Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 27 juli 2001

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 5 april 2001 in zake de b.v.b.a. Baudouin Boudart tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof i « Schenden de bepalingen van de fiscale wet (artikel 275, § 2, W.I.B. 92; artikel 88 en bijlag(...)

bron
arbitragehof
numac
2001021393
pub.
27/07/2001
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 5 april 2001 in zake de b.v.b.a. Baudouin Boudart tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 8 mei 2001, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld: « Schenden de bepalingen van de fiscale wet (artikel 275, § 2, W.I.B. 92; artikel 88 en bijlage III van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het W.I.B. 92, reglementaire bepalingen bekrachtigd wat de inkomsten betreft onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing in 1994 bij de wet van 30 maart 1994, artikel 32; en bijlage III van hetzelfde uitvoeringsbesluit ingevoerd wat betreft de bedrijfsinkomsten onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing in 1995 in het K.B./W.I.B. 92 van 27 augustus 1993 bij koninklijk besluit van 21 december 1994, reglementaire bepalingen bekrachtigd bij de wet van 4 april 1995, artikel 15; en de schalen I en III van de voormelde bijlage III, waarvan toepassing is gemaakt in het aan de rechtbank voorgelegde geschil) die het bedrag van de aan de Schatkist te storten bedrijfsvoorheffing forfaitair bepalen, dat wil zeggen zonder dat rekening kan worden gehouden met verschillende fiscale maatregelen die de globale belasting van de belastingschuldige verminderen vanwege de concrete en duurzame kenmerken eigen aan zijn fiscale situatie, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, rekening houdend met het feit dat diegenen die dezelfde belasting verschuldigd zijn en behoren tot een andere categorie van belastingplichtigen bij het bepalen van de voorafbetalingen die zij verrichten rekening kunnen houden met alle specifieke kenmerken verbonden met hun persoonlijke fiscale situatie, die voor hen leiden tot een belastingvermindering, en aldus geen bedrag vooraf hoeven te betalen dat de belasting die volgens de inkohiering effectief verschuldigd zal zijn overschrijdt ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2171 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^