Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 01 april 2004
gepubliceerd op 29 april 2004

Ordonnantie tot aanvulling van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031173
pub.
29/04/2004
prom.
01/04/2004
ELI
eli/ordonnantie/2004/04/01/2004031173/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 APRIL 2004. - Ordonnantie tot aanvulling van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 2 van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode worden de volgende omschrijvingen ingevoegd : « 13° instellingen bevoegd inzake huisvesting : de entiteiten bedoeld in Titel IV van deze Code; 14° OVM : openbare vstgoedmaatschappij : elke door de BGHM erkende rechtspersoon die als opdracht heeft sociale woningen te verwezenlijken en ter beschikking te stellen en het Gewest als aandeelhouder heeft;15° BGHM : de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, instelling van openbaar nut van categorie B;16° het Fonds : het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;17° SVK : sociaal verhuurkantoor : de door de Regering erkende rechtspersoon die als opdracht heeft toegang tot een huurwoning mogelijk te aken voor personen die hierbij moeilijkheden ondervinden;18° de GOMB : de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;19° maatschappelijke baten van de OVM's : het batig saldo tussen de jaarlijkse totale reële huurprijzen van de OVM's en de jaarlijkse totale basishuurprijzen;20° sociaal tekort van de OVM's : het negatieve saldo tussen de jaarlijkse totale reële huurprijs van de OVM's en de jaarlijkse totale basishuurprijs;21° vastgoedpromotor : de persoon die op eigen juridische en financiële verantwoordelijkheid operaties doorvoert en coördineert die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van een vastgoedproject, dat hij zelf heeft ontworpen om er de eigendom van af te staan;22° verkaveling : het goed dat in twee of meer kavels wordt opgedeeld om er woningen op te richten;23° federaties van OVM's : de verenigingen van openbare vastgoedmaatschappijen die de Regering als zodanig erkend heeft;24° sociale woning : het goed dat door de BGHM en de OVM's verhuurd wordt aan personen met een bescheiden inkomen en waarvan de berekeningswijze van de huurprijs door de Regering vastgesteld wordt;25° middelgrote woning : het onroerend goed dat als hoofdverlijfplaats wordt verhuurd, vervreemd of verkocht aan een gezien waarvan het totale inkomen niet meer bedraagt dan een welbepaald bedrag dat door de Regering wordt vastgesteld;26° transitwoning : de woning bestemd voor een specifieke doelgroep die sociale begeleiding krijgt en dit niet langer dan achttien maanden bewoond mag worden.»

Art. 3.De ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode wordt aangevuld als volgt : « TITEL IV. - De instellinge bevoegd inzake huisvesting HOOFDSTUK I. - De Brusselse Gewestelijke Huisbestingsmaatschappij Afdeling 1. - Statuut en vorm

Art. 24.§ 1. De BGHM is een publiekrechtelijk rechtspersoon, onderworpen aan de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. § 2. De BGHM is opgericht als een naamloze vennootschap en is onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen, onder voorbehoud van de bepalingen gesteld door deze Code. § 3. Het minimumkapitaal van de BGHM wordt vastgesteld door de Regering. Het door het Gewest onderschreven kapitaal bedraagt minstens 75 %. De rechten verbonden aan de aandelen in het bezit van het Gewest worden uitgeoefend door de Regering. § 4. De zetel van de BGHM is gevestigd in een gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 5. De statuten van de BGHM zijn onderworpen aan de goedkeuring van de Regering. Afdeling 2. - Werking

Art. 25.De algemene vergadering bestaat uit de aandeelhouders, de bestuurders, de voorzitter, de ondervoorzitter-afgevaardigd bestuurder en de commissarissen. Enkel de aandeelhouders nemen deel aan de stemming.

Art. 26.§1. De BGHM wordt bestuurd door een raad bestaande uit vijftien leden.

Zij worden door de algemene vergadering verkozen op voordracht van hun respectieve taalgroep. Tien leden worden voorgedragen door de taalgroep die het grootst in aantaal is en de overige vijd door de andere taalgroep. § 2. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering dient te bevestigen tot welke taalgroep de leden behoren. § 3. De Regering draagt aan de raad een voorzitter en een ondervoorzitter-afgevaardigd bestuurder voor die uit de leden van de raad verkozen worden. Zij behoren tot verschillende taalgroepen. Dat is eveneens het geval voor de directeur-generaal en voor de adjunct-directeur-generaal. In elk geval behoren de voorzitter en de directeur-generaal tot een verschillende taalrol. § 4. Alle beslissingen van de beheers- en bestuursorganen, zowel interne als externe, moeten geacteerd worden en vereisen de handtekening van een verantwoordelijke van elke taalgroep.

Art. 27.Het mandaat van de bestuurders is hernieuwbaar. Het kan op elk ogenblik herroepen worden.

Art. 28.Het mandaat van bestuurder is onverenigbaar met de volgende hoedanigheden : 1° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of Staatssecretaris toegevoegd aan een van haar leden;2° bestuurder, manager of personeelslid van een onderneming voor openbare werken of van een bedrijf voor de promotie en de bouw van vastgoed, evenmin als personen die deze activiteiten in eigen naam uitoefenen;3° revisor of sociaal afgevaardigde van een openbare vastgoedmaatschappij van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad;5° bestuurder of personeelslid van een OVM;6° personeelslid van de BGHM.

Art. 29.De Regering stelt bij besluit twee commissarissen aan die tot een verschillende de taalgroep behoren. Zij dienen hun taak uit te oefenen overeenkomstig artikel 9 en 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

Art. 30.De Regering stelt het administratief en geldelijk personeelsstatuut van de BGHM vast. Afdeling 3. - Opdrachten

Art. 31.In het raam van haar toezichthoudende opdracht is de BGHM belast met de volgende taken : 1° de sociale huisvesting in elk van de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevorderen en de OVM's bijstaan;2° de OVM's erkennen op grond van de voorwaarden vastgesteld in artikel 44 en ze adviseren en controleren;3° met het oof op de organisatie van haar controletaken technische richtlijnen opstellen voor de OVM's;4° controle en administratief toezicht uitoefenen op de activiteiten en het beheer van de OVM's en meer bepaald erop toezien dat de normen die op de OVM's van toepassing zijn en de activiteiten van deze maatschappijen conform zijn, de rechtsgeldigheid controle van de samenstelling en de werking van de bestuursorganen van de OVM's, erop toezien dat de OVM's de administratieve, boekhoudkundige, financiële voorschriften en de regels inzake sociaal beheer naleven die van toepassing zijn op hun werking en hun activiteiten, erop toezien dat de OVM's de bepalingen naleven die van toepassing zijn op de investeringsprogramma's en die in deze Code of in iedere andere verordenende beschikking bedoeld worden en toezien op de effectieve toewijzing van de woningen aan de pesonen die voorkeurrechten genieten, zoals bedoeld in deze Code of in iedere andere verordenende beschikking. Onverminderd de sancties bedoeld in de artikelen 68 en 70 van deze Code kan de BGHM zich na twee opeenvolgende, bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs toegezonden waarschuwingen en nadat zij de OVM heeft gehoort, in haar plaats stellen wanneer deze de verplichtingen niet naleeft waartoe zijn krachtens deze Code gehouden is; 5° binnen de perken van de begrotingskredieten de OVM's de nodige financiële middelen ter beschikking stellen voor de verwezenlijking van hun doel en inzonderheid een solidariteitstoelage toekennen aan de OVM's die verlies lijden omdat huurders een te laag of geen inkomen hebben.De toekenning van financiële middelen voor vastgoedinvesteringen is verbonden aan de voorwaarde dat een door de Regering op grond van gewestelijke demografische gegevens vastgesteld deel van de woningen, dat niet lager dan 15 % mag zijn, moet worden ingericht voor gezinnen van minstens vijf personen, met voorrang voor gezinnen met minstens drie kinderen. De BGHM ziet er tevens op toe dat een deel van de woningen wordt ingericht voor mindervaliden. De BGHM ziet er ook op toe dat met betrekking tot de architectuur en de ruimtelijke ordening criteria tot stand komen die in de woningen, de gemeenschappelijke ruimten en de onmiddellijke ongeving van de woningen een harmonisch bestaan kunnen waarborgen, met een groter welzijn van de huurders voor ogen, meer bepaald door architecturale vernieuwingen van culturele aard aan te brengen. Aan de hand van deze begrotingsmiddelen kan de BGHM de duurzame ontwikkeling en de bouw van duurzame woningen bevorderen; 6° in geval van bouw, telkens als het mogelijk is, ervoor te zorgen dat een beduidend aantal - minstens 30 % - van de woningen binnen eenzelfde nieuw woningcomplex drie kamers of meer geeft;7° op verzoek van de Regering of op eigen initiatief voorstellen doen met betrekking tot de boedkhouding en het financieel beheer van de OVM's;8° op verzoek van de Regering of op eigen initiatief adviezen geven over de werking van de OVM's;9° jaarlijks een verslag opstellen over de werking en de activiteiten van de OVM's van het Gewest.Dit verslag wordt voorgelegd aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad; 10° alle klachten onderzoeken in verband met de werking en de activiteiten van de OVM's overeenkomstig artikel 66;11° binnen de OVM's de uitbouw van sociale relaties tussen de huurders en de maatschappij bevorderen.Daartoe bevordert zij onder meer de organisatie van een scoiale dienst voor steun, aanmoediging en advies aan de huurders. In die context stelt zij de algemene regels op om de huurders te informeren en om de persoonlijke en collectieve verantwoordelijkheid van de huurders te bevorderen, inzonderheid de participatie, de sociale begeleiding, het betamelijke gebruik van de woning en de preventie van brand en koolstofmonoxidevergiftiging en de terbeschikkingstelling van de nodige infrastructuur; 12° de samenwerking tussen de OVM's organiseren of bevorderen;13° een cel voor de ontwikkeling en de ebscherming van het cultuurpatrimonium van de OVM's oprichten die, onder de voorwaarden die de Regering bepaalt, belast wordt met het beheer van de gewestelijke investeringen met het oof op de ontwikkeling en de isntandhouding van het cultuurpatrimonium van de OVM's;14° overleg organiseren met de gedelegeerde ambtenaren van de Dienst Stedenbouw, met de gedelegeerde ambtenaren van de Dienst voor Monumenten en Landschappen en met de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen wanneer voor de werken die bij de OVM's moeten uitgevoerd worden het advies van de Commissie vereist is;15° overleg organiseren met de OVM's binnen een beperkt comité voorgezeten door de voorzitter van zijn raad van bestuur en samengesteld uit vertegenwoordigers van de BGHM, van de minister en van de OVM's, die worden aangewezen door de federaties bedoeld in artikel 2, 23°.De Regering stelt de parktische regels vast voor dat overleg, in de beheersovereenkomst bedoeld in artikel 33.

Art. 32.In het raam van haar bijdrage aan het huisvestingsbeleid is de BGHM belast met de volgende taken : 1° sociale woningen en gebouwen of gedeelten van gebouwen bestemd voor ambachten, handel, gemeenschapsactiviteiten of diensten die noodzakelijk zouden zijn binnen een geheel van sociale woningen, oprichten of renoveren, voor zover de OVM's hun programma niet uitvoeren.De BGHM vertrouwt het beheer van deze woningen of gebouwen of delen van gebouwen toe aan de OVM's. Ze kan evenwel het beheer zelf uitoefenen zolang de akte van het mandaat of de overdracht aan de genoemde OVM's niet is opgemaakt; 2° onroerende goederen aankopen, erop bouwen, ze inrichten, renoveren, beheren, verkopen, gesplitste zakelijke rechten afstaan, ze verhuren en bezwaren met erfdienstbaarheden en lasten.De BGHM moet erop toezien dat criteria inzake architectuur en ruimtelijke ordening worden uitgewerkt die een harmonieus samenleven kunnen waarborgen in en rond de woningen. De aankoop-, bouw- en renovatieprogramma's worden ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd; 3° tegemoetkomingen toestaan voor de noodzakelijke roerende uitrusting van de gebouwen die zij zelf of de OVM's hebben gebouwd;4° elk zakelijk recht afstaan aan derden of aan de OVM's met het oog op de bouw van woningen of gebowuen bestemd voor ambachten, handel, gemeenschapsactiviteiten of diensten en ze te bezwaren met erfdienstbaarheden en lasten;5° haar openbaar beheersrecht uitoefenen overeenkomstig de artikelen 18 tot 22 van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisbestingscode;6° elk onderzoek voeren dat noodzakelijk is voor de voortzetting van haar opdrachten en jaarlijks een activiteitenverslag opstellen ter aatentie van de Regering en de Raad, met een staat van de toestand in de sociale huisvesting.De inhoud van dit verslag wordt bepaald door de Regering. Dit verslag beschrijft ten minste volgende elementen : de toestand van de sociale huisvesting in Brussel, wat betreft het eigen vermogen, de huurprijzen, de normale huurwaarde, de toestand van de kandidaat-huurders, de toestand van de huurders, de boekhoudkundige rsultaten en de financiële toestand van elk van de openbare vastgoedmaatschappijen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn. Ze voegt bij dit verslag de statistieken over de vraag naar woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en over de toewijzingen en de schrappingen van elke OVM; 7° een documentatie- en voorlichtingscentrum oprichten en de publicatie te verzorgen of aanmoedigen van alle documenten, studies en tijdschriften die betrekking hebben op de sociale huisvesting en hiertoe gebruikmaken van de passende verspreidingsmiddelen;8° advies uitbrengen over iedere aangelegenheid betreffende de huisvesting, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Regering;9° met de instemming van de Regering of in haar naam en voor haar rekening overeenkomsten sluiten met derden, de uitwerking en de uitvoering van projecten bevorderen, vennoot worden en deelnemen in het kapitaal van maatschappijen om haar taken te verwezenlijken;10° met de voorafgaande goedkeuring van de Regering alle andere handelingen verrichten die samenhange met deze die in de Code worden opgesomd. Afdeling 4. - Beheersovereenkomst

Art. 33.De BGHM oefent haar taken uit volgens de prioriteiten en de orïnteringen vastgesteld in de beheersovereenkomst die zij met de Regering heeft gesloten.

De beheersovereenkomst wordt gesloten voor vijf jaar en kan met opeenvolgende periodes van vijf jaar hernieuwd worden. Tijdens de uitvoering kan ze in onderlinge overeenstemming worden aangepast. Na het derde jaar wordt een gemeenschappelijke evaluatie gemaakt die aanleiding kan geven tot aanpassingen.

De beheersovereenkomst wordt na ondertekening door de partijen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad meegedeeld. Ze wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 34.De beheersovereenkomst regelt : 1° de doelstellingen die aan partijen zijn opgelegd : deze doelstellingen geven het economisch, stedenbouwkundig, sociaal en financieel kader van de sociale-huisbestingssector weer, het beleid inzake vermogensrechtelijke roerendgoedverklaring, de begrotingsarbitrages tussen de aflossing en de schuld uit het verleden, het verlies geleden door bepaalde OVM's als gevolg van het feit dat hun huurders een laag of geen inkomen hebben, nieuwe investeringen en de modaliteiten van het financieel beleid van de BGHM;2° de evaluatiecriteria voor het beleid in de sociale huisvesting waaraan de BGHM meewerkt;3° de prestaties die moeten geleverd worden ten opzichte van de OVM's;4° de voorwaarden van de overeenkomst die de BGHM bindt aan andere rechtspersonen of betrekt bij andere openbare tussenkomsten in het huisvestingsbeleid;5° de sancties als een partij haar verbintenissen niet of slecht nakomt;6° de voorwaarden voor de herziening van de overeenkomst;7° de specifieke middelen die door de Regering aan de BGHM toegekend worden om haar activiteiten uit te voeren.

Art. 35.Jaarlijks wordt een evaluatieverslag over de uitvoering van de beheersovereenkomst voorgelegd aan de Regering door de Regeringscommissaris(sen) bedoeld bij artikel 29 van deze Code.

