Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 05 juni 1997
gepubliceerd op 26 juni 1997

Ordonnantie betreffende de milieuvergunningen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1997031238
pub.
26/06/1997
prom.
05/06/1997
ELI
eli/ordonnantie/1997/06/05/1997031238/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST


5 JUNI 1997. Ordonnantie betreffende de milieuvergunningen (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Definities en algemene bepalingen Artikel 1 Grondwettelijke machtiging Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Artikel 2 Doelstellingen Deze ordonnantie wil de bescherming waarborgen tegen elke vorm van gevaar, hinder of ongemak die een inrichting of een activiteit, rechtstreeks of indirect, zou kunnen veroorzaken ten opzichte van het leefmilieu, de gezondheid en de veiligheid van de bevolking, met inbegrip van elke persoon die zich binnen de ruimte van de inrichting bevindt, zonder er als werknemer beschermd te kunnen zijn.

Artikel 3 Definities Voor de toepassing van deze ordonnantie, verstaat men onder : 1° inrichting : elke inrichting die door een natuurlijke persoon of door een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon wordt uitgebaat en waarvan de activiteit in een klasse is ondergebracht;2° tijdelijke inrichting : elke inrichting die niet langer uitgebaat wordt dan : a) drie jaar, wanneer het gaat over een inrichting die nodig is voor een bouwterrein;b) drie maanden in de andere gevallen; en waarvan de gevaren, de hinder of de nadelen beperkt zijn tot de duur van de vergunning;. 3° mobiele inrichting : een inrichting die gemakkelijk verplaatsbaar is om op verschillende sites te worden uitgebaat; Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4° uitbating : de vestiging, de indienststelling, de instandhouding, het gebruik of het onderhoud van een inrichting, alsook elke vorm van emissie afkomstig van een inrichting;5° project : de inrichting waarvoor een aangifte, een aanvraag om een milieu-attest of milieuvergunning wordt ingediend; 6° gemengd project : een project waarvoor op het ogenblik van de indiening ervan tegelijkertijd een milieuvergunning betreffende een inrichting van klasse I.A of I.B en een stedenbouwkundige vergunning nodig is; 7° dossier : a) de aanvraag om een milieu-attest of milieuvergunning en de aanvullingen die in de loop van het onderzoek van de aanvraag door de aanvrager zijn aangebracht;b) alle stukken die door het bestuur naar aanleiding van het onderzoek van de aanvraag worden opgesteld;8° aanvrager : de natuurlijke persoon of de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon die een milieu-attest of milieuvergunning aanvraagt;9° uitbater : elke persoon die een inrichting uitbaat of voor wiens rekening een inrichting wordt uitgebaat;10° Instituut : Brussels Instituut voor Milieubeheer;11° bevoegde overheid : de overheid die gemachtigd is om een milieu-attest of milieuvergunning uit te reiken;12° overlegcommissie : de territoriaal bevoegde commissie opgericht bij artikel 11 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw;13° openbaar onderzoek : de maatregelen waarvan de nadere regels vastgesteld zijn in artikel 8 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw;14° speciale regelen van openbaarmaking : de procedure bepaald in de artikelen 113 en 114 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw;15° effecten van een project : de rechtstreekse en indirecte, tijdelijke, toevallige en permanente effecten op korte en lange termijn van een project op : a) de mens, de fauna en de flora;b) de bodem, het water, de lucht, het klimaat, de geluidsomgeving en het landschap;c) de stedenbouw en het onroerend erfgoed;d) de globale mobiliteit;e) het sociale en economische vlak;f) de wisselwerking tussen deze factoren;16° definitieve beslissing : een beslissing is definitief wanneer alle in deze ordonnantie of in de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw voorziene administratieve beroepen of termijnen om ze in te stellen, zijn uitgeput. Artikel 4 Klassen van inrichtingen De inrichtingen worden in vier klassen ingedeeld naargelang de aard en de omvang van het gevaar en de hinder die zij zouden kunnen veroorzaken : de klassen I.A, I.B, II en III. De lijst der inrichtingen van klasse I.A wordt vastgelegd bij wege van ordonnantie.

De lijst van de inrichtingen van de klassen I.B, II en III wordt door de Regering vastgelegd.

Onverwijld wordt het ontwerp van besluit aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad door de Regering overgezonden. Het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt hier bijgevoegd.

Artikel 5 Bevoegde ambtenaren De Regering stelt de leidinggevende ambtenaren van het Instituut aan die gemachtigd zijn de milieu-attesten en milieuvergunningen af te geven.

Artikel 6 Uitbatingsvoorwaarden 1. - De Regering stelt elke bepaling vast die van toepassing is op elke inrichting of categorie van inrichtingen, om de bescherming van het leefmilieu, de gezondheid of de veiligheid overeenkomstig artikel 2 te waarborgen. Hiertoe kan zij : 1° een categorie van bepaalde inrichtingen of bepaalde aspecten van een categorie van inrichtingen verbieden;2° alle reglementeringen of algemene voorwaarden vaststellen betreffende de uitbating van inrichtingen.2. - Vóór de inschrijving van een inrichting in klasse III, kan de Regering de algemene uitbatingsvoorwaarden van deze categorie van inrichtingen bepalen overeenkomstig paragraaf 1, 2°. De gemeente die een voorafgaande aangifte ontvangt, kan tevens bijzondere uitbatingsvoorwaarden opleggen, rekening houdende met de bijzondere eigenschappen en de omgeving van een bepaalde inrichting en overeenkomstig artikel 68.

Artikel 7 Handelingen onderworpen aan een vergunning en een aangifte 1. - De volgende handelingen zijn onderworpen aan een milieuvergunning wanneer ze betrekking hebben op de inrichtingen van klasse I.A, I.B en II : 1° de uitbating van een inrichting;2° de verplaatsing van een inrichting;3° het opstarten van een inrichting waarvan de vergunning niet binnen de overeenkomstig artikel 59 voorgeschreven termijn werd gebruikt;4° het heropstarten van een inrichting waarvan de uitbating gedurende twee opeenvolgende jaren werd onderbroken;5° het voortzetten van de uitbating van een inrichting waarvan de vergunning is vervallen;6° het voortzetten van de uitbating van een niet aan een vergunning onderworpen inrichting die thans in een klasse is opgenomen. De krachtens het eerste lid, 6° vereiste vergunning voor de exploitatie van een inrichting moet uiterlijk binnen zes maanden na de inwerkingtreding van het besluit tot indeling van de inrichting aangevraagd worden. De uitbating kan gedurende die termijn zonder vergunning voortgezet worden tot de beslissing over de vergunningsaanvraag ter kennis wordt gebracht. 2. - Een milieuvergunning kan eveneens worden vereist indien : 1° de verbouwing of de uitbreiding van de toegelaten inrichting de toepassing met zich brengt van een nieuwe rubriek op de lijst van de ingedeelde inrichtingen of van die aard is dat de gevaren, de hinder of de ongemakken die inherent zijn aan de toegelaten inrichting, toenemen;2° de vernietiging of het buiten gebruik stellen van de toegelaten inrichting het gevolg zijn van gevaren, hinder of ongemakken die voortkomen uit de uitbating en waarmee geen rekening werd gehouden bij de afgifte van de oorspronkelijke vergunning. Vóór elke verbouwing of uitbreiding van een inrichting naar aanleiding van de wijziging van een van de elementen in de vergunningsaanvraag, met uitzondering van artikel 10, 1° en 2°, en voorafgaand aan het heropstarten van een vernielde inrichting of een inrichting die tijdelijk wegens uitbatingsredenen buiten gebruik werd gesteld, moet de uitbater de bevoegde overheid per aangetekende brief op de hoogte stellen van deze omstandigheden.

Binnen een maand na ontvangst van deze kennisgeving, zal de bevoegde overheid bepalen of een aanvraag om een milieuvergunning moet worden ingediend. 3. - De volgende handelingen worden onderworpen aan een voorafgaande aangifte, wanneer zij inrichtingen betreffen van klasse III : 1° de uitbating van een inrichting;2° de verplaatsing van een inrichting;3° het heropstarten van een inrichting waarvan de uitbating gedurende twee opeenvolgende jaren werd onderbroken;4° het voortzetten van de uitbating van een niet aan een aangifte onderworpen inrichting die thans is opgenomen in de lijst;de aangifte die in dit geval is vereist, moet uiterlijk binnen zes maanden na inwerkingtreding van het besluit tot indeling van de inrichting in een klasse worden verstuurd; de uitbating kan zonder voorafgaande aangifte gedurende deze termijn worden voortgezet; 5° de verbouwing of de uitbreiding van een inrichting die aan een aangifte is onderworpen voor zover zij niet tot gevolg heeft dat de inrichting in een hogere klasse moet worden ondergebracht;6° het heropstarten van de uitbating van een vernielde inrichting of een inrichting die tijdelijk buiten gebruik werd gesteld. Artikel 8 Milieu-attest Een milieu-attest kan worden aangevraagd voor de inrichtingen van klasse I.A en I.B. Het houdt geen vrijstelling in van het verkrijgen van de milieuvergunning.

Onder voorbehoud van de resultaten van het grondige onderzoek dat zou plaatsvinden indien een dergelijke vergunningsaanvraag zou worden ingediend, bepaalt het milieu-attest in hoeverre en onder welke voorwaarden een milieuvergunning voor de in de aanvraag bedoelde inrichting mag worden afgegeven. De in het milieu-attest gestelde voorwaarden zijn de basisvoorwaarden waardoor de gevaren, hinder of ongemakken veroorzaakt door de inrichting kunnen worden voorkomen, verminderd of verholpen.

Het akkoord en de voorwaarden vastgesteld in het milieu-attest, blijven twee jaar geldig na afgifte van het attest, tenzij ze : a) ofwel niet meer conform de toe te passen dwingende bepalingen zijn, welk ook het juridisch instrument is dat hen vermeldt;b) ofwel geen specifieke aangepaste maatregelen inhouden of niet meer inhouden om gevaren, hinder of ongemakken te voorkomen, te verminderen of te verhelpen, met inbegrip van de aanwending van de beste beschikbare technologiën. Artikel 9 Vormen van de geschreven mededelingen Alle stukken en alle documenten worden bij ter post aangetekend schrijven verzonden of per bode bezorgd tegen een afgifte- of ontvangbewijs.

TITEL II. - Indiening en onderzoek van de aanvragen om een milieu-attest en een milieuvergunning HOOFDSTUK I. - Bepalingen die gelden voor alle inrichtingen of voor verschillende klassen van inrichtingen Afdeling 1. - Aanvragen om een milieu-attest en een milieuvergunning Artikel 10 Inhoud van de aanvraag De aanvraag om een milieu-attest of een milieuvergunning bevat de volgende gegevens : 1° als de aanvrager een natuurlijke persoon is : zijn naam, voornaam en woonplaats;als het om een rechtspersoon gaat : de naam van de firma of van de vennootschap, de rechtsvorm, het adres van de zetel van de vennootschap, alsook de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag; 2° de beschrijving van de plaats waar het project gepland is en van de directe omgeving, met name met behulp van plannen;3° de voorstelling van het project of, voor een attestaanvraag, de voorstelling van de voornaamste bestanddelen ervan, met name met behulp van plannen;4° in geval van een gemengd project, een afschrift van het aanvraagformulier voor een stedenbouwkundig attest of een stedenbouwkundige vergunning. De Regering kan de gegevens die moeten worden vermeld in de aanvragen om een milieu-attest of een milieuvergunning nader omschrijven en aanvullen. Zij bepaalt de vorm van de aanvraag.

Artikel 11 Technische en geografische uitbatingseenheid Wanneer verschillende inrichtingen een technische en geografische uitbatingseenheid vormen, dienen zij het voorwerp uit te maken van één enkele aangifte of één enkele aanvraag om een milieu-attest of een milieuvergunning.

Als de inrichtingen tot verschillende klassen behoren, wordt de aanvraag ingediend en onderzocht volgens de regels die van toepassing zijn op de inrichting van de meest strikte klasse.

