dienst worden gesubsidieerd moeten het voorwerp zijn van een duidelijke omschrijving in het inventaris van het vermogen van het Centrum. Ze mogen vervreemd worden na toelating van de Minister.

De opbrengst van de verkoop van dit meubilair en materiaal moet bestemd zijn voor de in artikel 9 bedoelde kosten voor de uitrusting. Afdeling V. - Infrastructuurkosten

Art. 12.De infrastructuurkosten omvatten : 1° de kosten voor het huren, aankopen, bouwen, uitbreiden, verbouwen of inrichten van de gebouwen waarin de activiteiten van de vorming georganiseerd worden. Indien de gebouwen waarin de activiteiten van de vorming georganiseerd worden, gehuurd worden, hangt de toekenning van de toelage voor infrastructuurkosten af van de voorlegging van een huurovereenkomst waarvan de bepalingen door de Minister goedgekeurd moeten zijn.

Indien het gaat om het aankopen, bouwen, uitbreiden, verbouwen of inrichten van gebouwen waarin de activiteiten van de vorming georganiseerd worden, moet de toelage voor infrastructuurkosten het Centrum toelaten de lasten te dragen van een lening waarvan het bedrag en de voorwaarden door de Minister bepaald of aanvaard zijn. 2° zware herstellingswerken voor een minimumwaarde van 12.500,00 euro excl. btw, evenals herstellingen met betrekking tot de ruwbouw of werken om de gebouwen in overeenstemming te brengen met de milieu- en veiligheidsvoorschriften, mits voorafgaand akkoord van de Minister.

Art. 13.De Dienst ziet toe op het goede verloop van de werkzaamheden waarvoor een toelage wordt toegekend bij de voorlopige en de definitieve oplevering van de genoemde werkzaamheden. Afdeling VI. - Bijzondere kosten

Art. 14.Mits toelating van de Minister kunnen bijzondere kosten die verband houden met kosten die voor de vorming gemaakt worden door de jaarlijkse toelage gedekt worden.

De bijzondere kosten bedoeld in lid 1 omvatten : 1° het verffenen van de schulden tegenover de leveranciers voor de uitgaven gedaan door het Centrum en niet gedekt door de in artikel 3 bedoelde toelage;2° het vereffenen van de schulden tegenover de bedrijfsvoorheffing en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de uitgaven ontstaan uit bijdragen berekend op basis van de bezoldiging toegekend door het Centrum aan het personeel bedoeld in artikel 5, 2° die niet heeft kunnen genieten van de toelage bedoeld in artikel 3;3° De kortetermijnkredieten die toegekend worden aan het Centrum opdat het kan beschikken over een noodzakelijk bedrijfskapitaal zodat het zijn verplichtingen op korte termijn kan nakomen, onder meer ten opzichte van de bedrijfsvoorheffing en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.De Minister legt vast of keurt goed zowel het bedrag als de toekenningsvoorwaarden van deze kredieten. HOOFDSTUK III. - Vaststelling, vereffening en controle van de toelage

Art. 15.Het Centrum dient een boekhouding bij te houden waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten die door de toelage gedekt worden en de kosten die door de eigen inkomsten van het Centrum gedekt worden.

De originele factuur van de met de toelage verworven goederen en waarvan de aankoopwaarde de 500 euro overstijgt, zal de vermelding krijgen « COCOF » en zal geparafeerd worden door de verantwoordelijke voor de rekeningen van de vereniging. Wanneer een bewijsstuk door verschillende subsidiërende machten gesubsidieerd wordt, zal de bijdrage van elke macht goed aangeduid moeten worden op het origineel document door gebruik te maken van een verdeling stempel en vervangt die de vermelding « COCOF ».

Art. 16.De begroting van het Centrum bestaat uit een bedrijfsplan, een investeringsplan en een tresaurieplan.

Het Centrum moet zijn begroting opstellen door een onderscheid te maken tussen de uitgaven die gedekt worden door de in artikel 3 van dit besluit bedoelde subsidiëring en de uitgaven die gedekt worden door het eigen inkomsten van het Centrum of een ander Centrum. Deze opdeling moet zelf opgedeeld worden rekening houdend met het soort kosten zoals bepaald in artikel 4 van dit besluit.

De ontwerpbegroting wordt jaarlijks ingediend bij de Dienst. Ze dient vergezeld te zijn van een tabel met de voorziene toegestane uitgaven per soort kosten.