Het jaarverslag wordt aan de Regering voorgelegd uiterlijk op 31 oktober van het jaar na het dienstjaar waarop het betrekking heeft en wordt tijdens de daaropvolgende maand bezorgd aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.

Art. 36.De Regering kan voor de duur van een begrotingsjaar een beheersbeleid vaststellen, alsook de uitvoeringsmiddelen waartoe de BGHM verplicht is wanneer de overeenkomst door verzuim van deze laatste niet kan worden gesloten. De Regering mag dit recht uitoefenen als de BGHM twee maanden nadat ze in gebreke werd gesteld nog steeds niet heeft gereageerd. Afdeling 5. - Beheersovereenkomst en reglement van toepassing op de

OVM's

Art. 37.§ 1. De BGHM kan met de OVM's een beheersovereenkomst sluiten ten einde de doelstellingen en de regels van de beheersovereenkomst die de BGHM met het Gewest heeft onderschreven om te zetten en die de volgende aangelegenheden regelt : 1° de investeringsautonomie van de OVM;2° het vaststellen van de huurprijzen voor de sociale woningen;3° de gedragsregels ten opzichte van de gebruikers van de openbare dienstverlening;4° de verschillende financiële verplichtingen van de partijen;5° de horizontale mechanismen van financiële solidariteit, met inbegrip van de bestemming van de solidariteitsbijdrage die bij de OVM wordt geïnd;6° de beheers- en exploitatievoorwaarden voor activiteiten van de OVM dit niet tot haar taak als openbare dienst behoren;7° de doelstellingen met betrekking tot het financieel- en vermogensbeheer en tot de stedenbouwkundige, sociale en architecturale aspecten van alle elementen die een weerslag hebben op de taak van de OVM als openbare dienst;8° de evaluatiecriteria voor de verbintenissen van de partijen;9° de voorwaarden van de overeenkomst van een OVM met andere rechtspersonen, die wordt gesloten om haar openbare dienstverlening aan de gebruikers op te waarderen;10° de stimulansen om de in de beheersovereenkomst vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken;11° de sancties indien de partijen hun verplichtingen niet of slecht nakomen;12° de herzieningsvoorwaarden van de overeenkomst. § 2. De beheersovereenkomst wordt gesloten voor vijf jaar en kan voor dezelfde periode hernieuwd worden. Zij voorziet in evaluatieperiodes van de uitvoering.

Art. 38.De BGHM stelt een reglement op dat geldt voor de OVM's die geen beheersovereenkomst hebben gesloten met de BGHM. Dit reglement regelt de volgende aangelegenheden : 1° de investeringsautonomie van de OVM;2° het vaststellen van de huurprijzen van sociale woningen;3° de gedragsregels ten opzichte van de gebruikers van de openbare dienstverlening;4° de verschillende financiële verplichtingen van de partijen;5° de horizontale mechenismen van financiële solidariteit en de modaliteiten van de bestemming van de maandelijkse solidairiteitsbijdrage die bij haar wordt geïnd;6° de beheers- en exploitatievoorwaarden voor activiteiten van de OVM die niet tot haar taak als openbare dienst behoren;7° de doelstellingen met betrekking tot het financieel- en vermogensbeheer van alle elementen die een verslag hebben op de taak van de OVM als openbare dienst;8° de evaluatiecriteria voor de uitvoering van de verplichtingen van de OVM;9° de voorwaarden van de overeenkomst van een OVM met andere rechtspersonen, die wordt gesloten om haar openbare dienstverlening aan de gebruikers op te waarderen;10° de sancties indien een partij het voormelde reglement niet of slecht uitvoert. Afdeling 6. - Actiemiddelen

Art. 39.Met het oog op de verwezenlijking van haar doel kan de BGHM bij besluit van de Regering gemachtigd worden een onteigeningsprocedure in te zetten om redenen van openbaar nit voor al dan niet bebouwde onroerende goederen, zelfs per gebied.

Art. 40.De BGHM wordt gemachtigd bij te dragen tot de uitwerking van projecten, vennoot te worden en deel te nemen in het kapitaal van de maatschappijen om hun vastgoedreserves te activeren in het raam van vastgoedoperaties die voor een overwegend deel bestemd zijn voor sociale woningen. In dit geval dient de opbrengst van het vrijgemaakte vastgoed volledig bestemd te worden voor het investeringsbeleid van de sociale huisvesting. De toestemming wordt verleend door de Regering of krachtens de beheersovereenkomst. Afdeling 7. - Financieringsregels

Art. 41.De BGHM kan leningen enkel sluiten na daartoe door de Regering gemachtigd te zijn. De maatschappij houdt te Regering op de hoogte van het sluiten en van de uitgifte van haar leningen, alsook van de uitvoering van de bepalingen hiervan.

Art. 42.Het is de Regering toegestaan aan derden de terugbetaling van de hoofdsom, interesten en kosten van de door de BGHM gesloten leningen te waarborgen onder de voorwaarden die zij zelf bepaalt en binnen de perken gesteld door de begroting.

Art. 43.§ 1. De Regering kent aan de BGHM de bedragen toe die noodzakelijk zijn om haar maatschappelijk doel te verwezenlijken en haar taken uit te voeren. § 2. De Regering kan de BGHM toestaan een beroep te doen op andere financieringswijzen met het oog op de verwezenlijking van haar maatschappijk doel en de uitvoering van haar taken. HOOFDSTUK II. - De openbare vastgoedmaatschappijen Afdeling 1. - Statuut en vorm

Art. 44.§ 1. Het maatschappelijk doel van de OVM is voornamelijk sociale woningen bouwen en ter beschikking stellen. Zij nemen de rechtsvorm aan van een naamloze of een coöperatieve vennootschap. Ze zijn onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen, onder voorbehoud van de bepalingen gesteld door deze Code.

Zij worden door de BGHM erkend op grond van de door de Code gestelde voorwaarden en van de erkenningscriteria voor de OVM's vastgelegt door de Regering, die tevens de regels vaststelt voor opzegging of de intrekking van die erkenning. § 2. De OVM's die reeds bestaan bij de inwerkingtreding van deze Code zijn van ambtswege erkend. § 3. Als de erkenning wordt ingetrokken of als de OVM deze opzegt, dan is de betrokken OVM verplicht de tegemoetkomingen en subsidies die haar zijn toegekend door het Gewest, de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen of de instellingen die erop zijn gevolgd terug te betalen, alsook de marktwaarde of de geactualiseerde handelswaarde op de dag van de intrekking of de opzegging, van de onroerende goederen die zij heeft kunnen aankopen of bouwen dank zij deze tegemoetkomingen en subsidies. De rekeningen van de OVM's moeten in een afzonderlijke rubriek, uitgedrukt in euro, melding maken van de subsidies vanwege de Staat, het Gewest of de BGHM. De Regering stelt de regels voor deze terigbetaling vast. § 4. Als de erkenning wordt ingetrokken of als de OVM deze opzegt, moeten de huurovereenkomsten gesloten bij toepassing van titel VII van deze Code tot aan de vervaldag uitgevoerd worden de regels waaraan zij onderworpen zijn. De overeenkomsten waarin geen termijn vermeld staat, worden geacht te zijn gesloten voor een periode van negen jaar, ingaand vanaf de bekendmaking van de beslissing om de openbare dienst ter verlaten overeenkomstig § 6. § 5. De kandidaat-huurders die naar behoren zijn ingeschreven om een sociale woning toegewezen te krijgen bij een OVM waarvan de erkenning werd ingetrokken of die de openbare dienst wenst ter verlaten, behoudende voorrechten die hen volgens de geldende reglementering toegang verlenen tot een sociale woning en dit als de woningen worden toegewezen tijdens de opzeggingstermijn aangezegd in toepassing van § 6. § 6. De beslissing om de erkenning in te trekken of op te zeggen, zet een opzeggingstermijn in waarna de maatschappij de openbare dienst effectif verlaat. Deze periode wordt vastgesteld op : 1° één jaar als het aantal sociale woningen dat door de OVM ter beschikking wordt gesteld kleiner of gelijk is aan honderd;2° twee jaar als dit aantal groter is dan honderd en kleiner of gelijk aan vijfhonderd;3° drie jaar als dit aantal groter is dan vijfhonderd en kleiner of gelijk aan duizend;4° vier jaar als dit aantal groter is dan duizend en kleiner of gelijk aan tweeduizend;5° vijf jaar als het aantal groter is dan tweeduizend. Tijdens de opzeggingstermijn blijft de OVM onderworpen aan de bepalingen inzake sociale huisvesting, uitgezonderd de toewijzing van de woningen. § 7. De beslissing om de erkenning op te zeggen, kan slechts rechtsgeldig worden genomen door het bestuursorgaan van de OVM dat bevoegd is om haar maatschappelijk doel te wijzigen en neemt de vorm aan van een wijziging van de statuten waarmee wordt verzaakt aan de taken omschreven in artikel 57. § 8. Het Gewest en de BGHM beschikken ingeval van verkoop van vermogen tijdens de opzeggingstermijn over een voorkooprecht dat ze kunnen uitoefenen op de wijze die door de Regering wordt vastgesteld. § 9. Op verzoek van een OVM mag het Gewest intekenen op het volledige kapitaal van de maatschappij of op een deel hiervan.

Art. 45.Op advies van de BGHM kan de Regering voorstellen meerdere OVM's tot één nieuwe maatschappij samen te voegen of één van de maatschappijen door een andere te laten overnemen of diensten van verschillende OVM's samen te voegen die gelijkaardige taken vervullen.

Met uitzondering van de fusie van ambtswege bedoeld in artikel 68, § 2, mag de fusie of overname enkel worden doorgevoerd als de algemene vergadering van elke betrokken OVM een gunstig advies heeft uitgebracht bij de in de statuten vereiste meerderheid.

De samenvoeging van diensten mag enkel worden doorgevoerd als de raad van bestuur van elke betrokken OVM een gunstig advies heeft uitgebracht bij de in de statuten vereiste meerderheid.

De vennoten die binnen drie maanden na de fusie of overname hun verzet tegen deelneming hieraan bekendgemaakt hebben, krijgen hun bijdragen of aandelen uitbetaald tegen de waarde die zou zijn vastgesteld in geval van ontbinding, bij toepassing van de statuten.

Art. 46.Als het Gewest, de gemeenten of de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beschikken over de meerderheid van het maatschappelijk kapitaal van een OVM, dan moeten de afgevaardigden van deze categorieën deelnemers de meerderheid uitmaken van de raad van bestuur.

Wanneer de aandelen van het maatschappelijk kapitaal, waarop een gemeente en haar openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn hebben ingeschreven, hun de meerderheid verlenen in de raad van bestuur van de OVM en wanneer de raad van bestuur geen enkele bestuurder telt die behoort tot de fracties van de gemeenteraad die niet vertegenwoordigd zijn in het college van burgemeester en schepenen, worden deze fracties in de raad van bestuur vertegenwoordigd door twee leden met raadgevende stem.

Deze leden van de raad van bestuur met raadgevende stem hebben dezelfde rechten en plichten als de bestuurders zonder evenwel een beslissende stem te hebben. Ze worden verkozen door de algemene vergadering op een lijst van vier kandidaten, vastgesteld door de gemeenteraad op de voordracht van de fracties bedoeld in het tweede lid.

De Regering kan een vertegenwoordiger met raadgevende stem aanstellen in de raad van bestuur van de OVM's. Afdeling 2. - Werking van de OVM's

Art. 47.Elke vennoot beschikt in de algemene vergadering over een stemrecht bepaald door het aantal aandelen dat hij bezit, onverminderd specifieke regels voor de uitoefening van het stemrecht gesteld in de statuten van de OVM met toepassing van de wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen.

De rechten verbonden aan de aandelen in het bezit van het Gewest worden uitgeoefend door de Regering.

Art. 48.Elke OVM moet beschikken over een intern controlesysteem. Dit is een organisatie- en proceduresysteem voor de bescherming vanhet patrimonium, de betrouwbaarheid van de boekhoudkundige en maatschappelijke gegevens, de verbetering van de prestaties en van de sociale doeltreffendheid en de naleving van de richtlijnen.

Op voorstel van de BGHM kan de Regering de voorwaarden bepalen waaraan de interne controle moet voldoen.

Art. 49.Elke openbare vastgoedmaatschappij stelt een bedrijfsrevisor aan die lid is van het Instituut van bedrijfsrevisoren om bij de OVM zijn opdracht te vervullen zoals bepaald door het Wetboek van vennootschappen en de maatschappelijke statuten. Elke bedrijfsrevisor is bovendien verplicht bij de BGHM minstens twee maal per jaar verslag uit te brengen over zijn opdrachten. De BGHM draagt de kosten voor het verslag en zij dient de bedrijfsrevisor alle gegeven ter beschikking te stellen die het volbrengen van diens taak ten goede kunnen komen.

De Regering, de BGHM en de OVM's kunnen de bedrijfsrevisor met bijkomende opdrachten belasten. In dat geval worden de kosten voor de bijkomende opdrachten gedragen door de instelling die hierom verzoekt.

Deze laatste stelt de OVM hiervan op de hoogte. Afdeling 3. - De sociaal afgevaardigde

Art. 50.De BGHM stelt bij elke OVM een sociaal afgevaardigde aan die zij bezoldigt. De sociaal afgevaardigde mag zijn opdracht bij dezelde openbare vastgoedmaatschappij niet langer dan drie jaar aansluitend uitoefenen.

Art. 51.De sociaal afgevaardigde wordt verkozen op een openbare lijst met kandidaat-sociaal-afgevaardigden die is opgesteld door de BGHM. Op deze lijst mogen enkel kandidaten voorkomen die beantwoorden aan de bekwaamheidscriteria vastgesteld door de BGHM.

Art. 52.De volgende personen mogen de functie van sociaal afgevaardigde niet uitoefenen : 1° personen met een door al dan niet rechtstreekse verkiezing verkregen mandaat;2° personen die de bevoegdheid hebben van bestuurder of zaakvoerder van een onderneming voor openbare werken of van een bouw-of vastgoedpromotor, evenmin als personen die deze activiteiten in eigen naam uitoefenen;3° alle huurders of kandidaat-huurders van een OVM;4° bestuurders en personeelsleden van een OVM.

Art. 53.Het is de taak van de sociaal afgevaardigde na te gaan of elke OVM waarbij hij werd aangesteld de inschrijvingsvoorwaarden voor kandidaat-huurders en de toegangsvoorwaarden voor huurders naleeft, alsook de bepalingen in verband met de berekening van normale huurprijzen, de standaard-huurovereenkomst, de standaardhuurovereenkomst bij renovatie, de bijzondere voorkeurrechten voor sommige kandidaten met een bescheiden inkomen, het huurstelsel van de sector en de percentages en toekenningsvoorwaarden voor huurverminderingen.

Onverminderd de andere opdrachten waarmee de BGHM de sociaal afgevaardigde belast, ziet deze erop toe dat de OVM's de administratieve regels en de voorschriften voor het sociaal beheer naleven die hun werking en activiteiten regelen.

De sociaal afgevaardigde ziet erop toe dat de OVM de beheersovereenkomst of het reglement naar behoren uitvoert en vat de BGHM wanneer de openbare vastgoedmaatschappij deze beheersovereenkomst of dit reglement niet naleeft. De BGHM kan naar aanleiding hiervan alle beslissingen nemen die de naleving van het wettelijk karakter en van het algemeen belang waarborgen.

De sociaal afgevaardigde kan voor de uitvoering van zijn opdracht verzoeken om de bijstand van de bedrijfsrevisor, nadat hij de OVM hiervan op de hoogte heeft gesteld.

