Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 30 november 2017
gepubliceerd op 20 april 2018

Ordonnantie tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2017031697
pub.
20/04/2018
prom.
30/11/2017
ELI
eli/ordonnantie/2017/11/30/2017031697/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 NOVEMBER 2017. - Ordonnantie tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen (1)


Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen van het Brussels Wetboek

van Ruimtelijke Ordening

Art. 2.In alle artikelen van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (hierna het « Wetboek » genoemd) waarin deze woorden voorkomen, worden de woorden « de Brusselse Hoofdstedelijke Raad » en « de Hoofdstedelijke Raad » vervangen door de woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Parlement ».

Art. 3.In artikel 1 van het Wetboek wordt het tweede lid als volgt vervangen : « Het beoogt met name de gehele of gedeeltelijke omzetting van de volgende Europese richtlijnen : - richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten; - richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna; - richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken; - richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten; - richtl[00c4][00b3]n 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's; - richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand; - richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, gewijzigd door richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014; - richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van richtlijn 96/82/EG van de Raad. ».

Art. 4.Artikel 4/1 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 5.Artikel 4/2 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 6.Artikel 5 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : a) De woorden « het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting » worden vervangen door de woorden « de besturen belast met stedenbouw, monumenten en landschappen en territorialeplanning »;b) Er wordt een tweede zin toegevoegd die als volgt luidt : « Onder hen bevindt zich minstens één ambtenaar die gespecialiseerd is in het behoud van het onroerend erfgoed, die houder is van een diploma hoger onderwijs of minstens tien jaar beroepservaring heeft inzake onroerend erfgoed, overeenkomstig de eisen van de Regering in dit verband.»; 2° het tweede lid wordt vervangen door de volgende tekst : « Zij worden « gemachtigd ambtenaar », « gemachtigd ambtenaar Erfgoed » of « sanctionerend ambtenaar » genoemd ».

Art. 7.Artikel 6, eerste lid van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in 5° worden de woorden « met name via e-mail » ingevoegd na het woord « schriftelijk »;2° 6° wordt vervangen door de volgende tekst : « 6° er wordt overgegaan tot de uithanging van een axonometrie of een ander gelijkwaardig systeem voor driedimensionale grafische voorstelling dat de volumetrische eigenschappen van het project aanschouwelijk maakt, overeenkomstig de regels die zijn vastgelegd door de Regering, indien de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning die het voorwerp uitmaakt van het openbaar onderzoek, betrekking heeft op een nieuwbouw waarvan de oppervlakte groter is dan 400 vierkante meter, op de uitbreiding met meer dan 400 vierkante meter van een bestaand gebouw of op een gebouw waarvan de hoogte één of meer bouwlagen hoger zal zijn dan de omliggende bebouwing in een straal van vijftig meter. Er is geen axonometrie vereist voor infrastructuurwerken die niet de oprichting van de bovengrondse volumes omvatten. ».

Art. 8.Artikel 7 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het derde lid, worden de woorden « van richtplannen van aanleg, » ingevoegd tussen de woorden « gewestelijk bestemmingsplan, » en de woorden « van gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen »;2° het zevende lid wordt opgeheven;3° het negende lid wordt als volgt vervangen : « De Gewestelijke Commissie is samengesteld uit achttien onafhankelijke experts, benoemd door de Regering, waarvan negen voorgedragen door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement.Deze experts vertegenwoordigen de volgende disciplines : stedenbouw en ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, huisvesting, cultureel en natuurlijk erfgoed, economie en architectuur. De Regering bepaalt de regels voor de aanwijzing van deze experts en voor de werking van de Gewestelijke Commissie, met name de hoorzitting van de afgevaardigden van de Regering of van de gemeente die een in het tweede lid bedoeld ontwerp uitgewerkt heeft; ».

Art. 9.Artikel 8 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het punt aan het einde van 2° wordt vervangen door een puntkomma;2° er wordt een 3° toegevoegd dat als volgt luidt : « 3° de bekendmaking van de adviezen van de Gewestelijke Commissie op het internet.»

Art. 10.Artikel 9 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, tweede lid, 2°, worden de woorden « telkens dit bij verordening of bij een plan is voorzien, of wanneer deze vergunnings- of attestaanvragen aan de in artikelen 150 en 151 bedoelde speciale regelen van openbaarmaking werden onderworpen » vervangen door de woorden « telkens dit bij onderhavig Wetboek, bij een plan of een verordening of is voorzien;»; 2° § 2 wordt als volgt vervangen : « § 2.De Regering bepaalt de samenstelling, de organisatie en de werkingsregels van de overlegcommissies, alsook, in voorkomend geval, bepaalde adviescriteria door de volgende principes toe te passen : 1° de vertegenwoordiging : - van de gemeenten; - van het bestuur belast met stedenbouw; - van het bestuur belast met monumenten en landschappen; - van het Brussels Instituut voor Milieubeheer; - van Brussel Mobiliteit en het bestuur belast met territoriale planning wanneer de overlegcommissie wordt geraadpleegd vóór de uitwerking, wijziging of opheffing van een bijzonder bestemmingsplan; 2° het verbod voor de leden van de overlegcommissies om deel te nemen aan het stemmen over de vergunningsaanvragen of over de ontwerpplannen of ontwerpen van verordening die uitgaan van het orgaan dat zij vertegenwoordigen;3° de terbeschikkingstelling aan de bevolking van een register met de notulen van de vergaderingen en met de door de commissies uitgebrachte adviezen;4° de waarneming van het voorzitterschap van de overlegcommissie door het bestuur belast met stedenbouw wanneer de aanvraag betrekking heeft op een project van gewestelijk belang inzake mobiliteit.Een project is van gewestelijk belang inzake mobiliteit als het gaat om handelingen en werken betreffende het wegennet en de openbare ruimten, zoals omschreven in artikel 189/1, waarvan het belang het louter gemeentelijk belang en het grondgebied van één enkele gemeente overstijgt of om het even welk project dat als zodanig in het gewestelijk mobiliteitsplan wordt aangegeven; 5° het horen van de natuurlijke of rechtspersonen die erom vragen tijdens het openbaar onderzoek.».

Art. 11.Artikel 11 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1, tweede lid, wordt aangevuld met de volgende zin : « Deze adviezen worden met redenen omkleed.»; 2° in paragraaf 2, punt 2, wordt het derde lid vervangen door de volgende tekst : « Elk van de volgende vakgebieden is vertegenwoordigd : stedenbouw, landschapsarchitectuur, architectuur, bouwengineering, geschiedenis, kunstgeschiedenis, archeologie, natuurlijk erfgoed, restauratietechnieken en bouweconomie.De Regering kan de vertegenwoordiging van bijkomende vakgebieden voorzien. »; 3° in § 2, punt 5, eerste lid, wordt het woord « aangewezen » ingevoegd tussen de woorden « twee derde van haar » en de woorden « leden aanwezig zijn »;4° paragraaf 3 wordt als volgt gewijzigd : a) in het tweede lid, in de tweede zin, worden de woorden « van de aanwezige leden geformuleerd » vervangen door de woorden « van de aangewezen leden geformuleerd;bij ontstentenis ervan worden de adviezen gunstig geacht »; b) het derde lid wordt opgeheven;c) er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidend als volgt : « Wanneer het eenvormig advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen gepaard gaat met voorwaarden, worden die duidelijk en nauwkeurig opgesomd in het bepalend gedeelte van dat advies.»; 5° in paragraaf 4 wordt het tweede lid vervangen door de volgende tekst : « Dit secretariaat wordt verzorgd door het bestuur belast met monumenten en landschappen.».

Art. 12.In titel I, wordt een nieuw hoofdstuk IVbis ingevoegd, met het opschrift « De Bouwmeester », met daarin een artikel 11/1 dat als volgt luidt : «

Art. 11/1.§ 1. De Regering stelt voor een periode van maximaal vijf jaar een Bouwmeester aan, belast met het toezicht op de architecturale kwaliteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. De Regering legt de lijst vast van de vergunningsaanvragen die wegens het bijzondere belang van hun architecturale kwaliteit naast artikel 124 het voorafgaande advies van de Bouwmeester moeten bevatten.

De Regering legt de voorwaarden vast voor de afgifte van het advies van de Bouwmeester. § 3. De geldende vereiste volgens § 2, eerste lid is niet langer van toepassing indien de Bouwmeester zijn advies niet naar de aanvrager verstuurd heeft binnen de zestig dagen na de ontvangst van de adviesaanvraag. ».

Art. 13.Artikel 12 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, worden de woorden « bedoeld in afdeling V van hoofdstuk III van titel IV » en de woorden « overeenkomstig afdeling VIII van hoofdstuk III van titel IV » geschrapt;2° in het derde lid, worden de woorden « van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « van het bestuur belast met stedenbouw ».

Art. 14.De titel van hoofdstuk VI, « Termijnen », wordt aangevuld met de woorden « en communicatiemiddelen ».

Art. 15.Artikel 12/1 wordt aangevuld met nieuwe leden 4 en 5 die als volgt luiden : « Voor de toepassing van dit Wetboek wordt de kennisgeving gerekend vanaf de datum van verzending, behalve in geval van andersluidende bepaling.

In uitvoering van de bepalingen van dit Wetboek die verwijzen naar deze vakantieperiodes, is de Regering gemachtigd om de begin- en einddata van de zomer-, kerst- en paasvakantie vast te leggen. ».

Art. 16.Een nieuw artikel 12/2 wordt ingevoegd in het Wetboek dat als volgt luidt : «

Art. 12/2.De Regering kan andere, met name elektronische, communicatievormen toestaan en organiseren, voor alle mededelingen waarvoor dit Wetboek een aangetekend schrijven of de overhandiging per bode voorschrijft.

De indiening van vergunningsaanvragen en alle communicatie die er in het kader van het onderzoek van deze aanvragen gebeurt tussen de aanvrager en de bevoegde overheden, kunnen gebeuren via elektronische weg, volgens de modaliteiten die door de Regering moeten worden bepaald.

De Regering kan de modaliteiten organiseren voor de terbeschikkingstelling aan het publiek, op het internet, van elk document dat onder het Wetboek of de uitvoeringsbesluiten van het Wetboek valt, met name de documenten die zijn onderworpen aan het openbaar onderzoek. ».

Art. 17.Artikel 13 van het Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 13.De ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ordening van zijn grondgebied worden bepaald door de volgende plannen : 1. het gewestelijk ontwikkelingsplan;2. het gewestelijk bestemmingsplan;3. de richtplannen van aanleg;4. de gemeentelijke ontwikkelingsplannen;5. de bijzondere bestemmingsplannen.».

Art. 18.Artikel 14 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 19.In artikel 15 van het Wetboek worden de woorden « , het wijzigen en het opheffen » ingevoegd na « het uitwerken ».

Art. 20.Een nieuw artikel 15/1 wordt ingevoegd in het Wetboek dat als volgt luidt : «

Art. 15/1.Met voorbehoud van de bijzondere gevallen voorzien in dit Wetboek moeten de uitwerking, de wijziging en de opheffing van de plannen bedoeld in artikel 13 het voorwerp uitmaken van een milieueffectenrapport.

Het milieueffectenrapport, waarvan de Regering de structuur vastlegt, bevat de informatie die wordt opgesomd in bijlage C bij dit Wetboek, rekening houdend met de informatie die redelijkerwijze gevraagd kan worden, met de bestaande kennis en beoordelingsmethoden, met de nauwkeurigheidsgraad van het plan, en met het feit dat bepaalde aspecten ervan geïntegreerd moeten kunnen worden op een ander planologisch niveau of op het niveau van de latere vergunningsaanvragen, waar het verkieslijk kan zijn de beoordeling te maken om een herhaling ervan te vermijden.

Het milieueffectenrapport houdt rekening met de resultaten die verkregen zijn bij eerder uitgevoerde relevante milieubeoordelingen. ».

Art. 21.In artikel 17, tweede lid, 1°, wordt het woord « verplaatsingen » vervangen door de woorden « mobiliteit, toegankelijkheid ».

Art. 22.Artikel 18 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1 worden leden 2 tot 4 opgeheven;2° in § 2 worden de woorden « met name ten aanzien van het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport » geschrapt;3° paragraaf 4 wordt als volgt vervangen : « De Regering onderwerpt het ontwerpplan en het milieueffectenrapport of, in voorkomend geval, de in artikel 20, § 4 bedoelde documenten, adviezen en beslissingen, gelijktijdig aan de in het tweede lid bedoelde adviezen en aan het openbaar onderzoek. De door de Regering gevraagde adviezen worden aan haar overgemaakt binnen de hierna volgende termijn, bij ontstentenis waarvan de procedure wordt voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd overgemaakt in aanmerking moet worden genomen : - zestig dagen voor het bestuur belast met territoriale planning, het Brussels Instituut voor Milieubeheer, de Economische en Sociale Raad, de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, de Raad voor het Leefmilieu, de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, de Adviesraad voor Huisvesting en de andere adviesorganen waarvan de Regering de lijst kan opstellen; - vijfenzeventig dagen voor de gemeenteraden.

Het openbaar onderzoek duurt zestig dagen. Het voorwerp en de begin- en einddatum van het onderzoek worden aangekondigd, volgens de regels die de Regering bepaalt : - door aanplakking in elke gemeente van het Gewest; - door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in verscheidene Nederlandstalige en Franstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid; - door een mededeling via de radio; - op de website van het Gewest.

De aan het onderzoek onderworpen documenten worden gedurende de duur van het onderzoek ter inzage van de bevolking neergelegd in het gemeentehuis van elke gemeente van het Gewest of van elke betrokken gemeente wanneer het een wijziging betreft van het gewestelijk ontwikkelingsplan. Ze worden eveneens ter beschikking gesteld op het internet.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de neerlegging en verzending van de bezwaren en opmerkingen binnen de termijn van het onderzoek, met inachtneming van de principes die zijn vastgelegd in artikel 6. »; 4° § 5 wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : - in de eerste zin, worden de woorden « of, desgevallend, de in artikel 20, § 4 bedoelde documenten, beslissingen en adviezen, » ingevoegd tussen het woord « milieueffectenrapport » en de woorden « de bezwaren »; - in de tweede zin, worden de woorden « bij ontstentenis waarvan haar advies gunstig wordt geacht » vervangen door de woorden « bij ontstentenis waarvan de procedure wordt voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht nog in aanmerking moet worden genomen »; b) het tweede lid wordt als volgt vervangen : « De Regering deelt aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement een afschrift van het advies van de Gewestelijke Commissie mee, evenals een afschrift van de adviezen, bezwaren en opmerkingen gemaakt binnen vijftien dagen vanaf de ontvangst van het advies van de Gewestelijke Commissie.». 5° in § 6, eerste lid, worden de woorden « of, desgevallend, de in artikel 20, § 4 bedoelde documenten, adviezen en beslissingen » ingevoegd tussen de woorden « de eventuele informatie over de grensoverschrijdende effecten » en de woorden « overgemaakt aan ».

Art. 23.Artikel 19 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt vervangen door een nieuwe § 1 die als volgt luidt : « Binnen zestig dagen vanaf de ontvangst van het advies van de Gewestelijke Commissie of vanaf de vervaldag van de aan deze commissie toebedeelde termijn om haar advies uit te brengen, kan de Regering na kennis te hebben genomen van de resultaten van het onderzoek en van de uitgebrachte adviezen, het plan hetzij definitief goedkeuren, hetzij wijzigen. In het eerste geval motiveert ze haar beslissing op elk punt waarin ze afwijkt van de adviezen of bezwaren en opmerkingen die werden uitgebracht tijdens het onderzoek.

In het tweede geval, behalve wanneer het slechts kleine wijzigingen betreft die geen aanzienlijke impact zullen hebben op het leefmilieu, wordt het gewijzigde ontwerp, desgevallend samen met een aanvulling op het milieueffectenrapport, opnieuw onderworpen aan de onderzoekshandelingen, overeenkomstig artikel 18, § 4 en volgende.

Wanneer bovendien het ontwerpplan was vrijgesteld van het milieueffectenrapport overeenkomstig artikel 20, § 4 : - kunnen de in het ontwerp aangebrachte wijzigingen hetzij een aanzienlijke impact hebben op het leefmilieu en moet het gewijzigde ontwerp het voorwerp uitmaken van een milieueffectenrapport; - kunnen de in het ontwerp aangebrachte wijzigingen hetzij geen aanzienlijke impact hebben op het leefmilieu en moet in het besluit tot definitieve goedkeuring van het plan uitdrukkelijk worden aangegeven waarom het geen aanzienlijke impact zal hebben.

Het besluit tot definitieve goedkeuring van het plan geeft in zijn motivatie een samenvatting van : - de manier waarop de milieubeschouwingen werden opgenomen in het plan; - de manier waarop het milieueffectenrapport, wanneer dit vereist is, en de adviezen, bezwaren en opmerkingen uitgebracht tijdens de procedure, in aanmerking werden genomen; - de redenen voor de keuzes van het plan zoals het werd goedgekeurd, rekening houdend met de andere beoogde redelijke oplossingen.

Wanneer het plan niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een milieueffectenrapport, neemt het besluit tot definitieve goedkeuring van het plan de in artikel 20, § 4 met redenen omklede beslissing over. »; 2° de leden 2 en 3 zijn samengevoegd in een nieuwe § 2, waarvan ze het eerste en het tweede lid vormen.3° de nieuwe § 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd : - de woorden « , desgevallend samen met het milieueffectenrapport, » worden ingevoegd tussen de woorden « het volledige plan » en de woorden « ter beschikking van de bevolking »; - de woorden « op het internet en » worden ingevoegd tussen de woorden « ter beschikking van de bevolking » en de woorden « in elk gemeentehuis ».

Art. 24.Artikel 20 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3.Evenwel, onder voorbehoud van het volgende lid, wanneer zij meent, rekening houdend met de in bijlage D van dit Wetboek opgesomde criteria, dat de geplande wijziging niet van die aard is dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kan hebben, kan de Regering, overeenkomstig de procedure die is vastgelegd in § 4, beslissen dat het ontwerp van wijziging van het gewestelijke ontwikkelingsplan niet aan een milieueffectenrapport onderworpen moet worden.