Art. 17.De vereffening van het geordonnanceerde bedrag gebeurt via driemaandelijkse schijven en op grond van de volgende modaliteiten : 1° gemeenschappelijke bepalingen voor alle kosten onder artikel 4 van dit besluit : - een eerste schijf van 30 % die uiterlijk op 25 februari wordt gestort; - een tweede schijf van 30 % die uiterlijk op 25 april wordt gestort; - een derde schijf van 30 % die uiterlijk op 25 augustus wordt gestort. 2° Bepaling betreffende de personeelskosten en de infrastructuurkosten opgenomen in artikel 4 : een vierde schijf van 10 % die uiterlijk op 20 december wordt gestort;3° bepaling betreffende de werkingkosten, de kosten voor de uitrusting en de bijzondere kosten bedoeld in artikel 4 : Het restbedrag wordt, na verificatie van de bewijsstukken door de Dienst, uiterlijk op 30 oktober van het volgende jaar gestort.

Art. 18.De bewijsstukken betreffende alle kosten bedoeld in artikel 4 moeten ten laatste op 30 juni van het volgende jaar door het Centrum worden overgemaakt, vergezeld van een samenvattende tabel van alle toegestane uitgaven. Deze tabel moet rekening houden met de soort kosten zoals bedoeld in artikel 4. Een voorbeeld van deze samenvattende tabel is toegevoegd in bijlage VIII van dit besluit.

De lijst met bewijsstukken die in aanmerking komen naargelang de aard van de uitgaven, is opgenomen in bijlage IX van dit besluit.

Het criterium dat gehanteerd wordt om te oordelen of de in artikel 3 bedoelde periode gerespecteerd wordt is de facturatiedatum van de levering van het goed of de dienstverrichting.

Art. 19.De contrôle van het Centrum door de Dienst, gebeurt als volgt : 1° De volgende controles worden uitgevoerd door de bewijsstukken een per een te overlopen : a) controle van de conformiteit van de uitgave ten opzichte van de dekking gepreciseerd in dit besluit;b) vanaf de lijst met in aanmerking komende bewijsstukken in bijlage IX, nagaan of het bewijsstuk wel degelijk in aanmerking komt;c) controle van de conformiteit tussen de datum van de uitgave en de periode gedekt door de in artikel 18 § 3 bedoelde subsidie;d) controle van de overeenkomst tussen het bedrag van het bewijsstuk en dat aangeduid in de samenvattende tabel van de bewijsstukken opgenomen in bijlage VIII;e) controleren of de regel van goede praktijk inzake aankoop onder artikel 21 gerespecteerd wordt;f) controle van de aanwezigheid van de vermelding « COCOF » en een handtekening op de facturen die 500 euro overschrijden, overeenkomstig het in artikel 15, § 2 bepaalde;2° andere controles : a) controle van de investeringstabellen;b) controleren van de aanwezigheid van een verklaring op het erewoord (bijlage X van dit besluit);c) erop toezien dat het Centrum een bepaalde boekhoudkundige structuur volgt overeenkomstig de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten betreffende VZW's, internationale VZW's en stichtingen, en overeenkomstig besluiten ontstaan tengevolge van deze wet.

Art. 20.Elke niet gerechtvaardigde uitgave of uitgave waarvan de verantwoording niet aanvaardbaar is, wordt afgetrokken van het restbedrag.

Indien de gerechtvaardigde uitgaven het bedrag van de toegekende subsidie niet dekken, zal het saldo beperkt worden tot het werkelijk gerechtvaardigde bedrag. Indien de bedragen in de hoedanigheid van geïnvesteerd kapitaal hoger liggen dan het werkelijk gerechtvaardigde bedrag, zal het teveel afgetrokken worden van een van de subsidieschijven waarover het Centrum tijdens het volgende boekjaar zal mogen beschikken. HOOFDSTUK IV. - De regel van goede praktijk inzake aankoop

Art. 21.Bij de aankoop van goederen en diensten is het Centrum verplicht de beste prijs-kwaliteitverhouding te zoeken.

De goederen die door de subsidie zijn aangekocht en waarvan de aankoopwaarde 5.500 euro overstijgt, zullen gerechtvaardigd worden door de betaalde aankoopfactuur aan dewelke het bestek van drie leveranciers voor dezelfde opdracht worden toegevoegd. Indien de leverancier met de beste prijs niet wordt gekozen, wordt de motivatie van de beslissing eveneens aan de factuur toegevoegd.