Artikel 12 Gemengd project In geval van een gemengd project : 1° moeten de aanvragen om een stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning en een milieu-attest of -vergunning tegelijkertijd worden ingediend, ofwel in de vorm van een milieu-attest en een stedenbouwkundig attest, ofwel in de vorm van een milieuvergunning en een stedenbouwkundige vergunning;2° is het dossier van de aanvraag om een milieu-attest of -vergunning onvolledig indien geen overeenkomstige aanvraag om een stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning werd ingediend;3° maken de aanvragen om een stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning en een milieu-attest of -vergunning, naargelang het geval, het voorwerp uit van een voorbereidende nota op de effectenstudie, een bestek, een effectenverslag of een studie van enige effecten;4° worden de aanvragen om een milieu-attest of -vergunning en een stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning tegelijkertijd door de bevoegde overheid voor advies voorgelegd aan de personen of diensten die worden geraadpleegd krachtens artikel 13, wanneer de geraadpleegde personen of diensten dezelfde zijn in de twee procedures;5° worden de aanvragen om een stedenbouwkundig attest of een stedenbouwkundige vergunning en een milieu-attest of milieuvergunning samen onderworpen aan de speciale regelen van openbaarmaking;6° gaan de bevoegde overheden, krachtens deze ordonnantie en de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, gezamenlijk over tot het onderzoek van de aanvragen om een stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning en een milieu-attest of milieuvergunning;de Regering legt de regels vast van deze samenwerking; 7° worden het milieu-attest of de milieuvergunning geschorst zolang geen definitief stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning werd verkregen;8° houdt de definitieve beslissing tot weigering van het stedenbouwkundig attest of de stedenbouwkundige vergunning van rechtswege de nietigheid in van het milieu-attest of de milieuvergunning;9° begint de vervaltermijn enkel te lopen vanaf het ogenblik waarop de stedenbouwkundige vergunning aan de milieuvergunninghouder wordt uitgereikt;10° wordt door het Instituut een afschrift van alle administratieve stukken of documenten aan de aanvrager gestuurd en tegelijkertijd ook aan de overheid die bevoegd is krachtens de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw;11° mag een ontvangbewijs van het dossier van de aanvraag om een milieu-attest of milieuvergunning niet worden afgegeven bij gebrek aan het ontvangbewijs van de aanvraag om een stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning. Artikel 13 Geraadpleegde administraties en instanties De Regering wijst de administraties of instanties aan waarvan het advies is vereist in de loop van het onderzoek van de aanvragen om een milieu-attest of een milieuvergunning. Zij legt de raadplegingsprocedure vast.

Wanneer bij de aanvraag om een milieu-attest of een milieuvergunning de betrokken administraties of instanties worden geraadpleegd, worden de adviezen aan de bevoegde overheid meegedeeld : 1° binnen 60 dagen na het doorgeven van het dossier aan de geraadpleegde administraties en instanties voor de inrichtingen van klasse I.A en I.B; 2° binnen 30 dagen na het doorgeven van het dossier aan de geraadpleegde administraties en instanties voor de inrichtingen van klasse II. Zodra deze termijnen zijn verstreken, worden de adviezen geacht gunstig te zijn en wordt de procedure voortgezet.

De adviezen maken integraal deel uit van het dossier.

Afdeling 2. - Vergunningen en attesten aangevraagd door een publiekrechtelijke rechtspersoon of betreffende inrichtingen van openbaar nut Artikel 14 Indiening van de aanvraag Het milieu-attest of de milieuvergunning wordt afgegeven door het Instituut indien de aanvraag van een publiekrechtelijke rechtspersoon komt of indien het gaat om de vestiging van inrichtingen van openbaar nut. De Regering bepaalt de lijst van de publiekrechtelijke rechtspersonen die bedoeld worden in dit lid.

De aanvraag om een milieu-attest of milieuvergunning kan bij het Instituut worden ingediend. Er wordt dadelijk een indieningsbewijs afgegeven. De aanvraag kan eveneens gericht worden aan het Instituut met een ter post aangetekende brief.

Wanneer het dossier volledig is, verricht het Instituut binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag de volgende handelingen : 1° het bezorgt de aanvrager een ontvangbewijs vergezeld van het dossiernummer en de gegevens van de ambtenaar die het dossier behandelt;2° het stuurt een afschrift van het volledige dossier door aan de personen of diensten die krachtens artikel 13 worden geraadpleegd. Indien het dossier onvolledig is, brengt het Instituut de aanvrager hiervan op de hoogte, onder dezelfde voorwaarden, en vermeldt het de ontbrekende documenten en inlichtingen. Binnen twintig dagen na ontvangst hiervan, verricht het Instituut de in het derde lid aangegeven handelingen.

Indien de in het derde lid, 1° bedoelde kennisgeving niet binnen de voorgeschreven termijn gebeurt, richt de aanvrager een afschrift van het dossier aan de personen en diensten die krachtens artikel 13 een advies moeten verstrekken. De verzendingsdatum van het afschrift van het dossier dient als aanvangsdatum voor de berekening van de proceduretermijnen.

In geval van een gemengd project, gaan het Instituut en de gemachtigde ambtenaar bedoeld in artikel 139 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, gezamenlijk over tot het onderzoek van de attest- of vergunningsaanvragen. De Regering regelt de wijze waarop deze samenwerking gebeurt.

Artikel 15 Onderzoeksprocedure Voor de aanvragen om een milieu-attest of -vergunning betreffende een inrichting van klasse I.A of klasse I.B, wordt de procedure voortgezet overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II en van hoofdstuk III van titel II. Artikel 16 Speciale regelen van openbaarmaking voor een inrichting van klasse II Voor de aanvraag om een vergunning betreffende een inrichting van klasse II, wanneer het dossier volledig is, stelt het Instituut, binnen tien dagen na ontvangst van de aanvraag, volgende handelingen : 1° het bezorgt de aanvrager een ontvangbewijs vergezeld van het dossiernummer en de gegevens van de beambte die het dossier behandelt;2° het verstuurt een afschrift van het volledige dossier aan de krachtens artikel 13 geraadpleegde personen of diensten. Indien het dossier onvolledig is, brengt het Instituut de aanvrager hiervan op de hoogte, onder dezelfde voorwaarden, en vermeldt het de ontbrekende documenten en inlichtingen. Binnen tien dagen na ontvangst hiervan stelt het Instituut de in het eerste lid aangegeven handelingen.

Het Instituut stuurt, gelijktijdig met de verzending van het ontvangbewijs aan de aanvrager, het volledige dossier aan het college van burgemeester en schepenen om het voor openbaar onderzoek voor te leggen.

Indien de in het eerste lid, 1° bedoelde kennisgeving niet binnen de voorgeschreven termijn gebeurt, richt de aanvrager een afschrift van het dossier aan de personen en diensten die krachtens artikel 13 een advies moeten verstrekken, en aan het college van burgemeester en schepenen. De verzendingsdatum van het afschrift van het dossier dient als aanvangsdatum voor de berekening van de procedure-termijnen.

Wanneer een project het voorwerp uitmaakt van een aanvraag om een milieuvergunning en een aanvraag om een stedenbouwkundige vergunning die speciale regelen van openbaarmaking vereisen, kan het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de twee aanvragen gelijktijdig aan hetzelfde openbaar onderzoek onderwerpen.

Artikel 17 Afgifte van de milieuvergunning van klasse II Het Instituut geeft de milieuvergunning betreffende een inrichting van klasse II af en betekent zijn beslissing aan de aanvrager binnen 80 dagen na de datum van het ontvangbewijs van de aanvraag of, bij gebrek hieraan, na het versturen van het afschrift van het dossier, zoals voorgeschreven in artikel 16, vierde lid.

Het uitblijven van een beslissing betekend binnen deze termijn, komt neer op een weigering van de vergunning.

HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de inrichtingen van klasse I.A. Afdeling 1. - Indiening van de aanvraag Artikel 18 Inhoud van de aanvraag 1. - De aanvraag om een milieu-attest of -vergunning bevat de gegevens die vereist zijn overeenkomstig artikel 10, alsook een voorbereidende nota op de effectenstudie.2. - De voorbereidende nota bestaat ten minste uit de volgende elementen : 1° de verantwoording van het project, de beschrijving van de doelstellingen en het tijdschema voor de uitvoering;2° de aanduiding van de elementen en het geografische gebied waarvoor het project gevolgen kan hebben;3° een eerste inventaris van de voorspelbare effecten van het project en van het bouwterrein;4° de opsomming van de wettelijke en reglementaire bepalingen en voorschriften die van toepassing zijn;5° de beschrijving van de voornaamste geplande maatregelen om de negatieve effecten van het project en van het bouwterrein te vermijden, weg te werken of af te remmen;6° voorstellen in verband met de inhoud van het bestek van de effectenstudie en de keuze van de opdrachthouder;7° een niet-technische samenvatting van de voormelde elementen. De Regering kan de in het eerste lid bedoelde elementen nader bepalen en aanvullen; ze kan tevens de wijze van voorstelling van de voorbereidende nota bepalen.

Artikel 19 Indiening van de aanvraag 1. - De aanvraag om een milieu-attest of -vergunning wordt ingediend in de gemeente op het grondgebied waarvan het belangrijkste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd. Het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde overhandigt onmiddellijk aan de aanvrager een indieningsbewijs en bezorgt het Instituut een afschrift van de aanvraag en van het ontvangbewijs. 2. - De aanvraag mag eveneens aan het college van burgemeester en schepenen worden gericht bij een ter post aangetekende brief.Na ontvangst stuurt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de aanvraag aan het Instituut. 3. - Indien het om een gemengd project gaat, stuurt het Instituut een afschrift van het aanvraagdossier voor het milieu-attest of milieuvergunning aan het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting. Het Instituut vraagt aan de gemeente een afschrift van het aanvraagdossier voor het stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning. 4. - Zodra het Instituut de aanvraag heeft ontvangen, deelt het aan de aanvrager een dossiernummer en de gegevens van de behandelende ambtenaar mee. Als de aanvrager deze informatie niet heeft ontvangen binnen 10 dagen na afgifte van het indieningsbewijs of het bewijs van verzending van de aanvraag, stuurt hij een afschrift van de aanvraag aan het Instituut. Onmiddellijk na ontvangst van dit afschrift, deelt het Instituut hem de in het eerste lid bedoelde elementen mee.

Artikel 20 Ontvangbewijs en ontwerp van bestek 1. - Wanneer het dossier volledig is, stuurt het Instituut, binnen twintig dagen na ontvangst van het aanvraagdossier, bij ter post aangetekende brief een ontvangbewijs aan de aanvrager. Wanneer het dossier onvolledig is, brengt het Instituut de aanvrager hiervan op de hoogte binnen twintig dagen na ontvangst van het dossier en vermeldt het welke stukken of inlichtingen ontbreken.

Binnen 30 dagen na ontvangst hiervan, verricht het Instituut de in 2 vermelde handelingen.

Indien het ontvangbewijs of het bericht dat het dossier niet volledig is binnen de voorgeschreven termijn ontbreken, dient de datum van verzending aan de aanvrager van het dossiernummer en de gegevens van de behandelende ambtenaar bedoeld in artikel 19, 4 als aanvangsdatum voor de berekening van de proceduretermijnen. 2. - Binnen 30 dagen na afgifte van het ontvangbewijs of, bij ontstentenis, na verzending aan de aanvrager van het dossiernummer en de gegevens van de behandelende ambtenaar, stelt het Instituut het ontwerp van bestek van de effectenstudie op en zendt het het gehele dossier, met zijn eventuele opmerkingen, aan de aanvrager en aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan het belangrijkste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd. Binnen tien dagen na verzending van het ontvangbewijs of, bij ontstentenis, na verzending aan de aanvrager van het dossiernummer en de gegevens van de behandelende ambtenaar, bepaalt het Instituut, naast de leden aangesteld overeenkomstig artikel 22, de samenstelling van het begeleidingscomité en roept het dit bijeen. Het Instituut houdt het regelmatig op de hoogte van de uitwerking van het ontwerp van bestek.

De Regering kan een typebestek opmaken voor elke categorie van projecten van klasse I.A. Afdeling 2. - Bestek van de effectenstudie Artikel 21 Openbaar onderzoek Binnen een termijn van 15 dagen na ontvangst van het dossier, onderwerpt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde het dossier aan de speciale regelen van openbaarmaking.

Het openbaar onderzoek duurt vijftien dagen.

Bij het niet-naleven door het college van de in het vorige lid bedoelde termijn, maant het Instituut het college aan over te gaan tot de speciale regelen van openbaarmaking.

Binnen dertig dagen na afloop van het openbaar onderzoek, moet de overlegcommissie : 1° advies uitbrengen over het ontwerp van bestek;2° advies uitbrengen over de voorstellen inzake de keuze van de opdrachthouder;3° in voorkomend geval, de door het Instituut bepaalde samenstelling van het begeleidingscomité vervolledigen. Indien de overlegcommissie haar adviezen over de in het derde lid bedoelde punten 1° en 2° niet binnen de vereiste termijn heeft betekend, wordt de procedure voortgezet, zonder dat rekening moet worden gehouden met de adviezen, indien het niet wordt uitgebracht binnen 30 dagen na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn van 30 dagen.

Artikel 22 Begeleidingscomité 1. - Het begeleidingscomité wordt ermee belast de procedure tot uitvoering van de effectenstudie te volgen. Het bestaat ten minste uit één vertegenwoordiger van iedere gemeente op het grondgebied waarvan het project moet worden uitgevoerd, één vertegenwoordiger van het Instituut en één vertegenwoordiger van het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting.

Het secretariaat van het begeleidingscomité wordt door het Instituut waargenomen.

Indien het om een gemengd project gaat, wordt het secretariaat door het Instituut en door het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting gezamenlijk waargenomen. 2. - De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling en de werking van het begeleidingscomité, alsook de onverenigbaarheidsregels. Artikel 23 Beslissingen van het begeleidingscomité 1. - Binnen 5 dagen na ontvangst van de adviezen van de overlegcommissie of na het verstrijken van de aan de commissie toegekende termijn om haar adviezen uit te brengen, wordt het begeleidingscomité door het Instituut bijeengeroepen. Binnen de 10 daaropvolgende dagen : 1° stelt het begeleidingscomité het bestek van de effectenstudie definitief vast;2° bepaalt het begeleidingscomité de termijn waarbinnen de effectenstudie moet worden verricht;3° spreekt het begeleidingscomité zich uit over de keuze van de opdrachthouder;4° deelt het begeleidingscomité zijn beslissing mee aan de aanvrager.2. - Indien het begeleidingscomité niet instemt met de keuze van de opdrachthouder, verzoekt het de aanvrager nieuwe voorstellen te doen. Het begeleidingscomité spreekt zich uit over de keuze van de opdrachthouder en brengt zijn beslissing ter kennis van de aanvrager binnen 15 dagen na de ontvangst van de nieuwe voorstellen. 3. - De Regering erkent de natuurlijke of de publiek- of de privaatrechtelijke rechtspersonen die kunnen worden aangewezen als opdrachthouder. De Regering bepaalt de voorwaarden van deze erkenning, alsook de onverenigbaarheidsregels.