Er moet een milieueffectenrapport gemaakt worden voor een ontwerp van wijziging van het gewestelijk ontwikkelingsplan wanneer dit ontwerp rechtstreeks betrekking heeft op een of meer gebieden : - die zijn aangeduid overeenkomstig richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna; - waarin vestigingen kunnen komen die een risico van zware ongevallen inhouden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in de zin van de richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van richtlijn 96/82/EG van de Raad, of die voorzien in de inschrijving, in de nabijheid van dergelijke vestigingen of van gebieden waarin ze zijn toegelaten, van gebieden die bestemd zijn voor huisvesting of voor bezoek door het publiek, die een bijzonder natuurlijk belang inhouden of die verbindingswegen omvatten. »; 2° er wordt een nieuwe § 4 en toegevoegd, die als volgt luidt : « § 4.Wanneer de Regering a priori meent, overeenkomstig § 3, eerste lid, dat het ontwerp van wijziging van het gewestelijk ontwikkelingsplan geen noemenswaardige weerslag op het milieu kan hebben, vraagt zij het advies van de Gewestelijke Commissie en van het Brussels Instituut voor Milieubeheer omtrent het ontbreken van een noemenswaardige weerslag van het ontwerp van wijziging.

Ter staving van de adviesaanvraag wordt een dossier bijgevoegd dat minstens de memorie van toelichting, de richtlijnen van het ontwerp van wijziging en de elementen van de bestaande toestand die het ontwerp wil wijzigen, bevat.

De adviezen worden naar de Regering gestuurd binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen.

Na inzage van de uitgebrachte adviezen besluit de Regering, in een met redenen omklede beslissing, of de geplande wijziging al of niet het voorwerp moet uitmaken van een milieueffectenrapport. ».

Art. 25.In artikel 21, tweede lid, van het Wetboek worden de woorden « , het richtplan van aanleg » ingevoegd na de woorden « het gewestelijk bestemmingsplan ».

Art. 26.In artikel 22 van het Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « van het Brussels Planningsbureau » worden vervangen door de woorden « van het bestuur belast met territoriale planning »;2° het woord « jaarlijks » wordt geschrapt en de woorden « om de vijf jaar na de goedkeuring van het plan, » worden ingevoegd na het woord « haar »;3° de laatste zin wordt als volgt aangevuld : « , met name op de website van het Gewest ».

Art. 27.Artikel 25 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1 worden leden 2 tot 4 opgeheven;2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « met name ten aanzien van het ontwerp-bestek van het milieueffectenrapport.» geschrapt en er wordt een tweede zin toegevoegd die als volgt luidt : « De Regering voegt de lijst van deze besturen en instellingen bij het ontwerpplan. »; 3° paragraaf 4 wordt als volgt vervangen : « De Regering onderwerpt het ontwerpplan en het milieueffectenrapport of, desgevallend, de in artikel 27, § 3 bedoelde documenten, adviezen en beslissingen, gelijktijdig aan de in het tweede lid bedoelde adviezen en aan het openbaar onderzoek. De door de Regering gevraagde adviezen worden aan haar overgemaakt binnen de hierna volgende termijn, bij ontstentenis waarvan de procedure wordt voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd overgemaakt in aanmerking moet worden genomen : - zestig dagen voor het bestuur belast met territoriale planning, het Brussels Instituut voor Milieubeheer, de Economische en Sociale Raad, de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, de Raad voor het Leefmilieu, de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, de Adviesraad voor Huisvesting en de andere adviesorganen waarvan de Regering de lijst kan opstellen; - vijfenzeventig dagen voor de gemeenteraden.

Het openbaar onderzoek duurt zestig dagen. Het voorwerp en de begin- en einddatum van het onderzoek worden aangekondigd, volgens de regels die de Regering bepaalt : - door aanplakking in elke gemeente van het Gewest; - door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in verscheidene Nederlandstalige en Franstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid; - door een mededeling via de radio; - op de website van het Gewest.

De aan het onderzoek onderworpen documenten worden gedurende de duur van het onderzoek ter inzage van de bevolking neergelegd in het gemeentehuis van elke gemeente van het Gewest of van elke betrokken gemeente wanneer het een wijziging betreft van het gewestelijk bestemmingsplan. Ze worden eveneens ter beschikking gesteld op het internet.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de neerlegging en verzending van de bezwaren en opmerkingen binnen de termijn van het onderzoek, met inachtneming van de principes die zijn vastgelegd in artikel 6. »; 4° paragraaf 5 wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : a) in de eerste zin worden de woorden « of, desgevallend, in artikel 27, § 3 bedoelde documenten, beslissingen en adviezen en » ingevoegd tussen het woord « milieueffectenrapport, » en de woorden en « het bezwaar »;b) in de tweede zin worden de woorden « bij ontstentenis waarvan haar advies gunstig wordt geacht » vervangen door de woorden « bij ontstentenis waarvan de procedure wordt voorgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen »;c) het tweede lid wordt als volgt vervangen : « De Regering deelt aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement een afschrift van het advies van de Gewestelijke Commissie mee, evenals een afschrift van de adviezen en van de bezwaren en opmerkingen uitgebracht binnen vijftien dagen vanaf de ontvangst van het advies van de Gewestelijke Commissie.»; 5° in § 6, eerste lid, worden de woorden « of, desgevallend, de in artikel 27, § 3 bedoelde documenten, beslissingen en adviezen » ingevoegd tussen de woorden « de eventuele informatie over de grensoverschrijdende effecten » en de woorden « overgemaakt aan ».

Art. 28.Artikel 26 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt vervangen door een nieuwe § 1 die als volgt luidt : « Binnen zestig dagen vanaf de ontvangst van het advies van de Gewestelijke Commissie of vanaf de vervaldag van de aan deze Commissie toebedeelde termijn om haar advies uit te brengen, kan de Regering na kennis te hebben genomen van de resultaten van het onderzoek en van de uitgebrachte adviezen, het plan hetzij definitief goedkeuren, hetzij wijzigen. In het eerste geval motiveert ze haar beslissing op elk punt waarin ze afwijkt van de adviezen of bezwaren en opmerkingen die werden uitgebracht tijdens het onderzoek.

In het tweede geval, behalve wanneer het slechts kleine wijzigingen betreft die geen noemenswaardige impact zullen hebben op het leefmilieu, wordt het gewijzigde ontwerp, desgevallend samen met een aanvulling op het milieueffectenrapport, opnieuw onderworpen aan de onderzoekshandelingen, overeenkomstig artikel 25, §§ 4 en volgende.

Wanneer bovendien het ontwerpplan was vrijgesteld van het milieueffectenrapport overeenkomstig artikel 27, § 3 : - kunnen de in het ontwerp aangebrachte wijzigingen hetzij een noemenswaardige impact hebben op het leefmilieu en moet het gewijzigde ontwerp het voorwerp uitmaken van een milieueffectenrapport; - kunnen de in het ontwerp aangebrachte wijzigingen hetzij geen aanzienlijke impact hebben op het leefmilieu en moet in het besluit tot definitieve goedkeuring van het plan uitdrukkelijk worden aangegeven waarom het geen aanzienlijke impact zal hebben.

Het besluit tot definitieve goedkeuring van het plan geeft in zijn motivatie een samenvatting van : - de manier waarop de milieubeschouwingen werden opgenomen in het plan; - de manier waarop het milieueffectenrapport, wanneer dit vereist is, en de adviezen, bezwaren en opmerkingen uitgebracht tijdens de procedure, in aanmerking werden genomen; - de redenen voor de keuzes van het plan zoals het werd goedgekeurd, rekening houdend met de andere beoogde redelijke oplossingen.

Wanneer het plan niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een milieueffectenrapport, neemt het besluit tot definitieve goedkeuring van het plan de in artikel 27, § 3 met redenen omklede beslissing over. »; 2° de leden 2 en 3 zijn samengevoegd in een nieuwe § 2, waarvan ze het eerste en het tweede lid vormen;3° De nieuwe § 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd : - de woorden « , desgevallend samen met het milieueffectenrapport, » worden ingevoegd tussen de woorden « het volledige plan » en de woorden « ter beschikking van de bevolking »; - de woorden « op het internet en » worden ingevoegd tussen de woorden « ter beschikking van de bevolking » en de woorden « in elk gemeentehuis ».

Art. 29.Artikel 27 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.Evenwel, onder voorbehoud van het volgende lid, wanneer zij meent, rekening houdend met de in bijlage D van dit Wetboek opgesomde criteria, dat de geplande wijziging niet van die aard is dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kan hebben, kan de Regering, overeenkomstig de procedure die is vastgelegd in § 3, beslissen dat het ontwerp van wijziging van het gewestelijke bestemmingsplan niet aan een milieueffectenrapport onderworpen moet worden.

Er moet een milieueffectenrapport gemaakt worden voor een ontwerp van wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan wanneer dit ontwerp rechtstreeks betrekking heeft op een of meer gebieden : - die zijn aangeduid overeenkomstig richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna; - waarin vestigingen kunnen komen die een risico van zware ongevallen inhouden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in de zin van richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van richtlijn 96/82/EG van de Raad, of die voorzien in de inschrijving, in de nabijheid van dergelijke vestigingen of van gebieden waarin ze zijn toegelaten, van gebieden die bestemd zijn voor huisvesting of voor bezoek door het publiek, die een bijzonder natuurlijk belang inhouden of die verbindingswegen omvatten. »; 2° er wordt een nieuwe § 3 toegevoegd, die als volgt luidt : « § 3.Wanneer de Regering a priori meent, overeenkomstig § 2, eerste lid, dat het ontwerp van wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan geen noemenswaardige weerslag op het milieu kan hebben, vraagt zij het advies van de Gewestelijke Commissie en van het Brussels Instituut voor Milieubeheer omtrent het ontbreken van een noemenswaardige weerslag van het ontwerp van wijziging.

Ter staving van de adviesaanvraag wordt een dossier bijgevoegd dat minstens de memorie van toelichting, de richtlijnen van het ontwerp van wijziging en de elementen van de bestaande toestand die het ontwerp wil wijzigen, bevat.

De adviezen worden naar de Regering gestuurd binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen.

Na inzage van de uitgebrachte adviezen besluit de Regering, in een met redenen omklede beslissing, of de geplande wijziging al dan niet het voorwerp moet uitmaken van een milieueffectenrapport. ».

Art. 30.In artikel 28, worden de woorden « of opgeheven » geschrapt.

Art. 31.In artikel 30 van het Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « van het Brussels Planningsbureau » worden vervangen door de woorden « van het bestuur belast met territoriale planning »;2° het woord « jaarlijks » wordt geschrapt en de woorden « om de vijf jaar na de goedkeuring van het plan, » worden ingevoegd na het woord « haar »;3° de laatste zin wordt als volgt aangevuld : « , met name op de website van het Gewest.»

Art. 32.Na artikel 30 van het Wetboek, wordt het volgende nieuwe hoofdstuk IIIbis ingevoegd : « HOOFDSTUK IIIbis. - Richtplan van aanleg Afdeling I. - Algemeen

Art. 30/1.De Regering kan, voor een deel van het grondgebied van het Gewest, een richtplan van aanleg goedkeuren. Afdeling II. - Inhoud

Art. 30/2.Het richtplan van aanleg gaat uit van de richtsnoeren van het gewestelijk ontwikkelingsplan dat van kracht is op de dag dat het wordt goedgekeurd en geeft de grote principes aan voor de inrichting of herinrichting van het grondgebied waarop het betrekking heeft, met name op het vlak van : - programmering van de bestemmingen; - structurering van de wegen, de openbare ruimten en het landschap; - kenmerken van de constructies; - bescherming van het erfgoed; - mobiliteit en parkeren. Afdeling III. - Uitwerkingsprocedure

Art. 30/3.§ 1. De Regering maakt het ontwerp van richtplan van aanleg op, evenals, onder voorbehoud van § 2, het milieueffectenrapport.

Vooraleer de Regering het ontwerp van richtplan van aanleg goedkeurt, organiseert het bestuur dat belast is met territoriale planning voor het betrokken publiek de nodige voorlichtings- en participatiemomenten. De Regering legt de regels voor de toepassing van dit artikel vast. § 2. Onder voorbehoud van het hierna volgende lid kan de Regering, indien zij op basis van de criteria genoemd in bijlage D van onderhavig Wetboek meent dat het ontwerp van richtplan van aanleg niet van die aard is dat het noemenswaardige gevolgen kan hebben voor het leefmilieu, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 30/4 beslissen dat het ontwerp van richtplan van aanleg niet moet worden onderworpen aan een milieueffectenrapport.

Moet wel worden onderworpen aan een milieueffectenrapport, het ontwerp van richtplan van aanleg dat rechtstreeks betrekking heeft op een of meerdere gebieden : - die zijn aangeduid overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora; - waarin vestigingen kunnen komen die een risico van zware ongevallen inhouden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in de zin van richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van richtlijn 96/82/EG van de Raad, of die de inschrijving voorzien van gebieden die voor huisvesting bestemd zijn, door het publiek worden bezocht en een bijzonder natuurlijk belang inhouden, of die verbindingswegen omvatten en die in de nabijheid zijn gelegen van dergelijke vestigingen of van gebieden waar ze zijn toegelaten.

Art. 30/4.Wanneer de Regering a priori meent, overeenkomstig artikel 30/3, § 2, eerste lid, dat het ontwerp van richtplan van aanleg niet van dien aard is dat het noemenswaardige gevolgen kan hebben voor het leefmilieu, vraagt zij het advies van de Gewestelijke Commissie en van het Brussels Instituut voor Milieubeheer over het ontbreken van aanzienlijke effecten van het ontwerp van richtplan van aanleg.

Ter staving van de adviesaanvraag wordt een dossier bijgevoegd dat minstens de memorie van toelichting bevat, alsook de richtlijnen van het project en de elementen van de bestaande toestand die het project wil wijzigen.

De adviezen worden binnen dertig dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag naar de Regering gestuurd. Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen.

In het licht van de uitgebrachte adviezen, bepaalt de Regering in een met redenen omklede beslissing of het ontwerp van richtplan al dan niet moet worden onderworpen aan een milieueffectenrapport.

Art. 30/5.§ 1. De Regering onderwerpt het ontwerp- plan en het milieueffectenrapport of, in voorkomend geval, de documenten, adviezen en beslissing bedoeld in artikel 30/4 gelijktijdig aan de in het tweede lid bedoelde adviezen en aan het openbaar onderzoek.

De door de Regering gevraagde adviezen worden aan haar overgemaakt binnen de hierna volgende termijn, bij ontstentenis waarvan de procedure wordt voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen : - dertig dagen voor het bestuur belast met territoriale planning, het Brussels Instituut voor Milieubeheer, de Economische en Sociale Raad, de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, de Raad voor het Leefmilieu, de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, de Adviesraad voor Huisvesting en de andere raadgevende instanties waarvan de Regering de lijst kan opstellen; - vijfenveertig dagen voor de gemeenteraden; - als deze termijn een aanvang neemt tijdens de zomervakantie, wordt ze verlengd met dertig dagen.

Het openbaar onderzoek duurt zestig dagen. Het voorwerp en de begin- en de einddatum worden aangekondigd, volgens de modaliteiten die zijn vastgesteld door de Regering : - door aanplakbiljetten in elke gemeente van het Gewest die betrokken is bij het ontwerp van richtplan van aanleg; - door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in verschillende Franstalige en Nederlandstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid; - op de website van het Gewest.

Het ontwerp van richtplan van aanleg en het milieueffectenrapport of, in voorkomend geval, de documenten, adviezen en beslissing bedoeld in artikel 30/4, worden tijdens de duur van het onderzoek ter inzage van de bevolking neergelegd in het gemeentehuis van elke gemeente van het Gewest die betrokken is bij het ontwerp van richtplan van aanleg. Ze worden ook ter beschikking gesteld op het internet.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de indiening en verzending, binnen de termijn van het onderzoek, van de bezwaren en opmerkingen, overeenkomstig de principes die zijn vastgesteld in artikel 6. § 2. De Regering legt aan de Gewestelijke Commissie het ontwerp van richtplan van aanleg en het milieueffectenrapport voor, of desgevallend, de documenten, de adviezen en de beslissing bedoeld in artikel 30/4, samen met de adviezen en de bezwaren en opmerkingen bedoeld in § 1.

Binnen de zestig dagen na ontvangst van het volledige dossier, geeft de Gewestelijke Commissie haar advies aan de Regering, bij ontstentenis waarvan de procedure wordt voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen. Minstens de helft van de termijn van zestig dagen bevindt zich buiten de schoolvakantieperiodes. In de veronderstelling dat de Gewestelijke Commissie op het moment dat ze haar advies moet geven, niet meer geldig is samengesteld omdat haar leden niet zijn benoemd binnen de in artikel 7 voorgeschreven termijn, begint de termijn van zestig dagen te lopen vanaf de datum waarop haar leden benoemd zijn.

De Regering deelt aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement een afschrift van het advies van de Gewestelijke Commissie mee, evenals een afschrift van de adviezen, bezwaren en opmerkingen gemaakt binnen vijftien dagen vanaf de ontvangst van het advies van de Gewestelijke Commissie. § 3. Indien het ontwerp van richtplan van aanleg van dien aard is dat het noemenswaardige gevolgen kan hebben voor het leefmilieu van een ander Gewest, een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat-medeondertekenaar van het Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, worden het ontwerp van richtplan van aanleg en het milieueffectenrapport overgemaakt aan de bevoegde autoriteiten van dit ander Gewest, deze andere lidstaat van de Europese Unie of deze andere Staat-medeondertekenaar van het Verdrag van Espoo.

De Regering bepaalt : 1° de instanties die belast zijn met het overmaken van de documenten aan de in voorgaand lid bedoelde autoriteiten;2° de modaliteiten volgens welke de bevoegde autoriteiten van het Gewest of de staat die kunnen worden getroffen mogen deelnemen aan de beoordeling van de milieueffecten;3° de modaliteiten volgens welke het ontwerp, de adviezen van besturen en instellingen bedoeld in de §§ 1 en 2 en de afhandelingsmodaliteiten bepaald in artikel 30/11 worden meegedeeld aan de in het voorgaande lid bedoelde autoriteiten.

Art. 30/6.Na kennis te hebben genomen van de resultaten van het onderzoek en van de uitgebrachte adviezen, kan de Regering binnen zestig dagen na de ontvangst van het advies van de Gewestelijke Commissie of de vervaldag van de haar toebedeelde termijn voor het uitbrengen van dit advies, hetzij het richtplan van aanleg definitief goedkeuren, hetzij beslissen om het te wijzigen.

In het eerste geval omkleedt zij haar beslissing met redenen op elk punt waarop zij afwijkt van de adviezen of bezwaren en opmerkingen die werden uitgebracht tijdens het onderzoek.

In het tweede geval, behalve wanneer de wijzigingen van ondergeschikt belang zijn en niet van dien aard dat ze noemenswaardige gevolgen kunnen hebben voor het leefmilieu, wordt het gewijzigde ontwerp opnieuw voorgelegd voor onderzoek, overeenkomstig artikel 30/5.