De grotere uitgaven zijn onderworpen aan de officiële procedure voor de toekenning van opdrachten krachtens de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten van werken, leveringen en diensten. HOOFDSTUK V. - Het begeleidingscomité

Art. 22.§ 1. Er wordt een begeleidingscomité opgericht.

Het bestaat uit : - voor de Dienst : ? een ambtenaar verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer van de Dienst; ? een ambtenaar, financieel adviseur binnen de Dienst, bevoegd voor de controle van de in artikel 3 bedoelde jaarlijkse subsidie; ? een ambtenaar bevoegd voor de pedagogische coördinatie en voogdij van de Dienst; - voor het Centrum : drie vertegenwoordigers benoemd door de raad van bestuur; - een vertegenwoordiger van het Lid van het College bevoegd voor de beroepsopleiding en de permanente vorming ten behoeve van de Middenstand; - een vertegenwoordiger van het Lid van het College bevoegd voor de begroting; - Indien nodig kunnen er externe zelfstandige experten - dienst of Centrum - uitgenodigd worden. § 2. Het begeleidingscomité heeft als doel : - Samen met het Centrum de inhoud en de presentatie van een genormaliseerd boekhoudkundig plan te bepalen - liefst voor 31 mei en ten laatste op 30 juni, de elementen te analyseren van de ontwerpbegroting van het Centrum die gedekt worden door de subsidie voor het volgend boekjaar; - alle details aan het Centrum te communiceren die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit; - de opvolging van de uitvoeringen van de door de subsidie gedekte elementen van de begroting van het Centrum te verzekeren tijdens het boekjaar. - Elke andere vraag die de werking van het Centrum betreft en die mogelijk een impact heeft op de financiering ervan te analyseren § 3. Het begeleidingscomité wordt voorgezeten door de leidend ambtenaar van de administratie. Het komt minstens een keer per trimester samen. De bijkomende vergaderingen zullen georganiseerd mogen worden op vraag van de Dienst of het Centrum. HOOFDSTUK VI. - Kosten voor de samenstelling van de dossiers

Art. 23.De kosten voor de samenstelling van de dossiers, vastgelegd op 128 euro, voor het afsluiten van een stageovereenkomst zijn ten laste van een bedrijfsleider. Ze worden betaald door de bedrijfsleider van de Dienst. De bedragen die de Dienst werkelijk int, worden voor 66 % aan het Centrum weer afgestaan. Deze inkomsten verbonden met de dossierkosten moeten door het Centrum gebruikt worden voor de in artikel 7 van dit besluit bedoelde werkingkosten.

Er worden geen dossierkosten aangerekend in de volgende gevallen : - als er een nieuw contract wordt afgesloten nadat het oorspronkelijke contract tijdens de proeftijd werd verbroken, voor zover dat het nieuwe contract binnen de zes maanden na het verbreken van het oude contract getekend wordt; - als de rechtsvorm, de handelsnaam of het adres wijzigt; - als er tijdens de looptijd van het contract sprake is van een wijziging van beroep binnen dezelfde onderneming; - als er een verandering van dossierbeheerder plaatsvindt. HOOFDSTUK VII. - Slot-, overgangs- en opheffingsbepalingen

Art. 24.De winsten die het Centrum maakt, onder meer door de organisatie van de voortgezette opleiding, moeten prioritair worden bestemd voor de kosten die voortkomen uit de basisopleiding en, bij de indiening van de bewijsstukken, het voorwerp zijn van een jaarlijkse toelichting aan de Dienst die bevoegd is om deze aan het College over te maken.

Art. 25.Besluit 2006/5 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 mei 2006 betreffende de subsidiëring van erkende centra voor permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven op 1 januari 2010, met uitzondering van de vermeldingen van artikel 23 betreffende de kosten voor de samenstelling van de dossiers onstaan uit het afsluiten van een leerovereenkomst

Art. 26.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010.

