Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 17 juli 1997
gepubliceerd op 23 oktober 1997

Ordonnantie betreffende de strijd tegen geluidshinder in een stedelijke omgeving

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1997031360
pub.
23/10/1997
prom.
17/07/1997
ELI
eli/ordonnantie/1997/07/17/1997031360/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 1997. -Ordonnantie betreffende de strijd tegen geluidshinder in een stedelijke omgeving (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Doelstellingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.In de zin van deze ordonnantie wordt verstaan onder : 1° bron : iedere voortbrenging van interne of externe, aanhoudende of tijdelijke geluiden of trillingen;2° bewoonde gebouwen : alle gebouwen die als woon- en verblijfplaats worden gebruikt of waarin een menselijke activiteit plaatsheeft;3° Instituut : Brussels Instituut voor Milieubeheer;4° Raad voor het Leefmilieu : Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, opgericht bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 15 maart 1990 houdende de regeling van de oprichting, de samenstelling en de werking van de Raad voor het Leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 3.Deze ordonnantie heeft tot doel : 1° geluidshinder en trillingen afkomstig van vaste of beweeglijke bronnen te voorkomen;2° een akoestische bescherming in te voeren voor de bewoonde gebouwen en voor de open ruimten voor privé of collectief gebruik;3° de bewoners van gebouwen te beschermen tegen geluidshinder. Rekening houdende met de technische mogelijkheden en de technologische ontwikkeling en de economische weerslag van de maatregel, zal de Regering in de eerste plaats toezien op : 1° de vermindering van geluidshinder en trillingen aan de bron;2° de invoering van een aangepaste akoestische bescherming die de emissie van geluiden en trillingen beperkt;3° de isolatie tegen geluiden en trillingen van de te beschermen bewoonde gebouwen en de schadeloosstelling van de benadeelde personen. HOOFDSTUK II. - Planning van de strijd tegen geluidshinder

Art. 4.Het Instituut is belast met de uitwerking van een gewestelijk plan ter bestrijding van de geluidshinder, hierna te noemen « het plan », dat bestaat uit : 1° een geluidskadaster waardoor enerzijds de oorsprong, de oorzaken en de akoestische kenmerken van de geluiden van het stedelijk stelsel van weg-, lucht- en spoorwegverkeer kunnen worden geïdentificeerd en beschreven en waardoor anderzijds de zones, de bebouwde en onbebouwde ruimten en de straten waar het geluidsniveau uitzonderlijk hoog ligt, kunnen worden gelokaliseerd;2° een algemeen beleid ter bestrijding van de geluidshinder dat tevens preventieve maatregelen omvat, met inbegrip van maatregelen voor de bewustmaking van de bevolking, aanbevelingen in verband met de bouwkunst en de stedenbouw en maatregelen om iets te doen aan de bestaande geluidshinder;3° een beoordeling van de technische of reglementaire normen, van de financiële middelen, van de acties voor de bewustmaking en de voorlichting van de bevolking en de ondernemingen, welke nodig zijn om de doelstellingen van het plan te verwezenlijken.

Art. 5.§ 1. Het Instituut werkt het ontwerp-plan uit in samenwerking met het Bestuur uitrusting en vervoer.

Het raadpleegt de andere hierbij betrokken gewestbesturen en zendt het ontwerp-plan en de adviezen van de andere gewestbesturen over aan de Regering.

Vervolgens stelt de Regering het ontwerp-plan vast. § 2. Het ontwerp-plan wordt aan een openbaar onderzoek van zestig dagen onderworpen, op de door het Instituut vastgestelde data. Deze data worden voor minstens de helft ervan buiten de maanden juli en augustus vastgesteld. § 3. Het Instituut maakt tweemaal, eerst, ten minste acht dagen vóór en dan, één maand na het begin van het openbaar onderzoek, een bericht van openbaar onderzoek in het Belgisch Staatsblad bekend, alsook in een brochure die over het hele gewestelijke grondgebied wordt verspreid.