Bovendien, wanneer het ontwerp van richtplan van aanleg was vrijgesteld van het milieueffectenrapport overeenkomstig artikel 30/4 : - zijn de wijzigingen hetzij van die aard dat ze noemenswaardige gevolgen kunnen hebben voor het leefmilieu en moet het gewijzigde ontwerp worden onderworpen aan een milieueffectenrapport; - zijn de wijzigingen hetzij niet van die aard dat ze noemenswaardige gevolgen kunnen hebben voor het leefmilieu, en moet het besluit houdende definitieve goedkeuring van het richtplan van aanleg dit ontbreken van noemenswaardige gevolgen uitdrukkelijk met redenen omkleden.

Het besluit houdende definitieve goedkeuring van het richtschema is, in zijn motivering, de samenvatting van : - de manier waarop de milieuoverwegingen in het plan geïntegreerd werden; - de manier waarop het milieueffectenrapport, wanneer dit vereist is, evenals de tijdens de procedure uitgebrachte adviezen, bezwaren en opmerkingen in overweging werden genomen; - de redenen die hebben geleid tot de keuze van het plan zoals het werd goedgekeurd, rekening houdend met de overwogen andere redelijke oplossingen.

Wanneer het richtplan van aanleg niet was onderworpen aan een milieueffectenrapport, neemt het besluit houdende definitieve goedkeuring van het plan de in artikel 30/4 bedoelde met redenen omklede beslissing over.

Art. 30/7.Het besluit van de Regering houdende definitieve goedkeuring van het richtplan van aanleg, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, waarbij tevens het advies van de Gewestelijke Commissie wordt afgedrukt en de in artikel 30/11 gedefinieerde afhandelingsmodaliteiten van het plan gepreciseerd worden.

Het richtplan van aanleg treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking.

Het volledige richtplan van aanleg, in voorkomend geval vergezeld van het milieueffectenrapport : - wordt ter beschikking gesteld van het publiek op de website van het Gewest en in het gemeentehuis van de betrokken gemeenten, en dit binnen drie dagen na deze bekendmaking; - wordt overgemaakt aan de in de procedure geraadpleegde instanties en besturen.

De terbeschikkingstelling aan het publiek en het overmaken aan de in het voorgaande lid bedoelde autoriteiten, preciseren de in artikel 30/11 bedoelde afhandelingsmodaliteiten. Afdeling IV. - Wijzigings- en opheffingsprocedure

Art. 30/8.De bepalingen tot regeling van de uitwerking van het richtplan van aanleg, zijn van toepassing op de wijziging en op de opheffing ervan. Afdeling V. - Gevolgen van het richtplan van aanleg

Art. 30/9.§ 1. Het richtplan van aanleg heeft een indicatieve waarde, met uitzondering van de bepalingen waaraan de Regering bindende kracht en verordenende waarde verleent binnen de perimeter(s) die ze bepaalt in het richtplan van aanleg.

Wanneer de Regering uitdrukkelijk bindende en verordenende waarde verleent aan grafische bepalingen die de inplanting van een aan te leggen of te verlengen verbindingsweg aangeven, stelt het geldende richtplan van aanleg de operatie van de verdeling van het terrein die wordt uitgevoerd volgens deze grafische bepalingen, vrij van een verkavelingsvergunning. § 2. De verordenende bepalingen van het richtplan van aanleg heffen, binnen de perimeter(s) waar ze van toepassing zijn, de bepalingen op van het gewestelijk bestemmingsplan, het bijzonder bestemmingsplan en de stedenbouwkundige verordening, evenals de verordenende bepalingen van de gewestelijke en gemeentelijke mobiliteitsplannen en van de verkavelingsvergunningen, die ermee in tegenspraak zijn.

Onverminderd het voorgaande lid, stelt de goedkeuring van het verordenende luik van het richtplan van aanleg de autoriteiten vrij van goedkeuring van het bijzonder bestemmingsplan wanneer dit vereist is. § 3. Het richtplan van aanleg blijft van kracht tot wanneer het geheel of gedeeltelijk gewijzigd of opgeheven wordt.

Art. 30/10.De verordenende voorschriften van het richtplan van aanleg kunnen beperkingen op het gebruik van de eigendom inhouden, met inbegrip van bouwverbod. Afdeling VI. - Opvolging van het richtplan van aanleg

Art. 30/11.De Regering duidt de ambtenaren van het bestuur belast met territoriale planning aan die haar, binnen de in artikel 30 gestelde termijn, een verslag voorleggen over de follow-up van de noemenswaardige gevolgen van de uitvoering van het richtplan van aanleg op het leefmilieu, teneinde met name in een vroegtijdig stadium de onvoorziene negatieve gevolgen en de eventuele corrigerende maatregelen te identificeren. Dit verslag wordt ingediend op het bureau van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en maakt het voorwerp uit van een voor het publiek toegankelijke publicatie, met name op de website van het Gewest. ».

Art. 33.In artikel 31, eerste lid van het Wetboek, wordt het woord « stelt » vervangen door het woord « kan » en het woord « vast » wordt vervangen door het woord « vaststellen ».

Art. 34.Artikel 32 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, worden de woorden « en de verordenende bepalingen van de richtplannen van aanleg » ingevoegd na de woorden « gewestelijk bestemmingsplan » en worden de woorden « en de indicatieve bepalingen van de richtplannen van aanleg » ingevoegd na de woorden « gewestelijk ontwikkelingsplan »;2° in het tweede lid, 1°, wordt het woord « verplaatsingen » vervangen door de woorden « mobiliteit, toegankelijkheid ».

Art. 35.Artikel 33 van het Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 33.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen ontwerpt het gemeentelijk ontwikkelingsplan en maakt een milieueffectenrapport op. § 2. Op verzoek van het college van de burgemeester en schepenen en binnen de door hem vastgestelde termijn, brengt elk gewestelijk en gemeentelijk bestuur en elke gewestelijke en gemeentelijke instelling van openbaar nut die elementen naar voren die tot zijn bevoegdheden behoren.

Het college van burgemeester en schepenen brengt de Gewestelijke Commissie regelmatig op de hoogte van de evolutie van de voorafgaande studies en deelt haar de resultaten ervan mee. De Gewestelijke Commissie kan op elk ogenblik opmerkingen maken of suggesties voordragen die zij nuttig acht. »

Art. 36.Artikel 34, § 3, van het Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3. De gemeenteraad belast het college van burgemeester en schepenen ermee om het ontwerpplan en het milieueffectenrapport of, desgevallend, de in artikel 37, § 4, bedoelde documenten, adviezen en beslissingen, te onderwerpen aan een openbaar onderzoek.

Het openbaar onderzoek duurt vijfenveertig dagen. Het voorwerp en de begin- en de einddatum worden aangekondigd, volgens de modaliteiten die zijn vastgesteld door de Regering : - via aanplakbiljetten; - via een bericht in het Belgisch Staatsblad en in verschillende Franstalige en Nederlandstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid; - op de website van de gemeente.

Het ontwerpplan en het milieueffectenrapport worden, tijdens de duur van het onderzoek, in het gemeentehuis ter inzage gelegd van de bevolking. Ze worden ook ter beschikking gesteld op het internet.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de indiening en verzending, binnen de termijn van het onderzoek, van de bezwaren en opmerkingen, overeenkomstig de principes die zijn vastgesteld in artikel 6.

De bezwaren en opmerkingen worden binnen de termijn van het onderzoek naar het college van burgemeester en schepenen gestuurd en bij het proces-verbaal van sluiting van het onderzoek gevoegd. Dit proces-verbaal wordt door het college van burgemeester en schepenen opgemaakt binnen vijftien dagen na de afsluiting van het onderzoek. ».

Art. 37.Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd : 1° Paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : a) de eerste zin wordt als volgt gewijzigd : - de woorden « of, desgevallend, de in artikel 37, § 4, bedoelde documenten, adviezen en beslissingen » worden ingevoegd tussen het woord « milieueffectenrapport » en de woorden « voor advies »; - de woorden « Brussels Planningsbureau » worden vervangen door de woorden « bestuur belast met territoriale planning »; - de woorden « , de Economische en Sociale Raad, de Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen, de Raad voor het Leefmilieu, de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, de Adviesraad voor Huisvesting » worden ingevoegd tussen « het Brussels Instituut voor Milieubeheer » en « aan de besturen en de instanties »; b) de zin « Eens de termijn vervallen worden de niet uitgebrachte adviezen geacht gunstig te zijn » wordt vervangen door de zin « Eens de termijn vervallen wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen »;2° § 2 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid, worden de woorden « of, desgevallend, de in artikel 37, § 4, bedoelde documenten, beslissingen en adviezen, » ingevoegd tussen het woord « milieueffectenrapport » en de woorden « , wordt samen met de bezwaren » en worden de woorden « en het proces-verbaal van afsluiting van het openbaar onderzoek, alsook een synthese van deze adviezen, bezwaren en opmerkingen » geschrapt;b) in het laatste lid, worden de woorden « zoniet wordt dit advies als gunstig beschouwd » vervangen door de woorden « bij ontstentenis waarvan de procedure wordt voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht nog in aanmerking moet worden genomen »;3° in § 3, eerste lid, worden de woorden « of, desgevallend, de in artikel 37, § 4, bedoelde documenten, adviezen en beslissingen » ingevoegd tussen de woorden « eventuele informatie over de grensoverschrijdende effecten » en het woord « overgemaakt »;4° paragraaf 4 wordt als volgt vervangen : « § 4.Binnen zestig dagen vanaf de ontvangst van het advies van de Gewestelijke Commissie of vanaf de vervaldag van de aan deze Commissie toebedeelde termijn om haar advies uit te brengen, kan de gemeenteraad na kennis te hebben genomen van de resultaten van het onderzoek en van de uitgebrachte adviezen, het plan hetzij definitief goedkeuren, hetzij wijzigen.

In het eerste geval motiveert ze haar beslissing op elk punt waarin ze afwijkt van de adviezen of bezwaren en opmerkingen die werden uitgebracht tijdens het onderzoek.

In het tweede geval, behalve wanneer het slechts kleine wijzigingen betreft die geen aanzienlijke impact zullen hebben op het leefmilieu, wordt het gewijzigde ontwerp, desgevallend samen met een aanvulling op het milieueffectenrapport, opnieuw onderworpen aan de onderzoekshandelingen, overeenkomstig de artikelen 34 en 35. Wanneer bovendien het ontwerpplan was vrijgesteld van het milieueffectenrapport overeenkomstig artikel 37, § 4 : - kunnen de in het ontwerp aangebrachte wijzigingen hetzij een aanzienlijke impact hebben op het leefmilieu en moet het gewijzigde ontwerp het voorwerp uitmaken van een milieueffectenrapport; - kunnen de in het ontwerp aangebrachte wijzigingen hetzij geen aanzienlijke impact hebben op het leefmilieu en moet in het besluit tot definitieve goedkeuring van het plan uitdrukkelijk worden aangegeven waarom het geen aanzienlijke impact zal hebben.

Het besluit tot definitieve goedkeuring van het plan geeft in zijn motivatie een bondige samenvatting van : - de manier waarop de milieubeschouwingen werden opgenomen in het plan; - de manier waarop het milieueffectenrapport, wanneer dit vereist is, en de adviezen, bezwaren en opmerkingen uitgebracht tijdens de procedure, in aanmerking werden genomen; - de redenen voor de keuzes van het plan zoals het werd goedgekeurd, rekening houdend met de andere beoogde redelijke oplossingen.

Wanneer het plan niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een milieueffectenrapport, neemt het besluit tot definitieve goedkeuring van het plan de in artikel 37, § 4 met redenen omklede beslissing over. ».

Art. 38.In artikel 36, vijfde lid van het Wetboek, worden de woorden « Het volledig plan en het advies van de Gewestelijke Commissie liggen, binnen drie dagen na die bekendmaking, ter beschikking van de bevolking in het gemeentehuis » vervangen door de woorden « Het volledig plan wordt, desgevallend samen met het milieueffectenrapport, ter beschikking gesteld van de bevolking op het internet en in het gemeentehuis ».

Art. 39.Artikel 37 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 3 wordt als volgt vervangen : « § 3.Onder voorbehoud van het hierna volgende lid kan de gemeenteraad, indien hij op basis van de criteria genoemd in bijlage D van onderhavig Wetboek meent dat de geplande wijziging niet van die aard is dat ze noemenswaardige gevolgen kan hebben voor het leefmilieu, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel § 4 beslissen dat het ontwerp tot wijziging van het gewestelijk ontwikkelingsplan niet moet worden onderworpen aan een milieueffectenrapport.

Moet wel worden onderworpen aan een milieueffectenrapport, het ontwerp tot wijziging van het gemeentelijk ontwikkelingsplan wanneer dit ontwerp rechtstreeks betrekking heeft op een of meerdere gebieden : - die zijn aangeduid overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora; - waarin vestigingen kunnen komen die een risico van zware ongevallen inhouden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in de zin van richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van richtlijn 96/82/EG van de Raad, of die de inschrijving voorzien van gebieden die voor huisvesting bestemd zijn, door het publiek worden bezocht en een bijzonder natuurlijk belang inhouden, of die verbindingswegen omvatten en die in de nabijheid zijn gelegen van dergelijke vestigingen of van gebieden waar ze zijn toegelaten. »; 2° er wordt een nieuwe § 4 toegevoegd die als volgt luidt : « § 4.Wanneer de gemeenteraad a priori meent, overeenkomstig § 3, eerste lid, dat het ontwerp tot wijziging van het gemeentelijk ontwikkelingsplan niet van dien aard is dat het noemenswaardige gevolgen kan hebben voor het leefmilieu, vraagt het college van burgemeester en schepenen het advies van de Gewestelijke Commissie, van het bestuur belast met territoriale planning en van het Brussels Instituut voor Milieubeheer over het ontbreken van aanzienlijke effecten van het ontwerp tot wijziging.

Ter staving van de adviesaanvraag wordt een dossier bijgevoegd dat minstens de memorie van toelichting bevat, alsook de richtlijnen van het ontwerp tot wijziging en de elementen van de bestaande toestand die het project wil wijzigen.

De adviezen worden binnen dertig dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag naar het college van burgemeester en schepenen gestuurd. Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd overgemaakt in aanmerking moet worden genomen.

In het licht van de uitgebrachte adviezen, bepaalt de gemeenteraad in een met redenen omklede beslissing of de geplande wijziging al dan niet moet worden onderworpen aan een milieueffectenrapport. ».

Art. 40.In artikel 39, eerste lid van het Wetboek, worden de woorden « om de drie jaar » geschrapt en de woorden « om de vijf jaar vanaf de goedkeuring van het plan » ingevoegd na de woorden « aan de gemeenteraad ». De woorden « van de gemeentelijke ontwikkelingsplannen » worden vervangen door de woorden « van het gemeentelijk ontwikkelingsplan ».

Art. 41.Artikel 40 van het Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 40.Elke gemeente van het Gewest neemt, hetzij op initiatief van de gemeenteraad, hetzij binnen de omstandigheden voorzien in afdeling IIIbis of VI, bijzondere bestemmingsplannen aan.

Elke beslissing tot opening van de goedkeuringsprocedure van een bijzonder bestemmingsplan, wordt formeel met redenen omkleed. ».

Art. 42.Artikel 41 van het Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 41.§ 1. Het bijzonder bestemmingsplan geeft, door ze aan te vullen, een nadere omschrijving van het gewestelijk bestemmingsplan en van de verordenende bepalingen van het richtplan van aanleg en gaat uit van de richtsnoeren van de indicatieve bepalingen van het gemeentelijk ontwikkelingsplan, en dit voor het deel van het gemeentelijk grondgebied dat het bestrijkt.

Het vermeldt : 1° de bestaande feitelijke en rechtstoestand betreffende de elementen bedoeld in het voorgaande lid en de elementen bedoeld in het volgende lid dat het plan wil reglementeren;2° de bestemming van de verschillende gebieden en de voorschriften die erop betrekking hebben. Bovendien kan het voorschriften bevatten betreffende het geheel of een deel van de volgende elementen : 1° het tracé en de maatregelen van aanleg van de verkeerswegen;2° de plaatsing en de omvang van de bouwwerken;3° de esthetische aard van de bouwwerken en hun omgeving, met inbegrip van hun landschappelijke en erfgoedkundige kwaliteiten, onverminderd de bepalingen van titel V van onderhavig Wetboek;4° de regels betreffende de inrichting, bouw en renovatie bedoeld om de milieubalans van de beoogde perimeter te verbeteren;5° de toegelaten huisvestingscategorieën, overeenkomstig de bepalingen bekrachtigd in de wetgeving en de gewestelijke verordeningen inzake huisvesting. § 2. Het plan mag vergezeld zijn van operationele maatregelen betreffende het beheer en de modaliteiten van de uitvoering ervan, zoals bijvoorbeeld : 1° een onteigeningsplan;2° een voorkoopperimeter;3° een rooiplan;4° een fasering van de toepasbaarheid van bepaalde voorschriften;5° een mechanisme van stimuli of premies;6° een uitvoeringsplan. § 3. Het plan kan de voor zijn realisatie noodzakelijke omstandigheden, de omvang en de bestemming van de stedenbouwkundige lasten bepalen overeenkomstig de artikelen 100 en 112. § 4. Bij het plan wordt een memorie van toelichting, zonder verordenende waarde gevoegd, evenals in voorkomend geval : - het milieueffectenrapport; - een bijlage die indien nodig de bepalingen vermeldt die krachtens artikel 64/1 afwijken van het gewestelijk bestemmingsplan of van het richtplan van aanleg; - een bijlage met de gecoördineerde grafische en woordelijke voorschriften van het plan, indien dit wordt gewijzigd of indien de in artikel 62 bedoelde bijzondere opheffingsprocedure wordt uitgevoerd. § 5. De Regering kan de uitvoeringsmodaliteiten van dit artikel bepalen. ».

Art. 43.Artikel 42 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 44.Artikel 43 van het Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 43.Het college van burgemeester en schepenen maakt het ontwerp van bijzonder bestemmingsplan op evenals, wanneer dit vereist is, het milieueffectenrapport. ».

Art. 45.Artikel 44 van het Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 44.§ 1. Vóór de uitwerking van het bijzonder bestemmingsplan, maakt het college van burgemeester en schepenen aan het bestuur belast met territoriale planning en het Brussels Instituut voor Milieubeheer een dossier over dat minstens de in artikel 40, tweede lid bedoelde motivatie bevat, alsook de richtlijnen van het ontwerp en de elementen van de bestaande toestand die het ontwerp wil wijzigen. De Regering kan de inhoud van dit dossier bepalen. § 2. Het bestuur belast met territoriale planning brengt zijn advies over de opportuniteit om een bijzonder bestemmingsplan goed te keuren uit binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd overgemaakt in aanmerking moet worden genomen. § 3. Het Brussels Instituut voor Milieubeheer beslist of het ontwerp van bijzonder bestemmingsplan al dan niet moet worden onderworpen aan een milieueffectenrapport binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis moet het ontwerp worden onderworpen aan een milieueffectenrapport. § 4. Om te beoordelen of het geplande bijzonder bestemmingsplan al dan niet moet worden onderworpen aan een milieueffectenrapport, baseert het Brussels Instituut voor Milieubeheer zich op de criteria genoemd in bijlage D van onderhavig Wetboek.