Art. 27.Het Lid van het College dat bevoegd is voor de Beroepsopleiding ten behoeve van de Middenstand wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 april 2010.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

BIJLAGEN Bijlage 1. - Toegestane uitgaven ter verantwoording van de werkingskosten die gedekt worden door de jaarlijkse toelage toegekend aan de erkende centra voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen 1. De kosten voor de bevoorrading van grondstoffen en benodigdheden die rechtstreeks verband houden met de basisopleiding, inclusief de kosten verbonden aan het consortium voor de validering van de competenties.2. de kosten van de lokalen en het materiaal : - water, verwarming, elektriciteit; - onderhoud van de lokalen (kuisfirma, producten en kleine onderhoudsmaterialen, huur van containers, kosten voor de bewaking en toezicht,...); - onderhoud en herstel van de kosten voor de uitrusting zoals bedoeld in artikel 10 van dit besluit; - huur (renting) van goederen bedoeld in artikel 9 van dit besluit; - Verzekeringen betreffende de gebouwen en hun inhoud. 3. De publiciteits- en promotiekosten - realisatiekosten; - drukkosten; - distributiekosten; - Recepties, public relations (het gaat om kosten betreffende de deelname aan salons, beurzen en tentoonstellingen en betreffende de organisatie van opendeurdagen). 4. Administratieve kosten : - Klein materiaal, - benodigdheden, documentatie; - telefoon, fax, internet; - posterijen, - fotokopies, - kosten voor het beheer van het sociaal secretariaat. 5. Bezoldigingen aan derden, onderaanbesteding, honoraria, losse medewerkers : - erelonen van boekhouders, advocaten,...; - honoraria van de zelfstandige lesgevers bedoeld in artikel 7, 2° van dit besluit; - presentiegeld van de lesgevers en de leden van de examencommissies bedoeld in artikel 7, 3° van dit besluit; - verplaatsingskosten van de leerlingen bedoeld in artikel 7, 4° van dit besluit - losse medewerkers (interim-personeel en personen die ter beschikking staan van het Centrum). 6. Belastingen en taksen Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

Bijlage II. - Salarisschalen voor hoofdvormingswerkers De hoofdvormingswerkers zijn deze die bedoeld worden in het reglement van 29 juni 2000 dat van toepassing is op de hoofdvormingswerkers van het IFPME-netwerk en op 1 september 2000 van kracht is geworden

Anciënniteit

Jaarsalaris op 01/01/2009

Maandsalaris op 01/01/2009

0

29.547,32

2.462,28

1

30.367,26

2.530,60

2

31.187,18

2.598,93

3

32.007,08

2.667,26

5

33.351,86

2.779,32

7

34.696,62

2.891,39

9

36.041,43

3.003,45

11

37.386,19

3.115,52

13

38.730,93

3.227,58

15

40.075,69

3.339,64

17

41.420,47

3.451,71

19

42.678,87

3.556,57

21

44.109,97

3.675,83

23

45.454,75

3.787,90

25

46.799,51

3.899,96

27

48.144,29

4.012,02


Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de regels toepasbaar op de bezoldigingen van het openbaar ambt.

Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

Bijlage III. - Salarisschalen voor de vormingswerkers « algemene kennis » De vormingswerkers « algemene kennis » zijn deze die bedoeld worden in het reglement van 16 december 1999 dat van toepassing is op de vormingswerkers van de permanente vorming en op 1 januari 2000 van kracht is geworden

Anciënniteit

Salarisschaal op 01/01/2009

0

2.328,06

1

2.361,55

2

2.395,07

3

2.428,45

5

2.483,50

7

2.539,47

9

2.595,53

11

2.651,52

13

2.763,60

15

2.875,65

17

2.987,70

19

3.093,52

21

3.211,83

23

3.323,91

25

3.435,96

27

3.548,03


Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de regels toepasbaar op de bezoldigingen van het openbaar ambt.

Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

Bijlage IV. - Salarisschalen voor de educatieve medewerkers De educatieve medewerkers zijn deze die bedoeld worden in het reglement betreffende de educatieve medewerkers van 20 december 2001

Anciënniteit

Jaarsalaris op 01/01/2009

Maandsalaris au 01/01/2009

0

24.054,68

2.004,56

1

24.858,66

2.071,55

2

25.662,63

2.138,55

3

26.466,57

2.205,55

5

27.785,27

2.315,44

7

29.128,48

2.427,37

9

30.473,79

2.539,48

11

31.817,91

2.651,49

13

33.162,65

2.763,55

15

34.507,38

2.875,61

17

35.852,09

2.987,67

19

37.121,71

3.093,48

21

38.541,56

3.211,80

23

39.886,28

3.323,86

25

41.231,00

3.435,92

27

42.575,74

3.547,98


Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de regels toepasbaar op de bezoldigingen van het openbaar Ambt.

Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

Bijlage V. - Salarisschalen voor de lesgevers De bruto-uurkosten van de lesgevers zijn de volgende : 1. leertijd : 24,43 euro 2.ondernemersopleiding : 28,90 euro Als de lesgevers zelfstandigen zijn, worden de salarisschalen met 50 % verhoogd.

Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de regels toepasbaar op de bezoldigingen van het Openbaar ambt.

Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

Bijlage VI. - Gelijkwaardigheidsschema voor de berekening van de toelage van de kosten voor niet-pedagogisch personeel

Post COCOF

Gelijkwaardigheid post EFP

Schaal

Bestuursdirecteur

Directeur adjunct Directeur

15/1

Attaché

Poolverantwoordelijke IT-verantwoordelijke

10/1

Administratieve assistent

Directieassistent Aankoopverantwoordelijke Verantwoordelijke voor de Interne Dienst voor preventie en bescherming Verantwoordelijke voor de Dienst Kwaliteit Verantwoordelijke voor het Onthaal Verantwoordelijke voor het Onderhoud Raadgever Educatie Raadgever Oriëntatie/tewerkstelling werknemer in de Communicatie Werknemer voor het beheer van de vormingswerkers Boekhouder

26/1

Assistant administratif

Beheerder (in een pool) Assistent (IT, Beheer vormingswerkers, Financiën, Communicatie, Interne dienst voor preventie en bescherming, Dienst Kwaliteit)

20/1

Administratieve medewerker

Onthaalbeambte Onderhoudsbeambte

30/1


Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

Bijlage VII. - Salarisschalen voor het niet-pedagogisch personeel

Schaal/ Geldelijke anciënniteit

15/1

10/1

26/1

20/1

30/1

0

59.943,14

32.193,91

24.047,69

20.783,58

19.446,81

1

59.943,14

33.147,87

24.511,42

21.180,78

19.654,97

2

61.990,38

34.101,84

24.975,16

21.577,97

19.863,12

3

61.990,38

35.739,88

26.666,48

22.482,42

21.359,57

4

64.037,62

35.739,88

26.666,48

22.482,42

21.755,39

5

64.037,62

37.661,83

27.461,51

23.002,07

21.755,39

6

66.084,87

37.661,83

27.461,51

23.002,07

22.151,20

7

66.084,87

39.129,05

28.256,54

23.521,72

22.151,20

8

68.132,11

39.129,05

28.256,54

23.521,72

22.547,02

9

68.132,11

40.596,27

29.051,57

24.449,16

22.547,02

10

70.179,35

40.596,27

29.846,60

24.449,16

22.942,83

11

70.179,35

42.154,75

30.376,74

24.912,87

22.942,83

12

72.226,60

42.154,75

30.376,74

25.906,71

23.754,09

13

72.226,60

43.621,97

31.171,77

26.834,15

23.993,72

14

74.273,84

43.621,97

31.171,77

26.834,15

24.472,94

15

74.273,84

45.089,19

31.966,81

27.761,59

24.472,94

16

76.321,08

45.089,19

31.966,81

27.761,59

24.952,15

17

76.321,08

46.556,41

32.761,84

28.689,03

24.952,15

18

78.368,33

46.556,41

32.761,84

28.689,03

25.431,37

19

78.368,33

48.023,63

33.556,87

29.616,47

25.431,37

20

80.415,57

48.023,63

33.556,87

29.616,47

25.910,59

21

80.415,57

49.490,86

34.351,90

30.543,91

25.910,59

22

82.462,81

49.490,86

34.351,90

30.543,91

26.389,81

23

50.958,08

35.146,93

31.471,35

26.389,81

24

35.146,93

31.471,35

26.869,02

25

35.941,96

32.398,79

26.869,02

26

35.941,96

32.398,79

27.348,24

27

37.532,02

33.790,06

27.348,24

28

27.827,46


Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om bij het besluit 2009/758 van 1 april 2010 betreffende de subsidiëring van erkende centra voor permanente vorming ten behoeve van de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

Bijlage IX. - Lijst van de in aanmerking komende bewijsstukken Lijst van de in aanmerking komende bewijsstukken Het zijn kopies van de bewijsstukken die ingediend worden bij de Franse Gemeenschapscommissie. De orginelen worden steeds bewaard bij de vereniging.