Het bericht van onderzoek vermeldt het begin en het einde van de termijn voor het openbaar onderzoek, alsook de regels voor de raadpleging door het publiek zoals bepaald in §§ 5 en 6. § 4. Het ontwerp-plan, alsook het bericht van onderzoek worden bovendien ten minste vijftien dagen vóór het begin van het openbaar onderzoek aan alle gemeenten meegedeeld.

Elke gemeente hangt ten minste acht dagen voor het begin van het openbaar onderzoek en gedurende de hele duur ervan, het bericht van onderzoek uit op het gemeentehuis. § 5. Gedurende het openbaar onderzoek kan het ontwerp-plan bij het Instituut tijdens de werkuren worden geraadpleegd. Ten minste een halve dag per week kan elke persoon technische uitleg over het ontwerp-plan verkrijgen.

Het ontwerp-plan kan tevens op werkdagen bij elk gemeentebestuur worden geraadpleegd en dit minstens drie uur per dag. Eén dag per week ligt het ontwerp-plan ter inzage tot 20 uur. § 6. Gedurende het openbaar onderzoek, kan elke natuurlijke of rechtspersoon : - schriftelijk zijn opmerkingen aan het Instituut kenbaar maken. Elke zending moet de naam, het adres en de handtekening dragen van de afzender; - vragen om gehoord te worden op de openbare hoorzitting die volgens de vormvoorschriften van § 7 door het Instituut wordt georganiseerd.

Gedurende het openbaar onderzoek kan elke gemeente, alleen of in samenwerking met andere, een openbare hoorzitting ter voorstelling van het ontwerp-plan organiseren tijdens welke elke persoon mondeling zijn opmerkingen kenbaar kan maken. Het Instituut vaardigt de personen af die bevoegd zijn om technische uitleg te verstrekken. § 7. Ten vroegste vijftien dagen na het einde van het openbaar onderzoek, organiseert het Instituut een openbare hoorzitting tijdens welke alle personen worden gehoord die hierom hebben gevraagd.

De personen worden ten minste vijf werkdagen vóór de openbare hoorzitting opgeroepen.

De openbare hoorzitting wordt voorgezeten door de leidend ambtenaar van het Instituut, of bij diens afwezigheid, door de adjunct-leidend ambtenaar. § 8. Elke gemeenteraad kan een advies over het ontwerp-plan uitbrengen. Hij geeft het Instituut uiterlijk dertig dagen na het einde van het openbaar onderzoek kennis van dit advies, zoniet zal hiermee geen rekening worden gehouden. § 9. Het Instituut stelt het definitieve plan op en zendt dat over aan de Regering na inwinning van het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Uiterlijk negen maanden na de goedkeuring van het ontwerp-plan stelt de Regering het definitieve plan vast.

Hiertoe kan zij het ontwerp-plan wijzigen voor zover de wijziging niet wezenlijk is of voortvloeit uit bezwaren en opmerkingen geformuleerd gedurende het openbaar onderzoek of uit adviezen verstrekt door de verschillende geraadpleegde instanties.

Nadat de Regering het definitieve plan heeft vastgelegd, wordt dit overgezonden aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.

Art. 6.Het besluit van de Regering tot goedkeuring van het plan wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

De bepalingen van het plan zijn dwingend voor de overheden die onder het toezicht van het Gewest vallen maar richtinggevend voor de overige rechtssubjecten.

Art. 7.Na de definitieve goedkeuring van het plan, gaat het Instituut om de dertig maanden over tot een beoordeling van de uitvoering ervan.

Het stuurt zijn verslag naar de Regering, in voorkomend geval, samen met voorstellen van wijzigingen in het plan of met een nieuw ontwerp-plan.

