Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 25 januari 2018

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 20 november 2017 in zake de nv « General Motors Belgium » tegen het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Belastingdienst waarvan de expeditie ter griffie van h « 1. Schendt artikel 257, § 2, 3° WIB de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet wanneer de te(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018200313
pub.
25/01/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 20 november 2017 in zake de nv « General Motors Belgium » tegen het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Belastingdienst waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 december 2017, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 257, § 2, 3° WIB de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet wanneer de termijn van 90 dagen zoals voorzien in artikel 15 WIB zo geïnterpreteerd wordt dat er steeds sprake moet zijn van de gehele dagen improductiviteit, zonder te aanvaarden dat het ' 90-dagen ' criterium ook betrekking kan hebben op een improductiviteit gedurende één vierde van de normale productiviteit op jaarbasis ? De voorwaarde dat er sprake moet zijn van gehele dagen zou een ongelijkheid invoeren tussen enerzijds belastingplichtigen waarvan de normale activiteit plaatsvindt gedurende één shift en anderzijds belastingplichtigen waarvan het bedrijf er initieel op gericht is om continue te draaien in meerdere shiften ; 2. Schendt artikel 257, § 2, 3° WIB de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet doordat er een onderscheid gecreëerd wordt tussen enerzijds belastingplichtigen waarvan het onroerend goed gedurende 90 dagen improductief was tijdens het aanslagjaar (zijnde één vierde van het aanslagjaar), en anderzijds belastingplichtigen van wie het onroerend goed gedurende het aanslagjaar niet gedurende de volle 90 dagen improductief was, doch wel één vierde minder output/omzet/winst genereerde dan de maximale productiecapaciteit van het onroerend goed ? Enkel de eerste groep kan genieten van een vermindering van de onroerende voorheffing, zonder dat er rekening wordt gehouden met een werkelijke daling van de productie/omzet/winst welke het onroerend goed kan genereren ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 6788 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^