Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 29 januari 2007

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 7 december 2006 in zake Colette Baeyens en anderen tegen de NV « Fortis Insurance Belgium », waarvan de expeditie ter griffie van 1. « Schendt het artikel 8, § 1, tweede lid, eerste zin, Arbeidsongevallenwet van 10 april 197(...)

bron
arbitragehof
numac
2007200278
pub.
29/01/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 7 december 2006 in zake Colette Baeyens en anderen tegen de NV « Fortis Insurance Belgium », waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 13 december 2006, heeft het Arbeidshof te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt het artikel 8, § 1, tweede lid, eerste zin, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het voor het ongeval dat zich voordoet op de weg naar en van het werk eist dat het traject tussen de verblijfplaats en het werk ' normaal ' zou zijn, terwijl die eis van de normaliteit niet wordt gesteld voor het wettelijk begrip arbeidsongeval sensu stricto (dus in de strikte betekenis van het woord) in de artikelen 9 en 7 Arbeidsongevallenwet, inzonderheid wat betreft de uitvoering van de overeenkomst ? »;2. « Schendt het artikel 8, § 1, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het geen weerlegbaar vermoeden (dus behoudens tegenbewijs) van ongeval op de weg naar en van het werk bepaalt (meer bepaald, dat een ongeval op de weg naar en van het werk, behoudens tegenbewijs, geacht wordt als overkomen door het feit van de uitvoering van de overeenkomst) en doordat op de getroffene of (bij een dodelijk ongeval) zijn rechthebbenden de last rust het bewijs te leveren van de reden die een gebeurlijk oponthoud (of een dito omweg) verantwoordt, terwijl voor het wettelijk begrip arbeidsongeval sensu stricto (dus in de strikte betekenis van het woord) wel een weerlegbaar vermoeden geldt volgens hetwelk het ongeval overkomen tijdens de uitvoering van de overeenkomst, behoudens tegenbewijs, geacht wordt als overkomen door het feit van de uitvoering van die overeenkomst (cf.artikel 7, tweede lid, Arbeidsongevallenwet) ? »; 3. « Schendt wat betreft het oponthoud (ook nog onderbreking genoemd) het onderscheid tussen, primo, het onbeduidend oponthoud, secundo, het niet belangrijk oponthoud, en tertio, het belangrijk oponthoud (bij de interpretatie van het chronologisch ' normale traject ' tussen de verblijfplaats en het werk, bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid, eerste zin, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971) de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de getroffene of zijn rechthebbenden, bij het op hun geval toegepaste onderscheid en de daarbij in aanmerking genomen kwalificatie van de aard van dat oponthoud, voor de verantwoording van het oponthoud respectievelijk geen reden, een wettige reden, dan wel overmacht moeten bewijzen ? »;4. « Worden de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, geschonden doordat voor het begrip ' normale traject ' tussen de verblijfplaats en het werk (bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid, eerste zin, Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971) in de interpretatie betreffende het oponthoud, ook onderbreking genoemd, de getroffene of zijn rechthebbenden, wanneer de arbeidsweg een oponthoud vertoont dat niet belangrijk is, geen bewijs moeten leveren van de wettige reden die dat niet belangrijk oponthoud verantwoordt, terwijl in de interpretatie betreffende de omweg de getroffene of zijn rechthebbenden, wanneer de arbeidsweg een omweg vertoont die niet belangrijk is, wel het bewijs moeten leveren van de wettige reden die deze niet belangrijke omweg legitimeert ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4092 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^