Na het advies te hebben ingewonnen van de Raad voor het Leefmilieu, legt de Regering de wijzigingen in het plan of het nieuwe ontwerp-plan vast en wordt de procedure overeenkomstig artikel 5 voortgezet.

Art. 8.§ 1. De gemeenteraad kan voor het gehele grondgebied of voor een gedeelte ervan verordeningen inzake geluidshinder uitvaardigen.

Deze verordeningen leven de bepalingen en de doelstellingen van het plan na. § 2. Na het advies te hebben ingewonnen van het Instituut over de overeenstemming ervan met het plan en met de bestaande verordeningen, neemt de gemeenteraad het ontwerp van gemeentelijke verordening inzake geluidshinder voorlopig aan en onderwerpt zij dit aan een openbaar onderzoek van dertig dagen.

Het Instituut beschikt over een termijn van dertig dagen om zijn advies uit te brengen. Bij het uitblijven van het advies binnen deze termijn, wordt dit geacht gunstig te zijn.

De gemeente hangt ten minste acht dagen voor het begin van het openbaar onderzoek en gedurende de hele duur ervan een bericht van onderzoek uit op het gemeentehuis.

Het bericht van onderzoek vermeldt het begin en het einde van de termijn voor het openbaar onderzoek, alsook de praktische regels voor het voeren van het onderzoek. § 3. Gedurende het openbaar onderzoek kan het ontwerp van verordening op werkdagen ten minste drie uur per dag worden geraadpleegd bij het gemeentebestuur. Een dag per week ligt het ontwerp van verordening ter inzage tot twintig uur.

Gedurende het openbaar onderzoek kan elke natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn opmerkingen schriftelijk aan het College van burgemeester en schepenen kenbaar maken. Elke zending moet de naam, het adres en de handtekening van de afzender dragen.

Een proces-verbaal van sluiting van het openbaar onderzoek, waaraan de schriftelijke opmerkingen toegevoegd worden, wordt binnen vijftien dagen na het openbaar onderzoek door de burgemeester opgemaakt en aan de gemeenteraad voorgelegd. § 4. Binnen dertig dagen na de voorlegging van het proces-verbaal van sluiting van het openbaar onderzoek, neemt de gemeenteraad de gemeentelijke verordening inzake geluidshinder definitief aan. Indien de gemeenteraad afwijkt van de opmerkingen die tijdens het openbaar onderzoek zijn geformuleerd, wordt zijn beslissing met redenen omkleed. HOOFDSTUK III. - Algemene preventieve maatregelen

Art. 9.De Regering treft elke maatregel om : 1° de geluidshinder van bepaalde bronnen te beperken door de maximale emissie- of immissienormen te bepalen;2° aanvaardbare grenswaarden inzake geluidsbronnen vast te stellen, naargelang de oorsprong, hun stedenbouwkundige plaatsaanduiding, hun akoestische kenmerken en de noodzaak om in het bijzonder de bewoners van gebouwen gelegen in welbepaalde zones te beschermen;3° het gebruik van toestellen, tuigen of voorwerpen die in bepaalde omstandigheden zeer hinderlijke geluiden of trillingen voortbrengen of kunnen voortbrengen te reglementeren;4° in voorkomend geval, door toekenning van subsidies, de plaatsing en het gebruik van toestellen, bouwmateriaal of tuigen bestemd om het geluid of de trillingen te verminderen, te dempen of de hinder ervan te verhelpen, te bevorderen;5° in voorkomend geval, door toekenning van premies of subsidies, het aankopen van sonometers en het opleiden om deze te gebruiken door de gemeentelijke overheden te bevorderen.

Art. 10.§ 1. Een derde van de personen, die al dan niet eigenaar zijn, ten minste achttien jaar oud zijn, woonachtig zijn in de door hen bepaalde perimeter en in de aangrenzende huizenblokken, kunnen aan het College van burgemeester en schepenen of aan de Regering vragen om de geluidshinder in hun wijk te onderzoeken en de nodige preventieve maatregelen te treffen om de hinder weg te nemen.