Art. 54.De sociaal afgevaardigde bezorgt aan de Regering, aan de BGHM en aan de betrokken OVM : 1° een gedetailleerd halfjaarlijks verslag over zijn activiteiten en met name over de aangelegenheden waarover bij hem een beroep aanhangig werd gemaakt en het gevolg dat hij hieraan heeft gegeven.Hij voegt aan dit verslag de gegevens toe over de toewijzing van de woningen : de datum waarop de aanvraag werd ingeschreven, het inschrijvingsnummer in het register van de kandidaturen, het aantal voorkeurrechten en in voorkomend geval de datum waarop de woning is toegewezen of waarop de aanvraag van de lijsten is geschrapt. Dit verslag dat wordt opgesteld volgens het model vastgesteld door de BGHM, bevat eveneens statistieken over het beheer van de toewijzingen, met name de omvang en de samenstelling van de aanvraag; het gemiddeld inkomen van de kandidaat-huurders en het percentage meervoudige inschrijvingen, het gemiddeld inkomen van de gezinnen die een woning hebben verkregen met toepassing vanhet algemeen principe inzake toewijzingen of van de afwijkingsbepalingen; 2° een jaarlijks verslag met een beknopte weergave van zijn opmerkingen over de naleving van de administratieve rgels en de voorschriften voor het sociaal beheer in de sector, door de OVM waarbij hij werd aangesteld.

Art. 55.De sociaal afgevaardigde woont de vergaderingen bij van de bestuurs- en beheersorganen van de openbare vastgoedmaatschappij waarbij hij is aangesteld.

Hij kan de leden van deze bestuursorganen verplichten om problemen te behandelen met betrekking tot zijn opdrachten.

Als de leden van de bestuursorganen weigeren uitspraak te doen of een beslissing nemen die haaks staat op de opdrachten van de OVM of op het algemeen belang, dan beschikt de sociaal afgevaardigde, van zodra hij hiervan op de hoogte werd gesteld, over een termijn van vier werkdagen om beroep aan te tekenen bij de BGHM en deze een met redenen omklede beslissing voor te stellen. Het beroep is opschortend. De partijen dienen gehoord te worden. De BGHM heeft twintig werkdagen om een beslissing te nemen.

Bij stilzwijgen van de BGHM na het verstrijken van deze termijn is de betwiste beslissing bevestigd.

Als het bestuursorgaan heeft geweigerd uitspraak te doen over het verzoek van de sociaal afgevaardigde en bij stilzwijgen van de BGHM bij het verstrijken van de termijn van twintig dagen is de beslissing die de sociaal afgevaardigde voorstelt uitvoerbaar.

De sociaal afgevaardigde stelt de BGHM op de hoogte van de uitvoering van deze beslissing.

Art. 56.Als de sociaal afgevaardigde één van zijn taken helemaal niet of slechts gedeeltelijk uitvoert, kan de BGHM hem al naargelang van de ernst van de feiten die hem ten laste worden gelegd de volgende sancties opleggen : 1° een terechtwijzing;2° een blaam;3° een schorsing;4° afzetting. De BGHM stelt het tuchreglement op dat voorziet in een mogelijkheid tot beroep bij de Regering. Afdeling 4. - Opdrachten

Art. 57.De OVM's voeren opdrachten uit van openbare dienstverlening en inzonderheid : 1° personen die beantwoorden aan de toegangsvoorwaarden tot de sociale huisvesting een woning verschaffen, bestemd als hoofdverblijfplaats, binnen de voorwaarden bepaald door deze Code en door de Regering;2° onroerende goederen aankopen, verbouwen, saneren, renoveren of onderhouden om ze te verhuren aan personen die beantwoorden aan de toegangsvoorwaarden tot de sociale huisvesting, waarbij er inzonderheid op toe dienen te zien dat de gemeenschappelijke ruimten en de onmiddellijke omgeving van de sociale woningen worden ingericht en aangelegd met een beter welzijn van de huurders voor ogen, meer bepaald via architecturale vernieuwingen van culturele aard;3° bevorderen dat rekening wordt gehouden met de sociale moeilijkheden waarmee de huurders kampen, inzonderheid via partnerschap, en een huurbeheer voeren dat rekening houdt met de behoeften van de huurders;4° de opdrachten die haar werden toevertrouwd binnen de beheersovereenkomst bedoeld in afdeling 5 van het eerste hoofdstuk of bij gebrek hieraan door het reglement dat door de BGHM is opgesteld;5° jaarlijks een werkings- en activiteitenverslag opstellen dat bij de BGHM wordt ingediend;6° met voorafgaande instemming van de BGHM alle operaties uitvoeren die verband houden met deze die door deze Code worden opgesomd;7° hun openbaarbeheersrecht uitoefenen, overeenkomstig de artikelen 18 tot 22. Afdeling 5. - Actiemiddelen

Art. 58.Na gunstig advies van de BGHM kunnen de OVM's de toelating krijgen met het oog op de verwezenlijking van hun doel een onteigeningsprocedure in te zetten om redenen van algemeen nut voor al dan niet bebouwde omroerende goederen, zelfs per gebied.

Art. 59.De OVM's mogen bijdragen tot de uitwerking van projecten, vennoot worden en deelnemen in het kapitaal van de maatschappijen om hun vastgoedreserves te activeren in het raam van vastgoedoperaties die voor een betekenisvol deel bestemd zijn voor sociale woningen. In dit geval dient de opbrengst van het vrijgemaakte vastgoed volledig bestemd worden voor het investeringsbeleid van de sociale huisvestingssector. De toestemming wordt verleend voor de Regering of krachtens de beheersovereenkomst.

De bekendmakingsregels bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie betreffende de vervreemding van domeingoederen zijn op deze operaties van toepassing. Afdeling 6. - Financieringsregels

Art. 60.Zonder toestemming van de BGHM mogen de OVM's geen leningen aangaan bij derden, noch hun onroerende goederen hypothekeren, noch hun eigen hypothecaire waarborgen aan derden afstaan of enige andere handeling verrichten die hun financiële toestand kan bezwaren.

De BGHM beslist binnen negentig dagen na ontvangst van de aanvraag.

Bij het verstrijken van deze termijn geldt haar stilzwijgen als weigering.

Binnen tien werkdagen na het verstrijken van de termijn of na de bekendmaking van de weigering kan bij de Regering beroep worden ingesteld. De Regering doet uitspraak binnen dertig dagen.

Bij het verstrijken van deze termijn wordt de beslissing van de BGHM bevestigd. Bij stilzwijgen van zowel de BGHM als de Regering wordt de toelating geweigerd.

Art. 61.De BGHM kan aan de toekenning van een investeringskrediet of van een subsidie aan een OVM de voorwaarde verbinden dat een deel hiervan bestemd moet worden voor : 1° de aankoop van gronden;2° de aankoop van gebouwde onroerende goederen;3° de bouw van onroerende goederen;4° de renoavtie van huizen of appartementen;5° de betaling van de uitrustingskost voor de wegenis, de riolering, de openbare verlichting, de watervoorziening, alsook de kosten voor de aanleg van de gemeenschappelijke omgeving rond de woningen, met inbegrip van de stoep;6° het aanbrengen van gemeenschapsinfrastructuur;7° de uitoefening van het openbaar beheersrecht;8° de verbetering, de versterking van de organisatie en/of de interne beheersdiensten van de OVM's met het oog op een efficiëntere aanpak van de taken die hun werden toevertrouwd;9° de mobilisatie van de interne bronnen, met naleving van het financieel evenwicht op lange termijn van de OVM's.

Art. 62.De OVM's mogen schenkingen en legaten ontvangen en de goederen, zelfs onroerende, verwerven die noodzakelijk zijn voor hun bestuur.

Art. 63.De OVM's kunnen na goedkeuring en met eventueel financiële steun van de BGHM gebouwen aankopen die al dan niet voor huisvesting bestemd zijn of houder worden van andere zakelijke rechten op onroerende goederen, om ze te slopen, te saneren, te verbeteren of aan te passen.

Art. 64.Na voorafgaande instemming van de BHGM, mogen de OVM's hun onroerende goederen en alle daarop gevestigde zakelijke rechten vervreemden als zij hierbij de doelstellingen van de sector en van het door de Regering omschreven grondbeleid naleven.

Een OVM mag evenwel geen onderdeel van haar onroerend vermogen vervreemden tegen een prijs die lager is dan de verkoopwaarde, en dat enkel wanneer aan één van de volgende voorwaarden voldaan is : 1° als dit deel van het vermogen niet dienstig is voor de uitvoering van haar taak als openbare dienst;2° als de vervreemding van dat deel van het vermogen haar in staat stelt de verplichtingen na te komen waaraan zij onderworpen is krachtens het reglement of de beheersovereenkomst;3° als dat deel van het vermogen bij een ruiloperatie vervangen wordt door een vermogensdeel waarvan de waarde, de oppervlakte of de ligging de maatschappij in staat stelt één van de doelstellingen te verwezenlijken die bepaald zijn door het reglement of de beheersovereenkomst. De opbrengst van de vervreemding moet volledig bestemd worden voor haar investeringsbeleid met naleving van de doelstellingen van de scoiale huisvesting en van het in de beheersovereenkomst vastgestelde begrontingsbeleid.

De bekendmakingsregels bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie van 12 november 1992 betreffende de vervreemding van domeingoederen zijn op deze operaties van toepassing.

Art. 65.De OVM's mogen met de goedkeuring en de financiële tegemoetkoming van de BGHM woongebouwen verhuren overeenkomstig de standaard-huurovereenkomst bij renovatie voor een periode van meer dan negen jaar, om ze te saneren, te verbeteren of aan te passen of er andere rechtten dan eigendom op te verwerven. Afdeling 7. - Administratieve beroepen en sancties

Art. 66.Elke betrokkene kan bij een OVM een klacht indienen die betrekking heeft op haar opdrachten. Op straffe van nietigheid moet de klacht bij ter post aangetekend schrijven worden opgestuurd naar of tegen ontvangstbewijs worden afgegeven op de maatschappelijke of administratie zetel van de maatschappij. De OVM bezorgt de klacht aan de sociaal afgevaardigde binnen acht dagen na de ontvangst ervan.

De sociaal afgevaardigde hoort voorafgaand aan enige beslissing de partijen in het geding. Indien de klager dit wenst, kan hij vergezeld worden door een mandataris van een erkende v.z.w. die ijvert voor de integratie via de huisvesting, erkend overeenkomstig artikel 152, of door om het even welke mandataris. In voorkomend geval moet de OVM op voorhand op de hoogte gebracht worden van het feit dat de klager door een mandataris vergezeld wordt.

Binnen dertig dagen nadat zij de klacht heeft ontvangen, deelt de OVM aan de indiener van de klacht mee of deze ontvankelijk is. Bij gebrek aan antwoord binnen deze termijn wordt de kalcht als ontvankelijk beschouwd.

Is de klacht ontvankelijk verklaard, dans beslist de raad van bestuur van de OVM binnen negentig dagen na ontvangst. Hij deelt de indiener van de klacht binnen deze termijn zijn beslissing mee. Als de raad van bestuur van de OVM binnen deze termijn geen uitspraak doet, wordt de klacht als ongegrond beschouwd.

De indiener van de klacht kan bij ter post aangetekend schrijven of door afgifte tegen ontvangstbewijs op de maatschappelijke of administratieve zetel van de maatschappij een beroep instellen bij de BGHM : 1° als de klacht niet ontvankelijk of ongegrond wordt verklaard;2° als hij meent geen voldoening gekregen te hebben;3° als de termijnen waarover de OVM beschikt om te beslissen zijn verstreken.De termijn om het beroep in te stellen, bedraagt dertig dagen vanaf de bekendmaking van de gewraakte beslissing of na verstrijken van de termijn bedoeld in het derde of het vierde lid.

De BGHM brengt de OVM ervan op de hoogte dat er beroep ingesteld is binnen acht dagen na ontvangst ervan en verzoekt de OVM om binnen dertig dagen haar standpunt mee te delen. Na het verstrijken van deze termijn, bezorgt de BGHM elke partij het verslag dat aan haar raad van bestuur voorgelegd zal worden. Op dat verslag kan gereageerd worden binnen bijf kalenderdagen te rekenen vanaf de dag van ontvangst ervan.

De BGHM stelt de verzoekende partij binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep op de hoogte van zijn beslissing. Bij stilzwijgen na het verstrijken van deze termijn wordt het beroep als verworpen beschouwd.

De OVM wordt belast met de uitvoering van de beslissing van de BGHM, die de maatschappij ervanop de hoogte stelt.

Art. 67.Met het oog op het herstel van de financiële toestand van een OVM waarvan de BGHM acht dat haar solvabiliteit of liquiditeit onvoldoende is, kan deze eisen dat de OVM haar een herstelplan voorlegt waarvan de Regering de inhoud en de wijze van bekendmaking vaststelt.

Art. 68.§ 1. Als de BGHM vaststelt dat een OVM niet handelt volgens haar statutaire doelstellingen of dat ze verplichtingen die haar worden opgelegd door deze Code of haar uitvoeringsbesluiten hiervan, alsook het Wetboek van vennootschappen niet naleeft, dan kan zij de betrokken OVM bij met redenen omklede beslissing gelasten de toestand te regulariseren binnen een door de BGHM vastgestelde termijn.

Deze termijn gaat in vanaf de kennisgeving van de beslissing. § 2. Als de OVM na het verstrijken van deze termijn de opgelegde regularisering niet heeft doorgevoerd, dan kan de BGHM naargelang de ernst en de aard van de inbreuk : 1. aan de Regering voorstellen een bijzondere commissaris aan te stekken;2. aan de Regering voorstellen de betrokken OVM of bepaalde diensten van ambtswege te laten fuseren of overnemen;3. de uitoefening van de bevoegdheden van de bestuursorganen bij de betrokken OVM opschorten en zich in hun plaats stellen tijdens de periode vereist door de regularisering, uitgezonderd het recht van de OVM om in beroep te gaan overeenkomstig § 3. § 3. De betrokken OVM beschikt na de bekendmaking van de beslissing van de BGHM over vijftien dagen om bij de Regering beroep aan te tekenen tegen de beslissingen die werden getroffen overeenkomstig § 2, 3°, van dit artikel.

Het beroep is niet opschortend.

De Regering neemt een beslissing binnen dertig dagen na het opstarten van de beroepsprocedure. Bij stilzwijgen na het verstrijken avn deze termijn wordt de beslissing van de BGHM als bevestigd beschouwd.

Art. 69.De Regering bepaalt de benoemingsregels voor de bijzondere commissaris, zijn bevoegdheden en zijn machten.

De bijzondere commissaris is verplicht een algemene of specifieke schriftelijke volmacht te verlenen voor alle handelingen en beslissingen van alle bestuursorganen van de OVM en voor alle handelingen en beslissingen van de aangestelden die het recht hebben beslissingen te treffen die de OVM binden.

De BGHM kan evenwel het aantal verrichtingen beperken waarvoor een volmacht vereist is.

De bijzondere commissaris kan elk voorstel dat hij gepast acht ter beraadslaging voorleggen aan alle bestuurorganen van de OVM. De bezoldiging van de bijzondere commissaris wordt vastgesteld door de Regering en gedragen door de OVM. Afdeling 8. - De strafbepalingen

Art. 70.De volgende personen worden bestraft met de sancties bepaald in artikel 196 van het Strafwetboek : de bestuurders, mandaathouders en aangestelden van een OVM die bewust een valse of onvolledige verklaring hebben afgelegd om een subsidies van het Gewest te verkrijgen of te behouden.

Onverminderd de toepassing van strengere straffen bepaald in het Strafwetboek worden de volgende personen bestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en een geldboete van duizend tot tienduizend euro of met een van beide sancties afzonderlijk : de bestuurders, mandaathouders en aangestelde van een OVM, alsook de sociaal afgevaardigde die bewust de administratieve, fianciële en boekhoudkundige bepalingen van deze ordonnantie of van haar uitvoeringsbesluiten overtreden.