Artikel 24 Aanhangigmaking bij de Regering 1. - Indien het begeleidingscomité zijn beslissing niet heeft meegedeeld binnen de in artikel 23 voorziene termijn, kan de aanvrager het dossier bij de Regering aanhangig maken. Binnen 60 dagen na de aanhangigmaking : 1° stelt de Regering het bestek van de effectenstudie definitief vast;2° bepaalt de Regering de termijn waarbinnen de effectenstudie moet worden verricht;3° spreekt de Regering zich uit over de keuze van de opdrachthouder;4° deelt de Regering haar beslissing mee aan de aanvrager.2. - Indien de Regering niet instemt met de keuze van de opdrachthouder, verzoekt zij de aanvrager om nieuwe voorstellen te doen.De Regering spreekt zich uit over de keuze van de opdrachthouder en brengt haar beslissing ter kennis van de aanvrager binnen 15 dagen na ontvangst van de nieuwe voorstellen. 3. - Indien de beslissing van de Regering niet binnen de termijn wordt betekend, kan de aanvrager, bij ter post aangetekende brief, een aanmaning richten aan de Regering. Indien de Regering haar beslissing niet heeft meegedeeld na het verstrijken van een nieuwe termijn van 30 dagen die loopt vanaf de datum van de afgifte bij de post van de aangetekende zending met de aanmaning, worden het ontwerp van bestek opgesteld door het Instituut, alsook de keuze van de opdrachthouder door de aanvrager als bevestigd geacht.

De termijn waarbinnen de effectenstudie moet worden uitgevoerd, bedraagt hoogstens 6 maanden.

Artikel 25 Verhouding aanvrager-opdrachthouder In de overeenkomst tussen de aanvrager en de opdrachthouder moeten de beslissingen die overeenkomstig artikel 23 of artikel 24 zijn genomen, worden nageleefd.

De kosten van de effectenstudie zijn voor rekening van de aanvrager.

Afdeling 3. - De effectenstudie Artikel 26 Inhoud van de effectenstudie De effectenstudie moet uit volgende elementen bestaan : 1° de door de aanvrager verstrekte gegevens met betrekking tot de verantwoording van het project, de beschrijving van de doelstellingen en het tijdschema voor de uitvoering;2° de opgave van de voltooide prestaties, de vermelding van de gebruikte analysemethodes en de beschrijving van de ondervonden moeilijkheden, met inbegrip van de gegevens gevraagd door de opdrachthouder en die, zonder enige rechtvaardiging, door de aanvrager niet werden meegedeeld;3° de uitvoerige en nauwkeurige beschrijving en beoordeling van de elementen waarop het project gevolgen kan hebben binnen het geografische gebied zoals afgebakend in het bestek;4° de inventaris en de uitvoerige en nauwkeurige beoordeling van de effecten van het project en het bouwterrein;5° de door de aanvrager verstrekte gegevens omtrent de maatregelen die worden gepland om de negatieve effecten van het project en van het bouwterrein te vermijden, weg te werken of af te remmen;6° de beoordeling van de doelmatigheid van de in punt 5° vermelde maatregelen, met name ten opzichte van de bestaande normen;7° de vergelijking van de vervangingsoplossingen die redelijkerwijs in aanmerking kunnen komen, met inbegrip, in voorkomend geval, van het verzaken aan het project, alsook de beoordeling van hun effecten;8° een niet-technische samenvatting van de voormelde elementen. De Regering kan de in het eerste lid bedoelde elementen nader bepalen en aanvullen; ze kan tevens de wijze van voorstelling van de effectenstudie bepalen.

Artikel 27 Uitvoering van de effectenstudie De opdrachthouder houdt het begeleidingscomité regelmatig op de hoogte van het verloop van de effectenstudie.

Hij beantwoordt de vragen en de opmerkingen van het begeleidingscomité.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.

Artikel 28 Einde van de studie Wanneer de opdrachthouder van oordeel is dat de effectenstudie volledig is, bezorgt de aanvrager een exemplaar ervan aan het begeleidingscomité.

Indien het begeleidingscomité beslist dat de effectenstudie niet overeenstemt met het bestek, deelt het binnen 30 dagen na ontvangst van de effectenstudie aan de aanvrager mee welke aanvullende elementen bestudeerd moeten worden of welke wijzigingen aan de studie moeten worden aangebracht, met beschrijving van de elementen ter verantwoording van zijn beslissing. In dit geval deelt het de aanvrager de termijn mee waarbinnen deze aanvullende studie of wijzigingen moeten worden bezorgd.

Wanneer het begeleidingscomité van oordeel is dat de effectenstudie volledig is, moet het binnen 30 dagen na ontvangst van bedoelde studie : 1° de effectenstudie afsluiten;2° de lijst vastleggen van de bij de effecten van het project betrokken gemeenten van het Gewest waarin het openbaar onderzoek moet plaatshebben;3° zijn beslissing aan de aanvrager ter kennis brengen met vermelding van het aantal exemplaren van het dossier dat aan het Instituut moet worden bezorgd met het oog op het openbaar onderzoek. Indien het begeleidingscomité de in het tweede en in het derde lid bedoelde termijn niet in acht neemt, kan de aanvrager zijn dossier bij de Regering aanhangig maken. Hij beschikt eveneens over die mogelijkheid indien het begeleidingscomité heeft beslist de effectenstudie als onvolledig te verklaren.

De Regering treedt op in de plaats van het begeleidingscomité. Zij deelt haar beslissing mee binnen 30 dagen na de aanhangigmaking ervan.

Artikel 29 Wijziging van de aanvraag De aanvrager wordt geacht zijn aanvraag te handhaven, tenzij hij binnen 15 dagen na de kennisgeving van de beslissing waarbij het begeleidingscomité, of bij ontstentenis, de Regering, de studie afsluit, aan het Instituut zijn beslissing meedeelt om : 1° hetzij zijn aanvraag in te trekken;2° hetzij ze te wijzigen teneinde ervoor te zorgen dat het project verenigbaar is met de conclusies van de effectenstudie. In dit laatste geval, zendt de aanvrager de wijzigingen in zijn aanvraag om een milieu-attest of milieuvergunning aan het begeleidingscomité of aan de Regering, alsook aan het Instituut binnen 6 maanden na de kennisgeving van de afsluiting van de effectenstudie.

Indien de aanvrager de wijzigingen in zijn aanvraag om een milieu-attest of milieuvergunning niet binnen deze termijn heeft bezorgd, wordt hij geacht zijn aanvraag te hebben ingetrokken.

De termijn van afgifte van het milieu-attest of de milieuvergunning wordt opgeschort totdat de wijzigingen zijn ingediend.

Afdeling 4. - Speciale regelen van openbaarmaking Artikel 30 Openbaar onderzoek 1. - Na ontvangst van de door de aanvrager geleverde exemplaren van het dossier dat in voorkomend geval overeenkomstig artikel 29, eerste lid, 2° werd gewijzigd, bezorgt het Instituut of, in het in artikel 28, vierde en vijfde lid bedoelde geval, de Regering een exemplaar ervan aan het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente die bij de effecten van het project betrokken is en waar het dossier aan de speciale regelen van openbaarmaking onderworpen dient te worden. Het aan het openbaar onderzoek onderworpen dossier moet bestaan uit : 1° de attest- of vergunningsaanvraag;2° het bestek van de effectenstudie;3° de effectenstudie;4° de beslissing tot afsluiting van de effectenstudie;5° in voorkomend geval, de beslissing van de aanvrager om de aanvraag om een milieu-attest of milieuvergunning te wijzigen;6° de eventuele wijzigingen in de attest- of vergunningsaanvraag.2. - Het college van burgemeester en schepenen van elke betrokken gemeente of zijn gemachtigde onderwerpt het dossier aan de speciale regelen van openbaarmaking. Het openbaar onderzoek vindt plaats in elke gemeente en duurt 30 dagen.

Het Instituut bepaalt de datum waarop de verschillende openbare onderzoeken uiterlijk moeten worden afgesloten.

Artikel 31 Overleg 1. - Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan het belangrijkste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd of zijn gemachtigde maakt het dossier aanhangig bij de overlegcommissie die uitgebreid wordt tot de vertegenwoordigers van elke gemeente die betrokken is bij de effecten van het project en dit binnen vijftien dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek bedoeld in artikel 114 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw.2. - De overlegcommissie betekent haar advies aan het Instituut binnen dertig dagen na afloop van het openbaar onderzoek overeenkomstig artikel 114 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw. Wanneer de overlegcommissie geen advies binnen de gestelde termijn heeft uitgebracht, wordt de procedure voortgezet zonder dat het Instituut verplicht is rekening te houden met het advies, indien het niet wordt uitgebracht binnen 30 dagen na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn. 3. - Binnen dezelfde termijn als die toegekend aan de overlegcommissie, brengen het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente waar het project aan openbare onderzoeken werd onderworpen en het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting hun advies uit en brengen dit ter kennis van het Instituut.Wanneer de adviezen niet binnen de voorgeschreven termijn worden betekend, worden deze gunstig geacht.

Afdeling 5. - Afgifte van het attest of de vergunning Onderafdeling 1. - Afgifte van het milieu-attest of van de milieuvergunning zonder voorafgaand attest Artikel 32 Afgiftetermijn 1. Het Instituut geeft het milieu-attest of de milieuvergunning af.2. - Het betekent zijn beslissing aan de aanvrager bij een ter post aangetekende brief binnen 45 dagen na ontvangst van het advies van de overlegcommissie of na het verstrijken van de termijn om het mee te delen.Deze termijn kan, bij een met redenen omklede beslissing, een enkele maal voor een maximumduur van 45 dagen worden verlengd.

Het stuurt evenwel een kennisgeving van zijn beslissing binnen een termijn van 450 dagen na de betekening van het ontvangbewijs, zoals bedoeld in artikel 20, of, indien het ontvangbewijs of het bericht dat het dossier niet volledig is, ontbreken, binnen een termijn van 450 dagen na de 31e dag na de datum van het indieningsbewijs of verzending van de aanvraag aan de gemeente of na de 11de dag na de verzendingsdatum van de ontbrekende stukken of inlichtingen aan het Instituut. 3. - Het uitblijven van een beslissing betekend binnen de in 2 gestelde termijnen komt neer op de weigering van het milieu-attest of van de milieuvergunning. Onderafdeling 2. - Afgifte van de milieuvergunning na de toekenning van het milieu-attest Artikel 33 Inhoud van de aanvraag 1. - De aanvraag om een milieuvergunning wordt ingediend bij de gemeente op het grondgebied waarvan het belangrijkste gedeelte van het project wordt uitgevoerd.Ze bevat de gegevens die vereist zijn overeenkomstig artikel 10, alsook een afschrift van het milieu-attest.

Het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde overhandigt onmiddellijk aan de aanvrager een indieningsbewijs en stuurt een afschrift van de aanvraag en van het indieningsbewijs door aan het Instituut. 2. - De aanvraag kan tevens bij een ter post aangetekende brief aan het college van burgemeester en schepenen worden gericht.Na ontvangst stuurt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de aanvraag door aan het Instituut. 3. - Indien het om een gemengd project gaat, bezorgt het Instituut aan het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting een afschrift van het aanvraagdossier voor de milieuvergunning. Het Instituut vraagt aan de gemeente een afschrift van het aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige vergunning. 4. - Na ontvangst van de aanvraag deelt het Instituut aan de aanvrager een dossiernummer mee en de gegevens van de ambtenaar die het dossier behandelt. Indien de aanvrager deze inlichtingen niet binnen 10 dagen na de datum van het indieningsbewijs of na het versturen van de aanvraag heeft ontvangen, richt hij een afschrift van de aanvraag aan het Instituut.

Na ontvangst deelt het Instituut de in het eerste lid bedoelde elementen mee.

Artikel 34 Ontvangbewijs 1. - Wanneer het dossier volledig is, stuurt het Instituut binnen twintig dagen na ontvangst voor het aanvraagdossier van de milieuvergunning een ontvangbewijs aan de aanvrager.2. - Wanneer het dossier onvolledig is, brengt het Instituut binnen twintig dagen na ontvangst van het aanvraagdossier voor de milieuvergunning de aanvrager hiervan op de hoogte met vermelding van de ontbrekende stukken of inlichtingen. Binnen 10 dagen na ontvangst hiervan, stuurt het Instituut een ontvangbewijs aan de aanvrager.