Moet steeds onderworpen worden aan een milieueffectenrapport, het ontwerp van bijzonder bestemmingsplan dat rechtstreeks betrekking heeft op een of meer gebieden die : - aangeduid zijn overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora; - waarin vestigingen kunnen komen die een belangrijk risico kunnen inhouden voor personen, goederen of het milieu in de zin van de richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren verbonden aan de zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, of in de zin van richtlijn 96/82/EG van de Raad, of die de inschrijving voorzien van gebieden die voor huisvesting bestemd zijn, door het publiek worden bezocht en een bijzonder natuurlijk belang inhouden, of die verbindingswegen omvatten en die in de nabijheid zijn gelegen van dergelijke vestigingen of van gebieden waar ze zijn toegelaten. »

Art. 46.Artikel 45 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 47.Artikel 46 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.Wanneer het ontwerp van bijzonder bestemmingsplan is onderworpen aan een milieueffectenrapport, wordt een begeleidingscomité ermee belast de uitwerkingsprocedure van het bijzonder bestemmingsplan en van het milieueffectenrapport op te volgen.

In het begeleidingscomité zetelen minstens één vertegenwoordiger van de gemeente, één vertegenwoordiger van het Brussels Instituut voor Milieubeheer en één vertegenwoordiger van het bestuur belast met territoriale planning.

De Regering bepaalt de werking van het begeleidingscomité, alsook de onverenigbaarheidsregels en voorziet dat het begeleidingscomité wordt voorgezeten en het sociaal secretariaat ervan wordt verzorgd door een vertegenwoordiger van de gemeente. ». 2° de §§ 2, 3 en 4 worden opgeheven;3° in § 5 worden de woorden « De projectleider » vervangen door de woorden « Het college van burgemeester en schepenen » en de woorden « van het ontwerpplan en » worden ingevoegd tussen de woorden « de evolutie » en de woorden « van het milieueffectenrapport ».

Art. 48.Artikel 47 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1 worden de woorden « de projectleider » vervangen door de woorden « het college van burgemeester en schepenen » en de woorden « het college van burgemeester en schepenen » door « het »;2° paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid worden de woorden « van het ontwerpplan en » ingevoegd tussen de woorden « ontvangst » en de woorden « van bedoelde studie »;b) in het tweede lid worden de woorden « conform het bestek » vervangen door het woord « volledig »;c) aan het einde van de paragraaf wordt een nieuw lid ingevoegd dat als volgt luidt : « Bij ontstentenis van kennisgeving van de beslissing binnen de termijn voorzien in het vorige lid, kan de gemeenteraad in de plaats treden van het begeleidingscomité.».

Art. 49.Artikel 48 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.De gemeenteraad geeft het college van burgemeester en schepenen de opdracht om het ontwerpplan aan een openbaar onderzoek te onderwerpen, samen met het milieueffectenrapport indien dit vereist is, en de documenten, adviezen en beslissing bedoeld in artikel 44 die deel uitmaken van het dossier.

Het openbaar onderzoek duurt dertig dagen. Het voorwerp en de begin- en de einddatum worden aangekondigd, volgens de modaliteiten die zijn vastgesteld door de Regering : - via aanplakbiljetten; - door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in verschillende Franstalige en Nederlandstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid; - op de website van de gemeente.

De documenten bedoeld in het eerste lid worden, tijdens de duur van het onderzoek, ter inzage van de bevolking neergelegd in het gemeentehuis. Ze worden ook ter beschikking gesteld op het internet.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de indiening en verzending, binnen de termijn van het onderzoek, van de bezwaren en opmerkingen, overeenkomstig de principes die zijn vastgesteld in artikel 6.

De bezwaren en opmerkingen worden binnen de termijn van het onderzoek naar het college van burgemeester en schepenen gestuurd en bij het proces-verbaal van sluiting van het onderzoek gevoegd. Dit proces-verbaal wordt door het college van burgemeester en schepenen opgemaakt binnen vijftien dagen na de afsluiting van het onderzoek. »; 2° paragraaf 3 wordt als volgt gewijzigd : a) in de eerste zin worden de woorden « het ontwerpplan en, in voorkomend geval, het milieueffectenrapport » vervangen door de woorden « de documenten bedoeld in § 2, eerste lid, » en worden de woorden « Brussels Planningsbureau » vervangen door de woorden « bestuur belast met territoriale planning »;b) in de tweede zin, worden na de woorden « dertig dagen » de woorden « na de ontvangst » ingevoegd; c) de derde zin wordt vervangen door de woorden « Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd overgemaakt in aanmerking moet worden genomen ».; d) er wordt een nieuw lid toegevoegd dat als volgt luidt : « Wanneer het ontwerpplan bepalingen bevat die afwijken van het gewestelijk bestemmingsplan, is het advies van de Economische en Sociale Raad, de Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen, de Raad voor het Leefmilieu, de Gewestelijke Mobiliteitscommissie en de Adviesraad voor Huisvesting vereist overeenkomstig het eerste lid. »; 3° in § 4, worden de woorden « het ontwerpplan, vergezeld van het milieueffectenrapport » vervangen door de woorden « de documenten bedoeld in § 2, eerste lid »;4° paragraaf 5 wordt als volgt vervangen : a) in het eerste lid, worden de woorden « wordt het ontwerpplan, samen met het milieueffectenrapport en de eventuele informatie over de grensoverschrijdende effecten » vervangen door de woorden « worden de documenten bedoeld in § 2, eerste lid »;b) in het tweede lid, 3°, worden de woorden « artikel 49, tweede, vierde en vijfde lid » vervangen door de woorden « artikel 49, derde en vierde lid ».

Art. 50.Artikel 49 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, worden de woorden « Het ontwerpplan, in voorkomend geval vergezeld van het milieueffectenrapport, wordt » vervangen door de woorden « De documenten bedoeld in artikel 48, § 2, eerste lid, worden » en de woorden « twintig dagen » worden vervangen door de woorden « vijftien dagen »;2° in het derde lid, worden de woorden « brengt haar advies uit binnen de zestig dagen na ontvangst van de onder het eerste lid bedoelde documenten » vervangen door de woorden « deelt haar advies mee binnen de zestig dagen na de afsluiting van het openbaar onderzoek ».De tweede zin wordt vervangen door de zin : « Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet zonder dat enig advies dat na de termijn werd uitgebracht nog in aanmerking moet worden genomen. »; 3° het vierde lid wordt als volgt gewijzigd : a) in de eerste zin, worden de woorden « of van de verordenende bepalingen van een richtplan van aanleg » ingevoegd na de woorden « gewestelijk bestemmingsplan »;b) de derde zin wordt vervangen door : « Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd overgemaakt in aanmerking moet worden genomen.»

Art. 51.Artikel 50 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid, wordt de verwijzing naar « artikel 49, tweede, vierde en vijfde lid » vervangen door de woorden « artikel 49, derde en vierde lid » en worden de woorden « en, in voorkomend geval », vervangen door de woorden « of, in voorkomend geval »;b) in het derde lid, worden de woorden « wordt overgegaan tot een nieuw onderzoek overeenkomstig de in artikel 48 voorziene vormen en termijnen » vervangen door de woorden « wordt het gewijzigde ontwerp opnieuw onderworpen aan de onderzoekshandelingen, overeenkomstig artikel 48.Bovendien, wanneer het ontwerpplan was vrijgesteld van het milieueffectenrapport overeenkomstig artikel 44 : - zijn de wijzigingen hetzij van dien aard dat ze noemenswaardige gevolgen kunnen hebben voor het leefmilieu en moet het gewijzigde ontwerp worden onderworpen aan een milieueffectenrapport; - zijn de wijzigingen hetzij niet van dien aard dat ze noemenswaardige gevolgen kunnen hebben voor het leefmilieu, en moet de beslissing van de gemeenteraad houdende definitieve goedkeuring van het plan dit ontbreken van noemenswaardige gevolgen uitdrukkelijk met redenen omkleden. »; c) het vierde lid wordt als volgt vervangen : « De beslissing van de gemeenteraad houdende definitieve goedkeuring van het plan is, in haar motivering, de samenvatting van hoe de milieuoverwegingen in het plan geïntegreerd werden en hoe het milieueffectenrapport, wanneer het vereist is, en de adviezen, bezwaren en opmerkingen die werden uitgebracht tijdens de procedure in overweging werden genomen, evenals de redenen die geleid hebben tot de keuze van het plan zoals het werd goedgekeurd, rekening houdend met de overwogen andere redelijke oplossingen.Wanneer het bijzonder bestemmingsplan niet aan een milieueffectenrapport onderworpen werd, neemt de beslissing van de gemeenteraad houdende definitieve goedkeuring van het plan de met redenen omklede beslissing van het Brussels Instituut voor Milieubeheer over die is bedoeld in artikel 44. »;2° paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt als volgt vervangen : « § 2.Onverminderd de toepassing van § 2/1, wordt het bijzonder bestemmingsplan goedgekeurd door de Regering. Deze weigert haar goedkeuring wanneer het plan niet verenigbaar is met een ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan of met de bepalingen die verordenend zullen worden in een ontwerp van richtplan van aanleg. De Regering kan de goedkeuring onderwerpen aan de goedkeuring van een onteigeningsplan of van een voorkoopperimeter. »; b) het vijfde lid wordt als volgt vervangen : « het plan treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking.Het volledige plan, in voorkomend geval vergezeld van het milieueffectenrapport : - wordt ter beschikking van het publiek gesteld op het internet en in het gemeentehuis van de betrokken gemeenten, en dit binnen de drie dagen na de bekendmaking ervan; - wordt overgemaakt aan de in de procedure geraadpleegde instanties en besturen. ». 3° er wordt een nieuwe § 2/1 ingevoegd die als volgt luidt : « § 2/1.De Regering kan, binnen de termijnen voorzien in § 2, tweede en derde lid, de gemeente opleggen om wijzigingen aan te brengen in het ontwerp van opmaak van het plan.

In dat geval, voor zover de wijzigingen niet het voorwerp van het ontwerp aantasten, van bijkomstig belang zijn en tegemoetkomen aan de bezwaren die het ontwerp opriep, of wanneer ze de in artikel 64/1 bedoelde afwijkingen van het ontwerp willen opheffen, kan de Regering haar goedkeuring verlenen vanaf de ontvangst van de wijzigingen.

Vanaf de ontvangst van de wijzigingen bedoeld in het vorige lid, begint een nieuwe termijn te lopen overeenkomstig de voorschriften van § 2, tweede lid en volgende.

Wanneer de door de Regering opgelegde wijzigingen in strijd zijn met de in het tweede lid bedoelde voorwaarden, wordt het gewijzigde ontwerp opnieuw onderworpen aan de onderzoekshandelingen overeenkomstig artikel 48. Bovendien, wanneer het ontwerpplan was vrijgesteld van het milieueffectenrapport overeenkomstig artikel 44, vraagt de Regering het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bij de verzending van haar beslissing aan het college van burgemeester en schepenen, of het gewijzigde ontwerp al dan niet moet worden onderworpen aan een milieueffectenrapport. Het Instituut maakt zijn beslissing aan het college van burgemeester en schepenen en aan de Regering over binnen vijftien dagen na de ontvangst van de vraag van de Regering. Bij ontstentenis moet het gewijzigde ontwerp worden onderworpen aan een milieueffectenrapport. »

Art. 52.Na artikel 50 van het Wetboek, wordt een nieuwe afdeling toegevoegd, getiteld : « Afdeling IIIbis - Initiatief van de burgers », die enkel artikel 51 van het Wetboek bevat.

Art. 53.In artikel 51, tweede lid, 1° van het Wetboek, worden de woorden « perimeter van het voorgestelde plan » vervangen door de woorden « betreffende perimeter ».

Art. 54.Artikel 52 van het Wetboek en afdeling IV, « Wijzigingsprocedure », worden opgeheven.

Art. 55.Afdeling V van het Wetboek, « Opmaak en wijziging op initiatief van de Regering », en de artikelen 53 tot 57 daarvan worden opgeheven.

Art. 56.Na het opgeheven artikel 57 van het Wetboek wordt een nieuwe afdeling gecreëerd, getiteld : « Afdeling Vbis. - Wijzigings- en opheffingsprocedures ». Deze afdeling bevat enkel artikel 57/1, dat als volgt luidt : «

Art. 57/1.Onder voorbehoud van de bepalingen van afdeling VI, zijn de bepalingen van de afdelingen III en IIIbis inzake de opmaak van het bijzonder bestemmingsplan van toepassing op de wijziging en de opheffing ervan. ».

Art. 57.Afdeling VI van het Wetboek, « Opheffingsprocedure », wordt hernoemd tot « Bijzondere opheffingsprocedures ».

Art. 58.De artikelen 58 tot 61 van het Wetboek worden opgeheven.

Art. 59.Artikel 62 van het Wetboek wordt gewijzigd als volgt : 1° paragraaf 1 wordt gewijzigd als volgt : a) het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De gemeenteraad kan, hetzij uit eigen beweging, hetzij in de gevallen die zijn voorzien in afdeling IIIbis, de impliciete opheffingen vaststellen van de woordelijke en grafische bepalingen van een bijzonder bestemmingsplan, indien die niet in overeenstemming zijn met het gewestelijk bestemmingsplan of met de verordenende bepalingen van een richtplan van aanleg.»; b) het tweede lid wordt geschrapt;c) in het derde lid worden de woorden « drie maanden » vervangen door de woorden « zestig dagen ».2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 60.Artikel 63 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid, worden de woorden « waarin de milieueffecten van deze opheffing werden beoordeeld » ingevoegd na « een gemeentelijk ontwikkelingsplan »;b) in het tweede lid, worden de woorden « drie maanden » vervangen door de woorden « zestig dagen »;2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 61.Artikel 64 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° tussen de twee bestaande leden wordt een nieuw tweede lid ingevoegd luidend als volgt : « Het kan : - een verkavelingsvergunning wijzigen of opheffen; - de verdelingen van een goed die overeenstemmen met het gedetailleerde perceelplan waarin het voorziet, vrijstellen van een verkavelingsvergunning. »; 2° het bestaande tweede lid wordt het derde lid.

Art. 62.Na artikel 64 van het Wetboek wordt een nieuw artikel 64/1 ingevoegd, dat als volgt luidt : «

Art. 64/1.Het bijzonder bestemmingsplan mag afwijken van het vigerende gewestelijk bestemmingsplan en van de verordenende bepalingen van het vigerende richtplan van aanleg, mits behoorlijk met redenen omkleed en onder de volgende voorwaarden : 1° er mag geen afbreuk worden gedaan aan de wezenlijke elementen van het gewestelijk bestemmingsplan of richtplan van aanleg, noch aan de bepalingen van deze plannen die de aan de bijzondere bestemmingsplannen aan te brengen wijzigingen aanduiden;2° de afwijking moet gegrond zijn op economische, sociale, culturele of milieubehoeften die niet bestonden op het ogenblik dat het gewestelijk bestemmingsplan of het richtplan van aanleg werd goedgekeurd;3° er moet worden aangetoond dat de nieuwe bestemming beantwoordt aan de bestaande feitelijke mogelijkheden van aanleg. In een dergelijk geval houden de bepalingen van het gewestelijk bestemmingsplan of van het richtplan van aanleg waarvan wordt afgeweken, op te gelden. ».

Art. 63.De artikelen 66 en 67 van het Wetboek worden opgeheven.

Art. 64.In artikel 68, eerste lid van het Wetboek, worden de woorden « om de drie jaar » geschrapt en de woorden « binnen de termijn die bepaald is bij artikel 39 of, bij ontstentenis van een goedgekeurd gemeentelijk ontwikkelingsplan, om de vijf jaar vanaf 1 januari 2018, » ingevoegd na « aan de gemeenteraad ».

Art. 65.Artikel 87 van het Wetboek wordt aangevuld met de volgende leden : « Deze verordeningen kunnen bepalingen bevatten om onder meer te voorzien in : 1° de gezondheid, de instandhouding, de stevigheid en de fraaiheid van de bouwwerken, de installaties en hun omgeving, alsmede hun veiligheid, met name de beveiliging tegen brand en overstroming;2° de thermische en akoestische kwaliteit van de bouwwerken, de energiebesparingen en de energieterugwinning;3° de instandhouding, de gezondheid, de veiligheid, de bruikbaarheid en de fraaiheid van de wegen, de toegangen en de omgeving ervan;4° de aanleg van voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van de gebouwen, met name wat betreft de water-, gas- en elektriciteitsvoorziening, de verwarming, de telecommunicatie en de vuilnisophaling;5° de minimumnormen inzake bewoonbaarheid van de woningen;6° de woonkwaliteit en het gemak van het langzaam verkeer met name door voorkoming van lawaai, stof en rook bij de uitvoering van werken, en door deze werken op bepaalde uren en dagen te verbieden;7° de toegang voor personen met beperkte mobiliteit tot al dan niet bebouwde onroerende goederen of delen ervan toegankelijk voor het publiek, tot installaties en wegen;8° de gebruiksveiligheid van een voor het publiek toegankelijk goed;9° het behoud en de herwaardering van het erfgoed, onverminderd de bepalingen van titel V van dit Wetboek. Deze verordeningen kunnen met name betrekking hebben op de bouwwerken en installaties boven en onder de grond, op de uithangborden en de reclame-inrichtingen, de antennes, de leidingen, de afsluitingen, de opslagplaatsen, de onbebouwde terreinen, de beplantingen, de wijzigingen van het reliëf van de bodem, en de inrichting van ruimten ten behoeve van het verkeer en het parkeren van voertuigen buiten de openbare weg.

Ze mogen niet afwijken van de opgelegde voorschriften inzake de grote wegen. ».

Art. 66.In het Wetboek, wordt een nieuw artikel 87/1 ingevoegd, dat als volgt luidt : « Art.87/1. Met voorbehoud van de bijzondere gevallen voorzien in dit Wetboek, moeten de uitwerking, de wijziging en de opheffing van de stedenbouwkundige verordeningen bedoeld in artikel 87 het voorwerp uitmaken van een milieueffectenrapport.

Het milieueffectenrapport, waarvan de Regering de structuur vastlegt, bevat de informatie die wordt opgesomd in bijlage C bij dit Wetboek, rekening houdend met de informatie die redelijkerwijze gevraagd kan worden, met de bestaande kennis en beoordelingsmethoden, met de nauwkeurigheidsgraad van de verordening, en met het feit dat bepaalde aspecten ervan geïntegreerd moeten kunnen worden op een ander planologisch niveau of verordenend niveau of op het niveau van de latere vergunningsaanvragen, waar het verkieslijk kan zijn de beoordeling te maken om een herhaling ervan te vermijden.