Onverminderd de toepassing van strengere straffen bepaald in het Strafwetboek worden de volgende personen bestraft met dezelfde sancties : de bestuurders, mandaathouders en bedienden van een OVM die valse verklaringen afleggen aan de BGHM, aan de door haar aangestelde revisor of aan de sociaal afgevaardigde aangesteld door de BGHM of die weigeren de inlichtingen te verstrekken die gevraagd worden in toepassing van deze Code of van zijn uitvoeringsbesluiten. Afdeling 9. - De adviesraden van de huurders

Art. 71.In deze afdeling moet onder « huurder » worden verstaan de persoon die de huurovereenkomst onderschrijft en de personen die ouder zijn dan 16 jaar en officieel onder zijn dak leven.

Art. 72.In elke OVM wordt een Adviesraad van de Huurders opgericht.

Art. 73.Elke adviesraad van de huurders is samengesteld uit 5 tot 15 vertegenwoordigers van de huurders. Hij bestaat uit vaste leden en plaatsvervangers, die om de drie jaar door de huurders worden gekozen volgens een door de Regering vastgestelde procedure. De datum van de verkiezingen wordt door de Regering bepaald.

De samenstelling en de werking van de Adviesraden van de Huurders worden door de Regering vastgesteld na advies van de BGHM. Bij de samenstelling wordt rekening gehouden met het aantal woningen, eventueel het aantal en het soort vestigingen en het aantal huurders.

Om verkiesbaar te zijn, moeten de kandidaten op de datum van de verkiezing minstens tien maanden huurder van de OVM zijn. De huurders die veroordeeld zijn bij rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan omdat ze hun verplichtingen tegenover de OVM niet nagekomen zijn, kunnen niet verkozen worden en evenmin zitting hebben.

Als de veroordeling betrekking heeft op huurschulden, kan de huurder toch verkozen worden als die ten minste zes maanden vóór de datum die is vastgesteld voor het indienen van de kandidaturen worden betaald en voor zover hij op die datum bij de OVM geen schulden heeft.

De verkiezing wordt pas geldig verklaard als minstens vijf procent van de huurders aan de stemming deelneemt. Als de verkiezing ongeldig wordt verklaard, wordt een nieuwe verkiezing gehouden binnen een termijn van zes maanden.

Wanneer er geen adviesraad bestaat als gevolg van een onvoldoende grote deelname of bij gebrek aan kandidaten, wordt een verkiezing gehouden als tien procent van de huurders drrom verzoekt. Dit verzoek mag niet eerder dan twaalf maanden na de vorige verkiezing worden ingediend. Een Adviesraad, die overeenkomstig de in dit lid bedoelde procedure verkozen is, wordt van ambtswege hernieuwd voor de duur van de daaropvolgende driejarige periode.

Iedere huurder mag de vergaderingen van de Adviesraad bijwonen en de leden ervan vragen stellen binnen de bevoegdheden van de Raad.

De Regering richt een beroepscommissie op, benoemt haar voorzitter en leden ens telt na advies van de BGHM haar werkwijze vast. Ze heeft haar zetel bij de BGHM, die haar de werkingsmiddelen verschaft.

De beroepscommissie dot uitspraak over de beroepen inzake verkiezingsgeschillen.

Art. 74.De OVM bezorgt de Adviesraad van de huurders de gegevens nodig om zijn bevoegdheden uit te oefenen. In voorkomend geval kan de Asviesraad een lid van de raad van bestuur als vertegenwoordiger uitnodigen.

Twee vertegenworodigers gekozen uit de leden van de Adviesraad van de huurders nemen deel aan de vergaderingen van agendapunten over het personeel van de maatschappij, de toewijzing van de woningen en enig ander dossier dat betrekking heeft op personen.

Voor het deel van de vergadering van de raad van bestuur dat ze bijwonen, hebben deze vertegenwoordigers dezelfde rechten en plichten als de bestuurders. Ze hebben echter geen stemrecht.

De OVM stelt de Adviesraad van de huurders de nodige lokalen ter beschikking om te vergaderen.

De adviesraad van de huurders organiseert minstens eenmaal per jaar een vergadering waarop alle huurders uitgenodigd worden. Tijdens deze vergadering brengt de Adviesraad van de huurders verslag uit over zijn activiteiten, de toestand en de projecten van de OVM. Die vergaderingen kunnen naargelang het aantal woningen en de ruimtelijk spreiding hiervan georganiseerd worden per woongeheel.

Wanneer geen Adviesraad wordt geïnstalleerd, is de OVM verplicht om alle huurders tweemaal per jaar uit te nodigen voor een vergadering waarop de geplande renovatie- en onderhoudswerken, het activiteiten- en animatieprogramma voor de verschillende vestigingen van sociale woningen, de wijzigingen in de wetgeving die gevolgen hebben voor de huurders, de wijzigingen in het huishoudelijk reglement en elk punt dat vijf procent van de huurders op de agenda wil plaatsen, worden besproken. Die vergaderingen kunnen, naargelang het aantal woningen en de ruimtelijke spreiding ervan, georganiseerd worden per woongeheel.

Art. 75.§ 1. De Adviesraad van de huurders brengt op eigen initiatief of op verzoek van de raad van bestuur van de OVM adviezen uit over alle aangelegenheden die niet individueel van aard zijn en die betrekking hebben op diens bevoegdheden. § 2. Behalve in dringende gevallen verantwoord door uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden is voorafgaand advies van de Adviesraad van de huurders vereist voor : 1° de onderhouds-, renovatie- en inrichtingsprogramma's voor de gebouwen en hun omgeving voor een bedrag van meer dan 62.000 euro, exclusief BTW, jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consimptieprijzen, ongeacht de financieringswijze door de OVM; 2° de methode(s) die de OVM vaststelt om de huurlasten te berekenen, de jaarlijkse afrekening van de huurlasten te maken, opgesplitst volgens hun aard, de wijze waarop ze worden gespreid en het bedrag van de provisies die hierop betrekking hebben;3° de goedkeuring of de wijziging van het huishoudelijk reglement, tenzij het aangepast wordt aan een wijziging in de wetgeving.In dat geval wordt de wijziging ter informatie meegedeeld; 4° elk programma met betrekking tot de colelctieve uitrustingen van de OVM, met inbegrip van de programma's waarbij zij zich heeft aangesloten;5° elk programma waarmee de OVM zich tot de huurders wenst te richten voor culturele of sociaal-informatieve animatie. § 3. De Adviesraad van de huurders kan alleen dan een advies uitbrengen als de helft van zijn leden aanwezig is. Is dat quorum niet bereikt, dan dient hij een tweede vergadering bijeen te roepen tijdens welke het advies geldig uitgebracht kan worden, zelfs wanneer de helft van de leden niet aanwezig is.

In de oproep voor die tweede vergadering moet het gebruik van dze mogelijkheid uitdrukkelijk vermeld worden.

De Adviesraad van de huurders brengt het in de vorige paragraaf bedoelde advies uit binnen een maand na de adviesaanvraag. Na het verstrijken van deze termijn, wordt het advies geacht te zijn uitgebracht. § 4. De adviezen van de Adviesraad van de huurders vermelden de minderheidsstandpunten die door ten minste twintig procent van de aanwezige leden zijn geformuleerd. De OVM deelt aan de Adviesraad op geregelde tijdstippen en ten minste tweemaal per jaar mee welk gevolg er aan diens adviezen is gegeven.

Als zij het advies van de Asviesraad van de huurders niet volgt, dan motiveert de OVM haar beslissing. § 5. De Adviesraad van de huurders kan op eigen initiatief of op verzoek van de OVM in de sociale-woongehelen animatie organisere of hieraan meewerken.

Art. 76.De BGHM controleert, volgens de door de Regering vastgestelde regels, de werking van de Adviesraden van de huurders en het goede verloop van hun betrekkingen met hun respectieve OVM. De BGHM vernietigt in voorkomend geval en volgens de door de Regering vastgestelde procedure, de beslissingen van de OVM's over de aangelegenheden bedoeld in het artikel 75, § 2, waarover geen advies ingewonnen werd.

Art. 77.De BGHM organiseert de informatie aan de huurders van de OVM's omtrent de taak van de Adviesraad en zijn werkwijze.

Ze zorgt voor de permanente vorming van de personen die verkozen zijn tot lid van de Adviesraad die bij de OVM werd opgericht.

Art. 78.De Regering trekt jaarlijks op haar begroting het bedrag uit dat nodig is voor de werking van de Adviesraden van de huurders, met inbegrip van de subsidies om de uitgaven van de OVM's terzake te dekken. Zij stelt de toekenningsregels hiervoor vast. HOOFDSTUK III. - Het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Afdeling 1. - Statuut en vorm

Art. 79.Het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hierna het Fonds genoemd, is opgericht als coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

De zetel van het Fonds is gevestigd in één van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Afdeling 2. - Opdrachten

Art. 80.Het Fonds verricht taken van openbaar nut en inzonderheid : 1° personen met een middelgroot of klein inkomen de middelen verschaffen om door de toekenning van hypotheekleningen waarvan de voorwaarden door de Regering worden vastgesteld een woning in hoofdzaak bestemd voor persoonlijk gebruik te saneren, te herstructureren, aan te passen, aan te kopen, te bouwen of in stand te houden;2° personen met een klein of bescheiden inkomen de middelen verschaffen om een woning te huren of de huurwaarborg samen te stellen volgens de door de Regering vastgestelde voorwaarden;3° onroerende goederen aankopen, ruilen, verbouwen, saneren, verbeteren, huren of in erfpacht nemen om ze in hoofdzaak aan personen met een middelgroot of klein inkomen te verhuren, onder te verhuren of te verkopen als woning;4° experimenten en denkoefeningen op deze vlakken bevorderen en aan de Regering nieuwe beleidsinitiatieven voorstellen. Afdeling 3. - De beheersovereenkomst

Art. 81.Het Fonds vervult zijn taken volgens de prioriteiten en oriënteringen omschreven in de beheersovereenkomst die het telkens voor een duur van vijf jaar sluit met de Regering. Bij gebrek aan beheersovereenkomst en na raadpleging van het onds stelt de Regering de bijzondere voorwaarden vast voor de uitvoering van artikel 82 voor de duur van een begrotingsjaar.

Voor ze in werking treden, deelt de Regering de beheersovereenkomsten mee aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.

Art. 82.In het raam van de ordonnanties en besluiten waaraan de financiering en de activiteiten van het Fonds zijn onderworpen, regelen de beheersovereenkomsten : 1° de doelstellingen die aan de partijen worden ogelegd;2° de uitvoeringstermijnen voor deze doelstelingen;3° de middelen die aangewend moeten worden om ze te verwezenlijken;4° de evaluatiecriteria;5° de herzieningsvoorwaarden;6° de sancties als doelstellingen of termijnen niet worden nageleefd.

Art. 83.De raad van bestuur en de commissarissen bedoeld in artikel 86 van deze Code leggen aan de Regering jaarlijks een evaluatieverslag voor over de uitvoering van de beheersovereenkomst.

Het jaarlijks evaluatieverslag over de uitvoering van de beheersovereenkomst wordt ten laatste op 1 juli van het jaar dat volgt op het dienstjaar waarop het betrekking heeft aan de Regering voorgelegd en binnen de eerstvolgende maand bezorgd aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. Afdeling 4. - De financiering

Art. 84.§ 1. De Regering kan het Fonds binnen de budgettaire perken gesteld door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad machtigen leningen te sluiten die door het Gewest worden gewaarborg. De waarborg dekt tevens de financiële beheersoperaties die betrekking hebben op deze leningen.

Het bedrag, de voorwaarden en de regels voor het sluiten van de leningen moeten door de Regering worden goedgekeurd. § 2. Binnen de perken van de kredieten ingeschreven op de gewestbegroting en onder voorbehoud van de nalenving van artikel 82 subsidieert de Regering de activiteiten van het Fonds, inzonderheid door het verlies op interesten te dekken van de leningen die het sluit en door middel van kapitaaldotaties.

Alleen al door de gewestelijke subsidies te aanvaarden, erkent het Fonds dat het Rekenhof het recht heeft ter plaatse het gebruik van de uitgekeerde geldmiddelen te controleren. § 3. Het Gewest kent zijn waarborg voor een goede afloop voor de in de eerste paragraaf bedoelde leningen slechts toe op voorwaarde dat het Fonds zich er voorag toe heeft verbonden een deel van zijn investeringsprogramma's, zoals vastgesteld in de beheersovereenkomsten, te besteden aan de financiering van de aankoop, de bouw, de sanering, de herstructurering of de aanspassing van woningen bestemd om verhuurd of verkocht te worden aan personen die voldoen aan de bijzondere voorwaarden gesteld door de Regering.

Art. 85.§ 1. Het Gewest kent aan het Fonds een terugvorderbaar renteloos voorschot toe, bestemd voor de toekenning van een toelage voor de samenstelling van een huurwaarborg. § 2. Met behulp van de ter beschikking gestelde bedragen kent het Fonds leningen of bankwaarborgen toe aan personen die moeilijkheden ondervinden om de door hun verhuurder geëiste huurwaarborg te betalen zodat zij een behoorlijke woning kunnen betrekken. § 3. De terbeschikkingstelling van de in § 1 van dit artikel bedoelde terugvorderbare voorschotten aan het Fonds wordt geregeld bij overeenkomst tussen het Gewest en het Fonds.

Deze overeenkomst bepaalt inzonderheid dat de aan het Fonds toevertrouwde bedragen in een afzonderlijke boekhouding opgenomen moeten worden en dat de rente die deze bedragen voortbrengen uitsluitend bestemd mag worden voor het toelagenstelsel voor de huurwaarborg.

De overeenkomst wordt ten laatste zestig dagen na ondertekening bezorgd aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. § 4. Het Fonds kan bij door de Minister goedgekeurde overeenkomst de taken delegeren met betrekking tot de administratieve en sociale opvolging van de dossiers, hetzij aan de gemeente, hetzij aan het O.C.M.W. van een gemeente op het grondgebied van het Gewest, hetzij aan verenigingen die ijveren voor integratie via de huisvesting die door de Regering zijn erkend. Deze taken toevertrouwd aan de gemeente, aan het O.C.M.W. of aan verenigingen die ijveren voor integratie via de huisvesting worden kosteloos volbracht. § 5. Het Fonds bezorgt de Minister jaarlijks een volledig verslag met betrekking tot het gebruik van het bedrag dat als voorschot werd ontvangen. De Minister bezorgt het verslag binnen dertig dagen na ontvangst aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. § 6. Wanneer het Gewest een einde maakt aan het bijstandsstelsel voor de samenstelling van een huurwaarborg, wordt het aan het Fonds toegekende voorschot aan het Gewest terugbetaald volgens de regels die door de Regering worden vastgesteld. § 7. Bij ontbinding van het Fonds is dit verplicht alle ontvangen voorschotten aan het Gewest terug te betalen. Deze terugbetaling wordt evenwel beperkt tot de bedragen die werden terugbetaald door de begunstigden van de leningen of van de schuldvorderingen die het Fonds hierop heeft. Voor de inning van de leningen en de schuldvorderingen treedt het Gewest in de rechten van het Fonds. Afdeling 5. - De controle

Art. 86.§ 1. Het Fonds is onderworpen aan controle door de Regering.

Deze controle wordt uitgeoefend door twee door de Regering aangestelde commissarissen die elk tot een verschillende taalrol behoren. § 2. De commissarissen nemen met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de bestuurs- en controleorganen van het Fonds, waarop ze uitgenodigd dienen te worden.

Zij worden ermee belast toe te zie op de toepassing van de ordonnanties en besluiten waardoor de financiering en de activiteiten van het Fonds zijn geregeld, alsook van de achtereenvolgende beheersovereenkomsten. § 3. Wanneer het algemeen belang of de naleving van de wet of van reglementen dit vereist, kunnen de Regering of de commissarissen, binnen de termijn die zij vaststellen, het Fonds verzoeken te beraadslagen over elke aangelegenheid die het aanbelangt. § 4. Elke commissaris kan verzet aantekenen tegen de beslissingen van het Fonds als hij meent dat deze leiden tot een ongeoorloofde discriminatie van de ene gemeenschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ten opzichte van de andere of dat zij strijdig zijn met de wetgeving, de beheersovereenkomst of het algemeen belang.