Betreft het een gemengd project, dan wordt het dossier voor de aanvraag van een milieuvergunning als onvolledig beschouwd, indien de overeenkomstige aanvraag om een stedenbouwkundige vergunning niet werd ingediend.

Artikel 35 Vrijstelling van de speciale regelen van openbaarmaking en raadpleging De aanvraag om een milieuvergunning wordt vrijgesteld van de speciale regelen van openbaarmaking en van het advies van de geraadpleegde personen of diensten aan wie de aanvraag om een milieu-attest werd voorgelegd, op voorwaarde dat er geen nieuwe redenen zijn die dergelijke regelen of adviezen zouden verantwoorden.

Artikel 36 Afgifte van de vergunning na de toekenning van het attest 1. - Het Instituut geeft de milieuvergunning af.2. - Het stuurt de aanvrager een kennisgeving van zijn beslissing binnen een termijn van 45 dagen na de dag van de betekening van het ontvangbewijs, zoals bedoeld in artikel 34, of, indien het ontvangbewijs of het bericht dat het dossier niet volledig is, ontbreken, binnen diezelfde termijn van 45 dagen na de 31e dag hetzij na de datum van het indieningsbewijs of verzending van de aanvraag aan de gemeente, hetzij na de verzendingsdatum van de ontbrekende stukken en inlichtingen aan het Instituut. Deze termijn kan, bij een met redenen omklede beslissing, een enkele maal voor een maximumduur van 45 dagen worden verlengd. 3. - Bij het uitblijven van een beslissing, betekend binnen de in 2 gestelde termijn, geldt het attest als milieuvergunning, uitgereikt voor een duur van 15 jaar. HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de inrichtingen van klasse I.B Afdeling 1. - Indiening van de aanvraag Artikel 37 Inhoud van de aanvraag De aanvraag om een milieu-attest of een milieuvergunning zonder voorafgaand attest betreffende de inrichtingen van klasse I.B bevat de gegevens die vereist zijn overeenkomstig artikel 10, alsook een effectenverslag.

Het effectenverslag bestaat ten minste uit volgende elementen : 1° de verantwoording van het project, de beschrijving van de doelstellingen en het tijdschema voor de uitvoering;2° de samenvatting van de verschillende geplande oplossingen die ten grondslag hebben gelegen aan de keuze van het door de aanvrager ingediende project, gelet op het milieu;3° de beschrijving van de elementen en het geografische gebied waarvoor het project gevolgen kan hebben, met name met behulp van plannen;4° de inventaris van de voorspelbare effecten van het project en van het bouwterrein;5° de beoordeling van deze effecten in vergelijking met de bestaande toestand;6° de opsomming van de wettelijke en reglementaire bepalingen en voorschriften van toepassing;7° de beschrijving van de geplande maatregelen om de negatieve effecten van het project en het bouwterrein te vermijden, weg te werken of af te remmen, onder meer ten opzichte van de bestaande normen;8° een niet-technische samenvatting van de voormelde elementen. De Regering kan de in het eerste lid bedoelde elementen nader bepalen en aanvullen; ze kan tevens de wijze van voorstelling van het effectenverslag bepalen.

Artikel 38 Indiening van de aanvraag 1. - De aanvraag om een milieu-attest of een milieuvergunning wordt ingediend bij de gemeente op het grondgebied waarvan het belangrijkste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd. Het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde overhandigt onmiddellijk aan de aanvrager een indieningsbewijs en stuurt een afschrift van de aanvraag en van het indieningsbewijs door aan het Instituut. 2. - De aanvraag kan tevens bij een ter post aangetekende brief aan het college van burgemeester en schepenen worden gericht.Na ontvangst hiervan stuurt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de aanvraag door aan het Instituut. 3. - Indien het gaat om een gemengd project, doet het Instituut aan het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting een afschrift van het aanvraagdossier voor de milieuvergunning toekomen. Het Instituut vraagt aan de gemeente een afschrift van het aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige vergunning. 4. - Na ontvangst van de aanvraag deelt het Instituut aan de aanvrager een dossiernummer mee en de gegevens van de ambtenaar die het dossier behandelt. Indien de aanvrager deze inlichtingen niet binnen 10 dagen na de datum van het indieningsbewijs of het versturen van de aanvraag heeft ontvangen, richt hij een afschrift van de aanvraag aan het Instituut.

Na ontvangst hiervan deelt het Instituut de in het eerste lid bedoelde elementen mee.

Artikel 39 Ontvangbewijs 1. - Wanneer het dossier volledig is, stuurt het Instituut binnen twintig dagen na ontvangst van het aanvraagdossier bij ter post aangetekende brief een ontvangbewijs aan de aanvrager. Wanneer het dossier onvolledig is, brengt het Instituut binnen twintig dagen na ontvangst van het dossier de aanvrager hiervan op de hoogte en vermeldt het welke stukken en inlichtingen ontbreken.

Binnen 30 dagen na ontvangst hiervan, verricht het Instituut de in 2 vermelde handelingen.

Indien het ontvangbewijs of het bericht dat het dossier onvolledig is binnen de voorgeschreven termijn ontbreken, dient de datum van verzending aan de aanvrager van het dossiernummer en de gegevens van de in artikel 38, 4 bedoelde behandelende ambtenaar als aanvangsdatum voor de berekening van de proceduretermijnen. 2. - Binnen 30 dagen na afgifte van het ontvangbewijs of, bij ontstentenis, na verzending aan de aanvrager van het dossiernummer en de gegevens van de behandelende ambtenaar, gaat het Instituut over tot : 1° het onderzoeken van het effectenverslag : 2° het verzenden aan de administraties en instanties die overeenkomstig artikel 13 moeten worden geraadpleegd, van een afschrift van het volledige dossier;3° het vastleggen van de lijst van de bij de effecten van het project betrokken gemeenten waarin het openbaar onderzoek moet plaatshebben en het aanwijzen van de gemeente die ermee belast wordt de overlegcommissie samen te roepen : 4° het meedelen aan de aanvrager van het aantal te leveren exemplaren van het dossier met het oog op het openbaar onderzoek.3. - Wanneer het Instituut oordeelt dat het effectenverslag moet worden vervolledigd, geeft het van deze beslissing kennis aan de aanvrager binnen de in 2 bedoelde termijnen en vermeldt het de ontbrekende stukken of inlichtingen. Binnen 10 dagen na ontvangst hiervan, verricht het Instituut de in 2 voorgeschreven handelingen. 4. - Indien het Instituut zijn beslissing niet binnen de termijnen heeft betekend, kan de aanvrager het dossier bij de Regering aanhangig maken. Binnen zestig dagen na de aanhangigmaking : 1° verstuurt de Regering bij een ter post aangetekende brief een ontvangbewijs aan de aanvrager;2° onderzoekt ze het effectenverslag;3° verzendt ze aan de administraties en instanties die overeenkomstig artikel 13 moeten worden geraadpleegd, een afschrift van het volledige dossier;4° legt ze de lijst vast van de bij de effecten van het project betrokken gemeenten waarin het openbaar onderzoek moet plaatshebben en wijst de gemeente aan die ermee belast wordt de overlegcommissie samen te roepen;5° deelt aan de aanvrager het aantal te leveren exemplaren van het dossier mee met het oog op het openbaar onderzoek. Afdeling 2. - Speciale regelen van openbaarmaking Artikel 40 Openbaar onderzoek 1. - Het Instituut of, overeenkomstig artikel 39, 4, de Regering bezorgt aan elke bij de effecten van het project betrokken gemeente waar een openbaar onderzoek moet plaatshebben, een exemplaar van het volledige dossier.2. - Binnen 15 dagen na ontvangst van het dossier onderwerpt het college van burgemeester en schepenen van elke betrokken gemeente of zijn gemachtigde het dossier aan de speciale regelen van openbaarmaking. Het openbaar onderzoek vindt plaats in elke gemeente en duurt vijftien dagen. Het Instituut bepaalt de datum waarop de verschillende openbare onderzoeken uiterlijk moeten worden afgesloten. 3. - Het aan het openbaar onderzoek onderworpen dossier moet bestaan uit : 1° de aanvraag om een milieu-attest of -vergunning, met inbegrip van het effectenverslag;2° indien het om een gemengd project gaat, de aanvraag om een stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning;3° de stukken of inlichtingen die de aanvrager heeft verstrekt met toepassing van artikel 39, 2. Artikel 41 Overleg 1. - Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan het belangrijkste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd, of zijn gemachtigde maakt het dossier aanhangig bij de overlegcommissie die uitgebreid wordt tot de vertegenwoordigers van elke gemeente die betrokken is bij de effecten van het project, en dit binnen 15 dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek bedoeld in artikel 114 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw.2. - De overlegcommissie brengt haar advies uit binnen 30 dagen na afloop van het openbaar onderzoek overeenkomstig artikel 114 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw. Wanneer de overlegcommissie geen advies binnen de gestelde termijn heeft uitgebracht, wordt de procedure voortgezet zonder dat er rekening wordt gehouden met de adviezen, indien ze niet worden uitgebracht binnen dertig dagen na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn. 3. - Binnen dezelfde termijn als die toegekend aan de overlegcommissie, brengen het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente waar het project aan openbare onderzoeken werd onderworpen en het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting hun advies uit en delen het mee aan het Instituut.Indien deze adviezen niet binnen de voorgeschreven termijn worden betekend, worden ze gunstig geacht.

Artikel 42 Aanvraag tot uitvoering van een effectenstudie 1. - In uitzonderlijke omstandigheden kan de overlegcommissie in een bijzonder omkleed advies de Regering aanbevelen een effectenstudie te laten uitvoeren.2. - Indien de Regering oordeelt dat een effectenstudie moet worden uitgevoerd, beschikt ze over 30 dagen na ontvangst van het dossier om de aanvrager in kennis te stellen van haar beslissing. In dit geval : 1° verzoekt de Regering de aanvrager om één of meer voorstellen betreffende de keuze van de opdrachthouder aan het Instituut te doen toekomen;2° belast ze het Instituut met het opstellen van het ontwerp van bestek van de effectenstudie binnen dertig dagen;betreft het een gemengd project, dan regelt de Regering de wijze van samenwerking tussen het Instituut en het Bestuur van Ruimtelijke Ordening en Huisvesting; 3° bepaalt ze, naast de leden aangesteld overeenkomstig artikel 22, 1, tweede lid, de samenstelling van het begeleidingscomité. Binnen 10 dagen na ontvangst van de beslissing van de Regering, roept het Instituut het begeleidingscomité samen. Het houdt het begeleidingscomité regelmatig op de hoogte van de uitwerking van het ontwerp van bestek van de effectenstudie.

Na het opmaken van het ontwerp van bestek, bezorgt het Instituut het dossier, met zijn eventuele opmerkingen, aan de aanvrager en aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan het belangrijkste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd.

Binnen 5 dagen na het opmaken van het ontwerp van bestek, roept het Instituut het begeleidingscomité opnieuw samen en wordt de procedure overeenkomstig de artikelen 21 en volgende voortgezet.

Indien de Regering een dergelijke studie niet geraden acht, motiveert zij haar beslissing en bezorgt ze het dossier aan het Instituut. 3. - Indien er binnen de in 2 bedoelde termijn geen beslissing wordt genomen, moet de effectenstudie niet worden uitgevoerd.4. - Wanneer de effectenstudie is verwezenlijkt, moet het dossier dat overeenkomstig artikel 30 aan het openbaar onderzoek wordt onderworpen, bovendien volgende gegevens bevatten : 1° de bezwaren en opmerkingen die in het kader van het in artikel 40 bedoelde openbaar onderzoek aan het college van burgemeester en schepenen zijn gericht, alsook het proces-verbaal van sluiting van dit onderzoek;2° de notulen van de overlegcommissie;3° het advies van de in dit artikel bedoelde overlegcommissie. Afdeling 3 - Afgifte van het milieu-attest of van de milieuvergunning zonder voorafgaand attest Artikel 43 Afgifte van het attest of van de vergunning 1. - Het Instituut geeft het milieu-attest of de milieuvergunning af.2. - Het stelt de aanvrager in kennis van zijn beslissing binnen 45 dagen na ontvangst van het advies van de overlegcommissie of na het verstrijken van de termijn om het mee te delen.Die termijn kan, bij een met redenen omklede beslissing, een enkele maal voor een maximumduur van 45 dagen worden verlengd.

Het stuurt evenwel een kennisgeving van zijn beslissing binnen een termijn van 160 dagen na de dag van de betekening van het ontvangbewijs, zoals bedoeld in artikel 39, of, indien het ontvangbewijs of het bericht dat het dossier niet volledig is, ontbreken, binnen een termijn van 160 dagen na de 31e dag na de datum van het indieningsbewijs of verzending van de aanvraag aan de gemeente of na de 11e dag na verzendingsdatum van de ontbrekende stukken of inlichtingen aan het Instituut. 3. - Het uitblijven van een beslissing, betekend binnen de in 2 gestelde termijnen, komt neer op een weigering van het milieu-attest of -vergunning. Afdeling 4 - Aanvraag om een milieuvergunning ingevolge de toekenning van een milieu-attest Artikel 44 Inhoud en indiening van de aanvraag 1. - De aanvraag om een milieuvergunning wordt ingediend bij de gemeente op het grondgebied waarvan het belangrijkste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd.Ze bevat de gegevens die vereist zijn overeenkomstig artikel 10, alsook een afschrift van het milieu-attest.