In aanmerking komende kosten

In aanmerking komende bewijzen

Aanvullingen

Huur


Permanente huur

Ontvangst- of ander bewijs van betaling

Betaalbewijzen en huurcontract

Punctuele huur

Factuur-overeenkomst

betaalbewijzen

Lasten (gas, elektriciteit,...)

Factuur


Verzekeringen

betalingsbericht

betaalbewijzen

Onderhoud

Factuur


Publicaties ter promotie


Realisatiekosten

facturen

Betaalbewijzen en contract indien bestaande

Drukkosten

facturen

Betaalbewijzen en contract indien bestaande

Distributiekosten

facturen

Betaalbewijzen en contract indien bestaande

Receptie en public relations

facturen

Betaalbewijzen en contract indien bestaande

Administratieve kosten


Klein materiaal

factuur, ticketten (de omschrijving vermelden)


Specifiek materiaal

Factuur


Documentatiemiddelen

factuur, ticketten (de omschrijving vermelden)


Telefoon, fax

Factuur


Posterijen

Ontvangstbewijs


Fotokopies

factuur, ticketten (de omschrijving vermelden)


Beheerskosten

Factuur

betaalbewijzen

Verzekeringen

betalingsbericht

betaalbewijzen

Verplaatsingskosten


Huur

facturen


Brandstof

facturen, ticketten (de omschrijving vermelden)


verzekering, taksen

betalingsbericht, aanslagbiljet

betaalbewijzen

Openbaar vervoer

ticketten (de omschrijving vermelden)


privé-vervoer(persoonlijk voertuig)

tabel met km-forfait

betaalbewijzen

Onderaanneming, honoraria enz.


honoraria (advocaten, boekhouders, et.c)

Rekening of facturen

betaalbewijzen + 325.50 + overeenkomst

Losse medewerkers

Rekening of facturen

betaalbewijzen + 325.50 + overeenkomst

Personeelskosten


1 met sociaal secretariaat


Bezoldiging

Individuele rekeningen, strookjes


Wettelijke verzekering

betalingsbericht


Extralegale verzekering

betalingsbericht


2 zonder sociaal secretariaat


Bezoldiging

strookjes

betaalbewijzen

Wettelijke verzekering betalingsbericht

betalingsbericht

betaalbewijzen

Extralegale verzekering

betalingsbericht

betaalbewijzen

Afschrijving en investering


afschrijvingen op gesubsidieerde actieven

investeringstabel + factuur

betaalbewijzen

Gesubsidieerde investeringen

investeringstabel + factuur

betaalbewijzen

Belastingen en taksen


Taksen


registratierechten

aanslagbiljet


Niet aftrekbare btw


belastingen

aanslagbiljet


Financiêle lasten


Financiële lasten voor lening aangegaan in afwachting van de subsidie

rekeninguittreksel

contract


Opmerking : een betalingsbewijs is een rekeninguittreksel, een ontvangstbewijs, een voldane factuur.

Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College. belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College

Bijlage X. - Attest op erewoord Toe te voegen aan de verantwoordingsstukken ATTEST Overeenkomstig het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie - Ik ondergetekende : . . . . .

Verantwoordelijk voor : . . . . . verklaar op erewoord dat : 1. De vermelding « met steun van de Franse Gemeenschapscommissie » op alle documenten staat betreffende de activiteit gesubsidieerd door de COCOF.2. De gerechtvaardigde kosten niet gedekt worden door een toelage toegekend door een andere overheidsinstelling;3. De bewijsstukken overeenkomen met de gesubsidieerde activiteit.4. Elke handeling van inbeslagneming, vervreemding of verpanding onmiddellijk door de ondergetekende gemeld wordt aan de Administratie, en dit per aangetekende brief gericht tot de Algemene Directie van de Franse Gemeenschapscommissie, Paleizenstraat 42, te 1030 Brussel. Ik ben ervan op de hoogte dat : Indien blijkt dat er foutieve informatie werd meegedeeld of dat de voorwaarden in de vorige artikelen niet werden gerespecteerd, het College het totaalbedrag of een deel van de toegekende toelage zal mogen terugkrijgen van de begunstigde vereniging of de begunstigde zal mogen uitsluiten van een volgende toelage.

Brussel,... Gelezen en goedgekeurd, Handtekening Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College.

Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

^