Het beroep moet worden ingesteld binnen acht dagen na de vergadering waarop de beslissing werd genomen voor zover de commissarissen volgens de regels werden uitgenodigd, zoniet vanaf de bekendmaking van de beslissing bij een ter post aangetekend schrijven.

Het beroep wordt ingesteld bij de Regering volgens de voorwaarden en op de wijze die zij bepaalt. Het beroep werkt opschortend.

De Regering spreekt zich uit binnen dertig dagen na de indiening van het beroep. Na het verstrijken van deze termijn wordt de beslissing geacht te zijn goedgekeurd.

De beslissing tot nietigverklaring wordt aan het Fonds betekend. § 5. Jaarlijks bezorgen de commissarissen een verslag over hun activiteiten aan de Regering.

Art. 87.De bepalingen van de wetten en besluiten die betrekking hebben op het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België en het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn van toepassing op het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, tenzij er een eigen regelgeving bestaat met betrekking tot deze laatste. HOOFDSTUK IV. - De sociale verhuurkantoren

Art. 88.§ 1. Om zijn doelstellingen te verwezenlijken, behoudt het sociaal verhuurkantoor een maximaal aantal woningen uit de privé- en de overheidssector op de huurmarkt, biedt ze opnieuw aan of verwezenlijkt ze en dit volgens het door de Regering vastgestelde contingent. § 2. Bij het vervullen van deze taak treedt het sociaal verhuurkantoor als bemiddelaar op tussen de houders van zekelijke rechten en de huurgezinnen. Daartoe sluit het met de houders van zekelijke rechten beheersovereenkomsten of huurovereenkomsten voor onroerende of gedeelten van onroerende goederen.

Het mag ook giften of legaten ontvangen, alsmede erfpacht- of opstalovereenkomsten sluiten die in verhouding staan tot zijn doelstellingen.

Het sociaal verhuurkantoor kan tevens onroerende goederen aankopen die bestemd zijn voor woningen. De maximumprijs, die in verhouding moet staan tot het aantal woningen waaruit het aan te kopen gebouw bestaat, wordt vastgesteld door de Regering.

De Regering stelt de volgende standaardakten vast : 1° de standaard-huurovereenkomst, die de huurder verbindt met het sociaal verhuurkantoor of met de houder van zekelijke rechten;2° het standaard-beheersmandaat voor de woning of het gebouw, dat de betrekkingen regelt tussen de houder van zakelijke rechten en het sociaal verhuurkantoor;3° de bewoningsovereenkomst, die de bewoner van de transitwoning verbindt met het sociaal verhuurkantoor. § 3. De woningen die door het sociaal verhuurkantoor te huur worden gesteld, moeten in het Brussels Hoofdstelijk Gewest gelegen zijn en voldoen aan de door de Regering gestelde gezondheidsvoorwaarden. § 4. Het sociaal verhuurkantoor zorgt indien nodig voor maatschappelijke begeleiding, specifiek met betrekking tot het huren van een woning. Telkens deze mogelijkheid zich voordoet, gebeurt de maatschappelijke begeleiding in partnerschap met een O.C.M.W. of een vereniging die zich inzet voor de intergratie via de huisvesting.

Art. 89.§ 1. Het gebouw of het gedeelte van het gebouw waarvan wordt overwogen om het in beheer te nemen, moet aan het sociaal verhuurkantoor ter beschikking worden gesteld bij beheersmandaat of huurovereenkomst met een duur van minstens : 1° drie jaar als het enkel beheer of huur betreft, na een eventuele proefperiode van een jaar;2° negen jaar als er ingrijpende renovatiewerken vereist zijn. § 2. Wanneer met de houder van zakelijke rechten een beheersovereenkomst is gesloten zoals bedoeld in artikel 88, § 2, eerste lid, treedt het sociaal verhuurkantoor in de plaats van de houder van zakelijke rechten voor de teruginning van ieder bedrag dat door het gezin verschuldig is en om de verbreking van de huurovereenkomst te eisen zoals bepaald door het Burgerlijk Wetboek. § 3. Bij de onderhandelingen over de huurprijs met de houder van zakelijke rechten dient het sociaal verhuurkantoor erop toe te zien dat het hoe dan ook een huurprijs verkrijgt die lager dan de huurprijzen op de privémarkt voor goederen met vergelijkbare uitrustingen en een vergelijkbare ligging, rekening gehouden met de waarborgen die het de houder van zakelijke rechten biedt.

Art. 90.§ 1. Het huurbedrag dat het gezien aan het sociaal verhuurkantoor betaalt, is gelijk aan het bedrag dat het kantoor aan de houder van zakelijke rechten stort : - vermeerderd met de afschrijving van de werken gefinancierd door het sociaal verhuurkantoor; - vermeerderd met de bijdrage van het gezin in de kosten van het beheer door het sociaal verhuurkantoor volgens de door de Regering bepaalde regels voor woningen toegekend aan gezinnen met een inkomen dat 50 % hoger ligt dan de toegangsinkomens tot de sociale huisvesting; - verminderd met de gewestelijke en/of gemeentelijke tegemoetkoming in het huurtekort bedoeld in artikel 91. § 2. Als het sociaal verhuurkantoor eigenaar is van een gebouw, dan bepaalt de Regering de huurprijs die het gezien aan het sociaal verhuurkantoor betaalt voor een woning in die gebouw op grond van de raming van de huurprijs van de woning, in die mate verminderd dat hoe dan ook een huur wordt verkregen die lager ligt dan de huurprijzen op de privémarkt voor goederen met vergelijkbare uitrustingen en een vergelijkbare liggin. § 3. Voor de onroerende goederen waarover het sociaal verhuurkantoor zou beschikken krachtens artikel 88, § 2, tweede lid, van deze Code, en voor deze welke onder bijzonder gunstige financiële voorwaarden aan het kantoor zouden zijn toevertrouwd, dient de door het gezin te betalen huur hoe dan ook aanzienlijk lager te zijn dan de huurprijzen op de privémarkt voor goederen met vergelijkbare uitrustingen en een vergelijkbare ligging. De Regering kan rekening houden met de verschillen in huur binnen het Gewest.

Art. 91.§ 1. Binnen de grenzen van het begrotingskrediet en onder de voorwaarden gesteld door de Regering kan deze aan de erkende sociale verhuurkantoren jaarlijks subsidies verlenen om : 1° bij te dragen in de kosten van de renovatiewerken.De Regering bepaalt de aard en de omvang van deze renovatiewerken; 2° onder meer bij te dragen in het ten laste nemen van de verliezen die verrorzaakt zijn omdat de woning tijdelijk onbewoons is en door de huurschade;3° tegemoet te komen in de werkings- en personeelskosten. § 2. Onverminderd § 1 kan de Regering bovendien voor de gezinnen met een inkomen dat niet hoger ligt dan het toegangsinkomen voor de sociale huisvesting subsidies verlenen om : 1° bij te dragen in het huurtekort dat ontstaat uit het verschil tussen het aan de verhuurder verschildigde huurgeld en het bedrag dat het gezin aan zijn huisvesting kan besteden;2° bij te dragen in de kosten voor de maatschappelijke begeleiding van de huurgezinnen zoals bedoeld in artikel 88, § 4.

Art. 92.De Regering kan de sociale verhuurkantoren slechts erkennen indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het statuut aannemen van vereniging zonder winstoogmerk in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;2° als taak hebben de toegang tot het wonen mogelijk te maken voor mensen die in dat opzicht moeilijkheden ondervinden; 3° met het oog op de verwezenlijking van hun maatschappelijke doel op zijn minst een samenwerkingsakkoord sluiten met een of meer gemeenten of O.C.M.W.'s op het grondgebied waarvan de meeste door het sociaal verhuurkantoor beheerde goederen gelegen zijn of op het grondgebied waarvan het kantoor zijn project wil ontwikkelen. Dit akkoord kan een welbepaald aantal door het sociaal verhuurkantoor beheerde woningen voorbehouden voor een door de gemeente of het O.C.M.W. geselecteerde doelgroep, op voorwaarde dat de woningen gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente of het O.C.M.W. in kwestie. De Regering stelt de minimumeisen voor dit akkoord vast, met name inzake toezicht op het sociaal doel.

Wanneer het verhuurkantoor goederen beheert of zijn werking wil ontwikkelen op het grondgebied van verschillende gemeenten, en onverminderd het eerste lid, stelt het aan alle betrokken gemeenten of O.C.M.W.'s samenwerkingsmodaliteiten voor.

Het sociaal verhuurkantoor kan eveneens een samenwerkingsakkoord sluiten met natuurlijke of rechtspersonen die belang hebben bij de uitvoering van zijn opdrachten, en inzonderheid met de openbare vastgoedmaatschappijen; 4° eventueel door de inbreng van vennoten of door middel van een overeenkomst met een rechtspersoon of een natuurlijke persoon die geen lid is van de vereniging een minimum aantal personeelsleden met de uitvoering van die taken belasten, bestaande uit minstens één gediplomeerd maatschappelijk werker of iemand met een nuttige ervaring van minstens drie jaar en een bouwkundige ingeval renovatiewerken worden uitgevoerd;5° zich ertoe verbinden een jaarlijks activiteitenverslag en een halfjaarlijks financieel verslag voor te leggen aan de Regering en gelijktijdig die documenten te bezorgen aan de in punt 3° bedoelde openabre partners;6° binnen hun beheersorganen te beschikken over een raad van bestuur waarvan ten minste één stemgerechtigde vertegenwoordiger van elke openbare vennoot die hierom heeft gevraagd en met raadgevende stem een vertegenwoordiger van de Regering deel uitmaken;7° niet laten zetelen als voorzitter, bestuurder, directeur of gemachtigde, personen die niet in eer en rechten hersteld zijn die, ook niet met uitstel, veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf van ten minste één maand voor één van de overtredingen die zijn vastgelegd in het koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen.

Art. 93.§ 1. Om aanmerking te komen voor een woning beheerd door het sociaal verhuurkantoor : 1° mag het gezin geen inkomen hebben dat hoger is dan het toegangsinkomen voor de sociale huisvesting. Een derde van de door het sociaal verhuurkantoor beheerde woningen mag evenwel worden toegekend aan gezinnen met een inkomen dat 50 % hoger ligt dan de toegangsinkomens tot de sociale huisvesting; 2° mag geen enkel gezinslid volle eigenaar, erfpachthouder of vruchtgebruiker zijn van een onroerend goed bestemd voor huisvesting of beroepsgebruik. Het sociaal verhuurkantoor kan in individuele gevallen en bijzondere omstandigheden afwijken van deze bepaling op grond van een met redenen omklede beslissing.

Als wordt vastgesteld dat bij de indiening van de aanvraag voor een woning een valse verklaring werd afgelegd, wordt aan de huurovereenkomst een einde gesteld met een opzegtermijn van zes maanden. De overeenkomst loopt af na het verstrijken van dezelfde termijn als de huurder of één van diens gezinsleden volle eigenaar, erfpachthouder of vruchtgebruiker wordt van een onroerend goed bestemd voor huisvesting of voor beroepsgebruik, behalve wanneer het behoud van de bewoning een afwijking inhoudt, toegestaan overeenkomstig de bepalingen vermeld in het vorige lid. De standaard-huurovereenkomst bedoeld in artikel 88, § 2, vierde lid, 1°, dient voorwaarden in deze zin te bevatten. § 2. Mits het beheersorgaan van het sociaal verhuurkantoor hiermee instemt, kan worden afgeweken van de voorwaarden gesteld in § 1 in geval van overmatige schuldenlast, voor zover het maandelijks gezinsinkomen niet hoger ligt dan een door de Regering vast te stellen maximum. § 3. In de zin van dit artikel wordt verstaan onder : 1° inkomsten : het netto onroerend en roerend inkomen en het netto belastbaar beroepsinkomen vóór iedere aftrek, vermeerderd of verminderd met uitkeringen tot onderhoud al naargelang deze werden ontvangen of gestort.De bedoelde inkomsten worden vastgesteld op grond van het Wetboek op de inkomstenbelastingen. Het leefloon en de toelagen voor minder-validen worden eveneens als inkomsten aanzien; 2° gezinsinkomen : de samengevoegde inkomsten van alle gezinsleden, behoudens deze van de kinderen ten laste;3° toegangsinkomen tot de sociale huisvesting : het inkomen dat recht geeft op toegang tot de sociale huisvesting en dat door de Regering in toepassing van artikel 155 van deze Code wordt vastgesteld;4° woning : het individuele huis of het appartement dat is ingericht voor de bewonning door een gezin, met inbegrip van de tuin en de aanhorigheden;5° transitwoning : de woning die bestemd is voor een specifieke doelgroep waarvoor sociale begeleiding wordt ingesteld en die niet langer dan achttien maanden betrokken wordt.

Art. 94.§ 1. Indien de voorwaarden gesteld in deze Code niet worden vervuld moeten de subsidies bedoeld in artikel 91 worden terugbetaald overeenkomstig artikel 57 van de op 17 juli 1991 gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit. § 2. De erkenning wordt door de Regering ingetrokken geschorst of beperkt wanneer zij vaststelt dat het sociaal verhuurkantoor niet meer voldoet aan de voorwaarden van deze Code.

Art. 95.De woningen die deel uitmaken van het vermogen van de openbare vastgoedmaatschappijen en van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vallen niet onder de toepassing van dit hoofdstuk.

Art. 96.De Regering stelt de procedures voor de erkenning en de intrekking van de erkenning vast, met inbegrip van de beroepsprocedures. HOOFDSTUK V. - De Adviesraad voor huisvesting Afdeling I. - Statuut en samenstelling

Art. 97.In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt een adviesorgaan opgericht met de naam « Adviesraad voor huisvesting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest », hierna « de Adviesraad » genoemd.

Art. 98.§ 1. De Adviesraad bestaat uit vierentwintig leden; dit zijn : 1° een afgevaardigde van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij;2° een afgevaardigde van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° een afgevaardigde van het Woningfonds van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;4° een afgevaardigde van de Nationale Raad voor het Bouwbedrijf;5° een afgevaardigde van het beroepsinstituut van vastgoedmakelaars;6° een landmeter-expert, voorgedragen door de Unie van Landmeters-experten van Brussel, hetzij bij spontane kandidatuur;7° twee afgevaardigden van de openbare vastgoedmaatschappijen, voorgedragen door hun verbondsorganen;8° zes afgevaardigden van verenigingen met reeds minstens één jaar rechtspersoonlijkheid, waarvan de activiteiten bijdragen tot de verdediging en de verwezenlijking van het recht op wonen of tot de bescherming en de bevordering van het wonen;9° een afgevaardigde van de scoiale verhuurkantoren;10° twee afgevaardigden van de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarvan één uit de afdeling Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn;11° een afgevaardigde van de representatieve werknemersorganisaties en een afgevaardigde van de representatieve werkgevers- of middenstandsorganisaties, beiden voorgedragen door de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;12° een afgevaardigde van de representatieve eigenaarsverenigingen uit de particuliere huisvestingssector met minstens één jaar rechtspersoonlijkheid;13° een notaris, hetzij voorgedragen door de Kamer der Notarissen voor het Arrondissement Brussel, hetzij bij spontane kandidatuur;14° een architect, hetzij voorgedragen door de Raad van de Orde van Architecten van de Provincie Waals Brabant of de Raad van de Orde van Architecten van de Provincie Vlaams Brabant, hetzij bij spontane kandidatuur;15° twee gezaghebbende personen met een nuttige beroepservaring van minsntens vijf jaar op het vlak van huisvesting.Tijdens de uitoefening van hun mandaat in de Adviesraad voor Huisvesting mag hun geen dienstopdracht worden opgedragen, zoals die door dit orgaan worden toegekend. § 2. Drie afgevaardigden aangesteld door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering wonen de vergaderingen van de Adviesraad bij. Ze worden aangesteld op voordracht van, respectievelijk, de Minister bevoegd voor Huisvesting, de Minister bevoegd voor Stadsvernieuwing en de Secretaris Generaal van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Hun mandaat is herroepbaar. Het wordt hernieuwd binnen zes maanden na elke gewestverkiezing.