Het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde geeft onmiddellijk aan de aanvrager een indieningsbewijs af en stuurt een afschrift van de aanvraag en van het indieningsbewijs aan het Instituut. 2. - De aanvraag kan tevens bij een ter post aangetekende brief aan het college van burgemeester en schepenen worden gericht.Na ontvangst hiervan stuurt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de aanvraag aan het Instituut. 3. - Indien het om een gemengd project gaat, bezorgt het Instituut aan het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting een afschrift van het dossier voor de aanvraag van de milieuvergunning. Het Instituut vraagt aan de gemeente een afschrift van het aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige vergunning. 4. - Na ontvangst hiervan deelt het Instituut aan de aanvrager een dossiernummer mee en de gegevens van de ambtenaar die het dossier behandelt. Indien de aanvrager deze inlichtingen niet binnen 10 dagen na de datum van het indieningsbewijs of na het versturen van de aanvraag heeft ontvangen, richt hij een afschrift van de aanvraag aan het Instituut.

Na ontvangst hiervan deelt het Instituut de in het eerste lid bedoelde elementen mee.

Artikel 45 Ontvangbewijs 1. - Wanneer het dossier volledig is, richt het Instituut binnen twintig dagen na ontvangst van het dossier voor de aanvraag van de milieuvergunning een ontvangbewijs aan de aanvrager.2. - Wanneer het dossier onvolledig is, brengt het Instituut de aanvrager hiervan op de hoogte binnen twintig dagen na ontvangst van het dossier voor de aanvraag van de milieuvergunning met vermelding van de ontbrekende stukken en inlichtingen. Binnen 10 dagen na ontvangst hiervan richt het Instituut een ontvangbewijs aan de aanvrager.

Betreft het een gemengd project, dan wordt het dossier van de aanvraag om een milieuvergunning als onvolledig geacht, indien de overeenkomstige aanvraag om een stedenbouwkundige vergunning niet werd ingediend.

Artikel 46 Vrijstelling van speciale regelen van openbaarmaking en raadpleging De aanvraag om een milieuvergunning wordt vrijgesteld van de speciale regelen van openbaarmaking en van het advies van de geraadpleegde personen en diensten aan wie de aanvraag om een milieu-attest wordt voorgelegd, op voorwaarde dat er geen nieuwe redenen zijn die dergelijke regelen en adviezen zouden verantwoorden.

Artikel 47 Afgifte van de vergunning na de toekenning van een attest 1. - Het Instituut geeft de milieuvergunning af.2. - Het stuurt de aanvrager een kennisgeving van zijn beslissing binnen een termijn van 45 dagen na de dag van de kennisgeving van het ontvangbewijs, zoals bedoeld in artikel 45, of, indien het ontvangbewijs of het bericht dat het dossier niet volledig is, ontbreken, binnen diezelfde termijn van 45 dagen na de 31e dag hetzij na de datum van het indieningsbewijs of verzending van de aanvraag aan de gemeente, hetzij na de datum van verzending van de ontbrekende stukken of inlichtingen aan het Instituut. Deze termijn kan, bij een met redenen omklede beslissing, een enkele maal met een maximumduur van 45 dagen worden verlengd. 3. - Bij het uitblijven van een beslissing, betekend binnen de in 2 gestelde termijn, geldt het milieu-attest als een milieuvergunning met een geldigheidsduur van 15 jaar. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende de inrichtingen van klasse II en de tijdelijke inrichtingen Afdeling 1. - Indiening en onderzoek van de aanvragen betreffende de inrichtingen van klasse II Artikel 48 Inhoud van de aanvraag 1. - De aanvraag om een milieuvergunning bevat de gegevens die vereist zijn overeenkomstig artikel 10.Zij moet worden gestuurd aan het bestuur van de gemeente waar de inrichting is gelegen.

Het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde geeft onmiddellijk aan de aanvrager een indieningsbewijs. 2. - De aanvraag kan tevens bij een ter post aangetekende brief aan het college van burgemeester en schepenen worden gericht. Artikel 49 Ontvangbewijs 1. - Wanneer het dossier volledig is, richt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde binnen 10 dagen na de datum van het indieningsbewijs of na het versturen van de aanvraag aan de gemeente aan de aanvrager een ontvangbewijs bij een ter post aangetekende brief.2. - Wanneer het dossier onvolledig is, brengt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de aanvrager hiervan op de hoogte binnen 10 dagen na de datum van het indieningsbewijs of verzending van de aanvraag aan de gemeente met vermelding van de ontbrekende stukken of inlichtingen. Binnen 10 dagen na ontvangst hiervan, verricht het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de in 1 vermelde handelingen.

Artikel 50 Openbaar onderzoek Binnen vijftien dagen na het versturen van het ontvangbewijs of na het verstrijken van de termijn voor het versturen ervan, indien geen enkele aanvraag om een bijkomend document aan de aanvrager werd gericht, onderwerpt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde het dossier aan een openbaar onderzoek.

Wanneer een project het voorwerp uitmaakt van een aanvraag om een milieuvergunning en een aanvraag om een stedenbouwkundige vergunning, waarvoor speciale regelen van openbaarmaking zijn vereist, kan het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de twee aanvragen gelijktijdig aan een openbaar onderzoek onderwerpen.

Artikel 51 Afgifte van de vergunning 1. - Het college van burgemeester en schepenen geeft de milieuvergunning af.2. - Het stuurt de aanvrager bij een ter post aangetekende brief een kennisgeving van zijn beslissing binnen 60 dagen na de datum van het ontvangbewijs, zoals bedoeld in artikel 49, of, indien het ontvangbewijs of het bericht dat het dossier onvolledig is, ontbreken, minder dan 60 dagen na de 11e dag hetzij na de datum van het indieningsbewijs of het versturen van de aanvraag, hetzij na de verzendingsdatum van de ontbrekende stukken of inlichtingen. De in het tweede lid bedoelde termijn wordt opgeschort, telkens als in ongeacht welke fase van de procedure een termijn wordt verlengd. 3. - Het uitblijven van een beslissing, betekend binnen de in 2 gestelde termijn, komt neer op de weigering van de milieuvergunning. Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de tijdelijke inrichtingen Artikel 52 Indiening van de aanvraag 1. - De aanvraag om een milieuvergunning mag worden ingediend op het gemeentehuis.Het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde overhandigt onmiddellijk aan de aanvrager een indieningsbewijs.

De aanvraag om een milieuvergunning mag eveneens aan het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde worden gericht bij een ter post aangetekende brief. 2. - Wanneer het dossier volledig is, verstuurt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde binnen 10 dagen na de datum van het indieningsbewijs of verzending van de aanvraag aan de aanvrager een ontvangbewijs bij een ter post aangetekende brief.3. - Wanneer het dossier onvolledig is, brengt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de aanvrager hiervan op de hoogte binnen 10 dagen na de datum van het indieningsbewijs of verzending van de aanvraag met vermelding van de ontbrekende stukken of inlichtingen. Binnen 10 dagen na ontvangst hiervan richt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde aan de aanvrager een ontvangbewijs bij een ter post aangetekende brief.

Artikel 53 Afgifte van de vergunning 1. - Het college van burgemeester en schepenen geeft de milieuvergunning af. Het stuurt de aanvrager een kennisgeving per ter post aangetekende brief van zijn beslissing binnen 30 dagen na de datum van het ontvangbewijs, zoals bedoeld in artikel 52, 2 en 3, of, wanneer het ontvangbewijs of het bericht dat het dossier onvolledig is, ontbreken, binnen 30 dagen vanaf de 11de dag na de datum van het indieningsbewijs of het versturen van de aanvraag of de datum van verzending van de ontbrekende stukken of inlichtingen.

Wanneer de aanvraag aanleiding geeft tot het raadplegen van personen of diensten overeenkomstig artikel 13, wordt die termijn van dertig dagen verdubbeld. Deze raadpleging is evenwel niet vereist, wanneer de uitbatingsduur van de tijdelijke inrichting niet hoger ligt dan drie maanden. 2. - Indien er geen beslissing ter kennis wordt gebracht binnen de in 1 gestelde termijn, kan de aanvrager, bij een ter post aangetekende brief, een aanmaning sturen aan de gemeente. Indien de aanvrager geen beslissing heeft ontvangen bij het verstrijken van een nieuwe termijn van 10 dagen, ingaand op de dag waarop de aangetekende aanmaningsbrief ter post is afgegeven, wordt de vergunning geacht te zijn uitgereikt voor de duur vermeld in de aanvraag.

De aanvrager mag zijn inrichtingen uitbaten met inachtneming van de aanwijzingen van het dossier dat hij heeft ingediend en van alle wetten en verordeningen van toepassing.

HOOFDSTUK V. - Rechtsgeldigheid van de beslissingen en de voorwaarden voor de afgifte van milieu-attesten en milieuvergunningen Artikel 54 Definitie Voor de toepassing van deze titel, wordt onder"beslissing" verstaan : elke beslissing die uitspraak doet over een aanvraag om een milieu-attest of een milieuvergunning, over een administratief beroep of over een aanvraag tot verlenging van een vergunning die krachtens artikel 62 wordt ingediend.

Artikel 55 In acht te nemen elementen bij het nemen van de beslissing Naast de in de aanvraag of in het beroep vermelde gegevens en onverminderd alle andere inlichtingen die nuttig kunnen zijn, moet bij het nemen van iedere beslissing met de volgende elementen rekening worden gehouden : 1° de wisselwerking tussen de gevaren, hinder en ongemakken van de geplande inrichtingen en die van bestaande inrichtingen;2° de dwingende bepalingen die van toepassing zijn, met inbegrip van de programma's ter vermindering van de vervuiling;3° de beste technologische middelen die beschikbaar zijn om de gevaren, de hinder of de ongemakken ten gevolge van de inrichting te voorkomen, te verminderen of te verhelpen, alsook de concrete gebruiksmogelijkheden van die technologische middelen;4° de adviezen die binnen de termijn worden uitgebracht door de geraadpleegde personen en diensten in verband met de aanvraag of het beroep. Indien er een effectenstudie werd uitgevoerd, zal met de gegevens en de besluiten van deze studie speciaal rekening worden gehouden.

Bij het nemen van elke beslissing moeten de belangen die in artikel 2 worden genoemd, en de belangen van de aanvrager of de uitbater tegen elkaar worden afgewogen.

Deze gegevens moeten naar behoren vermeld staan in de motivering van de beslissing, ofwel moeten ze in het dossier zijn opgenomen.

Artikel 56 Bijzondere uitbatingsvoorwaarden Ongeacht de andere voorwaarden, kan de overheid die de milieuvergunning afgeeft, het volgende bepalen : 1° de voorwaarden voor het sluiten van een verzekeringspolis die de burgerlijke aansprakelijkheid van de uitbater dekt in geval van schade ten gevolge van een toestand van gevaar, hinder of ongemak, zoals bedoeld in artikel 2;2° de voorwaarden voor de controle van de inrichting en haar omgeving en in het algemeen voor elke periodieke controle die noodzakelijk is voor de bescherming bedoeld in artikel 2;3° de voorwaarden voor de maatregelen die moeten worden genomen, wanneer er zich een ongeluk of een incident voordoet, waardoor schade wordt berokkend aan het leefmilieu en de personen die krachtens artikel 2 beschermd worden;4° de voorwaarden voor de door het vrachtvervoer te volgen wegen van of naar de inrichting;5° de voorwaarden voor de toestand waarin de plaats zich na het beëindigen van de uitbating moet bevinden, en de waarborgen die de uitbater daaromtrent moet geven;6° de voorwaarden voor de tijdstippen waarop de inrichting in werking mag zijn. Artikel 57 Wijziging van de plannen Wanneer de uitbatingsvoorwaarden die de bevoegde overheid voornemens is op te leggen, wijzigingen inhouden van de plannen die tot staving van de aanvraag zijn ingediend en geen gevolgen hebben voor zijn doelstelling, kan de milieuvergunning worden toegekend na ontvangst van de gewijzigde plannen, zonder deze opnieuw te moeten onderwerpen aan de behandelingsprocedure waartoe de aanvraag aanleiding gaf.

Artikel 58 Mobiele inrichtingen Wanneer een inrichting mobiel is, wijst de milieuvergunning de plaatsen aan waar zij mag worden uitgebaat. De algemene uitbatingsvoorwaarden of de uitbatingsvoorwaarden vermeld in de milieuvergunning moeten worden nageleefd op alle plaatsen waar de inrichting wordt uitgebaat.

Artikel 59 Termijn van verval 1. - De bevoegde overheid bepaalt de termijn waarbinnen de milieuvergunning moet worden uitgevoerd.Deze termijn mag niet langer zijn dan 2 jaar na de kennisgeving van de definitieve beslissing. 2. - De milieuvergunning vervalt indien de vergunninghouder, binnen de gestelde termijn, niet duidelijk met de uitvoering van de vergunning van start is gegaan.Het verval van de vergunning geschiedt van rechtswege. 3. - Op verzoek van de vergunninghouder, kan evenwel de termijn waarbinnen aan de milieuvergunning uitvoering moest worden gegeven, worden verlengd met een maximumduur van 1 jaar.De verlenging moet, op straffe van verval, worden aangevraagd ten minste 3 maanden vóór het verstrijken van de in 1 bedoelde termijn.