De aanvraag, die bij een ter post aangetekende zending naar het College van burgemeester en schepenen of naar de Regering wordt verstuurd, moet op zijn minst een beschrijving bevatten van de betrokken perimeter en de aangrenzende huizenblokken, de hinder die wordt ondervonden en indien mogelijk, de bestaande geluidshinder en de voorgestelde maatregelen of aanpassingen om dit te verhelpen. § 2. Binnen drie maanden na verzending van de aanvraag en na een advies te hebben ingewonnen van het Instituut, wordt de beslissing genomen hetzij door het College van burgemeester en schepenen, hetzij door de Regering, naargelang van het geval. § 3. In geval het College van burgemeester en schepenen of de Regering de aanvraag inwilligt, wordt een studie door het Instituut uitgevoerd.

Deze omvat ten minste : 1° geluidsmetingen met het oog op een objectieve vaststelling van de waargenomen geluidshinder;2° voorstellen van acties die de geïdentificeerde geluidshinder kunnen verhelpen;3° een begrotingsraming voor deze voorstellen. Ingeval het college van burgemeester en schepenen of de Regering de aanvraag verwerpt, wordt de beslissing met redenen omkleed. HOOFDSTUK IV. - Strijd tegen geluidshinder op de openbare weg

Art. 11.Elke persoon die op de openbare weg een activiteit uitoefent, zorgt ervoor dat deze geen lawaai veroorzaakt die door de intensiteit, de duur, de sterke informatieve draagkracht of de scherpte ervan de rust en de gezondheid van de bewoners kan verstoren, en dat hij hiertoe alle vereiste voorzorgsmaatregelen treft.

Art. 12.§ 1. Het is verboden tussen tweeëntwintig uur en zeven uur op de openbare weg lawaai te maken of herrie te schoppen waardoor de rust of de gezondheid van de inwoners kunnen worden verstoord. § 2. De Regering kan bij besluit een afwijking van dit verbod toestaan : 1° wanneer het lawaai of de herrie onvermijdelijk voortvloeien uit de uitgevoerde bedrijvigheden en voor zover alle bijzondere voorzorgsmaatregelen worden getroffen;2° wanneer het lawaai of de herrie onvermijdelijk voortvloeien uit de uitoefening van een openbare dienst of van een activiteit van openbaar nut waarvan de dringende noodzaak aangetoond is. § 3. Overeenkomstig § 2, 1°, kan de burgemeester luidruchtige activiteiten toestaan die een artistiek, maatschappelijk, folkloristisch, wetenschappelijk of technisch nut hebben.

De toelatingsaanvraag wordt met redenen omkleed en ten minste vijf werkdagen voordien ingediend.

Onverminderd de door de Regering gestelde algemene voorwaarden, vermeldt de toelating van de burgemeester de periode tijdens welke deze afgegeven wordt, alsook de hiermee gepaard gaande voorwaarden.

Bij gebreke van een beslissing van de burgemeester binnen drie werkdagen na de indiening van de aanvraag, geldt deze als een stilzwijgende toelating. HOOFDSTUK V. - Strijd tegen buurtlawaai

Art. 13.De eigenaars, directeurs of zaakvoerders van voor het publiek openstaande inrichtingen, zoals cafés, bars, restaurants, feestzalen, dienen alle nodige maatregelen te treffen opdat de geluidshinder verbonden aan de exploitatie van deze inrichtingen de rust of de gezondheid van de inwoners niet zou verstoren.

Hiertoe legt de Regering de normen vast die niet mogen worden overschreden door de geluiden of het lawaai afkomstig van de voor het publiek openstaande inrichtingen.