Het Regeringslid dat een voorontwerp van ordonnantie of van verordenend besluit heeft voorgesteld dat door de Adviesraad krachtens diens opdracht bedoeld in artikel 104 wordt onderzocht, mag deelnemen aan of zich laten vertegenwoordigen voor de besprekingen over dit voorontwerp.

Art. 99.Voor elk lid wordt een plaatsvervanger aangesteld. De plaatsvervangers mogen de vergaderingen van de Adviesraad bijwonen.

Bij overlijden, afwezigheid of ontslag van een lid van de Adviesraad of als dit de hoedanigheid verliest uit hoofde waarvan het werd aangesteld, voltooit diens plaatsvervanger het mandaat.

Elk lid dat verhinderd is, mag zich laten vervangen door zijn plaatsvervanger.

Art. 100.Elk geslacht moet voor minstens een derde vertegenwoordigd zijn in de Adviesraad.

Art. 101.§ 1. De leden van de Adviesraad en hun plaatsvervangers worden door de Regering aangesteld op grond van de kandidaturen die haar op dubbele lijsten worden voorgelegd door de organisaties en instellingen bedoeld in artikel 98, met uitzondering van de spontane kandidaturen bedoeld in 6°, 13° en 14° van dat artikel en van de leden bedoeld in 15°.

Aan elke aanstelling gaat een oproep tot de kandidaten vooraf die in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

De Regering bepaalt op welke wijze de oproep tot de kandidaten en de aanstelling van de leden van de Adviesraad moeten gebeuren. § 2. Het mandaat van de leden duurt vijf jaar en kan één keer hernieuwd worden. De helft van de leden wordt om de dertig maanden hernieuwd.

Bij afwijking van het eerste lid bepaalt het lot, bij de eerste aanstelling van de leden van de Adviesraad, voor de helft van de leden een mandaatduur van dertig maanden. § 3. Op verzoek van een vast of een plaatsvervangend lid kan de Regering in de loop van het mandaat een andere persoon aanstellen om het te voltooien, voor zover deze vervanging de bestaande wettelijke evenwichten niet wijzigt.

Art. 102.Zolang de in artikel 101 vastgestelde herniewing niet heeft plaatsgevonden, blijven de houders van de te hernieuwen mandaten deze verder uitoefenen.

Art. 103.§ 1. Een lid van de Adviesraad mag niet tegelijk een parlementair mandaat uitoefenen of lid zijn van een ministerieel kabinet. § 2. Het mandaat wordt kosteloos uitgeoefend. De Regering kan de Adviesraad toestaan in zijn begroting een vergoeding te voorzien voor zijn leden. Afdeling 2. - Opdrachten

Art. 104.§ 1. De Regering verzoekt de Adviesraad om advies over elk voorontwerp van ordonnantie en elk verordenend besluit die in hoofdzaak de huisvesting betreffen. § 2. De Adviesraad brengt tevens adviezen uit over het huisvestingsbeleid op verzoek van de Regering, van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad of op eigen initiatief als één derde van zijn leden hierom verzoekt.

Hij kan op eigen initiatief studies en analyses uitvoeren en voorstellen voorleggen aan de Regering.

Art. 105.§ 1. Elk jaar, ten laatste eind juli, stuurt de Regering de Adviesraad een verslag toe over haar werking op het vlak van huisvesting. § 2. Elk jaar, ten laatste eind oktober, deelt de Adviesraad zijn activiteitenverslag mee aan de Regering. De Regering stuurt dit verslag naar de Brusselse Hoofdstedelijk Raad.

Art. 106.§ 1. De adviezen en voorstellen worden slechts rechtsgeldig aangenomen als meer dan de helft van de leden van de Adviesraad aanwezig is. § 2. Als er binnen de Adviesraad verschillende meningen zijn, dan worden die in het advies of het voorstel van de Adviesraad vermeld. In dat geval wordt voor elk standpunt aangegeven door hoeveel leden het gesteund wordt. § 3. Wanneer de Adviesraad een advies geeft met toepassing van artikel 104 en daarin een standpunt uiteenzet dat gesteund wordt door ten minste de helft van de leden, dient de Regering de redenen te preciseren waarom zij in voorkomend geval van dat standpunt afwijkt.

Art. 107.De adviezen waarom de Regering verzoekt krachtens artikel 104, § 1, worden opgesteld in het Nederlands en het Frans, en in beide talen medegedeeld binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het verzoek. Na het verstrijken van die termijn mag aan de adviesverplichting worden voorbijgegaan.

Op verzoek van de Adviesraad kan de Regering deze termijn verlengen.

De termijnen wordt opgeschort tijdens de schoolvakanties.

In geval van gewettigde hoogdringendheid mag de Regering de termijn voor adviesverlening inkorten tot zeven dagen.

Art. 108.Om zijn opdracht uit te voeren, kan de Adviesraad een beroep doen op deskundigen, gespecialiseerde commissies oprichten en tijdelijke werkgroepen samenstellen. Het huishoudelijk reglement bepaalt daartoe de nadere regels. Afdeling 3. - Werking

Art. 109.§1.De Adviesraad stelt onder zijn leden een voorzitter, een vice-voorzitter, een secretaris en een schatbewaarder aan. Zij vormen samen het Bureau van de Adviesraad.

Hun mandaat loopt af bij elke hernieuwing van de helft van de leden van de Adviesraad. Het kan één keer hernieuwd worden. § 2. Stelt de Adviesraad de in § 1 bedoelde personen niet aan binnen drie maanden na de installatie of, nadien, binnen een termijn van drie maanden na elke hernieuwing van de helft van de leden, dan gaat de Regering over tot aanstelling.

De voorzitter en de vice-voorzitter behoren elk tot een verschillende taalrol.

Art. 110.§ 1. De Adviesraad vergadert misntens vier maal per jaar en wordt samengeroepen door de voorzitter of de persoon die hem vervangt. § 2. De voorzitter of de persoon die hem vervang, roept de Adviesraad samen als de Regering, één van de afgevaardigden bedoeld in artikel 98, § 2, of een derde van de leden van de Adviesraad hierom verzoekt.

Art. 111.Het Bureau staat in voor het dagelijks beheer van de Adviesraad, bereidt elke vergadering voor en stelt de agenda op.

Het stelt de begrotingen en jaarrkeningen op en legt ze aan de Regering voor na goedkeuring door de Adviesraad.

Art. 112.De Adviesraad stelt een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de Regering wordt voorgelegd.

De Regering stelt de minimaal vereiste inhoud van het huishoudelijk reglement vast.

Art. 113.De Regering mag één of meerdere ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of van een instelling van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aanstellen om het Bureau bij te staan in de uitvoering van zijn taak.

Art. 114.Aan de Adviesraad wordt jaarlijks een dotatie toegekend, ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK 6. - De instellingen voor sociaal krediet

Art. 115.§ 1. De Regering kan de erkenning van het Gewest verlenen aan elke kredietinstelling die verzoekt om deel te nemen aan de uitvoering van een sociale opdracht die ertoe bijdraagt dat een gezin toegang krijgt tot eigendom of een eerste woning kan behouden. § 2. De Regering stelt een algemeen reglement op voor de erkenning van de in § 1 bedoelde kredietinstellingen door het Gewest. De erkenning door het Gewest is meer bepaald onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° de instelling voor sociaal krediet heeft als belangrijkste maatschappelijk doel de toekenning van hypothecair krediet aan natuurlijke personen en het beheer van deze kredieten in eigen naam of voor rekening van instellingen voor belegging in schuldvorderingen die in meerderheid in het bezit zijn van de instellingen voor sociaal krediet;2° het hypothecair krediet wordt toegekend met het oog op de bouw, de aankoop, de renovatie, de herstructurering, de aanpassing of het behoud van een eerste woning bestemd om zelf te bewonen;3° het hypothecair krediet beantwoordt aan de door de Regering vastgestelde toekenningscriteria;4° de rentevoet voor het hypothecair krediet is lager dan het markteijfer voor vergelijkbare operaties die omschreven worden op grond van criteria die door de Regering worden vastgesteld;5° op verzoek van de opeenvolgende kapitaalverstrekkers zet de instelling voor sociaal krediet voor hen aangepaste waarborgen vast en bezorgt zij hun de nodige gegevens met betrekking tot de risico's;6° de instelling voor sociaal krediet leeft de door de Regering vastgestelde beheersrichtlijnen na;7° de uitbetaling van het dividend overschrijft de door de Regering bepaalde perken niet;8° elke kapitaalswijziging wordt vooraf ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering;9° de instellingen voor sociaal krediet moeten hun inschrijving verkregen hebben bij de Controledienst der Verzekeringen overeenkomstig de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen. § 3. De Regering kan sancties opleggen die kunnen wtrekken tot de intrekking van de erkenning voor elke instelling voor sociaal krediet die het algemeen erkenningsreglement niet naleeft.

De opbrengst van de financiële sancties stijft het Gemeenschappelijk Bijstandsfonds bedoeld in artikel 118, § 1. § 4. De Regering verleent bovendien haar waarborg aan de leningen aangegaan door de instellingen voor sociaal krediet om ze in staat te stellen de kredieten te financieren die zij toestaan met het oof op de aankoop, de bouw, het behoud en de verbouwing van sosiclae of hiermee gelijkgestelde woningen onder de door haar bepaalde voorwaarden.

Op voordracht van de Minister van Begroting en van de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting stelt de Regering bij elke instelling voor sociaal krediet een commissaris aan die erop toe dienst te zien dat deze de toekenningsvoorwaarden voor de waarborg naleeft onder de door haar bepaalde voorwaarden.

Art. 116.§ 1. De instelling voor sociaal krediet is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid, die de vorm aanneemt van hetzij een naamloze vennootschap, hetzij een coöperatieve vennootschap.

Het Wetboek van vennootschappen is op de instelling van toepassing, voor zover hiervan door deze Code niet wordt afgeweken. § 2. De aandelen zijn op naam. § 3. Het Gewest, de provincies, de intercommunales, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzen, privaatrechtelijke rechtspersonen, en natuurlijke personen mogen inschrijven op het kapitaal van de instellingen voor sociaal krediet. § 4. In de instellingen voor sociaal krediet waarin publiekrechtelijke rechtspersonen voor minder dan 25 % participeren, wordt aan deze laatste voor een duur van drie maanden een recht van voorkoop toegekend bij een verkoop van aandelen in het bezit van privaatrechtelijke rechtspersonen of privé-personen volgens de door de Regering vastgestelde regels en voorwaarden.

Art. 117.§ 1. Elke instelling voor sociaal krediet is verplicht een beroep te doen op een revisor die wordt gekozen uit de leden van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren. § 2. De revisor wordt bepast met de controle van de financiëke toestand, van de jaarrekeningen en de regelmatigdheid van de opeaties die uit de jaarrekeningen blijken.

Hij neemt ter plaatse kennis van boeken en boekhoudkundige documenten, briefwisseling, verslagen, periodieke overzichten en ale geschriften in het algemeen. § 3. Op grond van een door de Regering opgesteld bestek bezorgt de revisor deze laatste minstens één keer per jaar een verslag over de activa en passiva en over de exploitatieresultaten wanneer de balans en de winst- en verliesrekening worden opgesteld. Hij stelt haar zonder verwijl op de hoogte van iedere nalatigheid, onregelmatigheid of situatie de de liquiditeit en de solvabiliteit van de instelling voor sociaal krediet kan schaden.

Art. 118.§ 1. Er wordt een Gemeenschappelijk Bijstandsfonds opgericht om de belangen van de instellingen voor sociaal krediet verdedigem.

Dit Fonds wordt onder meer gestijfd door de aandelen van de instellingen voor sociaal krediet, waarvan de bedragen door de Regering worden vastgesteld.

De voorwaarden en de regels voor de verdeling van de bezittingen van het Fonds worden door de Regering vastgesteld. § 2. Er wordt een Overlegcomité opgericht waarvan de samenstelling en de werkwijze door de Regering worden vastgesteld. Het is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van het Gewest en van de instellingen voor sociaal krediet. HOOFDSTUK VII. - De Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Art. 119.De Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is bevoegd inzake huisvesting, overeenkomstig de ordonnantie van 20 mei 1999 betreffende de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK 8. - Het Obsvertiecentrum voor de Huisvesting

Art. 120.§ 1. Er wordt een Observatiecentrum voor de Huisvesting opgericht dat binnen de door de Regering gestelde voorwaarden de volgende opdracht vervult : 1° statistische gegevens over het wonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verzamelen en verwerken;2° op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of van de Minister bevoegd voor Huisvesting studies uitvoeren met betrekking tot het wonen;3° denkoefeningen opzetten over de toekomst van het wonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° gegevens verzamelen en verwerken op grond waarvan de evolutie van de wetgeving, de verwezenlijkingen van de operatoren en de openbare maatregelen inzake het wonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onderzocht kunnen worden;5° alle andere taken die het Observatiecentrum door de Regering worden toevertrouwd. § 2. Het Observatiecentrum voor de Huisvesting legt de Brusselse Hoofdstedelijke Raad jaarlijks een verslag voor. § 3. De Regering schrijft jaarlijks in haar begroting het bedrag in dat noodzakelijk is voor de werking van het Observatiecentrum voor de Huisvesting. Zij stelt de regels voor de toewijzing ervan vast. HOOFDSTUK IV. - Het Informatiecentrum voor de Huisvesting

Art. 121.Er wordt een Informatiecentrum voor de Huisvesting ingesteld met als opdrachten : 1° alle gegevens centraliseren die betrekking hebben op de wetgeving, de regelgeving de instellingen met een rechtstreekse of onrechtstreekse band met huisvesting en die gelden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° eerstelijnsinformatie verstrekken aan iedereen die het aanbelangt;3° doorverwijzen naar de diensten die bevoegd zijn.

Art. 122.De Regering bepaalt de werkingsregels van dit Informatiecentrum voor de Huisvesting.

TITEL V. - Toezicht en controle

Art. 123.De instellingen bevoegd inzake huisvesting oefenen hun taak uit volgens de bepalingen van deze Code en onder toezicht van de Regering.

Onverminderd de sancties bedoeld in deze Code kan de Regering zich hiertoe na twee opeenvolgende waarschuwingen, verstuurd per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, in de plaats stellen van één vande instellingen bevoegd inzake huisvesting als deze de plichten niet vervult die krachtens deze Code op haar rusten.

Art. 124.Voor de instellinge bevoegd inzake huisvesting waar niet voorzien is in de aanwezigheid van een Regeringscommissaris kan de Regering de uitoefening van het in artikel 123 bedoelde toezicht delegeren aan de BGHM voor zover het niet gaat om een toezicht op deze maatschappij zelf.

TITEL VI. - Actiemiddelen HOOFDSTUK I. - Tegemoetkomingen aan natuurlijke personen Afdeling 1. - Operaties die in aanmerking komen voor subsidiëring

Art. 125.Het Gewest kan aan de gezinnen een aankooppremie voor onroerende goederen toekennen onder de voorwaarden die de Regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven.

Art. 126.Het Gewest kan aan de gezinnen een bouwpremie toekennen onder de voorwaarden die de Regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven.

Art. 127.Het Gewest kan aan de gezinnen een renovatiepremie toekennen onder de voorwaarden die de Regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven.