De verlenging wordt verleend door de uitreikende overheid. Bij het uitblijven van een beslissing na het verstrijken van de termijn, wordt de verlenging geacht toegekend te zijn. 4. - De beslissing tot weigering van de verlenging is niet vatbaar voor beroep. Artikel 60 Duur van het attest 1. - Het milieu-attest is 2 jaar geldig.2. - Op verzoek van de attesthouder, kan het attest evenwel worden verlengd met een periode van 1 jaar.De verlenging moet, op straffe van verval, worden aangevraagd ten minste 6 maanden vóór het verstrijken van de in 1 bedoelde termijn.

De verlenging wordt verleend door de uitreikende overheid. Bij het uitblijven van een beslissing 3 maanden vóór het verstrijken van de termijn waarbinnen aan het attest uitvoering moest worden gegeven, wordt de verlenging geacht toegekend te zijn. 3. - De beslissing tot weigering van de verlenging is niet vatbaar voor beroep. Artikel 61 Duur van de vergunning De vergunning is 15 jaar geldig vanaf het begin van de uitbating van de inrichtingen.

De bevoegde overheid kan deze termijn verminderen; in dit geval zal zij haar beslissing speciaal met redenen omkleden.

In geval van tijdelijke inrichtingen bedraagt de maximumduur van de vergunning evenwel : a) drie jaar indien het gaat om een inrichting die nodig is voor een bouwterrein;b) drie maanden in de overige gevallen. Artikel 62 Verlenging van de vergunning 1. - De geldigheidsduur van de milieuvergunning kan voor een nieuwe periode van 15 jaar worden verlengd.De geldigheidsduur van de milieuvergunning voor een tijdelijke inrichting kan evenwel niet worden verlengd. 2. - De houder van de milieuvergunning vraagt de verlenging van zijn vergunning aan bij een ter post aangetekende brief aan de uitreikende overheid, en dit uiterlijk 1 jaar vóór het verstrijken van de geldigheidsduur, zoniet moet hij een nieuwe aanvraag om een milieuvergunning indienen.3. - De aanvraag tot verlenging bevat de volgende gegevens : 1° als de aanvrager een natuurlijke persoon is : zijn naam, voornaam en woonplaats;als het om een rechtspersoon gaat : de naam van de firma of van de vennootschap, de rechtsvorm, het adres van de zetel van de vennootschap, alsook de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag; 2° de lijst van de ingedeelde inrichtingen waarvoor de verlenging van de milieuvergunning wordt aangevraagd;3° de wijzigingen die aan de ingedeelde inrichtingen werden aangebracht sinds de afgifte van de milieuvergunning. De Regering kan de gegevens die moeten worden vermeld in de aanvraag tot verlenging van de milieuvergunning nader omschrijven en aanvullen. 4. - Wanneer het dossier volledig is, richt de bevoegde overheid binnen 30 dagen na de datum van verzending van de verlengingsaanvraag, bij een ter post aangetekende brief, aan de aanvrager een ontvangbewijs.5. - Wanneer het dossier niet volledig is, brengt de bevoegde overheid de aanvrager hiervan op de hoogte binnen 30 dagen na de datum van verzending van de aanvraag tot verlenging, met vermelding van de ontbrekende stukken en inlichtingen. Binnen 10 dagen na de datum van verzending hiervan, stuurt de uitreikende overheid een ontvangbewijs aan de aanvrager bij een ter post aangetekende brief. 6. - De bevoegde overheid stuurt de aanvrager een kennisgeving van haar beslissing uiterlijk 6 maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning.Zij kan er nieuwe uitbatingsvoorwaarden aan toevoegen.

Indien er binnen deze termijn geen beslissing ter kennis wordt gebracht, kan de aanvrager, bij een ter post aangetekende brief, een aanmaning sturen aan de bevoegde overheid. Indien, bij het verstrijken van een nieuwe termijn van twee maanden met ingang op de datum van afgifte bij de post van de aangetekende zending met de aanmaning, de aanvrager geen beslissing heeft ontvangen, wordt de vergunning geacht te worden verlengd voor een duur van 15 jaar. 7. - De verlenging van de duur van de milieuvergunning stelt de vergunninghouder niet vrij van zijn plichten en belemmert de toepassing niet van de maatregelen en strafbepalingen bedoeld in de artikelen 95 en 96 voor de feiten die voorafgaan aan de beslissing, zij het een stilzwijgende, tot verlenging.8. - Iedere beslissing tot verlenging moet aangeplakt worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 87. Bij een stilzwijgende beslissing, moet de aanvrager een bericht aanplakken dat de stilzwijgende verlenging bekendmaakt.

De Regering stelt de regels voor de toepassing van deze paragraaf vast.

Artikel 63 Verplichtingen van de vergunninghouders 1. - Onverminderd de verplichtingen die hem door andere bepalingen zijn opgelegd, moet elke houder van een milieuvergunning : 1° zijn vergunning, of de hiervoor geldende beslissing, alsook elke beslissing tot wijziging, schorsing of intrekking van de milieuvergunning aanplakken op het gebouw waarin de inrichtingen zich bevinden, en in de buurt van de inrichting, op een van de openbare weg zichtbare plaats;2° kennis geven, aan de bevoegde overheid in eerste instantie, ten minste 15 dagen op voorhand, van de datum waarop de uitvoering van de milieuvergunning kan beginnen;3° alle nodige maatregelen treffen om de gevaren, hinder of ongemakken ten gevolge van de inrichting te voorkomen, te verminderen of te verhelpen;4° onmiddellijk het Instituut en de gemeente op de hoogte brengen van elk ongeval of incident dat het leefmilieu of de gezondheid en de veiligheid van de personen zou kunnen schaden;5° onmiddellijk de bevoegde overheid in eerste instantie op de hoogte brengen van de veranderingen die zich sinds de afgifte van de milieuvergunning hebben voorgedaan in één van de gegevens of voorwaarden vermeld in het aanvraagdossier of in de milieuvergunning;6° onmiddellijk de bevoegde overheid in eerste instantie inlichten over elke verandering van vergunninghouder, alsook over elke stopzetting van de activiteiten;7° in de door de Regering gestelde gevallen, jaarlijks een verslag opstellen betreffende de naleving van de dwingende bepalingen die van toepassing zijn en van de voorwaarden van de milieuvergunning en dat gewijd is aan de specifieke maatregelen die werden goedgekeurd voor de verwezenlijking van de in artikel 2 bedoelde doelstellingen, met inbegrip van het aanwenden van de beste beschikbare technologieën. Hiertoe kan de uitbater een beroep doen op de diensten van de door de Regering erkende personen. 2. - Elke persoon die de houder is of was van een milieuvergunning, is bovendien verplicht de plaats van een inrichting waarvan de uitbating ten einde loopt of niet meer toegelaten is, opnieuw in een dusdanige toestand te brengen dat er zich geen gevaar, hinder of ongemak voordoet.3. - De Regering kan aan de houders van milieuvergunningen andere verplichtingen opleggen. Artikel 64 Wijziging van de vergunning 1. - De uitreikende overheid wijzigt de milieuvergunning, wanneer zij vaststelt dat deze vergunning niet of niet meer de passende voorwaarden inhoudt, met inbegrip van het gebruik van de beste beschikbare technologieën, om het gevaar, de hinder of de ongemakken voor het leefmilieu en de gezondheid te vermijden, te beperken of te verhelpen. Zij kan ze tevens wijzigen op verzoek van de houder van de milieuvergunning op voorwaarde dat ze niet een groter gevaar of grotere hinder voor het leefmilieu en de gezondheid met zich brengt. 2. - Elke beslissing tot wijziging wordt genomen, nadat de houder van de milieuvergunning de kans heeft gekregen zijn opmerkingen ofwel mondeling, ofwel schriftelijk, bekend te maken.3. - De beslissing tot wijziging wordt met redenen omkleed en aan de houder van de milieuvergunning bij een ter post aangetekende brief betekend. Artikel 65 Schorsing of intrekking De uitreikende overheid kan de milieuvergunning schorsen of intrekken, indien de houder van de milieuvergunning niet naleeft wat volgt : 1° de algemene uitbatingsvoorwaarden voor de inrichtingen, vastgesteld bij besluit van de Regering;2° de bijzondere voorwaarden opgenomen in de milieuvergunning;3° de verplichtingen opgesomd in artikel 63. Elke beslissing tot schorsing of tot intrekking wordt genomen, nadat de houder van de milieuvergunning de kans heeft gekregen zijn opmerkingen ofwel mondeling, ofwel schriftelijk, bekend te maken.

De beslissing tot schorsing of tot intrekking wordt aan de houder van de milieuvergunning bij een ter post aangetekende brief betekend.

TITEL III. - Activiteiten onderworpen aan voorafgaande aangifte Artikel 66 Aangifteprocedure 1. - De aangifte betreffende de inrichtingen van klasse III wordt gedaan via een formulier waarvan de inhoud en het model worden vastgesteld door de Regering.Het formulier wordt bij een ter post aangetekende brief opgestuurd aan de gemeente. 2. - Wanneer de aangifte volledig is, stuurt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde een ontvangbewijs bij een ter post aangetekende brief aan de aangever en stuurt het een afschrift van de aangifte aan het Instituut binnen 20 dagen na ontvangst van de aangifte. Wanneer de aangifte niet volledig is, brengt het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de aanvrager hiervan op de hoogte binnen 20 dagen na ontvangst van de aangifte en vermeldt het welke documenten en inlichtingen ontbreken.

Binnen 10 dagen na ontvangst ervan, verricht het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde de in het eerste lid bedoelde handelingen.

Artikel 67 Aanvang van de uitbating De uitbating, de verplaatsing, de heropstarting van de uitbating, de verbouwing of de uitbreiding van inrichtingen van klasse III kan worden aangevat na ontvangst van het ontvangbewijs dat akte neemt van de aangifte door de aanvrager of, bij ontstentenis, de dag na het verstrijken van de termijn waarbinnen dit moest worden betekend.

Artikel 68 Bijzondere uitbatingsvoorwaarden Ongeacht andere voorwaarden, kan de gemeente die een voorafgaande aangifte ontvangt, aan de aangever, na hem de mogelijkheid te hebben gegeven om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk uit te drukken, volgende voorwaarden opleggen : 1° de voorwaarden voor het sluiten van een verzekeringspolis die de burgerlijke aansprakelijkheid van de uitbater dekt in geval van schade ten gevolge van een toestand van gevaar, hinder of ongemak, zoals bedoeld in artikel 2;2° de voorwaarden voor de controle van de inrichting en haar omgeving en in het algemeen voor elke periodieke controle die noodzakelijk is voor de bescherming bedoeld in artikel 2;3° de voorwaarden voor de maatregelen die moeten worden genomen wanneer er zich een ongeluk of een incident voordoet waardoor schade wordt berokkend aan het leefmilieu en de personen die krachtens artikel 2 beschermd worden;4° de voorwaarden voor de door het vrachtvervoer te volgen wegen van of naar de inrichting;5° de voorwaarden voor de toestand waarin de plaats zich na het beëindigen van de uitbating moet bevinden, en de waarborgen die de uitbater daaromtrent moet geven;6° de voorwaarden voor de tijdstippen waarop de inrichting in werking mag zijn. Artikel 69 Aanplakking van de aangifte of van de uitbatingsvoorwaarden De uitbater van een inrichting van klasse III is verplicht het ontvangbewijs van zijn aangifte, alsook de bijzondere uitbatingsvoorwaarden die de gemeente hem zou hebben opgelegd, aan te plakken.

Het aanplakbiljet moet worden aangebracht op het gebouw waarin de inrichtingen zich bevinden, en in de buurt van de inrichting, op een van de openbare weg zichtbare plaats.

TITEL IV. - Personen onderworpen aan de erkenning HOOFDSTUK I. - Indiening van de aanvraag Artikel 70 Personen onderworpen aan de erkenning De Regering wijst de natuurlijke of rechtspersonen aan die wegens hun activiteit aan de voorafgaande erkenning zijn onderworpen.

Zij kan de bijzondere regels eigen aan elke erkenningscategorie vastleggen.