Art. 14.De personen die zich in bewoonde gebouwen, hun bijgebouwen en de omgeving bevinden zorgen ervoor dat het lawaai veroorzaakt door hun gedrag en dat van de personen of dieren die zij onder hun bewaring hebben, de bedrijvigheden of de werken die ze er ondernemen, de rust of de gezondheid van de bewoners niet verstoren.

Hiertoe legt de Regering de geluidsnormen vast die in de aangrenzende woonruimten niet mogen worden overschreden. HOOFDSTUK VI. - Controle van de geluidshinder

Art. 15.Onverminderd de plichten die op de officieren van de gerechtelijke politie rusten, zijn de door de Regering aangewezen ambtenaren van het Instituut en de door het College van burgemeester en schepenen aangewezen ambtenaren van de gemeenten bevoegd om de overtredingen van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan op te sporen en vast te stellen.

De bevoegde ambtenaren mogen alle onderzoeken, proeven, controles, maatregelen, enquêtes uitvoeren en alle inlichtingen inwinnen die ze nodig achten.

Bij de vervulling van hun opdrachten mogen de bevoegde ambtenaren, op elk uur van de dag en de nacht en zonder voorafgaande waarschuwing, toegang hebben tot de inrichtingen, lokalen, terreinen en andere plaatsen en hierin binnentreden met uitzondering van de woonplaats in de zin van artikel 15 van de Grondwet.

De bevoegde ambtenaren stellen de overtredingen vast bij proces-verbaal dat bewijskrachtig is totdat het tegenbewijs geleverd wordt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen tien dagen na vaststelling van de overtreding bezorgd aan de vermoedelijke overtreder of aan de eigenaar van het goed waar het feit dat een bestanddeel vormt van de overtreding werd gepleegd of waaruit het voortkomt.

Art. 16.De meting van de bronnen zowel binnenin als buiten de bewoonde gebouwen wordt verricht in de omstandigheden, met de instrumenten en volgens de regels die door de Regering worden vastgesteld.

Elke meting kan, in voorkomend geval, door een erkend laboratorium volgens de door de Regering gestelde voorwaarden en procedure worden uitgevoerd.

Art. 17.Over elke meting wordt een verslag opgesteld met vermelding van de volgende gegevens : 1° de meetmethode en -omstandigheden;2° de beschrijving van het gebruikte meetmateriaal;3° het plan van de omgeving met nauwkeurige aanduiding van de meetpunten;4° de datum en het uur waarop de metingen werden verricht;5° de duur van de metingen;6° de identiteit van de aanwezige personen, 7° het resultaat van de metingen.

Art. 18.§ 1. Indien uit het metingsverslag blijkt dat een overtreding werd gepleegd, mogen de bevoegde ambtenaren op elk ogenblik een waarschuwing sturen naar de vermoedelijke overtreder of naar de eigenaar van het goed waar het feit dat een bestanddeel vormt van de overtreding werd gepleegd of waaruit het voortkomt, om de geluidshinder te voorkomen, te verminderen of te verhelpen en een termijn vastleggen opdat hij zijn verplichtingen zou nakomen. § 2. Wanneer ze mondeling wordt meegedeeld, moet de waarschuwing zo spoedig mogelijk schriftelijk worden bevestigd door : 1° de burgemeester wanneer de waarschuwing door gemeentelijke ambtenaren is gegeven;2° de leidend ambtenaar van het Instituut of, bij diens afwezigheid, verlof of verhindering, de adjunct-leidend ambtenaar, wanneer de waarschuwing door ambtenaren van het Instituut is gegeven. § 3. Een afschrift van het metingsverslag wordt gevoegd bij de waarschuwing of bij de schriftelijke bevestiging ervan.

Art. 19.§ 1. De bevoegde ambtenaren mogen op elk ogenblik zelfs mondeling elke nodige maatregel treffen of bevelen om de geluidshinder te voorkomen, te verminderen of te verhelpen.