Art. 128.Het Gewest kan aan de gezinnen een premie toekennen voor de verfraaiing van gevels, onder de voorwaarden die de Regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven.

Art. 129.Het Gewest kan aan de gezinngen een afbraakpremie toekennen onder voorwaarden die de Regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven.

Art. 130.Het Gewest kan aan de gezinnen een verhuispremie en een tegemoetkoming in de huur van de nieuwe woning toekennen onder de voorwaarden die de Regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven.

Art. 131.Het Gewest kan aan de gezinnen een tegemoetkoming in de huur toekennen onder de voorwaarden die de regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven.

Art. 132.De Regering stelt de toegangsvoorwaarden en de toekenningsregels vast voor de leningen en de waarborgen bestemd voor de samenstelling van een huurwaarborg, alsook de terugbetalingsvoorwaarden voor de lening door de begunstigden of voor de bedragen die het Fonds als waarborg heeft betaald.

De leningen of waarborgen voor de huurwaarborg worden toegestaan zonder kosten voor de begunstigden. Afdeling 2. - Vormen van tegemoetkomingen

Art. 133.De tegemoetkomingen kunnen worden toegestaan in de vorm van : 1° premies;2° terugbetaalbare voorschotten;3° toelagen die bijdragen tot een verklaring van de rente voor hypotheekleningen of van de kosten van borgstellingskredieten;4° verzekering tegen inkomensverlies voor gezinnen die een hypotheeklening sluiten;5° leningen of bankwaarborgen;6° huursubsidies. Afdeling 3. - Toekennings- en berekeningsregels

voor de tegemoetkomingen

Art. 134.§ 1. De Regering stelt de toekenningsvoorwaarden van de tegemoetkomingen vast, inzonderheid in functie van de volgende criteria : 1° het onroerend vermogen van de persoon of het gezin die de aanvraag indient;2° de bewonning, de verkoop of de verhuur van de woning;3° de staat van het gebouw;4° de aard en de omvang van de uit te voeren werken alsook de kostprijs hiervan;5° het type huurovereenkomst tussen verhuurder en huurder, de gezondheids- en bewoonbaarheidsnormen van de gehuurde woningen en het inkomen waarover de kandidaat voor de tegemoetkoming mag beschikken. § 2. Zij stelt de regels vast voor de berekening van de tegemoetkomingen, inzonderheid in functie van : 1° de gezinssamenstelling en -typologie;2° het gezinsinkomen;3° de geografische ligging van het goed.

Art. 135.De Regering bepaalt binnen welke perken en onder welke voorwaarden meerdere tegemoetkomingen gecimuleerd mogen worden. De Regering stelt tevens de regels vast voor de toekenningsprocedure verbonden aan de tegemoetkomingen bedoeld in de artikelen 125 tot 132. HOOFDSTUK II. - Tegemoetkomingen aan rechtspersonen Afdeling 1. - Tegemoetkomingen voor de uitrusting van woongehelen

Onderafdeling 1. - Tegemoetkomingen voor uitrusting

Art. 136.§ 1. Als een OVM, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn zelfstandig of gezamenlijk een geheel van sociale of hiermee gelijkgestelde woningen of nog, gebouwen of delen van gebouwen bestemd voor ambachten, handel, gemeenschapsactiviteiten of diensten die noodzakelijk zouden zijn in een dergelijk geheel bouwen, kan het Gewest de volledige of gedeeltelijke kosten voor de volgende werken ten laste nemen : 1° wegenuitrusting, riolering, openbare verlichting, watervoorziening, aanleg van de gemeenschappelijke omgeving van de woningen, met inbegrip van de stoepen;2° overige gemeenschappelijke infrastructuuruitrustingen en installaties, uitrustingen en/of gebouwen, ambachten, handel, diensten met een collectif en/of sociaal-cultureel doel voor zover deze isntallaties, uitrustingen en/of gebouwen deel uitmaken van de woningengroep. § 2. De in § 1 vastgestelde tegemoetkomingen mogen niet gecumuleerd worden met subsidies toegekend op grond van de ordonnantie van 7 oktober 1993 houdende organisatie van de herwaardering van de wijken. § 3. Het Gewest kan eveneens de volledige of gedeeltelijke kosten van de renovatie of van de heropbouw van de in § 1 bedoelde uitrustingen voor zijn rekening nemen.

Art. 137.Als de in het vorige artikel bedoel openbare instellingen zelf de vermelde uitrustingen tot stand brengen, dan kan het Gewest de volledige of gedeeltelijke kosten hiervoor ten laste nemen binnen de door de Regering vastgestelde voorwaarden.

Onderafdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden en berekening van de tegemoetkomingen

Art. 138.De bouw van een geheel van in artikel 136 bedoelde sociale woningen houdt in : 1° de nieuwbouw van een groep van minstens 20 sociale of hiermee gelijkgestelde woningen of middelgrote woningen.Het minimumaantal woningen van die groep wordt teruggebracht tot 10 wanneer het gaat om de afwerking of de uitbreiding van een bestaande woonkern; 2° de sanering, verbetering of aanpassing van een groep van minstens 10 woningen waarvan de infrastructuur onbestaand of ontoereikend is.

Art. 139.§ 1. De Regering bepaalt : 1° de voorwaarden waaraan de gebouwde of te bouwen woningen moeten beantwoorden;2° de voorwaarden voor de verkoop, de verhuur of de bewoning;3° de in deze afdeling vastgestelde uitvoeringstermijnen van de operatie. § 2. De Regering omschrijft de toekenningsvoorwaarden voor de tegemoetkoming en de procedures die nageleefd moeten worden als de werken door openbare instellingen worden uitgevoerd. § 3. De Regering stelt het bedrag van de subsidies of van de tegemoetkoming vast in functie van : 1° de aard van de uitgevoerde werken;2° de bestemming van de uitrustingen. § 4. De Regering bepaalt de verekeningswijze van de terugbetalingen die de begunstigde worden opgelegd als deze de toekenningsvoorwaarden van de tegemoetkoming niet naleeft, rekening houdend met de periode tijdens dewelke de voorwaarden wel nageleefd werden.

Art. 140.Het aangelegde of nog aan te leggen uitgeruste wegennet wordt kosteloos en in de staat waarin het zich bevindt overgedragen aan de gemeente of aan het Gewest, waarna het wordt ingevoegd in de gemeentelijke wegenis. Deze overdracht gebeurt op de dag waarop het door de Regering voor echt erkende proces-verbaal van de definitieve oplevering ondertekend wordt.

Art. 141.§ 1. Onder de voorwaarden die de Regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven, kan het Gewest aan de OVM's op vraag van de gemeente waar het goed gelegen is, aan gemeenten, aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn en aan verenigingen van gemeenten een tegemoetkoming toestaan voor de verwerving of de onteigening en volledige of gedeeltelijke afbraak van ongezonde overbeterbare woningen, hetzij alleenstaande woningen hetzij een geheel van woningen of gebouwen die niet voor huisvesting bestemd zijn, die deel uitmaken van een geheel van overbeterbare woningen die ongezond zijn wegens hun omgeving of niet te verzoenen met een rationele ruimtelijke ordening. § 2. Het kan deze instellingen bovendien een tegemoetkoming toekennen bestemd voor de verwerving of de onteigening van gezonde verbeterbare woningen of van gezonde woningen die echter functioneel onaangepast zijn, alsook voor de sanering, de verbetering en de aanpassing hiervan.

Art. 142.Onder de voorwaarden die de regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven, kan het Gewest aan de gemeenten en op vraag van de gemeenten waar het goed gelegen is aan de OVM's een tegemoetkoming toestaan voor de verwerving van verlaten woningen die toebehoren aan natuurlijke personen of rechtspersonen en die na renovatie in hoofdzaak voor huisvesting bestemd zijn.

Art. 143.Onder de voorwaarden die de Regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven, kan het Gewest aan gemeenten, O.C.M.W.'s en op vraag van de gemeente waar het goed gelegen is aan de OVM's een tegemoetkoming toestaan voor de renovatie van alleenstaande, ongezonde of functioneel onaangepaste woningen en voor afbraak van ongezonde of bouwvallige alleenstaande woningen, gevolgd door onmiddellijke heropbouw, waarvan zij eigenaar zijn.

Art. 144.De Regering stelt de regels vast voor de toekenningsprocedure verbonden aan de tegemoetkomingen bedoeld in de artikelen 141 tot 143.

Art. 145.De Regering stelt de toekenningsvoorwaarden vast voor de tegemoetkomingen bedoeld in deze afdeling. Deze voorwaarden hebben betrekking op : 1° de maximumkostprijs van de woning;2° de maximumterlijn waarbinnen de woning gebouwd moet worden;3° de normen waaraan de woningen moeten beantwoorden;4° de toelating van de kandidaat-huurders of -bewoners;5° de berekeningswijze van de huurprijs of van de bewoningsvergoeding voor woningen waarvoor een overeenkomst voor precaire bewoning wordt afgesloten;6° de huurovereenkomst of de overeekomst voor precaire bewoning, en meer bepaald de voorwaarden verbonden aan de duur van de overeenkomst, aan de diir van de opzegging, aan de lasten, aan de huurwaarborg en aan de sancties, indien nodig in afwijking van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huurovereenkomsten van hoofdverblijfplaats;7° de verwerving door de huurder of de bewoner van de door hem gehuurde of bewoonde woning;8° de bestemming van het goed voor huisvesting, zels bij eigendomsoverdracht.

Art. 146.De Regering omschrijft de werken waarvoor de tegemoetkoming wordt toegekend. Zij bepaalt de berekeningswijze van de tegemoetkoming en houdt hierbij rekening met de bestemming van de woning die met de tegemoetkoming gebouwd werd, met de omvang van de uitgevoerde werken, met de door de Regering vastgestelde verkoopwaarde van het gebouw na advies van het comité voor de aankoop van onroerende goederen van het ambtsgebied waarbinnen het gebouw gelegen is, of nog met de plaats waar het gebouw zich bevindt.

Art. 147.De tegemoetkomingen worden gestort in de vorm van subsidies.

Art. 148.De Regering bepaalt de berekeningswijze van de terugbetalingen die de begunstigde worden opgelegd als deze de toekenningsvoorwaarden van de tegemoetkoming niet naleeft, rekening houdend met de periode tijdens dewelke de voorwaarden wel nageleefd werden. Afdeling 2. - Tegemoetkomingen ten gunste van sociale verhuurkantoren

en door de Regering erkende v.z.w.'s

Art. 149.Het Gewest kan aan sociale verhuurkantoren en aan door de Regering erkende v.z.w.'s een tegemoetkoming toestaan voor renovatiewerken en voor de verfraaiing van gevels, onder de voorwaarden die de Regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven.

Art. 150.De tegemoetkomingen kunnen worden toegekend in de vorm van : 1° premies;2° terugbetaalbare voorschooten.

Art. 151.§ 1. De Regering stelt de toekenningsvoorwaarden van de tegemoetkomingen vast, inzonderheid in functie van de toestand van het gebouw en de aard en de omvang van de uit voeren erkzaamheden en de kostprijs hiervan. § 2. Zij stelt de regels vast voor de berekening van de tegemoetkomingen, inzonderheid in functie van de geografische ligging van het goed. § 3. De Regering bepaalt tevens de regels voor de toekenningsprocedure verbonden aan de tegemoetkomingen bedoeld in artikel 149 van deze Code. Afdeling 3. - Subsidies ten gunste van verenigingen die zich inzetten

voor de integratie via de huisbesting

Art. 152.Onder de voorwaarden die de Regering vaststelt en binnen de perken van de kredieten die hiertoe op de Gewestbegroting zijn ingeschreven, kan het Gewest een subsidie toekennen aan een erkende vereniging die zich inzet voor de integratie via de huisvesting.

De Regering bepaalt tevens de erkenningsvoorwaarden en de regels voor de toekenningsprocedure verbonden aan de subsidies. De Regering kan bestekken vaststellen met de opdrachten van de erkende verenigingen.

Zij bepaalt eveneens de wijze waarop hun acties jaarlijks worden geëvalueerd. HOOFDSTUK III. - Da sancties

Art. 153.Als de toekenningsvoorwaarden voor de tegemoetkomingen bedoeld in de hoofdstukken 1 en 2 van deze Titel niet worden nageleefd, dan kan de Regering of de hiertoe gemachtigde ambtenaar eisen dat deze terugbetaald worden, verhoogd met een administratieve boete die overeenstemt met minstens 10 % van het totale toegekende bedrag dat moet worden terugbetaald en ten hoogste 50 % van dit bedrag.

TITEL VIII. - De sociale huisvesting

Art. 154.Als sociale woning wordt aanzien het goed dat door de BGHM en de OVM's wordt verhuurd aan personen met een bescheiden inkomen en waarvan de huur wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen met betrekking tot de berekening van de huurprijs van sociale woningen, zoals die door de Regering worden vastgesteld.

Overeenkomstig de door de Regering vastgestelde voorwaarden wordt de woning die is verworven, in erfpacht genomen gebouwd of ingericht door publiekrechtelijke rechtspersonen, het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de sociale verhuurskantoren of natuurlijke personen en die bestemd is om personen te huisvesten met een sociale woning gelijkgesteld.

De woning die krachtens het openbaar beheersrecht door openbare vastgoedbeheerders wordt beheer is onderwoepen aan de door de Regering vastgestelde toegangsvoorwaarden.

Art. 155.Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder personen met een bescheiden inkomen : de personen die voldoen aan de voorwaarden die bij besluit van de Regering zijn vastgesteld op advies van de BGHM.

Art. 156.Op advies van de BGHM bepaalt de Regering in naleving van dit hoofdstuk en indien nodig in afwijking van de dwingende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek : 1° de methode van berekening van de waarde van de onroerende goederen;2° de methode van berekening van de huurprijzen die gelden voor de huurders van de OVM's en in voorkomen geval voor de huurders van de BGHM, met inbegrip van de regels voor een afschaffing van het plafond;3° de inschrinvingsvoorwaarden voor de kandidaat-huurders;4° de toegangsvoorwaarden voor de huurders, en hiervan de bijzondere prioriteiten die sommige kandidaten met een bescheiden inkomen genieten;5° het percentage en de toekenningsvoorwaarden van huurverminderingen die aan de huurders kunnen worden toegestaan, inzonderheid als zij gezinshoofd zijn van een kroostrijk gezin of in het raam van een renovatie-overeenkomst;6° de clausules in de huurovereenkomsten met betrekking tot : a) de duur van de huurovereenkomst en de vervroegde opzeggingsvoorwaarden;b) de aard en de berekeningswijze van heffingen en lasten;c) de wijze waarop de huurwaarborg wordt samengesteld en vrijgemaakt;d) de procedure voor het betrekken en het verlaten van de gebouwen;e) de respectieve plichten van de partijen, inzonderheid inzake het onderhoud van het goed en de betaling van de huur;f) de sancties;7° de voorwaarden verbonden aan de doorstroming van de huurders tussen de verschillende soorten woningen in het aanbod.Deze doorstroming is aangewezen wanneer het aantal personen die een sociale woning betrekken ten minste één eenheid lager is dan het aantal kamers waaruit de woning bestaat. Deze bepaling wordt echter niet roegepast op personen ouder van vijfenzestig jaar en op minder-validen; 8° de voorwaarden verbonden aan de gezondheid, de inspectie, het persoonlijk gebruik van het gebouw of het deel van het gebouw dat te huur gesteld wordt;9° de voorzorgen die genomen moeten worden tegen speculatie.

Art. 157.Op advies van de BGHM stelt de Regering een standaardhuurovereenkomst op en een standaardhuurovereenkomst van herstel in oorspronkelijke staat.

Art. 158.De door de Regering vastgestelde standaardhuurovereenkomst geldt voor onbepaalde duur, met uitzondering van de overeenkomsten opgesteld in uitvoering van het openbaar beheersrecht bedoeld in de artikelen 18 tot en met 22.

