Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 14 augustus 2006

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 27 juni 2006 in zake F. Rockus tegen de NV Europabank, en in aanwezigheid van I. Matagne, waarvan de expeditie ter griffie van het « Schenden artikel 80 en artikel 82 van de faillissementswet [van 8 augustus 1997], zoals het werd (...)

bron
arbitragehof
numac
2006202662
pub.
14/08/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 27 juni 2006 in zake F. Rockus tegen de NV Europabank, en in aanwezigheid van I. Matagne, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 30 juni 2006, heeft de Rechtbank van Koophandel te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 80 en artikel 82 van de faillissementswet [van 8 augustus 1997], zoals het werd gewijzigd bij de wet van 2 februari 2005, door de discriminerende aard ervan, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, of geven zij aanleiding tot een eventuele objectieve discriminatie : - tussen de echtgenoot van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde en de vóór het faillissement uit de echt gescheiden echtgenoot van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde, terwijl die echtgenoot en die ex-echtgenoot hun verplichtingen zijn aangegaan onder een identiek huwelijksvermogensstelsel; - tussen een uit de echt gescheiden ex-echtgenoot van de gefailleerde en de gefailleerde, terwijl zij een gezins- en economische entiteit vormden die een gemeenschappelijk doel nastreefde, waarbij de gefailleerde kan worden bevrijd van de financiële gevolgen dankzij de verschoonbaarheid, terwijl zijn ex-echtgenoot, als gevolg van de echtscheiding, datzelfde voordeel niet kan verkrijgen; - tussen de vóór het faillissement uit de echt gescheiden echtgenoot van de gefailleerde en de persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, terwijl de vóór het faillissement uit de echt gescheiden echtgenoot nooit de regeling zal kunnen genieten van de persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, hoewel het mogelijk is dat zijn verbintenis niet voortvloeide uit winstbejag, maar gewoon het gevolg was van de toepassing van het huwelijksvermogensstelsel, zoals bijvoorbeeld artikel 221 en/of de systematische praktische gevolgen van artikel 1418 van het Burgerlijk Wetboek ? ».

Die zaak, ingeschreven onder nummer 4021 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 3987.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^