Artikel 71 Inhoud van de aanvraag 1. - Onverminderd de bepalingen voor elke activiteit die aan een erkenning is onderworpen, wordt de aanvraag ingediend met de volgende stukken en inlichtingen : 1° Indien het gaat om een natuurlijke persoon : a) de naam, voornaam en woonplaats van de aanvrager;b) een nota, samen met de bewijsstukken, met beschrijving van de bevoegdheden, de diploma's, de beroepservaring en de technische middelen waarover de aanvrager beschikt;c) de erkenning die eventueel is verleend door de bevoegde overheden van een ander Gewest of in het buitenland;2° Indien het gaat om een rechtspersoon : a) zijn rechtsvorm, de naam van de firma of van de vennootschap, de zetel van de vennootschap en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag;b) een afschrift van de bekendmaking van zijn statuten en van de laatste akte tot benoeming van de bestuurders, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de aanvraag tot bekendmaking van de statuten;c) de lijst van de namen van de bestuurders, de zaakvoerders of personen die voor de vennootschap verbintenissen kunnen aangaan, en de personen die de activiteit uitoefenen, waarvoor de erkenningsaanvraag wordt ingediend;d) een beschrijvende nota met voor elk van deze personen de bevoegdheden, de diploma's en de beroepservaring;e) de technische middelen waarover de aanvrager beschikt;f) de erkenning die eventueel is verleend door de bevoegde overheden van een ander Gewest of in het buitenland. De Regering kan de in 1° en 2° bedoelde elementen nader omschrijven en aanvullen. 2. - De erkenningsaanvraag wordt in 4 exemplaren bij een ter post aangetekende brief opgestuurd aan het Instituut.3. - Wanneer het dossier volledig is, verricht het Instituut binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag de volgende handelingen : 1° het stuurt de aanvrager een ontvangbewijs bij een ter post aangetekende brief;2° het zendt een afschrift van de aanvraag over aan de personen en diensten waarvan het advies is vereist krachtens artikel 72.4. - Wanneer het dossier niet volledig is, brengt het Instituut de aanvrager hiervan op de hoogte binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag en vermeldt het de stukken of inlichtingen die ontbreken. Binnen 10 dagen na ontvangst hiervan verricht het Instituut de in 2 vermelde handelingen. 5. - Bij het uitblijven van de kennisgeving van het ontvangbewijs of het bericht dat het dossier niet volledig is, wordt de in artikel 73, 2 bedoelde proceduretermijn berekend vanaf de 31e dag na de verzendingsdatum van de aanvraag of vanaf de 11e dag na de verzendingsdatum van de in 3 bedoelde ontbrekende stukken of inlichtingen. HOOFDSTUK II. - Onderzoek van de aanvraag Artikel 72 Raadpleging van besturen 1. - Zodra het ontvangbewijs van een erkenningsaanvraag is betekend, vraagt het Instituut naargelang het geval het advies : 1° van het Bestuur Uitrusting en Vervoerbeleid voor de aspecten verbonden met transport en verkeer;2° van de Dienst Monumenten en Landschappen voor de aspecten verbonden met de bescherming van het erfgoed;3° van het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting voor de aangelegenheden verbonden met planning en stedenbouw;4° van het Bestuur Economie voor de aspecten verbonden met de economische ontwikkeling.2. - De adviezen worden uitgebracht en aan het Instituut meegedeeld binnen 60 dagen na het versturen van het verzoek om advies.Na deze termijn wordt het advies gunstig geacht.

Artikel 73 Beslissing van de Regering 1. - De Regering geeft de erkenning af, in het bijzonder rekening houdende met de elementen van de aanvraag en de ontvangen adviezen.2. - Zij deelt haar beslissing aan de aanvrager mee bij een ter post aangetekende brief binnen 120 dagen na het versturen van de erkenningsaanvraag.Deze termijn kan, bij een met redenen omklede beslissing, eenmalig worden verlengd met een maximumduur van 45 dagen.

Indien er geen beslissing ter kennis wordt gebracht binnen de termijn, die eventueel wordt verlengd, komt dat neer op de weigering van de erkenning.

HOOFDSTUK III. - Inhoud van de erkenning Artikel 74 Inhoud en openbaarmaking van de erkenning De erkenning bepaalt de activiteiten waarvoor de aanvrager erkend is.

Zij wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Alle handelingen, facturen, publicaties, brieven, rekeningen van bestellingen en andere stukken afkomstig van de erkende persoon moeten zijn erkenning en de duur ervan vermelden.

Artikel 75 Duur van de erkenning De erkenning is geldig gedurende vijftien jaar.

Artikel 76 Wijziging Onverminderd de verplichtingen die hem door andere bepalingen zijn opgelegd, moet elke erkende persoon de uitreikende overheid onmiddellijk op de hoogte brengen van elke wijziging van één van de elementen van zijn erkenning.

Artikel 77 Schorsing of intrekking 1. - De uitreikende overheid kan de erkenning op ieder ogenblik schorsen of intrekken indien de erkenninghouder : 1° zijn erkenningsvoorwaarden niet meer vervult;2° prestaties levert waarvoor hij niet is erkend of die ontoereikend zijn.2. - Elke beslissing tot schorsing of intrekking van de erkenning wordt genomen, nadat de erkenninghouder de kans heeft gekregen zijn opmerkingen, ofwel mondeling, ofwel schriftelijk, bekend te maken.3. - De beslissing tot schorsing of intrekking wordt aan de erkenninghouder meegedeeld bij een ter post aangetekende brief.Zij wordt bovendien bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Artikel 78 Lijst van de erkende personen De lijst van de erkende personen en de activiteiten waarvoor zij erkend zijn, wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

TITEL V. - De administratieve rechtsmiddelen Artikel 79 Het Milieucollege Er wordt een Milieucollege opgericht dat bevoegd is voor de behandeling van de beroepen tegen de beslissingen van de bevoegde overheid overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

Het Milieucollege bestaat uit 6 deskundigen, benoemd door de Regering, op een dubbele lijst van kandidaten voorgedragen door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. De mandaten worden voor 6 jaar toegekend en zijn éénmaal hernieuwbaar. Het Milieucollege wordt om de 3 jaar voor de helft van zijn leden hernieuwd.

De Regering bepaalt de organisatie en de regels voor de werking van het Milieucollege, de vergoeding van zijn leden, alsook de onverenigbaarheidsregels. Het secretariaat wordt door de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waargenomen.

Artikel 80 Beroep bij het Milieucollege 1. - Ieder die doet blijken van een belang kan bij het Milieucollege beroep aantekenen tegen een beslissing, ook al is zij stilzwijgend genomen, betreffende de afgifte van een milieu-attest, milieuvergunning, erkenning, tegen een beslissing tot wijziging, schorsing of intrekking van een milieu-attest, milieuvergunning, erkenning, tegen een beslissing, ook al is zij stilzwijgend genomen, betreffende de verlenging van een vergunning of tegen een beslissing, waarbij de gemeente aan een inrichting van klasse III bijzondere uitbatingsvoorwaarden oplegt. Binnen 5 dagen na ontvangst van het beroep, zendt het Milieucollege een afschrift ervan aan de overheid die de bestreden beslissing heeft genomen, alsook aan de aanvrager wanneer deze niet de verzoeker is.

De verzoeker of zijn raadsman, alsook de bevoegde overheid of haar gemachtigde worden op hun verzoek door het Milieucollege gehoord.

Wanneer een partij vraagt om te worden gehoord, worden ook de andere partijen opgeroepen.

De in het tweede lid bedoelde overheid stuurt het Milieucollege binnen 10 dagen na ontvangst van het afschrift van het beroep, een afschrift van het dossier. 2. - De beslissing van het Milieucollege wordt aan de verzoeker en aan de bevoegde overheid betekend binnen 60 dagen na de datum van afgifte bij de post van de aangetekende zending die het beroep bevat.Ingeval de partijen worden gehoord, wordt de termijn met 15 dagen verlengd.

Het Milieucollege kan het attest, de milieuvergunning of de erkenning afgeven overeenkomstig de bepalingen van de titels II en IV. 3. - Als er geen kennisgeving van de beslissing wordt verstuurd binnen de voorgeschreven termijn, dan wordt de bestreden beslissing, ook al is zij stilzwijgend genomen, geacht bevestigd te zijn.4. - Tegen beslissing van het Milieucollege betreffende de afgifte, de wijziging, de schorsing of de intrekking van een erkenning kan geen beroep worden ingesteld bij de Regering. Artikel 81 Beroep bij de Regering 1. - Ieder die doet blijken van een belang kan bij de Regering een beroep instellen tegen een beslissing van het Milieucollege of, met toepassing van artikel 80, 3, tegen de bevestiging van de bestreden beslissing, al is zij stilzwijgend genomen, van de bevoegde overheid. In afwijking op het eerste lid, wordt geen enkel beroep ingesteld bij de Regering tegen de beslissing van het Milieucollege betreffende de afgifte, de wijziging, de schorsing of de intrekking van een erkenning.

De Regering of de persoon die zij hiertoe machtigt, hoort, op hun aanvraag, de verzoeker of zijn raadsman, en het Milieucollege, of zijn gemachtigde. Wanneer een partij vraagt om te worden gehoord, worden ook de andere partijen betrokken bij het beroep opgeroepen. 2. - De beslissing van de Regering wordt aan de partijen betekend binnen 60 dagen na de datum van afgifte bij de post van de aangetekende zending die het beroep bevat.Ingeval de partijen worden gehoord, wordt de termijn met 15 dagen verlengd. 3. - De Regering kan het attest, de milieuvergunning of de erkenning afgeven overeenkomstig de bepalingen van de titels II en IV. De Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.

Artikel 82 Geen kennisgeving van de beslissing binnen de termijn Indien de beslissing niet ter kennis wordt gebracht binnen de in artikel 81, 2 voorgeschreven termijn, kan de aanvrager bij een ter post aangetekende brief de Regering een aanmaning sturen.

Indien de aanvrager geen beslissing heeft ontvangen bij het verstrijken van een nieuwe termijn van 30 dagen die ingaat op de dag waarop de aangetekende aanmaningsbrief ter post is afgegeven, dan is de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld, ook al is zij stilzwijgend genomen, bevestigd.

Wanneer de aanvrager met de uitvoering van de werken begint of de handelingen verricht, is hij verplicht dit ter kennis te brengen van derden door middel van aanplakking op het goed.

Artikel 83 Termijn van indiening van het beroep Het beroep moet bij ter post aangetekend schrijven aan de bevoegde overheid worden gericht binnen 30 dagen na : 1° ontvangst van de kennisgeving van de beslissing of bij het verstrijken van de termijn om uitspraak te doen wanneer het beroep uitgaat van de aanvrager;2° aanplakking van de beslissing of van de aangifte door de vergunninghouder of door de aangever in de buurt van de inrichting, op een van de openbare weg zichtbare plaats;3° bekendmaking bij uittreksel van de erkenning in het Belgisch Staatsblad. Artikel 84 Effect van het beroep 1. - Het beroep heeft geen schorsende kracht. 2. - Het beroep schorst de bestreden beslissing slechts wanneer ze door ernstig gevaar of onherstelbare schade behoorlijk is gemotiveerd en werd ingediend door : 1° de gemeente voor de inrichtingen van klasse I.A of I.B; 2° het Instituut voor de inrichtingen van klasse II en de tijdelijke inrichtingen;3° de gemachtigde ambtenaar bedoeld in artikel 7 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw. In dit geval wordt tot de schorsing van de bestreden beslissing opdracht gegeven binnen 5 werkdagen na de indiening van het beroep door de Voorzitter van het Milieucollege of door het lid dat hij hiertoe aanwijst. 3. - Binnen 5 werkdagen vóór de indiening van haar beroep tot schorsing, moet de eisende partij een afschrift hiervan versturen aan de bevoegde overheid en, in voorkomend geval, aan de aanvrager van het milieu-attest of de milieuvergunning.Zij moet het bewijs van haar zendingen bij het beroep voegen.

Alvorens zich uit te spreken over het schorsende karakter van het beroep, moet de Voorzitter van het Milieucollege of het lid van het Milieucollege dat hij hiertoe heeft aangewezen, de partijen horen. De verzoeker, de bevoegde overheid en de aanvrager van het milieu-attest of van de milieuvergunning moeten aanwezig zijn of vertegenwoordigd zijn tijdens dit verhoor. Indien de verzoeker noch aanwezig is, noch vertegenwoordigd is, wordt de schorsing verworpen. De andere partijen die noch aanwezig zijn, noch vertegenwoordigd zijn, worden geacht in te stemmen met de schorsing, indien hiertoe opdracht wordt gegeven.

TITEL VI. - Openbaarmaking van de beslissingen Artikel 85 Kennisgeving Elke beslissing tot afgifte of weigering, wijziging, schorsing of intrekking van het milieu-attest of de milieuvergunning of van de erkenning, elke voorafgaande aangifte of beslissing, waarbij aan een inrichting van klasse III bijzondere uitbatingsvoorwaarden worden opgelegd, wordt aan de bevoegde overheid ter kennis gebracht binnen 8 dagen : 1° voor de inrichtingen van klasse I.A en I.B, aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op het grondgebied waarvan het project moet worden uitgevoerd; 2° voor de inrichtingen van klasse II en III, aan het Instituut;3° voor de erkenningen, aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente van de woonplaats of de zetel van de vennootschap van de aanvrager. Artikel 86 Register 1. - Het Instituut houdt een register bij van de milieu-attesten en milieuvergunningen, van de aangiften en erkenningen afgegeven op het grondgebied van het Gewest. Elke gemeente houdt een register bij van de milieu-attesten en milieuvergunningen, van de aangiften en erkenningen afgegeven op haar grondgebied. 2. - De registers vermelden ten minste de identiteit van de houders, de activiteitensector, de datum en de aard van de beslissing en de vervaldatum ervan. Artikel 87 Aanplakking van de beslissing Voor elke beslissing waarbij een inrichting van klasse III bijzondere exploitatievoorwaarden worden opgelegd, voor elke voorafgaande aangifte en voor elke beslissing tot toekenning, wijziging, schorsing, intrekking of verlenging van een milieu-attest of van een milieuvergunning, ook al is deze beslissing stilzwijgend genomen, plakt de persoon die de aangifte doet of de houder van het attest of de vergunning, naargelang het geval, een kopie van de aangifte of van de beslissing aan op het gebouw waar de inrichtingen zich bevinden en in de buurt van de inrichtingen op een plaats die zichtbaar is vanop de openbare weg.