Art. 159.§ 1. De huurders met een inkomsten hoger dan het toegangsinkomen storten maandelijks een solidariteitsbijdrage. Als deze bijdrageverplichting niet wordt nageleefd loopt de huurovereenkomst van onbepaalde duur af, mits een opzegging van zes maanden betekend wordt. § 2. De huurders bedoeld in de bepalingen van de vorige paragraaf storten een maandelijkse solidairiteitsbijdrage gelijk aan : - 1/10.000e van de geactualiseerde waarde van de woning per schijf van 10 % van het inkomen dat het toegangsinkomen overschrijdt, indien het inkomen van de huurders niet meer dan 50 % hoger is dan het toegangsinkomen; - 1/10.000e van de geactualiseerde waarde van de woning per schijf van 5 % van het inkomen van de huurders indien dit inkomen het toegangsinkomen met meer dan 50 % overschrijdt.

De bijdrage die zo wordt verkregen, wordt jaarlijks herzien un functie van de geactualiseerde waarde van de woning op 31 december van het verstreken dienstjaar. § 3. Het totale aan huur en bijdrage dat jaarlijks van de huurders gevraagd kan worden, mag niet hoger zijn dan : 1° 10 % van de geactualiseerde waarde van het goed als dit in een gebied voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de renovatie gelegen is;2° 12 % van de geactualiseerde waarde van het goed in de andere gevallen. Deze percentages worden berekend op grond van de geactualiseerde waarde van het goed, waarbij de in aanmerking genomen waarde niet kleiner mag zijn dan de gemiddelde gewestelijke waarde.

De Regering mag een eenvormig gewestelijk rooster vaststellen voor de berekening van de geactueliseerde waarde in het Gewest op grond van ovjectieve criteria die gelden voor het hele Gewest en waarin geen rekening gehouden wordt met verkoop- en speculatieve waarden.

De Regering bepaalt de hogervermelde gebieden. § 4. Wanneer het netto belastbaar inkomen, geactualiseerd in functie van de parameters voor de berekening van het toegangsinkomen van een huurder, hoger is dan het maximuminkomen dat door het Woningfonds gehanteerd wordt voor de toekenning van zijn gewone hypotheekleningen ten verminderde rente, verhoogd met 50 %, dan : - verlaat de huurder de woning met een opzeggingstermijn van één jaar; - of stort de huurder een solidariteitsbijdrage gelijk aan tweemaal de hogervermelde bijdrage. In dat geval zijn de in § 3 vermelde plafonds niet van toepassing.

Deze bepaling wordt echter niet toegepast op personen ouder dan zestig jaar en op minder-validen.

Als deze bijdrageverplichting niet wordt angeleefd, loopt de huurovereenkomst van onbepaalde duur af, met de betekening van een opzegging van zes maanden. § 5. De OVM's zijn verplicht de opbrengst van de solidariteitsbijdragen aan te wenden voor renovatie- of nieuwbouwoperaties. Wordt de opbrengst van deze bijdragen niet aangewend voor de hogervermelde werken, dan kan de BGHM op eigen initiatief en op de wijze bepaald door het reglement of door de beheersovereenkomst met de OVM bedoeld in de artikelen 37 en 38, deze opbrengst bestemmen voor de renovatie- of nieuwbouwoperaties die zij bepaalt. § 6. De opbrengst van de maatschappelijke baten bij de OVM's, de solidariteitsbijdrage niet meegerekend, moet worden aangewend voor de mechanismen van horizontale solidariteit die rekening houden met de sociale tekorten van de OVM's die personen met een laag inkomen huivesten.

De toewijzingsregels van deze horizontale solidariteit worden vastgesteld door de Regering op voorstel van de BGHM.

Art. 160.Indien deze hierom verzoekt, wordt elke kandidaathuurder voor een sociale woning door de OVM waar hij zich inschrijft eveneens ingeschreven bij de andere OVM's die aan zijn aanvraag tegemoet kunnen komen.

De Regering stelt de regels vast voor deze meervoudige inschrijving.

TITEL VIII. - Middelgrote woningen Afdeling 1. - Omschrijving

Art. 161.Overeenkomstig artikel 2, 25°, wordt als middelgrote woning beschouwd, het onroerend goed dat volgens de voorwaarden gesteld door deze Code als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd, vervreemd of verkocht aan een gezin waarvan het totale inkomen niet meer bedraagt dan een welbepaald bedrag dat door de Regering wordt vastgesteld.

In de zin van dit artikel wordt verstaan onder : 1° inkomen : de netto onroerende en roerende inkomsten en het netto belastbare bedrag van de beroepsinkomsten voor iedere aftrek, verhoogd of verminderd met de alimentatievergoedingen naargelang die ontvangen of gestort worden.De bedoelde inkomsten worden vastgesteld op grond van het wetboek op de inkomstenbelastingen. Het leefloon en de uitkeringen voor een gehandicapte persoon worden eveneens als inkomsten beschouwd. 2° inkomen van het gezin : alle inkomsten van alle gezinsleden, met uitzondering van die van de kinderen ten laste. Afdeling 2. - Wijze van tussenkomst

Art. 162.§ 1. Binnen de door de Regering gestelde voorwaarden kan een publiekrechtelijk rechtspersoon met een gezin dat aan de toegangsvoorwaarden tot het stelsel van midelgrote woningen voldoet een huurovereenkomst met erfpacht of een onderhandse verkoop sluiten voor een grond of voor een woning om dat gezin in staat te stellen zijn hoofdverblijfplaats in deze woning te vestigen voor een duur van minstens tien jaar.

Op grond van een raming door de ontvanger van de registratie of door een comité voor de aankoop van onroerende goederen kan de prijs of canon in verhouding daarmeer worden verminderd naar rato van een door de eigenaar vastgesteld percentage.

De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de verkoopprijs of de canon wordt vastgesteld. § 2. Binnen de door de Regering gestelde voorwaarden kan een publiekrechtelijk rechtspersoon eveneens een huurovereenkomst sluiten met een gezin dat aan de toegangsvoorwaarden tot het stelsel van middelgrote woningen voldoet.

Binnen de door de Regering gestelde voorwaarden en binnen de perken van de kredieten ingeschreven op de begroting kan het begunstigde gezin een gewestelijke tegemoetkoming ontvangen zoals bedoeld in artikel 127 van deze Code. § 3. Opdat het aanbod van de middelgrote woningen geografisch gespreid wordt over de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, kan de Regering bijzondere voorwaarden verbinden aan de tegemoetkoming in functie van de gebieden die zij vaststelt en waar zich de onroerende goederen bevinden die onder deze titel worden bedoeld.

Art. 163.Binnen de door de Regering gestelde voorwaarden kan een publiekrechtelijk rechtspersoon met een vastgoedpromotor eveneens een huurovereenkomst met erfpacht of een onderhandse verkoop sluiten voor één of meerdere eigen woningen die gerenoveerd moeten worden om ten laste van de promotor woningen te bouwe, op nieuw op te bouwen of te renoveren die deze dient te vervreemden, te verkopen of te verhuren tegen de voorwaarden van het stelsel voor middelgrote woningen.

Op grond van een raming door de ontvanger van de registratie of door een comité voor de aankoop van onroerende goederen kan de prijs of canon in verhouding daarmee worden verminderd naar rato van een door de eigenaar vastgesteld percentage.

Het toegestane kortingspercentage wordt per te renoveren gebouw of per terrein vastgesteld en moet hetzelfde zijn voor eke woning van het te renoveren gebouw of voor elke kavel van eenzelfde verkaveling. Het wordt vastgesteld door de overheid die gemachtigd is te beslissen tot verkoop of tot erfpachtovereenkomst.

De koper dient een verklaring pro fisco of te leggen en in het slot van de verkoopakte de verkoopwaarde aan te duiden waarop hij de registratierechten betaalt. Afdeling 3. - Begunstigden

Art. 164.Om in aanmerking te komen voor de bepalingen in deze Titel moet het gezin aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. geen inkomen hebben dat hoger is dan een door de regering vastgesteld bedrag;2. bij het verlijden van de akte geen onroerend goed in volle eigendom hebben. Afdeling 4. - Procedure

Onderafdeling I. - Voorwaarden opgelegd aan natuurlijke personen

Art. 165.§ 1. Om in aanmerking te komen voor de bepalingen bedoeld in artikel 162, § 1, van deze Code moeten de gezinen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 164 zich ertoe verbinden één enkele woning bestemd voor persoonlijke bewoning te bouwen of te renoveren en, behalve in geval van overmacht : 1° ten laatste zes maanden na aankoop van de grond de aanvraag voor de vereiste stedenbouwkundige vergunning indienen;2° aanvangen met de werken binnen zes maanden nadat de vereiste stedenbouwkundige vergunning is verkregen;3° persoonlijk het gebouwde of gerenoveerde goed gedurende tien jaar bewonen en er zijn woonplaats vestigen binnen drie maanden na de opening van de energiemeters. § 2. Bij afwijking hiervan kan de Regering, in een geval van overmacht dat aan haar oordeel wordt overgelaten, toestaan dat het aangekochte goed verhuurd wordt, voor zover : 1° het goed te huur wordt gesteld voor een duur van negen jaar;2° de huurprijs wordt vastgesteld in overleg met de Regering die de verhuring heeft toegestaan, maar niet meer bedraagt dan 7 % van de waarde van het te huur gestelde deel van het goed.

Art. 166.Om in aannermking te komen voor de bepalingen bedoeld in artikel 162, § 2, van deze Code moeten de gezinnen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 164 zich ertoe verbinden het goed niet onder te verhuren en de verhuurder op de hoogte te stellen van iedere wijziging in hun vermogenstoestand die ertoe kan leiden dat niet langer voldaan is aan de vereiste voorwaarden om in aanmerking te komen voor het stelsel van de middelgrote woningen.

Art. 167.De Regering stelt de procedure vast voor de indiening van de aankoop- of de huuraanvragen voor een middelgrote woning.

Onderafdeling 2. - Voorwaarden opgelegd aan vastgodpromotoren

Art. 168.§ 1. Om in aanmerking te komen voor de in artikel 163 bedoelde bepalingen gunt de gemeente een overheidsopdracht voor aanneming van werken, bij wege van een promotie-overeenkomst overeenkomstig artikel 9 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. De promotoren gaan inop deze promotie-opdracht door een basisdossier op te stellen waarvan de Regering de nauwkeurige samenstelling vaststelt en dat inzonderheid een vaste prijsofferte voor de woningen en een tijdsschema voor de verwezenlijkingen moet bevatten. § 2. De promotor dient het basisdossier in bij de gemeente en bij de vervreemdende publiekrechtelijke rechtspersoon als deze niet de gemeente is. De gemeente stuurt het basisdossier aan de Regering toe met een advies over de geschiktheid van het ontwerp. Binnen een termijn van drie maanden hierna, die bij met redenen omkleed besluit één keer hernieuwbaar is, spreekt de Regering zich uit over het basisdossier.

Als de eventueel hernieuwde termijn overschreven wordt, dan wordt de Regering geacht in beginsel haar goedkeuring te hebben gehecht.

Art. 169.Na het verkrijgen van het in artikel 168 bedoelde akkoord kan de vervreemdende publiekrechtelijke rechtspersoon beslissin over te gaan tot het sluiten van de overeenkomst, waarvan de Regering de inhoud vaststelt en die ten minste de volgende elementen vermeldt : 1° de verplichting voor de promotor om enkel middelgrote woningen te bouwen of te renoveren;2° de verplichting voor de promotor om het door de Regering goedgekeurde tijdsschema van de verwezenklijkingen na te leven;3° de verplichting voor de promotor om tegen de door de Regering toegestane verkoopprijs de woning of woningen uitsluitend te verkopen aan de gezinnen die voldoen aan de voorwaarden gesteld door of krachtens deze Titel;4° de verplichting voor de promotor om aan de gemeente de naam of namen van de kandidaat-kopers voor te leggen zodat onderzocht kan worden of de voorwaarden gesteld door of krachtens deze Titel zijn nageleefd.

Art. 170.De verkoop- of erfpachtovereenkomst moet gesloten worden op de opschortende voorwaarde dat de vereiste stedenbouwkundige vergunningen en in voorkomend geval de verkadelingsvergunning verkregen worden.

Art. 171.De Regering treft de nodige uitvoeringsmaatregelen om de controle op de naleving van de voorwaarden gesteld door of krachtens deze Titel te waarborgen. Afdeling 5. - Sancties

Art. 172.Als de in artikel 164 bedoelde bepalingen niet worden nageleefd, is de verkoop of de vervreemding in erfpacht, gesloten tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon en het begunstigde gezin, van rechtswege nietig.

Art. 173.Tenzij de door het begunstigde gezin gesloten verhurring, schenking, verkoop, herverkoop, vestiging van vruchtgebruik, van opstal of van erfpacht of de vervreemding van erfpacht zijn aangegaan met een overheid of een persoon die zelf aan de in artikelen 164 en 175 gestelde voorwaarden voldoet, is zij van rechtswege nietig.

Art. 174.Als de in artikel 169, 1° en 2°, vermelde verplichtingen niet worden nageleefd, dan is de verkoop of de vervreemding in erfpacht, gesloten tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon en de promotor, van rechtswege nietig.

Als de in artikel 169, 3° en 4°, vermelde verplichtingen niet worden nageleefd, dan is de verkoop, gesloten tussen de promotor en de begunstigde natuurlijke persoon, van rechtswege nietig.

Art. 175.Als de bepalingen vermeld in artikel 162 van deze Code niet worden nageleefd, dan kan het Gewest de terugbetaling eisen van de tegemoetkomingen toegekend krachtens deze Code. De Regering stelt vast hoe deze tegemoetkomingen terugbetaald moeten worden.

TITEL IX. - Slot- en opheffingsbepalingen

Art. 176.In de Franse tekst van artikel 1, B van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut worden de woorden « Société du Logement de la Région bruxelloise » vervangen door de woorden « Société du Logement de la Région de Bruxelles-Capitale ».

Art. 177.§ 1. De Huisvestingscode, gecoördineerd op 10 december 1970, gewijzigd bij de wet van 25 maart 1981, en bij de ordonnanties van 12 december 1991, 9 september 1993 en 13 april 1005, wordt opgeheven. § 2. De volgende ordonnanties worden opgeheven : - de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende de bevordering van de toegang tot middelgrote woningen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en de wijzigende ordonnantie van 18 juli 2002; - de ordonnantie van 15 juli 1993 betreffende kwaliteits- en veiligheidsnormen voor gemeubelde woningen; - de ordonnantie van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscolde voor de het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisbesting, gewijzigd bij de ordonnanties van 6 februari 1997, 20 mei 1999, 8 juni 2000 en 22 december 2000; - de ordonnantie van 13 april 1995 houdende de organisatie van de sector van de middelgrote woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - de ordonnantie van 12 februari 1998 tot oprichting van sociale verhuurkantoren, gewijzigd bij de ordonnantie van 21 december 2001; - de ordonnantie van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een huurwaarborg inzake huisvesting; - de ordonnantie van 29 maart 2001 houdende de oprichting van de Adviesraad voor Huisvesting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - wat betreft de BGHM, artikel 9 van de wet betreffende de afschaffing of de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, gecoördineerd op 13 maart 1991. »

Art. 4.Artikel 24 van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode wordt opgeheven.

Art. 5.§ 1. Artikel 25 van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode wordt opgeheven. § 2. De ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode treedt in werking op een door de Regering te bepalen datum.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 1 april 2004.

De Minister-Voorzitter Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, J. SIMONET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Ambtenarzaken en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN _______ Nota (1) Documenten van de Raad : Gewone zitting 2002-2003. A-468/1. Ontwerp van ordonnantie.

Gewone zitting 2003-2004.

A-468/2. Verslag.

A-468/3. Amendementen na verslag.

Volledig verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 26 november 2004.

^