Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 24 april 2007

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 14 maart 2007 in zake het openbaar ministerie en T.G. tegen E.N. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof « Schendt artikel 81, 2°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers (...)

bron
arbitragehof
numac
2007201259
pub.
24/04/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 14 maart 2007 in zake het openbaar ministerie en T.G. tegen E.N. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 16 maart 2007, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 81, 2°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, in samenhang gelezen met de artikelen 19 en 39bis van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het legaliteitsbeginsel van de strafbaarstelling verankerd in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet en artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre op strafrechtelijk en procedureel vlak een verschillend lot zou kunnen worden voorbehouden aan twee rechtzoekenden die met dezelfde ingesteldheid, hetzelfde besef of dezelfde intentie dezelfde materiële handelingen hebben gesteld, wat tot een verbreking van de gelijkheid zou kunnen leiden, doordat de bewoordingen gebruikt in de voormelde artikelen 19, eerste en derde lid, en 39bis, bekrachtigd bij artikel 81, 2°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, het de rechtzoekenden niet mogelijk zouden maken om, op het ogenblik dat zij een gedrag aannemen, te weten of dat gedrag al dan niet strafbaar is ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4175 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^