Het milieueffectenrapport houdt rekening met de resultaten die verkregen zijn bij eerder uitgevoerde relevante milieubeoordelingen. ».

Art. 67.Artikel 88 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 88.De Regering keurt een stedenbouwkundige verordening goed die van toepassing is op het hele gewestelijke grondgebied. Deze verordening is de « gewestelijke stedenbouwkundige verordening ».

Bovendien kan zij stedenbouwkundige verordeningen goedkeuren die van toepassing zijn op een deel van het gewestelijke grondgebied. Deze verordeningen zijn « zonale gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen ». ».

Art. 68.De artikelen 89 en 90 van het Wetboek worden opgeheven en tussen beide worden er nieuwe artikelen 89/1 tot 89/5 ingevoegd die luiden als volgt : «

Art. 89/1.§ 1. De Regering maakt het ontwerp van gewestelijke verordening op alsook, onder voorbehoud van § 2, het milieueffectenrapport. § 2. Onder voorbehoud van het volgende lid kan de Regering, indien zij op basis van de criteria genoemd in bijlage D van onderhavig Wetboek meent dat de geplande verordening niet van dien aard is dat ze noemenswaardige gevolgen kan hebben voor het leefmilieu, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 89/2 beslissen dat het ontwerp van verordening niet hoeft te worden onderworpen aan een milieueffectenrapport.

Moet wel worden onderworpen aan een milieueffectenrapport, het ontwerp van verordening dat rechtstreeks betrekking heeft op een of meerdere gebieden : - die zijn aangeduid overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, 2009/147 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora; - waarin vestigingen mogen komen die een risico van zware ongevallen inhouden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in de zin van richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van richtlijn 96/82/EG van de Raad.

Art. 89/2.Wanneer de Regering a priori meent, overeenkomstig artikel 89/1, § 2, eerste lid, dat het ontwerp van gewestelijke verordening niet van dien aard is dat het noemenswaardige gevolgen kan hebben voor het leefmilieu, vraagt zij het advies van de Gewestelijke Commissie en van het Brussels Instituut voor Milieubeheer over het ontbreken van aanzienlijke effecten van het ontwerp van verordening.

Ter staving van de adviesaanvraag wordt een dossier bijgevoegd dat minstens de memorie van toelichting bevat, alsook de richtlijnen van het ontwerp en de elementen van de bestaande toestand die het project wil wijzigen.

De adviezen worden binnen dertig dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag naar de Regering gestuurd. Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht, in aanmerking moet worden genomen.

In het licht van de uitgebrachte adviezen, bepaalt de Regering in een met redenen omklede beslissing of de geplande verordening al dan niet moet worden onderworpen aan een milieueffectenrapport.

Art. 89/3.§ 1. De Regering onderwerpt het ontwerp van gewestelijke verordening en het milieueffectenrapport of, in voorkomend geval, de documenten, adviezen en beslissing bedoeld in artikel 89/2 gelijktijdig aan de in het tweede lid bedoelde adviezen en aan het openbaar onderzoek.

De door de Regering gevraagde adviezen worden haar bezorgd binnen de hierna volgende termijn, bij ontstentenis waarvan de procedure wordt voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen : - zestig dagen voor het Brussels Instituut voor Milieubeheer, de Economische en Sociale Raad, de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, de Raad voor het Leefmilieu, de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, de Adviesraad voor Huisvesting en de andere raadgevende instanties waarvan de Regering de lijst kan opstellen; - vijfenzeventig dagen voor de gemeenteraden.

Het openbaar onderzoek duurt dertig dagen. Het voorwerp en de begin- en de einddatum worden aangekondigd, volgens de modaliteiten die zijn vastgesteld door de Regering : - door aanplakbiljetten in elke gemeente van het Gewest die betrokken is bij het ontwerp van verordening; - door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in verschillende Nederlandstalige en Franstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid; - op de website van het Gewest; - wanneer het ontwerp van verordening betrekking heeft op het hele gewestelijke grondgebied, door een mededeling op radio.

Het ontwerp van verordening en het milieueffectenrapport of, in voorkomend geval, de documenten, adviezen en beslissing bedoeld in artikel 89/2, worden tijdens de duur van het onderzoek ter inzage van de bevolking neergelegd in het gemeentehuis van elke gemeente van het Gewest die betrokken is bij het ontwerp van verordening. Ze worden ook ter beschikking gesteld op het internet.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de indiening en verzending, binnen de termijn van het onderzoek, van de bezwaren en opmerkingen, overeenkomstig de principes die zijn vastgesteld in artikel 6. § 2. De Regering legt aan de Gewestelijke Commissie het ontwerp van gewestelijke verordening en het milieueffectenrapport voor, of in voorkomend geval, de documenten, de adviezen en de beslissing bedoeld in artikel 89/2, samen met de adviezen en bezwaren en de opmerkingen bedoeld in § 1.

Binnen negentig dagen na ontvangst van het volledige dossier, geeft de Gewestelijke Commissie haar advies aan de Regering, bij ontstentenis waarvan de procedure wordt voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen.

Minstens de helft van de termijn van negentig dagen bevindt zich buiten de schoolvakantieperiodes. In de veronderstelling dat de Gewestelijke Commissie op het moment dat ze haar advies moet geven, niet meer geldig samengesteld is omdat haar leden niet zijn benoemd binnen de in artikel 7 voorgeschreven termijn, begint de termijn van negentig dagen te lopen vanaf de datum waarop haar leden benoemd zijn.

De Regering bezorgt het Brussels Hoofdstedelijk Parlement een afschrift van het advies van de Gewestelijke Commissie, samen met een kopie van de adviezen en bezwaren en opmerkingen gemaakt binnen vijftien dagen vanaf ontvangst van het advies door de Gewestelijke Commissie. § 3. Indien het ontwerp van gewestelijke verordening van dien aard is dat het noemenswaardige gevolgen kan hebben voor het leefmilieu van een ander Gewest, een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat-medeondertekenaar van het Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, worden het ontwerp van verordening en het milieueffectenrapport bezorgd aan de bevoegde autoriteiten van dit ander Gewest, deze andere lidstaat van de Europese Unie of deze andere staat-medeondertekenaar van het Verdrag van Espoo.

De Regering bepaalt : 1° de instanties die belast zijn met het bezorgen van de documenten aan de in voorgaand lid bedoelde autoriteiten;2° de modaliteiten volgens welke de bevoegde autoriteiten van het Gewest of de staat die kunnen worden getroffen, mogen deelnemen aan de beoordeling van de milieueffecten;3° de modaliteiten volgens welke het ontwerp, de adviezen van besturen en instanties bedoeld in de §§ 1 en 2 worden meegedeeld aan de in het voorgaande lid bedoelde autoriteiten.

Art. 89/4.Na kennis te hebben genomen van de resultaten van het onderzoek en van de uitgebrachte adviezen, kan de Regering binnen zestig dagen na de ontvangst van het advies van de Gewestelijke Commissie of de vervaldag van de termijn die haar was toebedeeld om dit advies uit te brengen, hetzij de gewestelijke verordening definitief goedkeuren, hetzij beslissen om ze te wijzigen.

In het eerste geval omkleedt zij haar beslissing met redenen op elk punt waarop zij afwijkt van de adviezen of bezwaren en opmerkingen die werden uitgebracht tijdens het onderzoek.

In het tweede geval, behalve wanneer de wijzigingen van ondergeschikt belang zijn en niet van dien aard dat ze noemenswaardige gevolgen kunnen hebben voor het leefmilieu, wordt het gewijzigde ontwerp opnieuw voorgelegd aan de onderzoekshandelingen, overeenkomstig artikel 89/3.

Het besluit houdende definitieve goedkeuring van de gewestelijke verordening is, in zijn motivering, de samenvatting van : - de manier waarop de milieuoverwegingen in de verordening geïntegreerd werden; - de manier waarop het milieueffectenrapport, wanneer dit vereist is, alsook de tijdens de procedure uitgebrachte adviezen, bezwaren en opmerkingen in overweging werden genomen; - de redenen die hebben geleid tot de keuze van de verordening zoals ze werd goedgekeurd, rekening houdend met de overwogen andere redelijke oplossingen.

Wanneer de gewestelijke verordening niet werd onderworpen aan een milieueffectenrapport, neemt het besluit houdende definitieve goedkeuring van de verordening de in artikel 89/2 bedoelde met redenen omklede beslissing over.

Art. 89/5.Het besluit van de Regering houdende definitieve goedkeuring van de gewestelijke verordening, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, dat tegelijk ook het advies van de Gewestelijke Commissie publiceert.

De verordening treedt in werking vijftien dagen na haar bekendmaking.

De volledige gewestelijke verordening, in voorkomend geval vergezeld van het milieueffectenrapport : - wordt ter beschikking gesteld van het publiek op de website van het Gewest en in het gemeentehuis van de betrokken gemeenten, en dit binnen drie dagen na deze bekendmaking; - wordt bezorgd aan de in de procedure geraadpleegde instanties en besturen. ».

Art. 69.Artikel 91 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 91.De gemeenteraad kan gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen vaststellen voor : - het hele gemeentelijke grondgebied op voorwaarde dat ze betrekking hebben op een materie die niet wordt geregeld op gewestelijk niveau of de gewestelijke verordeningen aanvullen voor aspecten die ze niet behandelen. Deze verordeningen zijn « specifieke gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen »; - een deel van het gemeentelijke grondgebied. Deze verordeningen zijn « zonale gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen ». ».

Art. 70.Artikel 92 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 92.« De bepalingen betreffende de uitwerking van de bijzondere bestemmingsplannen zijn van toepassing op de uitwerking van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen, met uitzondering van : - artikel 41; - de artikelen 44, 46 en 48 in die zin dat zij de tussenkomst vereisen van het bestuur belast met territoriale planning; deze opdrachten worden uitgevoerd door het bestuur belast met stedenbouw. ».

Art. 71.Artikel 93 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het tweede lid, worden de woorden « drie maanden » vervangen door de woorden « zestig dagen »;2° het vierde lid wordt vervangen door de nieuwe vierde en vijfde leden die als volgt luiden : « Onverminderd de andere vigerende wijzen van bekendmaking, wordt het besluit houdende goedkeuring van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt op initiatief van de meest gerede betrokken partij.Bij ontstentenis van goedkeuringsbesluit, wordt een advies tot vaststelling van de goedkeuring van de verordening bekendgemaakt. De gemeentelijke stedenbouwkundige verordening treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking.

De gemeentelijke stedenbouwkundige verordening, desgevallend vergezeld van het milieueffectenrapport, wordt ter beschikking van de bevolking gesteld op het internet en in het gemeentehuis, en dit binnen drie dagen na de voormelde bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. ».

Art. 72.Artikel 94 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° de woorden « of door een verkavelingsvergunning » worden ingevoegd na de woorden « door een overeenkomstig titel II opgemaakt plan » 2° de woorden « of van deze verkavelingsvergunning » worden ingevoegd na de woorden « van deze plannen ».

Art. 73.Artikel 95 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 95.§ 1. De gewestelijke stedenbouwkundige verordening en de zonale gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen heffen de niet-conforme bepalingen van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen op.

Wanneer de gewestelijke stedenbouwkundige verordening of een zonale gewestelijke stedenbouwkundige verordening in werking treedt, past de gemeenteraad op eigen initiatief de gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen aan de nieuwe gewestelijke verordening aan. § 2. Een zonale gemeentelijke verordening mag afwijken van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening, mits behoorlijk met redenen omkleed en onder de volgende voorwaarden : 1° er mag geen afbreuk worden gedaan aan de wezenlijke elementen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening;2° de afwijking moet gegrond zijn op behoeften die niet bestonden op het ogenblik dat de gewestelijke stedenbouwkundige verordening werd goedgekeurd.».

Art. 74.In het opschrift van hoofdstuk IV van het Wetboek, « Wijziging van de gewestelijke en gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen », worden de woorden « en opheffing » ingevoegd na « wijziging ».

Art. 75.In artikel 97 van het Wetboek, worden de woorden « en de opheffing ervan » ingevoegd na « wijziging ».

Art. 76.De volgende opschriften van het Wetboek worden als volgt gewijzigd : 1° in titel IV, worden de woorden « , attest en verklaring » vervangen door « en attesten »;2° tussen de nieuwe titel IV, « Vergunning en attesten » en het huidige hoofdstuk I, « Stedenbouwkundige vergunning », wordt een nieuw hoofdstuk I ingevoegd met als titel « Verschillende soorten vergunningen ».

Art. 77.In het huidige « Hoofdstuk I. - Stedenbouwkundige vergunning » van het Wetboek, worden de volgende opschriften als volgt gewijzigd : 1° in het opschrift van het hoofdstuk worden de woorden « Hoofdstuk I » vervangen door de woorden « Afdeling I »;2° in de opschriften van de vijf afdelingen van het hoofdstuk, wordt het woord « Afdeling » vervangen door « Onderafdeling ».

Art. 78.Artikel 98 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : a) in de eerste zin wordt het woord « stedenbouwkundige » ingevoegd tussen de woorden « uitdrukkelijke » en « vergunning » en de woorden « van het college van burgemeester en schepenen » worden vervangen door « die is afgeleverd overeenkomstig de bepalingen van onderhavig Wetboek »;b) er wordt een nieuw punt 2° /1 ingevoegd, dat als volgt luidt : « 2° /1 « aanleg of het profiel van een weg wijzigen;» c) 5° wordt als volgt vervangen : « 5° wijzigen, zelfs als deze wijziging geen werken vereist, voor het geheel of een deel van een bebouwd of onbebouwd goed, van : a) de bestemming ervan, d.w.z. de functie waarvoor het goed moet worden gebruikt volgens de bouwvergunning of de stedenbouwkundige vergunning die erop betrekking heeft. Bij ontstentenis van een vergunning of inlichtingen dienaangaande in de vergunning, is de bestemming die welke aan het goed werd gegeven door de plannen waaraan titel II van het Wetboek verordenende waarde toekent; b) het gebruik ervan, in de gevallen waarvan de Regering de lijst heeft opgesteld teneinde de verenigbaarheid van het geplande gebruik met de omgeving te controleren.Het gebruik betreft, binnen de bestemming bedoeld in het vorige punt, de welbepaalde activiteit die wordt uitgevoerd in of op het goed. Bij ontstentenis van inlichtingen dienaangaande in de vergunning, wordt het eerste gebruik beschouwd als een wijziging van het gebruik. »; d) 8° wordt als volgt vervangen : « 8° hoogstammige bomen vellen, verplaatsen of ze onderwerpen aan elke ingreep die de overleving van de bomen in het gedrang kan brengen.De Regering bepaalt wat in de zin van deze bepaling moet worden verstaan onder « hoogstammige boom; » e) er wordt een nieuw 8° /1 ingevoegd, dat als volgt luidt : « 8° /1 het silhouet wijzigen van een boom die is ingeschreven op de bewaarlijst bedoeld in artikel 207;» f) 13° wordt geschrapt;2° paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden « of ontbrekende relevantie van dit vereiste voor de in overweging genomen handelingen en werken » ingevoegd tussen de woorden « geringe omvang » en « geen vergunning vereist is »;b) de leden 2 tot 5 worden opgeheven;3° in § 2/1 worden de woorden « of ontbrekende relevantie van deze vereiste voor de in overweging genomen handelingen en werken » ingevoegd tussen de woorden « gering stedenbouwkundig en/of patrimoniaal belang » en « geen vergunning is vereist ».

Art. 79.Artikel 99 van het Wetboek wordt verplaatst en wordt het nieuwe artikel 281/1.

Art. 80.Artikel 100 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° § 1, laatste lid, wordt als volgt gewijzigd : a) de woorden « Als de vergunning op grond van artikel 175, 3°, 6° en 7° wordt verstrekt, beslist » worden geschrapt en het woord « het » dat erop volgt krijgt een hoofdletter;b) het woord « beslist » wordt vervangen door de woorden « kan voorstellen doen »;c) de woorden « Die beslissing » worden vervangen door de woorden « Dat voorstel »;d) de woorden « artikel 177, § 1 » worden vervangen door « artikel 177, § 2, eerste lid, 5° ;2° in § 2, wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, dat als volgt luidt : « Indien stedenbouwkundige lasten worden opgelegd bij de afgifte van een volledig of gedeeltelijk onuitgevoerde verkavelings- of stedenbouwkundige vergunning, bepaalt de Regering hoe en binnen welke termijn deze lasten in aanmerking worden genomen voor de berekening van de stedenbouwkundige lasten die verschuldigd zijn op eenzelfde gebouw bij de afgifte van latere stedenbouwkundige vergunningen.».

Art. 81.Artikel 101 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 101.§ 1. Onder voorbehoud van de in § 3 bedoelde hypothesen, vervalt de vergunning indien de vergunninghouder, binnen drie jaar na afgifte, niet duidelijk met de verwezenlijking van de vergunning van start is gegaan of wanneer hij in de bij artikel 98, § 1, 1°, 2° en 4° bedoelde gevallen niet met de ruwbouw is begonnen of indien hij in voorkomend geval de bij toepassing van artikel 100 opgelegde lasten niet heeft uitgevoerd.

Bij onderbreking van de werken gedurende meer dan een jaar, vervalt de vergunning eveneens. In deze hypothese heeft het verval betrekking op : - het niet uitgevoerde deel van de vergunning, indien het uitgevoerde deel binnen de vergunning kan worden beschouwd als een autonoom element dat als dusdanig werd beoordeeld en toegelaten door de vergunnende overheid. - de volledige vergunning, in het andere geval.

Het verval van de vergunning geschiedt van rechtswege. § 2. Op verzoek van de vergunninghouder, kunnen de termijnen bedoeld in § 1 worden verlengd voor een periode van een jaar, wanneer de aanvrager aantoont dat hetzij hij zijn vergunning niet heeft kunnen aanwenden, hetzij hij de werken heeft moeten onderbreken door een geval van overmacht of door de noodzaak om een of meerdere overheidsopdrachten af te sluiten.

De aanvraag tot verlenging moet, op straffe van verval, minstens twee maanden vóór het verstrijken van de vervaltermijn gebeuren.

Het college van burgemeester en schepenen spreekt zich over de aanvraag tot verlenging uit wanneer het de vergunning heeft uitgereikt. In de andere gevallen spreekt de gemachtigde ambtenaar zich uit over de aanvraag tot verlenging.

Bij ontstentenis van een beslissing van de bevoegde overheid na het verstrijken van de vervaltermijn, wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd.

