Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 22 april 1999
gepubliceerd op 14 oktober 1999

Ordonnantie tot wijziging van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en houdende oprichting van het Brussels Waarborgfonds

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031225
pub.
14/10/1999
prom.
22/04/1999
ELI
eli/ordonnantie/1999/04/22/1999031225/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 APRIL 1999. - Ordonnantie tot wijziging van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en houdende oprichting van het Brussels Waarborgfonds (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Er wordt een openbare instelling opgericht, onder de naam « Brussels Waarborgfonds », in het Frans « Fonds bruxellois de garantie ».

Art. 3.Het Fonds krijgt rechtspersoonlijkheid.

De rechtsvorderingen, als eiser of als verweerder, worden namens het Fonds ingesteld door de voorzitter.

Art. 4.Het Fonds heeft een onbepaalde duur.

Het kan enkel ontbonden worden krachtens een ordonnantie die de wijze van vereffening regelt.

Art. 5.Het Fonds heeft zijn zetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 6.Het Fonds wordt onder het toezicht van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering geplaatst.

Art. 7.Het Fonds heeft als opdacht de toekenning van beroepskrediet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te vergemakkelijken.

Als beroepskrediet worden beschouwd : alle kredietverrichtingen die tot doel hebben de uitoefening van een beroep door een natuurlijke persoon of de exploitatie door een rechtspersoon van een handel, een nijverheid of een professioneel middenstandsbedrijf te vergemakkelijken en waarbij niet wordt vereist dat de kredietaanvrager de hoedanigheid van handelaar heeft zoals omschreven door titel I van boek I van het Wetboek van koophandel.

Alleen de ondernemingen, verenigingen, personen en instellingen omschreven in artikel 2, a) tot e), van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, komen in aanmerking voor de waarborg van het Fonds.

De waarborg van het Fonds kan enkel gevraagd worden voor de verrichtingen bepaald in artikel 1, a) en in artikel 4 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering.

Het Fonds kan enkel optreden voor de financiering van activiteiten die uitgeoefend worden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of om er duurzame investeringen te bevorderen.

Art. 8.Het Fonds dient om, binnen de grenzen van zijn tussenkomst, de terugbetaling, in hoofdsom en intresten van de beroepskredieten die door één van de instellingen bedoeld in het tweede lid van dit artikel worden toegestaan, te waarborgen.

De waarborg van het Fonds kan enkel verleend worden ten laste van een kredietinstelling die onderworpen is aan de controle van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen opgericht bij koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, of aan financiële instellingen naar Belgisch recht waarvan de hoofdbedrijvigheid bestaat in het verrichten van een of meer van de werkzaamheden vermeld in de punten 2, 3 en 6 van de lijst in § 2 van artikel 3 van de wet van 22 maart 1993 betreffende het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.

Art. 9.Wanneer de kredietaanvrager waarborgen van persoonlijke aard biedt, kan het Fonds een tussenkomst verlenen om te voorzien in de ontoereikendheid van de verstrekte zakelijke of persoonlijke zekerheden, wanneer de aanvrager geen voldoende zekerheden kan opbrengen of wanneer het niet geraden is deze te eisen.

Onder waarborgen van persoonlijke aard dienen inzonderheid te worden verstaan : a) de goede faam als koopman en de beroepsbekwaamheid van de aanvrager;b) de technische en economische waarde van het ingediende project;c) de levensvatbaarheid van de onderneming die het project indient.

Art. 10.Aangezien de tegemoetkoming van het Fonds op het principe van de risicoverdeling berust, mag het Fonds niet het gehele risico dragen.

Een deel van het risico moet gedragen worden door de instelling die het krediet verleend heeft en de kredietaanvrager moet waarborgen geven voor een gedeelte van het geleende bedrag.

Art. 11.Het Fonds wordt bestuurd door een raad van bestuur bestaande uit dertien leden die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen en die benoemd worden bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

De raad bestaat uit : 1° een voorzitter;2° twaalf leden met economische, financiële of juridische deskundigheid inzake krediet of bedrijfsbeheer, die op de volgende wijze benoemd worden : a) zes leden worden benoemd op drie lijsten van twee kandidaten voorgedragen door de Kamer van de Middenstand van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;b) drie leden worden benoemd op drie lijsten van twee kandidaten voorgedragen door de Belgische Vereniging van Banken;c) drie leden worden benoemd op de voordracht van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. De Raad beslist over de aanvragen om toekenning van waarborgen die hem worden voorgelegd.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering benoemt volgens dezelfde regels een plaatsvervanger voor elk van de onder 2° van het tweede lid van dit artikel bedoelde leden.

Art. 12.De duur van het mandaat van de bestuurders is zes jaar. Het is vernieuwbaar volgens de regels die gelden voor hun benoeming. De bestuurder die niet meer voldoet aan één van de benoemingsvoorwaarden houdt op deel uit te maken van de raad van bestuur.