Het aanplakbiljet moet gedurende 15 dagen in een perfecte staat van zichtbaarheid en leesbaarheid worden gehouden.

TITEL VII. - Toezicht, dwang- en strafmaatregelen Artikel 88 Ambtenaren en beambten belast met het toezicht De door de Regering aangewezen ambtenaren en beambten van het Instituut zijn belast met het regelmatige toezicht op de activiteiten onderworpen aan een milieuvergunning, aan een erkenning of een voorafgaande aangifte.

Artikel 89 Bevoegde ambtenaren Onverminderd de algemene bevoegdheid van de ambtenaren van het Instituut, wijst de gemeentelijke overheid de ambtenaren aan die worden belast met dit regelmatige toezicht.

Artikel 90 Bezoek aan de inrichtingen De met het toezicht belaste ambtenaren en beambten mogen in de uitoefening van hun opdracht op elk ogenblik een inrichting binnentreden, tenzij deze een woning is in de zin van artikel 15 van de Grondwet.

Artikel 91 Middelen van onderzoek De met het toezicht belaste ambtenaren en beambten mogen in de uitoefening van hun opdracht elk onderzoek, elke controle en elke enquête uitvoeren en alle inlichtingen inwinnen die ze nodig achten om zich te vergewissen van de naleving van de bepalingen van deze ordonnantie en de in artikel 2 bedoelde doelstellingen. Ze mogen met name : 1° iedere persoon ondervragen over alles wat nuttig is voor de uitoefening van het toezicht;2° elk document, stuk of bewijsstuk dat nuttig is voor het uitoefenen van hun opdracht, opzoeken, er ter plaatse inzage of kennis van nemen, er een afschrift van nemen of meenemen tegen een ontvangbewijs;3° apparaten of toestellen uitproberen of laten uitproberen door hiervoor erkende instellingen;4° gratis monsters van stoffen nemen en die laten analyseren door een hiervoor erkend laboratorium. Artikel 92 Voorafgaande waarschuwing Voordat de met het toezicht belaste ambtenaren en beambten een overtreding vaststellen, kunnen ze een waarschuwing geven.

Artikel 93 Vaststelling van de overtredingen De met het toezicht belaste ambtenaren en beambten bezorgen de uitbater van de betrokken inrichting en de vermoedelijke overtreder per aangetekende brief een proces-verbaal waarin de in deze ordonnantie bepaalde overtreding vastgesteld wordt. Zij doen dat binnen 10 dagen na de vaststelling van de overtreding.

Artikel 94 Bijstand van het openbaar gezag De met het toezicht belaste ambtenaren en beambten mogen in de uitoefening van hun opdracht de bijstand van het openbaar gezag inroepen.

Artikel 95 Maatregelen in spoedgevallen of in geval van een vastgestelde overtreding De burgemeester of de door de Regering speciaal daartoe aangestelde ambtenaar kan, bij een met redenen omklede beslissing, elke maatregel bevelen of treffen om het gevaar, de hinder of het ongemak, bedoeld in artikel 2, te voorkomen, te verminderen of te verhelpen : 1° in spoedgevallen;2° in geval van een overtreding van deze ordonnantie, die volgens de regels werd vastgesteld. Indien aan het in het eerste lid bedoelde bevel geen gevolg wordt gegeven, kunnen de met het toezicht belaste ambtenaren de voorgeschreven maatregel ambtshalve uitvoeren of laten uitvoeren op kosten van diegene die in gebreke is gebleven.

De in de artikelen 88 en 89 bedoelde ambtenaren en technische beambten van de gemeenten en het Gewest, zijn bevoegd om, zonder tussenkomst van de officieren van gerechtelijke politie, verbaal en ter plaatse de onderbreking van de werken of de stopzetting van de activiteiten van de inrichting te bevelen overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde gevallen. De opdrachtgever van het werk of de persoon die de werken uitvoert, of de bestreden handelingen verricht, moet binnen 24 uur in kennis worden gesteld van deze maatregelen.

De onderbreking van de werken of de stopzetting van de activiteiten die door de ambtenaren of de technische beambten van de gemeenten worden bevolen, vervalt, indien ze niet wordt bevestigd binnen 10 dagen na de kennisgeving aan de belanghebbenden door de burgemeester.

Wanneer deze maatregelen worden bevolen door de ambtenaren of technische beambten van het Gewest, vervallen ze, indien ze niet worden bevestigd binnen 10 dagen na de kennisgeving aan de belanghebbenden door de speciaal hiervoor aangestelde ambtenaar.

Artikel 96 Overtredingen en strafbepalingen 1. - De persoon die : 1° een krachtens artikel 6 vastgestelde bepaling overtreedt of in strijd met de toekenningsvoorwaarden van de milieuvergunning, van de erkenning of de door de Regering gestelde uitbatingsvoorwaarden handelt;2° zonder milieuvergunning of voorafgaande aangifte een activiteit uitoefent zoals bedoeld in artikel 7;3° zonder erkenning een activiteit uitoefent die door de Regering overeenkomstig artikel 70 aan een voorafgaande erkenning is onderworpen;4° zich verzet tegen de organisatie of het verloop van een deel van de onderzoeksprocedure voor een aanvraag om een milieu-attest of een milieuvergunning of voor een erkenningsaanvraag, de uitoefening van de opdracht van de ambtenaren belast met het toezicht op de inrichtingen of van de erkende personen of de uitoefening van de opdrachten die de rechter aan het Instituut kan toevertrouwen;5° een verplichting die aan elke houder van een milieuvergunning of erkenning werd opgelegd niet nakomt;6° geen gevolg geeft aan een beslissing tot schorsing of intrekking van een milieuvergunning of erkenning; wordt met een gevangenisstraf van 8 tot 12 maanden en met een boete van 100 tot 100.000 frank of met één van die straffen gestraft. 2. - In geval van een inrichting van klasse I.B of van een aan erkenning onderworpen activiteit bedraagt de geldboete 100 tot 500.000 frank.

In geval van een inrichting van klasse I.A. bedraagt de geldboete 1.000 tot 1.000.000 frank. 3. - De in dit artikel vermelde geldboetes worden verdubbeld, wanneer de overtreding opzettelijk of uit winstbejag werd begaan. Artikel 97 Verantwoordelijkheid van de werkgever inzake straffen Met dezelfde straffen wordt gestraft, hij die als werkgever van de overtreder : 1° naliet zijn werknemer de richtlijnen en de middelen te geven die noodzakelijk waren voor de naleving van de toepasselijke bepalingen, rekening houdende met de aan de werknemer toegewezen opdracht;2° zonder de kennis van de werknemer degelijk getoetst te hebben, hem een opdracht heeft toevertrouwd waarvoor hij niet de nodige kennis bezat die hem in staat stelde om de opdracht te vervullen met inachtneming van deze ordonnantie;3° wist dat een overtreding zou worden begaan of werd begaan en niets heeft ondernomen om de gevolgen ervan te voorkomen of te verhelpen, hoewel hij daartoe de mogelijkheden had. Artikel 98 Bijkomende strafbepalingen Overeenkomstig artikel 33 van het Strafwetboek, kan de rechter de straffen laten vergezellen door een geheel of gedeeltelijk verbod tot uitoefening van de in artikel 31 van het Strafwetboek en in het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934, artikel 1 opgesomde rechten.

Artikel 99 Bijkomende maatregelen Op verzoek van de bevoegde ambtenaar, kan de rechter alle nodige maatregelen bevelen om gevaar, ongemak of hinder, zoals bedoeld in artikel 2, te vermijden, te verminderen of te verhelpen, in geval van overtreding van de artikelen 6 en 7, het niet nakomen van een verplichting opgelegd aan elke houder van een milieuvergunning of van een erkenning of van het niet in acht nemen van een beslissing tot schorsing of intrekking van de milieuvergunning.

TITEL VIII. - Slotbepalingen Artikel 100 Dossierrecht 1. - Een dossierrecht, waarvan de opbrengst rechtstreeks en integraal in het Fonds voor bescherming van het leefmilieu wordt gestort, wordt geheven ten laste van elke natuurlijke of rechtspersoon die een aangifte, een aanvraag bij de overeenkomstig deze ordonnantie bevoegde overheid indient voor het verkrijgen van een milieu-attest, een milieuvergunning of een erkenning, alsook ten laste van elke natuurlijke of rechtspersoon die overeenkomstig de artikelen 80 en 81 van deze ordonnantie een beroep bij de bevoegde overheid indient. Het in het eerste lid bedoelde dossierrecht is verschuldigd op de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon een aangifte, een aanvraag om een milieu-attest of -vergunning of het beroep indient.

Het bedrag van het in het eerste lid bedoelde dossierrecht wordt vastgesteld als volgt : 1° 25.000 frank voor een aanvraag om een milieuvergunning betreffende een inrichting van klasse I.A; 2° 100.000 frank voor een aanvraag om een milieuvergunning betreffende een inrichting van klasse I.A waaraan geen aanvraag om een milieu-attest is voorafgegaan; 3° 50.000 frank voor een aanvraag om een milieuvergunning betreffende een inrichting van klasse I.A waaraan een aanvraag om een milieu-attest is voorafgegaan; 4° 10.000 BEF voor elke aanvraag om een milieu-attest of milieuvergunning betreffende een inrichting van klasse I.B en voor elke aanvraag om een erkenning; 5° 5.000 BEF voor elke aanvraag om een milieuvergunning betreffende een inrichting van klasse II, voor elke voorafgaande aangifte, alsook voor de natuurlijke of rechtspersonen die een beroep indienen. 2. - Onverminderd de bevoegdheid van de gemeenten om ter zake belastingen te heffen, mag de regering, binnen de perken van de beschikbare kredieten en volgens de door haar te stellen regels, subsidies toekennen aan de gemeenten voor de uitvoering van de in deze ordonnantie bedoelde opdrachten. Artikel 101 Uitvoering van de Europese richtlijnen De Regering kan de bepalingen van deze ordonnantie opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen, om de maatregelen te nemen die nodig zijn voor het nakomen van verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijnen van de Europese Gemeenschap.

Artikel 102 Opheffings- en wijzigingsbepalingen Opgeheven worden : 1° de artikelen 1 tot 76 en 82 tot 84 van de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de milieuvergunning, gewijzigd door de ordonnantie van 23 november 1993;2° de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd bij de ordonnantie van 23 november 1993 en haar bijlagen, voor zover zij van toepassing is op de inrichtingen onderworpen aan een milieuvergunning. De bijlage bij de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de milieuvergunning zoals ingevoerd door artikel 37 van de ordonnantie van 23 november 1993 wordt gewijzigd als volgt : 1° in de rubriek nr.69, worden de woorden "Behalve indien deze uitsluitend dienen voor woningen of kantoren", ingevoegd vóór de woorden "Garages, overdekte plaatsen waar motorvoertuigen worden geparkeerd"; 2° in de rubriek nr.149, worden de woorden "Behalve indien deze uitsluitend dienen voor woningen of kantoren" ingevoegd vóór de woorden "Parkeerplaatsen in open lucht voor motorvoertuigen, buiten de openbare weg".

De lijst der inrichtingen van klasse I.B en II kan overeenkomstig artikel 4, 1, door de Regering worden vervangen, gewijzigd of aangevuld".

Deze bepaling is niet van toepassing voor de aanvragen om een milieu-attest of milieuvergunning die werden ingediend vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie.

Artikel 103 Overgangsbepalingen De attesten, vergunningen en erkenningen die werden toegekend vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie, blijven geldig voor de gestelde termijn, onverminderd de toepassing van de artikelen 63 tot 65, 76 en 77.

De procedures voor het onderzoek van de aanvragen en de afgifte van de attesten, vergunningen en erkenningen, alsook de behandeling van de ingestelde administratieve beroepen, geschieden overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op het ogenblik van de indiening van de aanvraag of het beroep, wanneer deze werden ingediend vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie.

Artikel 104 Codificatie De Regering kan de bepalingen van deze ordonnantie codificeren met de bepalingen die deze uitdrukkelijk of impliciet zouden hebben gewijzigd, en met andere toepasbare ordonnanties inzake leefmilieu, waterbeleid en natuurbehoud.

Hiertoe kan zij : 1° de volgorde, de nummering en, in het algemeen, de voorstelling van de te codificeren bepalingen wijzigen;2° de verwijzingen die in de te codificeren bepalingen zouden zijn vervat, wijzigen, teneinde ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;3° de opstelling van de te codificeren bepalingen wijzigen, teneinde de overeenstemming ervan te waarborgen en de terminologie ervan eenvormig te maken, zonder dat aan de in deze bepalingen gehuldigde beginselen afbreuk kan worden gedaan. De codificatie zal het opschrift" Brussels Milieuwetboek " dragen.

Het regeringsbesluit tot codificatie zal het voorwerp uitmaken van een ontwerp van ordonnantie tot bekrachtiging dat aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad zal worden voorgelegd.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 5 juni 1997.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister belast met Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN

^