De beslissing tot weigering van de verlenging kan geen voorwerp zijn van een beroep bij de Regering. § 3. In afwijking van § 1, kan voor de vergunningen die betrekking hebben op gebieden van groene ruimten of die zijn bedoeld in artikel 123/2, § 1, 1° tot 3°, waar terugkerende handelingen en werken zijn toegelaten of die kaderen in een beheersprogramma van het geheel van het betrokken goed, de vervaltermijn worden vastgesteld op tien jaar voor de betrokken handelingen en werken. In deze hypothese heeft de onderbreking van de handelingen en werken gedurende meer dan een jaar niet het verval van de vergunning tot gevolg en is § 2 niet van toepassing. § 4. In alle gevallen waarin, met toepassing van onderhavig Wetboek, de stedenbouwkundige vergunning wordt opgeschort, wordt ook de vervaltermijn ervan opgeschort, en dit voor de volledige opschortingsduur van de vergunning. § 5. Indien handelingen of werken voor bodemsanering moeten worden uitgevoerd vóór de uitvoering van een stedenbouwkundige vergunning, worden de vergunning en haar vervaltermijn opgeschort tot het Brussels Instituut voor Milieubeheer heeft vastgesteld dat deze voorafgaande handelingen of werken naar behoren werden uitgevoerd. § 6. Wanneer een beroep tot nietigverklaring van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend bij de afdeling administratieve geschillen van de Raad van State, wordt de vervaltermijn van de vergunning van rechtswege opgeschort, van de indiening van het verzoek tot de kennisgeving van de uiteindelijke beslissing. Indien de houder van de betwiste vergunning niet de hoedanigheid van partij bij het proces heeft, stelt de overheid die de vergunning heeft uitgereikt de houder ervan in kennis van het einde van de opschortingsperiode van de vervaltermijn.

De vervaltermijn van de stedenbouwkundige vergunning wordt eveneens van rechtswege opgeschort wanneer een aanvraag tot onderbreking van de vergunde handelingen en werken hangende is voor een rechtscollege van de rechterlijke orde, van de indiening van de inleidende akte tot de kennisgeving van de beslissing. § 7. In het geval van een gemengd project, in de zin van artikel 176/1, worden de stedenbouwkundige vergunning en de vervaltermijn ervan opgeschort zolang er geen definitieve milieuvergunning werd verkregen.

De definitieve weigering van de milieuvergunning houdt van rechtswege de nietigheid van de stedenbouwkundige vergunning in.

Voor de toepassing van dit Wetboek is een beslissing definitief wanneer alle openstaande administratieve beroepen tegen deze beslissing door dit Wetboek of door de ordonnantie betreffende de milieuvergunning uitgeput zijn of de termijnen om deze in te stellen verstreken zijn.

Wanneer een beroep tot nietigverklaring van de milieuvergunning wordt ingediend bij de afdeling administratieve geschillen van de Raad van State, wordt de vervaltermijn van de vergunning van rechtswege opgeschort, van de indiening van het verzoek tot de kennisgeving van de uiteindelijke beslissing. Indien de houder van de betwiste vergunning niet de hoedanigheid van partij bij het proces heeft, stelt de overheid die de vergunning heeft uitgereikt de houder ervan in kennis van het einde van de opschortingsperiode van de vervaltermijn.

De vervaltermijn van de stedenbouwkundige vergunning wordt eveneens van rechtswege opgeschort wanneer een aanvraag tot verbod van uitvoering van de milieuvergunning hangende is voor een rechtscollege van de rechterlijke orde, van de indiening van de inleidende akte tot de kennisgeving van de beslissing. § 8. Deze bepaling is niet van toepassing op de stedenbouwkundige vergunningen indien en in de mate dat zij handelingen en werken vergunnen die zijn bedoeld om een einde te maken aan een inbreuk bedoeld in artikel 300. ».

Art. 82.In het Wetboek, wordt een nieuw artikel 101/1 toegevoegd, dat als volgt luidt : «

Art. 101/1.In afwijking van artikel 101, wanneer de uitvoering van handelingen en werken en, in voorkomend geval, van stedenbouwkundige lasten is voorzien in fasen, overeenkomstig artikel 192, bepaalt de vergunning, voor elke fase buiten de eerste, het tijdstip waarop de in artikel 101, § 1 bedoelde vervaltermijn ingaat. De tijdspanne tussen het beginpunt van twee opeenvolgende fasen mag niet meer bedragen dan drie jaar.

De vervaltermijn voor elke fase kan het voorwerp uitmaken van een verlenging volgens de modaliteiten vermeld in artikel 101, § 2. ».

Art. 83.Artikel 102/1 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, wordt het woord « de » vervangen door de woorden « Overeenkomstig de bepalingen van deze titel en onder voorbehoud van de bepalingen van dit artikel, kan » en wordt na de woorden « stedenbouwkundige vergunning » het woord « kan » geschrapt;2° § 2 wordt als volgt vervangen : « § 2.De aanvraag tot wijziging wordt ingediend bij de overheid die de oorspronkelijke stedenbouwkundige vergunning heeft uitgereikt, behalve in de volgende hypothesen : - wanneer zich een van de in artikel 123/2 voorziene hypothesen voordoet; - wanneer deze vergunning in beroep werd uitgereikt door de Regering, wordt de aanvraag tot wijziging ingediend bij de gemachtigde ambtenaar. ».

Art. 84.In het huidige « Hoofdstuk II. - Verkavelingsvergunning » van het Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht in de opschriften : 1° in het opschrift van het hoofdstuk, wordt « Hoofdstuk » vervangen door « Afdeling »;2° in de opschriften van de vijf afdelingen die het hoofdstuk samenstellen, wordt het woord « Afdeling » vervangen door « Onderafdeling ».

Art. 85.Artikel 103 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : « Behalve in de veronderstelling dat artikel 30/9, § 1, tweede lid, of artikel 64, tweede lid, tweede streepje, van toepassing is, mag niemand een terrein verkavelen zonder voorafgaande verkavelingsvergunning.

Onder « verkavelen » wordt verstaan het terrein verdelen door er een verkeersweg aan te leggen of te verlengen, die de verbinding maakt met een of meer onbebouwde kavels waarvan er minstens één is bestemd voor bewoning en die er worden aangelegd om ze over te dragen of voor meer dan negen jaar te verhuren. ».

Art. 86.Artikel 104 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, wordt het woord « twintig » vervangen door het woord « dertig »;2° in het tweede lid, worden de woorden « of een stedenbouwkundige verklaring » en « en in artikel 205/1 » geschrapt;3° in het derde lid, worden de woorden « en in artikel 205/1 » en « of de voorafgaande stedenbouwkundige verklaring niet is gedaan » geschrapt.

Art. 87.In het Wetboek, wordt een nieuw artikel 105/1 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 105/1.De verkavelingsvergunning, afgegeven op basis van een aanvraagdossier dat na 1 januari 2018 werd ingediend, geldt als stedenbouwkundige vergunning voor de handelingen en werken met betrekking tot de verkeerswegen.

De vervaltermijn van de verkavelingsvergunning wordt exclusief geregeld door de artikelen 114 tot 117. ».

Art. 88.Artikel 106 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 89.In artikel 108, tweede lid, van het Wetboek, worden de woorden « en in artikel 205/1 » en « of de voorafgaande stedenbouwkundige verklaring niet is gebeurd » geschrapt.

Art. 90.Artikel 109, eerste lid, van het Wetboek wordt als volgt vervangen : « Niemand mag een kavel, begrepen in een verkavelingsvergunning of in een fase ervan, overdragen, voor meer dan negen jaar te huur stellen of verhuren, alvorens de houder van de vergunning hetzij de werken met betrekking tot de verkeerswegen zoals voorzien in de betreffende vergunning of in de betrokken fase daarvan heeft uitgevoerd, hetzij de nodige financiële waarborgen voor de uitvoering ervan heeft verstrekt.

De vervulling van deze formaliteit wordt vastgesteld door een bewijs dat door het college van burgemeester en schepenen afgegeven en per aangetekende brief aan de verkavelaar medegedeeld wordt. Het college van burgemeester en schepenen deelt aan de gemachtigde ambtenaar een afschrift van dat bewijs mede. ».

Art. 91.Artikel 112 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid worden de woorden « Het college van burgemeester en schepenen, » geschrapt en krijgt het woord « de » dat erop volgt, een hoofdletter;b) het tweede lid wordt als volgt gewijzigd : « In deze context wordt de afgifte van de vergunning door de gemachtigde ambtenaar of de Regering afhankelijk gesteld van een verklaring waarbij de aanvrager zich ertoe verbindt, om aan de gemeente over te dragen, kosteloos, vrij en onbelast en zonder kosten voor haar, en met het terrein waarop de volgende voorzieningen worden of zullen worden aangelegd, de eigendom : - van de openbare wegen van de verkaveling, in alle gevallen; - van de openbare groene ruimten, openbare gebouwen en nutsvoorzieningen en woongebouwen; wanneer de opgelegde lasten met toepassing van het eerste lid deze voorzieningen betreffen »; c) het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd : - de woorden « Wanneer de vergunning wordt verstrekt op grond van artikel 175, 3°, 6° en 7°, » worden geschrapt, en de zin luidt als volgt : « Het college van burgemeester en schepenen stelt de bestemming van het in het derde lid genoemde bedrag voor »; - de woorden « Die beslissing wordt opgesteld » worden vervangen door de woorden « Dat voorstel wordt geformuleerd »; - de woorden « artikel 177, § 1 » worden vervangen door de woorden « artikel 177, § 2, eerste lid, 5° »; 2° in § 2, derde lid, worden de woorden « of verkavelingsvergunning » ingevoegd achter de woorden « Ingeval er stedenbouwkundige lasten uitgevoerd zijn naar aanleiding van de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning ».

Art. 92.Artikel 114 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 114.Indien de verkavelingsvergunning de aanleg van nieuwe verkeerswegen, een tracéwijziging, verbreding of opheffing van bestaande verkeerswegen bevat, vervalt de vergunning indien de houder ervan vijf jaar na afgifte ervan de opgelegde handelingen of werken met betrekking tot deze wegen niet heeft uitgevoerd of, in voorkomend geval, de lasten niet heeft uitgevoerd of de opgelegde financiële waarborgen met toepassing van artikel 112 van dit Wetboek niet heeft verstrekt. ».

Art. 93.Artikel 115 van het Wetboek wordt aangevuld met een tweede zin, die als volgt luidt : « De tijdspanne tussen het beginpunt van twee opeenvolgende fasen mag niet meer bedragen dan vijf jaar ».

Art. 94.Artikel 116/1 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 116/1.Wanneer bij de afdeling administratieve geschillen van de Raad van State een beroep tot nietigverklaring wordt ingediend tegen een verkavelingsvergunning, wordt de vervaltermijn van deze vergunning van rechtswege geschorst vanaf de indiening van dit beroep tot de kennisgeving van de uiteindelijke beslissing. Indien de houder van de betwiste vergunning niet de hoedanigheid van partij heeft bij de procedure, stelt de overheid die de vergunning heeft uitgereikt, de houder in kennis van het einde van de schorsingsperiode van de vervaltermijn.

De vervaltermijn van de verkavelingsvergunning wordt eveneens van rechtswege geschorst wanneer een verzoek tot onderbreking van de handelingen en werken die door deze vergunning worden toegestaan met toepassing van artikel 105/1, hangende is voor een rechtscollege van de rechterlijke orde. ».

Art. 95.In het Wetboek, wordt een nieuw artikel 116/2 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 116/2.Indien handelingen of werken voor bodemsanering moeten worden uitgevoerd voor de uitvoering van de handelingen en werken vergund door de verkavelingsvergunning met toepassing van artikel 105/1, worden de vergunning en haar vervaltermijn van rechtswege geschorst tot het Brussels Instituut voor Milieubeheer heeft vastgesteld dat deze voorafgaande handelingen of werken naar behoren werden uitgevoerd. ».

Art. 96.Artikel 117 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het derde lid, worden de woorden « oorspronkelijke of verlengde » geschrapt;2° in het vijfde lid, worden de woorden « met inbegrip van het in artikel 187 bedoelde geval » geschrapt;3° in het zesde lid, worden de woorden « termijn van vijf jaar » vervangen door de woorden « vervaltermijn ».

Art. 97.Artikel 119 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, worden de woorden « en op de intrekking » toegevoegd achter « wijziging ».2° het tweede lid wordt als volgt vervangen : « Alvorens zijn aanvraag in te dienen, stuurt de eigenaar naar alle eigenaars van een kavel die de aanvraag niet medeondertekend hebben, een aangetekende brief met ontvangstbevestiging, met de kennisgeving van de indiening van zijn aanvraag en beschrijving van de gevraagde wijzigingen.De postbewijzen van afgifte van de aangetekende brieven worden bij het dossier van de aanvraag gevoegd. De eigenaars van kavels die zich verzetten tegen de gevraagde wijziging, kunnen dit schriftelijk melden aan de overheid die de vergunning aflevert, binnen zestig dagen vanaf de datum van afgifte bij de post van de hen toegestuurde aangetekende brief. »; 3° in het derde lid, wordt het lidwoord « De » waarmee de zin begint, vervangen door de woorden « « Indien de verkavelingsvergunning werd afgeleverd vóór de eerste verjaardag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de ordonnantie van [...] 2017 tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen, wordt de ». Na het woord « wijziging », wordt het woord « wordt » geschrapt en de woorden « een vierde » worden vervangen door de woorden « de helft ».

Art. 98.Artikel 120 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 99.In artikel 123 van het Wetboek, wordt het woord « Regering » vervangen door het woord « gemeenteraad », worden de woorden « overeenkomstig artikel 54 » geschrapt en worden de woorden « met redenen omkleed besluit » vervangen door « met redenen omklede verordening ».

Art. 100.Na artikel 123 van het Wetboek, wordt het volgende nieuwe hoofdstuk II ingevoegd : « HOOFDSTUK II. - De vergunnende overheden Afdeling I. - Het college van burgemeester en schepenen

Art. 123/1.Behalve in de veronderstellingen waar het Wetboek deze bevoegdheid overdraagt aan een andere overheid, levert het college van burgemeester en schepenen de stedenbouwkundige vergunning af. Afdeling II. - De gemachtigde ambtenaar

Art. 123/2.§ 1. In de volgende gevallen levert de gemachtigde ambtenaar de stedenbouwkundige vergunning af : 1° wanneer zij volledig of gedeeltelijk wordt aangevraagd door een door de Regering aangewezen publiekrechtelijk rechtspersoon, op voorwaarde dat de handelingen en werken in rechtstreeks verband staan met de uitoefening van zijn opdrachten;2° wanneer zij, in haar totaliteit of voor een gedeelte, betrekking heeft op handelingen en werken van openbaar nut, bepaald door de Regering;3° wanneer zij, in haar totaliteit of voor een gedeelte, betrekking heeft op een goed dat, in zijn totaliteit of voor een gedeelte, ingeschreven is op de bewaarlijst of beschermd is of waarvan de procedure tot inschrijving of bescherming lopend is, of de handelingen en werken al dan niet betrekking hebben op de delen van het goed die staan ingeschreven op de bewaarlijst of beschermd zijn, of die het voorwerp uitmaken van een procedure tot inschrijving of bescherming. In deze veronderstelling wordt de vergunningsaanvraag onderzocht en is ze het voorwerp van een beslissing genomen door de gemachtigde ambtenaar voor het erfgoed, beoogd in artikel 5, lid 1; 4° wanneer zij in totaliteit of voor een gedeelte een in de inventaris opgenomen niet-uitgebate bedrijfsruimte betreft;5° wanneer zij betrekking heeft op handelingen en werken die onderworpen zijn aan de effectenbeoordeling volgens dit Wetboek, of die deel uitmaken van een gemengd project overeenkomstig artikel 176/1; § 2. De gemachtigde ambtenaar levert de verkavelingsvergunning af. § 3. Indien het college van burgemeester en schepenen, dat bevoegd is krachtens artikel 123/1, geen uitspraak doet binnen de aan dat college toegekende termijn, geeft de gemachtigde ambtenaar de vergunning af in uitvoering van artikel 156/1. Afdeling III. - De Regering

Art. 123/3.De Regering is bevoegd om de stedenbouwkundige en de verkavelingsvergunningen af te leveren in beroep. ».

Art. 101.In titel IV, hoofdstuk III van het Wetboek, wordt een artikel 123/4 ingevoegd, luidend : «

Art. 123/4.Voor alle vergunningsaanvragen stelt de regering de middelen vast die de aanvrager in staat stellen om op elk moment de nog lopende onderzoekstermijn te kennen. ».

Art. 102.Onder titel IV van hoofdstuk III van het Wetboek, met als opschrift « Indiening en behandeling van de vergunningsaanvragen en beroepen », wordt een nieuwe afdeling I ingevoegd met het opschrift : « Afdeling I. - Vergunningen afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen ».

Art. 103.In titel IV, hoofdstuk III van het Wetboek, wordt de huidige « Afdeling I - Indiening van de aanvraag » « Onderafdeling I - Indiening en behandeling van de aanvraag ».

Art. 104.Artikel 124 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, worden de vermelding « § 1 » en het tweede lid geschrapt.2° Paragraaf 2 wordt artikel 176/1 en wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : - in 1° worden de woorden « bij de gemachtigde ambtenaar » ingevoegd na het woord « gelijktijdig » en aan het eind van de zin, na de kommapunt, worden de volgende woorden toegevoegd : « na ontvangst van de aanvragen, stuurt de gemachtigde ambtenaar de aanvraag om een milieuattest of om een milieuvergunning door naar het Brussels Instituut voor Milieubeheer;»; - het 3° wordt als volgt vervangen : « elk van de in artikel 177, § 2 bedoelde besturen en instanties die worden geraadpleegd in het kader van de beide aanvragen, brengt een gezamenlijk advies uit over de beide aanvragen; »; - in het 4°, worden aan het einde van de zin, vóór de kommapunt, de volgende woorden toegevoegd : « zodra deze vereiste van toepassing is op minstens een van de beide aanvragen »; - in het 5°, worden de woorden « naargelang het geval » vervangen door de woorden « in voorkomend geval » en worden de woorden « een advies van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, » ingevoegd vóór de woorden « van één effectenverslag ». De woorden « één bestek » worden geschrapt; - in het 7°, worden de woorden « bedoeld in artikel 156 van dit Wetboek » vervangen door de woorden « of van het stedenbouwkundig attest » en worden de woorden « van het volledige dossier » ingevoegd tussen het woord « ontvangstbewijs » en de woorden « of de datum waarop »; - het 8° wordt opgeheven; - er worden nieuwe punten 9° en 10° toegevoegd die als volgt luiden : « 9° wanneer de afleveringstermijn van de milieuvergunning wordt opgeschort in toepassing van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, wordt de afleveringstermijn van de stedenbouwkundige vergunning automatisch opgeschort gedurende dezelfde periode; 10° de aanvragen tot verlenging van de uitvoeringstermijn van de stedenbouwkundige vergunning en van de milieuvergunning, worden ingediend bij de gemachtigde ambtenaar.»; b) in het tweede lid, worden de woorden « de gemeente of » geschrapt.