Na afloop van hun mandaat, blijven de leden hun ambt uitoefenen tot de vernieuwing van hun mandaat in werking treedt of tot hun opvolger benoemd is.

Art. 13.De raad van bestuur benoemt een ondervoorzitter onder zijn leden.

De voorzitter en de ondervoorzitter behoren tot een verschillend taalstelsel.

Art. 14.Ieder lid van de raad van bestuur is stemgerechtigd. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

De raad beraadslaagt en beslist alleen dan op geldige wijze als ten minste de helft van zijn leden aanwezig is.

Ingeval een lid van de raad een persoonlijk, rechtstreeks of zijdelings belang heeft bij één van de besproken aangelegenheden, moet hij de raad daarvan op de hoogte brengen en mag hij noch aan de beraadslaging noch aan de stemming deelnemen, behoudens eenparige beslissing van de andere aanwezige leden.

Er moet simultaanvertaling zijn indien ten minste één lid van de raad erom vraagt.

De beraadslagingen van de raad van bestuur worden vastgesteld in notulen waarvan melding wordt gemaakt in speciale registers die worden bijgehouden op de maatschappelijke zetel. Na goedkeuring worden deze notulen ondertekend door de voorzitter en de ondervoorzitter of, bij verhindering, door twee bestuurders. De uitgiften of aan derden te bezorgen uittreksels worden door de voorzitter of, in geval van verhindering, door de ondervoorzitter, ondertekend.

Art. 15.De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de raad van bestuur kunnen presentiegeld krijgen waarvan het bedrag door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering wordt vastgesteld.

Art. 16.De controle op het Fonds wordt uitgeoefend door toedoen van twee regeringscommissarissen die door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering worden benoemd.

De regeringscommissarissen behoren tot een verschillend taalstelsel.

De regeringscommissarissen wonen de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bij. Zij hebben elk te allen tijde het recht om in het kader van hun bevoegdheden alle nodig controles uit te voeren en om zich daartoe alle nuttige inlichtingen en stukken te doen verstrekken. De agenda's en de notulen van de vergaderingen van de raad van bestuur worden hen op hetzelfde tijdstip als aan de andere leden van de raad bezorgd.

Iedere regeringscommissaris beschikt over een termijn van vier werkdagen om op te komen tegen te tenuitvoerlegging van elke beslissing die hij in strijd acht met de wetten, de ordonnantie, besluiten en het algemene belang.

Het beroep is schorsend. Deze termijn gaat in op de dag van de vergadering tijdens welke de beslissing genomen is voor zover de regeringscommissaris daartoe regelmatig opgeroepen is en, in het tegengestelde geval, op de dag dat hij ervan kennis heeft gekregen.

De regeringscommissarissen stellen beroep in bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Indien de regering, waarbij een beroep is ingesteld, binnen een termijn van tien werkdagen die begint op dezelfde dag als de termijn bedoeld in het vorige lid, de beslissing niet heeft vernietigd, wordt die beslissing definitief. De Regering brengt de vernietiging ter kennis van de raad van bestuur van het Fonds.

De vergoeding van de regeringscommissarissen wordt vastgesteld door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Zij wordt gedragen door het Fonds.

Art. 17.De raad van bestuur bepaalt volgens welke regels en richtlijnen het Fonds tegemoetkomingen verleent. Hij legt die om goedkeuring voor aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

Deze regels en richtlijnen bepalen met name onder welke voorwaarden de beslissingen om de waarborg toe te kennen niet moeten worden onderworpen aan de voorafgaande machtiging van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en onder welke voorwaarden bepaalde kredietinstellingen rechtstreeks mogen beslissen over de toekenning van de waarborg van het Fonds.

Art. 18.In het geval dat zij dit bijzonder belangwekkend vindt, inzonderheid in sociaal opzicht, kan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering de raad van bestuur op zijn verzoek ertoe machtigen om de waarborg van het Fonds te verlenen boven de grenzen vastgesteld door de regels en de richtlijnen bedoeld in artikel 17 van deze ordonnantie.

Art. 19.De omloop van de verbintenissen van het Fonds wordt vastgesteld op 2,5 miljard frank. Deze grens mag bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering verhoogd worden met 4 schijven van 250 miljoen frank elk.

Art. 20.Het Fonds mag eveneens dienen tot delging van de verliezen geleden door de vennootschappen voor onderlinge borgstelling die de raad van bestuur erkend heeft op grond van een reglement dat voorafgaandelijk om goedkeuring voorgelegd wordt aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

Art. 21.Een algemeen reglement betreffende het beheer en de werkwijze van het Fonds wordt door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering opgesteld na advies van de raad van bestuur van het Fonds.