Indien aan een in het eerste lid bedoeld bevel niet is gehoorzaamd, mogen de ambtenaren de bevolen maatregel ambtshalve uitvoeren of doen uitvoeren, en dit ten laste van de in gebreke blijvende persoon. § 2. Wanneer de bevolen maatregelen mondeling worden meegedeeld, dienen ze zo spoedig mogelijk bij een ter post aangetekende brief te worden bevestigd door : 1° de burgemeester wanneer de maatregelen door gemeentelijke ambtenaren werden getroffen;2° de leidend ambtenaar van het Instituut of, bij diens afwezigheid, verlof of verhindering, door de adjunct-leidend ambtenaar, wanneer de maatregelen door de ambtenaren van het Instituut werden getroffen.

Art. 20.Met een boete van F 10 tot F 3 000 wordt gestraft al wie : 1° op de openbare weg lawaai maakt dat onnodig of bij gebrek aan voorzorgsmaatregelen de rust of de gezondheid van de bewoners kan verstoren;2° tussen 22 uur en 7 uur geluiden of lawaai veroorzaakt die de rust of de gezondheid van de inwoners kunnen verstoren;3° op de openbare weg of een openbare plaats geluiden veroorzaakt die zijn onderworpen aan een voorafgaande toelating zonder over deze toelating te beschikken of zonder de voorwaarden die hierin worden gesteld, na te leven;4° als eigenaar, houder of gebruiker van een geluidsbron, rechtstreeks of onrechtstreeks geluidshinder veroorzaakt, of laat voortduren, die de door de Regering gestelde normen overschrijdt;5° blijk geeft van een abnormaal luidruchtig gedrag of niet ingaat tegen een gelijkaardig gedrag van de personen of dieren die onder zijn verantwoordelijkheid zijn geplaatst;6° zich verzet tegen de bezoeken, proeven of maatregelen die door de in artikel 15 bedoelde ambtenaren worden bevolen. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 21.Vanaf de inwerkingtreding van deze ordonnantie worden opgeheven : 1° de verordening van de Agglomeratie van Brussel van 4 september 1974 betreffende de strijd tegen de geluidshinder;2° de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder;3° het koninklijk besluit van 18 mei 1977 tot bepaling van de voorwaarden tot toekenning en de percentages der toelagen voor de aankoop van een sonometer door provincies, agglomeraties van gemeenten en gemeenten;4° het ministerieel besluit van 31 oktober 1977 tot vaststelling van het maximum bedrag van de toelage voor de aankoop van sonometers door provincies, agglomeraties van gemeenten en gemeenten, en van de eisen aan dewelke deze sonometers moeten voldoen;5° de ordonnantie van 16 mei 1991 betreffende de strijd tegen geluidshinder in de rust- en woonruimten te Brussel.

Art. 22.De Regering mag de bepalingen van deze ordonnantie codificeren met de bepalingen die deze uitdrukkelijk of impliciet zouden hebben gewijzigd en met andere ordonnanties die van toepassing zijn inzake leefmilieu, waterbeleid en natuurbehoud.

Met het oog hierop kan zij : 1° de volgorde, de nummering en, in het algemeen, de voorstelling van de te codificeren bepalingen wijzigen;2° de verwijzingen die de te codificeren bepalingen zouden bevatten, wijzigen teneinde ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;3° de opstelling van de te codificeren bepalingen wijzigen teneinde hun overeenstemming te waarborgen en de terminologie eenvormig te maken, zonder dat de in deze bepalingen ingeschreven beginselen kunnen worden aangetast. De codificatie zal het volgende opschrift dragen : « Brussels Milieuwetboek ».

Het regeringsbesluit van codificatie zal door een ontwerp van ordonnantie worden bekrachtigd dat aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad zal worden voorgelegd.

Art. 23.Deze ordonnantie treedt in werking op de door de Regering vastgestelde datum.

Aangenomen door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.

Brussel, 14 juli 1997.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 17 juli 1997.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister belast met Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^