Art. 105.Artikel 125 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 125.Wanneer het college van burgemeester en schepenen de bevoegde overheid is voor het afleveren van de vergunning, wordt de aanvraag : - ofwel ingediend in het gemeentehuis, waar hiervoor onmiddellijk een indieningsbewijs wordt afgeleverd; - ofwel bij aangetekende brief gericht aan het college van burgemeester en schepenen.

Vooraleer de gemeente een ontvangstbewijs voor de vergunningsaanvraag aflevert, controleert zij : - of de vraag uit hoofde van dit Wetboek onderworpen is aan een effectenbeoordeling; - indien dit niet het geval is, en overeenkomstig de modaliteiten voorzien in artikel 61 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, of het project, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen en projecten, significante gevolgen kan hebben voor een natuurreservaat, een bosreservaat of een Natura 2000-gebied. In dat geval verzoekt zij de aanvrager om de vereiste passende beoordeling uit te voeren. Zij kan in dit verband het advies van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vragen.

Binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van de aanvraag, zendt de gemeente aan de aanvrager bij een aangetekende brief een ontvangstbewijs indien het dossier volledig is. Is dit niet het geval, deelt zij hem op dezelfde wijze mede dat zijn dossier niet volledig is met vermelding van de ontbrekende documenten of inlichtingen; de gemeente geeft het ontvangstbewijs af binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van deze documenten of inlichtingen.

Indien de aanvrager binnen zes maanden na de kennisgeving dat het dossier niet volledig is, geen enkel van de ontbrekende documenten of inlichtingen bezorgd heeft, vervalt de vergunningsaanvraag. Indien de aanvrager een deel van deze documenten meedeelt, zijn de leden 3 en volgende van dit artikel opnieuw van toepassing.

Een kopie van de brief die de gemeente in toepassing van het vierde lid aan de aanvrager zendt, wordt gelijktijdig verzonden naar de gemachtigde ambtenaar. ».

Art. 106.Artikel 126 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 126.§ 1. Gelijktijdig met de verzending van het ontvangstbewijs van het volledige dossier, richt het college van burgemeester en schepenen tot de besturen of instellingen van wie het advies vereist is volgens het Wetboek of zijn toepasselijke besluiten, een adviesaanvraag met als bijlage een afschrift van het volledige aanvraagdossier. § 2. Onder voorbehoud van § 4, moeten de volgende besturen en instanties worden geraadpleegd in de volgende hypothesen : 1° de Dienst Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, in alle gevallen;2° het Brussels Instituut voor Milieubeheer wanneer de aanvraag : a) betrekking heeft op een goed in de nabijheid van een gebied waarin vestigingen kunnen komen die een zwaar risico inhouden voor de personen, goederen of het milieu in de zin van het samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, of in de nabijheid van een dergelijke vestiging, of ook nog betrekking heeft op een dergelijke vestiging;b) werd onderworpen aan een passende beoordeling van haar effecten overeenkomstig de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud. § 3. Onder voorbehoud van het tweede lid wordt, indien het bestuur of de geraadpleegde instelling het gevraagde advies niet binnen dertig dagen na ontvangst van de adviesaanvraag overzendt aan het college van burgemeester en schepenen, de procedure voortgezet zonder dat nog rekening moet worden gehouden met een advies dat buiten die termijn wordt overgezonden.

In afwijking van het eerste lid, kan de vergunning niet worden afgegeven zonder het advies van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp. In dit verband : - bepaalt de Regering in welke gevallen, vanwege de graad van complexiteit van het project op het vlak van brandpreventie, de termijn waarbinnen het advies moet worden verzonden zestig dagen bedraagt; - wordt de procedure, wanneer het advies niet wordt verstuurd binnen de toepasbare termijn, voortgezet en wordt de termijn waarbinnen de vergunnende overheid zich moet uitspreken over de aanvraag verlengd met het aantal dagen vertraging dat de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp heeft opgelopen bij het verzenden van haar advies. § 4. Nadat ze het advies van de betrokken besturen en instellingen heeft ingewonnen, kan de Regering de lijst vaststellen van de handelingen en werken die, wegens hun geringe omvang, of omdat ze niet relevant zijn voor de in beschouwing genomen handelingen en werken, volledig of gedeeltelijk vrijgesteld worden van het in toepassing van dit artikel vereiste advies van besturen of instellingen. § 5. De Regering kan de lijst vaststellen van de handelingen en werken die zijn vrijgesteld van de in artikel 188/7 bedoelde speciale regelen van openbaarmaking vanwege hun geringe omvang of omdat het geheel of een deel van deze regelen niet relevant is voor de beschouwde handelingen en werken. § 6. Wanneer de aanvraag wordt voorgelegd aan het advies van de overlegcommissie, verstuurt het college van burgemeester en schepenen aan de instellingen vertegenwoordigd in de overlegcommissie, gelijktijdig met het ontvangstbewijs van het volledige dossier, een afschrift van het aanvraagdossier. § 7. Wanneer het advies van de overlegcommissie unaniem gunstig is, en gegeven in aanwezigheid van een afgevaardigde van het bestuur belast met stedenbouw, stemt de overlegcommissie in haar advies in voorkomend geval in met de afwijkingen bedoeld in § 11.

Het college van burgemeester en schepenen levert vervolgens de vergunning af op basis van het eensluidend advies van de overlegcommissie. De vergunning neemt de beschikking van het advies van de overlegcommissie over. § 8. Wanneer het advies van de overlegcommissie unaniem ongunstig is, en gegeven in aanwezigheid van een afgevaardigde van het bestuur belast met stedenbouw, weigert het college van burgemeester en schepenen de vergunning. De weigeringsbeslissing neemt de beschikking van het advies van de overlegcommissie over. § 9. Onder voorbehoud van § 4, wanneer er voor het grondgebied waar het goed is gelegen geen geldig bijzonder bestemmingsplan of geen niet-vervallen verkavelingsvergunning bestaat, wordt de aanvraag onderworpen aan het advies van de gemachtigde ambtenaar.

De gemeente maakt aan de gemachtigde ambtenaar, per aangetekende brief of per drager, alle documenten over die zijn aangeduid door de Regering en brengt de aanvrager van deze overdracht op de hoogte binnen de volgende termijn : - wanneer de aanvraag niet is onderworpen aan de speciale regelen van openbaarmaking : tegelijk met de verzending van het ontvangstbewijs van het volledige dossier; - wanneer de aanvraag is onderworpen aan de speciale regelen van openbaarmaking : binnen de tien dagen na het advies van de overlegcommissie of binnen de tien dagen na het verstrijken van de termijn waarbinnen de overlegcommissie haar advies moet uitbrengen of, wanneer dit advies niet vereist is, binnen de tien dagen na de afsluiting van het openbaar onderzoek.

De termijn waarbinnen de gemachtigde ambtenaar zijn advies moet overmaken aan het college van burgemeester en schepenen, bedraagt vijfenveertig dagen vanaf de ontvangst van de in het voorgaande lid bedoelde documenten. Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen. Indien het advies van de gemachtigde ambtenaar wordt betekend binnen deze termijn, kan het college van burgemeester en schepenen de vergunning enkel afleveren met het eensluidende advies van de gemachtigde ambtenaar, daar de vergunning het beschikkende gedeelte moet omvatten van het advies van de gemachtigde ambtenaar.

In afwijking van het voorgaande lid, wanneer de aanvraag is onderworpen aan het advies van de overlegcommissie en als deze een gunstig advies heeft uitgebracht dat echter niet voldoet aan de vereisten van § 7, wordt de gemachtigde ambtenaar geacht om gunstig te staan tegenover de aanvraag indien hij, binnen acht dagen na de ontvangst van de in het tweede lid bedoelde documenten, het college van burgemeester en schepenen niet zijn beslissing heeft gestuurd om zijn met redenen omklede advies uit te brengen binnen de in het voorgaande lid gestelde termijn. § 10. Wanneer de overlegcommissie niet instemt met de afwijkingen, bedoeld in § 11, worden ze toegestaan door de gemachtigde ambtenaar.

De gemachtigde ambtenaar spreekt zich uit over de afwijkingen onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn als deze bedoeld in § 9. Indien geen beslissing wordt genomen binnen de gestelde termijn, worden de afwijkingen als geweigerd beschouwd. § 11. In toepassing van de §§ 7 en 10 kan worden afgeweken mits uitdrukkelijke motivering : 1° van de voorschriften van een bijzonder bestemmingsplan of een verkavelingsvergunning voor zover deze afwijkingen geen afbreuk doen aan de wezenlijke gegevens van het plan of van de vergunning, waaronder de bestemmingen, en de vergunningsaanvraag voorafgaandelijk aan de in artikel 188/7 bedoelde speciale regelen van openbaarmaking werd onderworpen. Een afwijking met betrekking tot de plaatsing of de omvang van de bouwwerken in een gebied kan een afwijking van de bestemming van een aangrenzend gebied met zich meebrengen, in zoverre zij de wezenlijke kenmerken van het aangrenzend gebied niet in gevaar brengt. 2° van de voorschriften van de stedenbouwkundige verordeningen, de bouwverordeningen of de verordeningen betreffende de achteruitbouwstroken voor zover, wanneer de afwijking betrekking heeft op de omvang, de plaatsing en de esthetische aard van de bouwwerken, de vergunningsaanvraag voorafgaandelijk onderworpen werd aan de speciale regelen van openbaarmaking, bedoeld in artikel 188/7.3° van de reglementaire voorschriften van het specifieke gedeelte van het gewestelijk mobiliteitsplan en van de reglementaire voorschriften van de gemeentelijke mobiliteitsplannen, voor zover de vergunningsaanvraag voorafgaandelijk onderworpen werd aan de speciale regelen van openbaarmaking, bedoeld in artikel 188/7.».

Art. 107.Artikel 126/1 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 126/1.§ 1. Voorafgaand aan de beslissing van het college van burgemeester en schepenen kan de aanvrager zijn vergunningsaanvraag wijzigen.

Wanneer de vergunningsaanvraag echter onderworpen is aan de speciale regelen van openbaarmaking bedoeld in artikel 188/7, mag de aanvraag niet worden gewijzigd tussen de ontvangst van het ontvangstbewijs bedoeld in artikel 125, derde lid, en het einde van de speciale maatregelen van openbaarmaking of de vervaldag van hun realisatietermijn bedoeld in artikel 188/8 of 188/9. § 2. De aanvrager verwittigt het college van burgemeester en schepenen bij aangetekende brief van zijn voornemen om zijn vergunningsaanvraag te wijzigen. De in artikel 156 voorziene termijn wordt opgeschort vanaf de datum van verzending van de aangetekende brief. § 3. Binnen een termijn van zes maanden vanaf de kennisgeving aan het college van burgemeester en schepenen, worden de wijzigingen ingediend door de aanvrager.

Na deze termijn, vervalt de vergunningsaanvraag. § 4. De gemeente controleert binnen dertig dagen na ontvangst van de gewijzigde aanvraag of het dossier volledig is en of de gewijzigde aanvraag opnieuw moet worden onderworpen aan de onderzoekshandelingen gelet op de voorwaarden bedoeld in § 5 en stuurt de aanvrager bij aangetekende brief een ontvangstbewijs als het dossier volledig is. In het andere geval deelt zij hem op dezelfde wijze mede dat zijn dossier niet volledig is, met vermelding van de ontbrekende documenten of inlichtingen; de gemeente geeft het ontvangstbewijs af binnen dertig dagen na ontvangst van deze documenten of inlichtingen.

Indien de aanvrager binnen zes maanden na de kennisgeving dat het dossier niet volledig is, geen enkel van de ontbrekende documenten of inlichtingen bezorgd heeft, vervalt de vergunnningsaanvraag. Indien de aanvrager een deel van deze documenten meedeelt, zijn de bepalingen van deze paragraaf opnieuw van toepassing.

Bij ontstentenis van afgifte van het ontvangstbewijs, of van de kennisgeving dat het dossier niet volledig is binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de in § 2 bedoelde opschorting opgeheven en begint de termijn waarin het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing moet betekenen overeenkomstig artikel 156 van dit Wetboek, opnieuw te lopen vanaf de dag volgend op de vervaldag van de in dit lid genoemde termijn. § 5. Wanneer de door de aanvrager aangebrachte wijzigingen geen invloed hebben op het voorwerp van het project, van bijkomstig belang zijn en bedoeld zijn om tegemoet te komen aan bezwaren die het oorspronkelijke project opriep, of wanneer ze de afwijkingen van het oorspronkelijk project, bedoeld in artikel 126, § 11, uit de aanvraag willen schrappen, dan beslist het college van burgemeester en schepenen over de gewijzigde aanvraag, zonder deze opnieuw te onderwerpen aan de reeds uitgevoerde onderzoekshandelingen.

De in § 2 bedoelde opschorting wordt opgeheven op de datum van verzending van het in § 4 bedoelde ontvangstbewijs van het volledige dossier, en de termijn waarbinnen het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing moet betekenen overeenkomstig artikel 156 begint opnieuw te lopen. § 6. Wanneer de door de aanvrager aangebrachte wijzigingen niet beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in § 5, wordt de gewijzigde aanvraag opnieuw onderworpen aan de onderzoekshandelingen die het college van burgemeester en schepenen bepaalt.

In dat geval vervalt de in § 2 bedoelde opschorting en begint, in afwijking op artikel 156 van dit Wetboek, de termijn waarin het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing moet bekendmaken pas te lopen vanaf de verzending van het ontvangstbewijs bedoeld in § 4, eerste lid. ».

Art. 108.Afdeling II van hoofdstuk III van titel IV van het Wetboek, « Voorafgaande effectenbeoordeling van bepaalde projecten », wordt als volgt gewijzigd : 1° de afdeling wordt verplaatst naar afdeling IX, « Vergunningen afgeleverd door de gemachtigde ambtenaar » en wordt onderafdeling I, met hetzelfde opschrift; 2° de twee onderafdelingen die deze afdeling samenstellen, worden respectievelijk « onderonderafdeling 1.2 » en « onderonderafdeling 1.3 » en behouden hun opschrift; 3° een nieuwe onderonderafdeling 1.1 wordt ingevoegd met één enkel artikel 127 met het opschrift « Algemeen »; 4° artikelen 127 tot 148 die deze onderafdeling samenstellen, worden hernummerd overeenkomstig de volgende bepalingen.

Art. 109.Artikel 127 van het Wetboek wordt artikel 175/1 en de volgende wijzigingen worden erin aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt als volgt vervangen : « § 2.Onder « effecten van een project » verstaat men de aanzienlijke, rechtstreekse en indirecte, tijdelijke of permanente effecten op korte en lange termijn van dit project, met inbegrip van effecten die kunnen volgen uit de kwetsbaarheid van het project voor het risico van zware ongevallen en/of relevante rampen voor het betrokken project, op : 1° de bevolking en de volksgezondheid;2° de biodiversiteit, met bijzondere aandacht voor de soorten en habitats die worden beschermd op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, evenals Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand, beide omgezet door de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;3° land, bodem, water, lucht, klimaat, energieverbruik en geluid;4° de materiële goederen, het cultureel erfgoed en het landschap, met inbegrip van het onroerend erfgoed;5° de stedenbouw, de globale mobiliteit en de sociale en economische domeinen;6° de samenhang tussen de in de vorige punten genoemde factoren.»; 2° paragraaf 3 wordt opgeheven;3° in § 4, eerste lid, worden de woorden « of in het geval bedoeld in artikel 6, § 5bis, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, » ingevoegd tussen de woorden « of wanneer een lidstaat die aanzienlijk kan benadeeld worden het vraagt, » en de woorden « wordt het aanvraagdossier »;4° nieuwe §§ 5 en 6 worden toegevoegd, die als volgt luiden : « § 5.De voorafgaande effectenbeoordeling kan rekening houden met de resultaten die beschikbaar zijn van andere, voorheen uitgevoerde relevante milieuevaluaties.

Daartoe : 1° laten de betrokken gewestelijke besturen de ontwerpers van de voorafgaande milieueffectenrapporten beschikken over de gegevens waarover zij zelf beschikken, meer bepaald voorafgaande milieueffectenrapporten die aan hen werden bezorgd in het raam van de behandeling van andere vergunningsaanvragen;2° mogen de ontwerpers van voorafgaande milieueffectenrapporten zich niet verzetten tegen het hergebruik, in het raam van later volgende voorafgaande milieueffectenrapporten, van de informatie in de voorafgaande milieueffectenrapporten waarvan zij de ontwerpers zijn en die aan een vergunningsaanvraag werden toegevoegd. De Regering kan de modaliteiten voor de aanwending van deze paragraaf uitvaardigen. § 6. De voorafgaande effectenbeoordeling in het kader van een vergunningsaanvraag is beperkt tot de specifieke aspecten van de aanvraag die niet al in aanmerking werden genomen wanneer de hierna volgende omstandigheden zich voordeden : 1° het beschouwde project situeert zich binnen de perimeter van een planologisch instrument of een stedenbouwkundige verordening die was onderworpen aan een milieueffectenrapport of binnen de perimeter van een verkavelingsvergunning die was onderworpen aan de voorafgaande effectenbeoordeling;2° het beschouwde project is conform dit planologisch instrument, deze verordening of deze verkavelingsvergunning;3° dit planologisch instrument of deze verordening is in werking getreden, of deze verkavelingsvergunning werd afgeleverd, minder dan vijf jaar vóór de indiening van de vergunningsaanvraag voor het beschouwde project.»..