Dit reglement bepaalt met name : - nadere regelen voor het onderzoek van de aanvragen om een waarborg; - de nadere regelen voor de financiële, economische, technische controle op de kredietinstellingen en op de kredietnemer die de waarborg van het Fonds genieten; - de nadere regelen voor de vernietiging van de beslissingen die niet in overeenstemming zijn met de regels en de richtlijnen bedoeld in artikel 17 van deze ordonnantie; - de beschikkingen die moeten worden genomen ingeval de aanvrager de kredieten gebruikt voor andere doeleinden dan die welke het verlenen van de waarborg van het Fonds hebben gewettigd, of ingeval hij ze ingevolge onnauwkeurige verklaringen heeft verkregen; - de beschikkingen die moeten worden toegepast wanneer de kredietinstellingen een krediet, waarvoor het Fonds een waarborg gegeven heeft, moeten opzeggen; - de grenzen van en de nadere regelen voor de tegemoetkoming van het Fonds in de verliezen geleden door de vennootschappen voor onderlinge borgstelling die het erkend heeft; - het bedrag van het presentiegeld dat wordt toegekend aan de leden van de raad van bestuur.

Art. 22.Het Fonds wordt gestijfd door : 1° een bijdrage van de instellingen die door het Fonds gewaarborgde kredieten verlenen, berekend op het door het Fonds gewaarborgde uitstaande bedrag van de door hen verleende kredieten;2° een bijdrage van de kredietnemers wier verbintenissen gewaarborgd worden door het Fonds, berekend op het door het Fonds gewaarborgde uitstaande bedrag van de hun verleende kredieten;3° een bijdrage van de vennootschappen voor onderlinge borgstelling erkend door de raad van bestuur van het Fonds die het voordeel van de bepalingen van artikel 20 van deze ordonnantie wensen te genieten, berekend op het uitstaande bedrag van de borgstelling der vennootschappen. Op voorstel van de raad van bestuur van het Fonds, bepaalt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen die aan het Fonds ter uitvoering van het eerste lid van dit artikel dienen te worden bepaald.

Art. 23.Telkenjare op 31 december, en voor het eerst op 31 december 1999, stelt de raad van bestuur de balans en de resultatenrekening vast. Die worden, samen met het verslag van de raad van bestuur en het verslag van de revisor, benoemd door de Regering, vóór 30 april bezorgd aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Een exemplaar ervan wordt bij het bureau van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad ingediend.

Het batige saldo op de balans, na aftrek van de algemene kosten, kosten, afschrijvingen en voorzieningen, vormt de winst van het Fonds.

Het wordt geboekt in een reservefonds waarvan het gebruik geregeld wordt door de raad van bestuur.

Art. 24.Op de verbintenissen van het Fonds wordt de waarborg van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verleend. Indien bij het sluiten van het dienstjaar van het Fonds, de activa van het Fonds ontoereikend zijn om de uitgaven te bestrijden, vereffent het Gewest definitief het debetsaldo bij het Fonds, op eenvoudig verzoek van het Fonds.

Art. 25.Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betaalt het Fonds zijn werkingskosten terug.

Art. 26.De bestuurders van het Fonds gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan met betrekking tot de verbintenissen van het Fonds.

Art. 27.Het Brussels Waarborgfonds neemt de rechten en verplichtingen over van het Waarborgfonds dat binnen de N.V. « Beroepskrediet » is opgericht, welke verband houden met de gewaarborgde kredieten voor investeringen gedaan op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De regering zal binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze ordonnantie een inventaris opmaken van de aldus overgenomen rechten en verplichtingen.

Art. 28.Met inachtneming van de wetgeving op de overheidsopdrachten kan de raad van bestuur het beheer van de verrichtingen van het Fonds opdragen aan iedere krediet- of financiële instelling, mits zulks bij een in Ministerraad overlegd besluit wordt goedgekeurd.

De beheerder van de verrichtingen kan verzocht worden de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bij te wonen.

Art. 29.De artikelen 12 tot 28 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering worden opgeheven wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft en vervangen door deze ordonnantie.

Art. 30.Tot de raad van bestuur van het Brussels Waarborgfonds samengesteld is en voor een termijn van niet meer dan twaalf maanden, kan de waarborg van het Fonds nog toegekend worden door het Comité van het Waarborgfonds, opgericht binnen de N.V. « Beroepskrediet », met inachtneming van bepalingen van zijn intern reglement, vastgesteld bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 juni 1997.

Tijdens de achttien maanden die volgen op de inwerkingtreding van deze ordonnantie, kan het beheer van de verrichtingen van het Fonds voortgezet worden door de N.V. « Beroepskrediet ».

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 22 april 1999.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister belast met Ruimtelijke Ordening Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlands Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN _______ Nota (1) Documenten van de Raad. Gewone zitting 1998-1999 : A-296/1 : Voorstel van ordonnantie.

A-296/2 : Verslag.

Volledig verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 26 maart 1999.

^