Art. 110.Artikel 128 van het Wetboek wordt artikel 175/2 en wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1 wordt het tweede lid als volgt vervangen : « De lijst van de projecten hernomen in bijlage A wordt vastgelegd rekening houdend met hun aard, hun afmetingen of hun ligging, evenals met de selectiecriteria opgesomd in bijlage E.»; 2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 111.Artikel 129 van het Wetboek wordt artikel 175/3 en wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1 wordt het eerste lid als volgt vervangen : « Art.175/3. § 1. Bij de vergunningsaanvraag voor een in bijlage A van dit Wetboek vermeld project, wordt een voorbereidende nota voor de effectenstudie gevoegd, die ten minste uit de volgende elementen bestaat : 1° een beschrijving van het project en van zijn doelstellingen, met informatie over de site, de conceptie, de afmetingen en andere relevante kenmerken van het project en van het bouwterrein, met inbegrip van het tijdschema voor de uitvoering;2° de beschrijving van de bestaande toestand, dat wil zeggen de elementen en het geografische gebied waarvoor het project gevolgen kan hebben;3° een eerste inventaris van de vermoedelijke aanzienlijke milieueffecten van het project en van het bouwterrein;4° een beschrijving van de kenmerken van het project en/of de geplande maatregelen om de vermoedelijke aanzienlijke negatieve milieueffecten van het project en van het bouwterrein te vermijden, te voorkomen of te beperken en indien mogelijk te compenseren;5° een beschrijving van de redelijke alternatieven die de aanvrager heeft onderzocht met het oog op het project en zijn specifieke kenmerken, en een indicatie van de voornaamste redenen voor zijn keuze, gelet op de milieueffecten van het project en het bouwterrein;6° het EPB-voorstel dat eventueel wordt geëist krachtens de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing;7° alle aanvullende informatie, verduidelijkt in bijlage F van het Wetboek, afhankelijk van de specifieke kenmerken van het project of projecttype en van de milieuelementen die effecten zouden kunnen ondergaan.De bevoegde overheden kunnen deze aanvullende informatie eisen tijdens de behandeling van de vergunningsaanvraag indien zij van oordeel zijn dat deze informatie rechtstreeks nuttig is voor de beoordeling van de aanzienlijke milieueffecten van het project; 8° een niet-technische samenvatting van de bovenvermelde elementen;9° het typebestek voor de effectenstudie, uitgevaardigd door de Regering, dat toepasselijk is op het project;10° de identiteit en de gegevens van de voorgestelde opdrachthouder voor de realisatie van de effectenstudie.»; 2° in § 1, derde lid, eerste zin : de woorden « om attest of » worden geschrapt;3° in § 2, eerste lid : a) de woorden « aanvraag om stedenbouwkundig attest of om stedenbouwkundige vergunning » worden vervangen door het woord « vergunningsaanvraag »;b) de woorden « van de artikelen 125 en 176 » worden vervangen door « van artikel 176, onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen die volgen »;4° paragraaf 2, tweede lid, wordt opgeheven.

Art. 112.Artikel 130 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 113.Artikel 131 van het Wetboek wordt artikel 175/4 en § 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd : 1° het woord « minstens » wordt geschrapt;2° de woorden « en één vertegenwoordiger van het Bestuur » worden vervangen door de woorden « één vertegenwoordiger van Brussel Mobiliteit en één vertegenwoordiger van het bestuur belast met stedenbouw »;3° er wordt een tweede zin toegevoegd die als volgt luidt : « Het begeleidingscomité kan andere instanties of experts uitnodigen om deel te nemen aan zijn werkzaamheden, zonder dat deze instanties of experts stemgerechtigd zijn.».

Art. 114.Artikel 132 van het Wetboek wordt artikel 175/5, en § 1 wordt als volgt vervangen «

Art. 175/5.§ 1. Gelijktijdig met de verzending van het ontvangstbewijs voor het volledige dossier bedoeld in artikel 176, convoceert het bestuur belast met stedenbouw het begeleidingscomité.

Binnen vijftien dagen na verzending van het ontvangstbewijs voor het volledige dossier bedoeld in artikel 176, stelt het begeleidingscomité de vergunningaanvrager in kennis van zijn beslissing aangaande de volgende punten : 1° voor elke factor bedoeld in artikel 175/1, § 2, het of de geografische gebied(en) dat onderzocht moet worden in de effectenstudie en, in voorkomend geval, de informatie bedoeld in artikel 175/8, eerste lid, 6° ;2° het alternatief of de alternatieven en/of variant(en) die in de effectenstudie beoordeeld moet(en) worden;3° de termijn waarin de effectenstudie afgesloten moet worden, met dien verstande dat, tenzij in behoorlijk gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden, verbonden met de te beoordelen effecten, deze termijn niet langer mag zijn dan zes maanden vanaf de verzendingsdatum van de beslissing van het begeleidingscomité;4° de keuze van de opdrachthouder van de studie.».

Art. 115.Artikel 133 van het Wetboek wordt artikel 175/6 en wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt als volgt vervangen : « Art.175/6. Indien het begeleidingscomité zijn beslissing niet heeft medegedeeld binnen de termijn bedoeld in artikel 175/5, en evenmin de maximale onderzoeksduur heeft verlengd wegens uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 175/5, § 1, tweede lid, 3°, kan de aanvrager het dossier aanhangig maken bij de Regering. »; 2° in het tweede lid, worden de woorden « over de in artikelen 132, § 1, 1 tot 3, bedoelde punten » geschrapt;3° in het vierde lid, worden de woorden « worden het ontwerp van bestek alsmede de keuze van de opdrachthouder door de aanvrager geacht bevestigd te zijn » vervangen door de woorden « wordt de door de aanvrager voorgestelde opdrachthouder van de studie geacht benoemd te zijn en komt het aan hem toe de kenmerken van de studie te bepalen, zoals bedoeld in artikel 175/5, § 1, tweede lid, 1° en 2° ».

Art. 116.Artikel 134 van het Wetboek wordt artikel 175/7 en de verwijzingen naar de artikelen « 132 » en « 133 » worden vervangen door respectievelijk de verwijzingen naar de artikelen « 175/5 » en « 175/6 ».

Art. 117.Artikel 135 van het Wetboek wordt artikel 175/8 en wordt als volgt vervangen : «

Art. 175/8.De effectenstudie moet minstens de volgende elementen bevatten : 1° een beschrijving van het project en van zijn doelstellingen, met informatie over de site, de conceptie, de afmetingen en andere relevante kenmerken van het project en van het bouwterrein, met inbegrip van het tijdschema voor de uitvoering;2° een beschrijving van de vermoedelijke aanzienlijke milieueffecten van het project en van het bouwterrein, met inbegrip van de beschrijving van de elementen en van het geografische gebied die effecten kunnen ondervinden;3° een beschrijving van de kenmerken van het project en/of de geplande maatregelen om de vermoedelijke aanzienlijke negatieve milieueffecten van het project en van het bouwterrein te vermijden, te voorkomen of te beperken en indien mogelijk te compenseren, met inbegrip van de beoordeling van de doeltreffendheid van deze maatregelen, meer bepaald tegenover de bestaande normen;4° een beschrijving van de redelijke alternatieve oplossingen die de aanvrager heeft onderzocht met het oog op het project en zijn specifieke kenmerken, en een indicatie van de voornaamste redenen voor zijn keuze, gelet op de milieueffecten van het project en van het bouwterrein, met inbegrip, in voorkomend geval, van de verzaking aan het project;5° wanneer deze vereist is, de gepaste effectenbeoordeling, opgelegd door de gewestelijke wetgeving aangaande het natuurbehoud;6° alle aanvullende informatie, verduidelijkt in bijlage F van het Wetboek, afhankelijk van de specifieke kenmerken van het project of projecttype en van de milieuelementen die effecten zouden kunnen ondervinden.De bevoegde overheden kunnen deze aanvullende informatie eisen tijdens de behandeling van de vergunningsaanvraag indien zij van oordeel zijn dat deze informatie rechtstreeks nuttig is voor de beoordeling van de aanzienlijke milieueffecten van het projet; 7° de opgave van de voltooide prestaties, de vermelding van de gebruikte analysemethodes en de beschrijving van de ondervonden moeilijkheden met inbegrip van de gegevens gevraagd door de opdrachthouder van de studie en die de aanvrager, zonder rechtvaardiging, niet heeft meegedeeld;8° een niet-technische samenvatting van de bovenvermelde elementen; De Regering kan de elementen bedoeld in het eerste lid nader bepalen en aanvullen. Zij kan ook de modaliteiten voor de presentatie van de effectenstudie bepalen. ».

Art. 118.Artikel 136 van het Wetboek wordt artikel 175/9 en in § 2 worden de woorden « bezorgt de aanvrager er een exemplaar van aan het begeleidingscomité » vervangen door de woorden « bezorgt hij een exemplaar ervan aan het begeleidingscomité en aan de aanvrager ».

Art. 119.Artikel 137 van het Wetboek wordt artikel 175/10 en in zijn eerste lid, 3° worden de woorden « 140, tweede lid » vervangen door het cijfer « 175/13 » en wordt het woord « Bestuur » vervangen door de woorden « bestuur belast met stedenbouw ».

Art. 120.Artikel 138 van het Wetboek wordt artikel 175/11 en het woord « Bestuur » wordt vervangen door de woorden « bestuur balast met stedenbouw ».

Art. 121.Artikel 139 van het Wetboek wordt artikel 175/12 en wordt als volgt gewijzigd : 1° Paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid : - worden de cijfers « 138, 2° » vervangen door de cijfers « 175/11, 2° »; - wordt het woord « Bestuur » vervangen door de woorden « bestuur belast met stedenbouw »; - de woorden « attest of » worden grschrapt; - wordt het cijfer « 137 » vervangen door het cijfer « 175/10 »; b) in het tweede lid worden de woorden « attest of » geschrapt en worden de woorden « wordt hij geacht zijn aanvraag te hebben ingetrokken » vervangen door de woorden « vervalt de vergunningsaanvraag »;c) er wordt een nieuw derde lid ingevoegd dat als volgt luidt : « De termijn voor de aflevering van de vergunning wordt opgeschort vanaf de datum waarop de aanvrager zijn voornemen om zijn aanvraag te wijzigen ter kennis brengt tot de datum van indiening van de wijzigingen.»; 2° Paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) het cijfer « 138, 2° » wordt vervangen door het cijfer « 175/11 »;b) de woorden « artikel 139, § 1, eerste lid » worden vervangen door de woorden « § 1, eerste lid van van dit artikel » en het woord « Bestuur » wordt vervangen door de woorden « bestuur belast met stedenbouw »;c) het cijfer « 138, 2° » wordt vervangen door het cijfer « 175/11 »;3° er wordt een nieuwe § 3 ingevoegd die als volgt luidt : « § 3.Wanneer de aanvrager aanvullende elementen bij de effectenstudie laat realiseren die betrekking hebben op het geheel of een deel van de in artikel 175/11, 2° bedoelde wijzigingen, worden deze aanvullende elementen gerealiseerd door de opdrachthouder die de effectenstudie heeft uitgevoerd en maken ze wezenlijk deel uit van de overgemaakte wijzigingen. Deze aanvullende elementen moeten niet worden voorgelegd aan het begeleidingscomité. ».

Art. 122.Artikel 140 van het Wetboek wordt artikel 175/13 en wordt als volgt gewijzigd : 1° punt 1° wordt vervangen door « 1° de aanvankelijke vergunningsaanvraag »;2° punt 2° wordt vervangen door « 2° het typebestek van de effectenstudie, vastgesteld door de Regering »;3° er wordt een 2° /1 ingevoegd die als volgt luidt : « 2° /1 de in artikel 175/5, § 1 bedoelde beslissing van het begeleidingscomité of, in voorkomend geval, de in artikel 175/6 bedoelde beslissing van de Regering;»; 4° in 5° worden de woorden « attest of » geschrapt en worden de woorden « 138, eerste lid » vervangen door het cijfer « 175/11 »;5° in 6° worden de woorden « attest of » geschrapt en wordt het cijfer « 139 » vervangen door het cijfer « 175/12 ».

Art. 123.Artikel 141 van het Wetboek wordt artikel 175/14 en wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, derde lid, wordt het woord « Bestuur » vervangen door de woorden « bestuur belast met stedenbouw »;2° paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) in het tweede lid, wordt het woord « Bestuur » vervangen door de woorden « bestuur belast met stedenbouw » en het woord « dertig » door het woord « vijfenveertig »;b) in het derde lid, worden de woorden « rekening wordt gehouden met het advies dat wordt uitgebracht meer dan dertig dagen na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn » vervangen door de woorden « rekening moet worden gehouden met een advies dat wordt uitgebracht na de termijn ».

Art. 124.Artikel 142 van het Wetboek wordt artikel 175/15 en wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt vervangen : « § 1.Aan een effectenverslag worden onderworpen, de projecten vermeld in bijlage B van dit Wetboek die niet zijn vermeld in bijlage A. De lijst van de projecten hernomen in bijlage B wordt vastgelegd rekening houdend met hun aard, hun afmetingen of hun ligging, evenals met de selectiecriteria opgesomd in bijlage E. »; 2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 125.Artikel 143 van het Wetboek wordt artikel 175/16 en het eerste lid wordt als volgt vervangen : «

Art. 175/16.Bij de vergunningsaanvraag voor ieder in bijlage B van dit Wetboek vermeld project, wordt een effectenrapport gevoegd, dat ten minste uit de volgende elementen bestaat : 1° een beschrijving van het project en van zijn doelstellingen, met informatie over de site, de conceptie, de afmetingen en andere relevante kenmerken van het project en van het bouwterrein, met inbegrip van het tijdschema voor de uitvoering;2° een beschrijving van de vermoedelijke aanzienlijke milieueffecten van het project en van het bouwterrein, met inbegrip van de beschrijving van de elementen en het geografische gebied die effecten kunnen ondervinden;3° een beschrijving van de kenmerken van het project en/of de geplande maatregelen om de vermoedelijke aanzienlijke negatieve milieueffecten van het project en van het bouwterrein te vermijden, te voorkomen of te beperken en indien mogelijk te compenseren;4° een beschrijving van de redelijke alternatieven die de aanvrager heeft onderzocht met het oog op het project en zijn specifieke kenmerken, en een indicatie van de voornaamste redenen voor zijn keuze, gelet op de milieueffecten van het project en het bouwterrein;5° het EPB-voorstel dat eventueel wordt geëist krachtens de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing;6° wanneer deze vereist is, de gepaste effectenbeoordeling, opgelegd door de gewestelijke wetgeving aangaande het natuurbehoud;7° alle aanvullende informatie, verduidelijkt in bijlage F van het Wetboek, afhankelijk van de specifieke kenmerken van het project of projecttype en van de milieuelementen die effecten zouden kunnen ondervinden.De bevoegde overheden kunnen deze aanvullende informatie eisen tijdens de behandeling van de vergunningsaanvraag indien zij van oordeel zijn dat deze informatie rechtstreeks nuttig is voor de beoordeling van de aanzienlijke milieueffecten van het project; 8° een niet-technische samenvatting van de bovenvermelde elementen;9° de contactgegevens van de auteur van het effectenrapport en de elementen waaruit blijkt dat hij een bevoegd expert is.».

Art. 126.Artikel 144 van het Wetboek wordt artikel 175/17 en wordt als volgt vervangen : «

Art. 175/17.De gemachtigde ambtenaar controleert de volledigheid van het effectenverslag in het kader van zijn onderzoek van de volledigheid van het dossier, overeenkomstig artikel 176, derde lid en volgende. ».

Art. 127.Artikel 145 van het Wetboek wordt artikel 175/18 en wordt als volgt vervangen : «

Art. 175/18.Vanaf het verzenden van het ontvangstbewijs van het volledige dossier, gaat de gemachtigde ambtenaar over tot : - het vastleggen van de lijst van de gemeenten van het Gewest betrokken bij de effecten van het project en waarin het openbaar onderzoek moet plaatshebben; - het aanwijzen van de gemeente die ermee belast wordt de overlegcommissie bijeen te roepen overeenkomstig artikel 175/20, § 2; - het zenden van een exemplaar aan het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente van het Gewest die bij de effecten van het project betrokken is en waar het openbaar onderzoek moet worden gevoerd. ».

Art. 128.Artikel 146 van het Wetboek wordt artikel 175/19 en wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° het tweede lid, dat het enige lid wordt, wordt als volgt gewijzigd : a) in het 1°, worden de woorden « attest of » geschrapt;b) in het 3°, worden de woorden « met toepassing van artikel 145, § 2 » vervangen door de woorden « op verzoek van de gemachtigde ambtenaar, overeenkomstig artikel 176, derde lid ».

Art. 129.Artikel 147 van het Wetboek wordt artikel 175/20 en wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, tweede lid, wordt het woord « vijftien » vervangen door het woord « dertig »;2° in § 2, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het tweede lid, worden de woorden « bij het bestuur en bij het college van burgemeester en schepenen » geschrapt en wordt het woord « dertig » vervangen door het woord « vijfenveertig »;b) het derde lid wordt als volgt vervangen : « Wanneer de overlegcommissie haar advies niet kenbaar heeft gemaakt binnen de in het voorgaande lid voorziene termijn van vijfenveertig dagen, wordt de procedure voortgezet zonder dat rekening moet worden gehouden met het advies uitgebracht na deze termijn »;c) er wordt een nieuw vierde lid toegevoegd dat als volgt luidt : « De gemeente bezorgt de gemachtigde ambtenaar een afschrift van het advies van de overlegcommissie en publiceert dit advies tegelijkertijd op haar website ».

Art. 130.Artikel 148 van het Wetboek wordt artikel 175/21 en de volgende wijzigingen worden aangebracht : 1° in § 1, wordt een nieuw tweede lid toegevoegd dat als volgt luidt : « Onder uitzonderlijke omstandigheden moet worden begrepen elk aanzienlijk negatief effect dat een project, opgenomen in bijlage B, kan hebben op een of meer van de factoren, opgenomen in artikel 175/1, § 2, en waarvan de vermoedelijke omvang van dien aard is dat het gerechtvaardigd is om een effectenbeoordeling van het project te laten opmaken door een erkende opdrachthouder voor effectenstudies, onder toezicht van een begeleidingscomité »;2° in § 2, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden « en van de gemachtigde ambtenaar » ingevoegd tussen de woorden « van de aanvrager » en de woorden « binnen dertig dagen »;b) het tweede lid en de daarna volgende worden als volgt vervangen : « In dit geval wordt de procedure voortgezet overeenkomstig artikelen 175/5 en volgende.»; 3° paragraaf 4 wordt als volgt gewijzigd : a) in de eerste zin wordt het cijfer « 140 » vervangen door het cijfer « 175/13 »;b) in het 1°, worden de woorden « 146, en 147 » vervangen door de woorden « 175/19 en 175/20 ».

Art. 131.Afdeling III van hoofdstuk III van titel IV van het Wetboek, met het opschrift « Speciale regelen van openbaarmaking », wordt als volgt gewijzigd : 1° de afdeling wordt verplaatst naar afdeling X, « Gezamenlijke bepalingen voor de beslissingen » en wordt onderafdeling I, met hetzelfde opschrift;2° de artikelen 149 tot 152 waaruit ze bestaat worden hernummerd overeenkomstig de volgende bepalingen.

Art. 132.Artikel 149 van het Wetboek wordt artikel 188/7 en wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : a) de woorden « de verordenende bepalingen van een richtplan van aanleg » worden ingevoegd tussen de woorden « gewestelijk bestemmingsplan » en de woorden « een gewestelijke stedenbouwkundige verordening »;b) de woorden « of een attest » worden geschrapt;c) na de eerste zin, wordt een tweede zin toegevoegd die als volgt luidt : « Onder speciale regelen van openbaarmaking moet worden verstaan het openbaar onderzoek en het advies van de overlegcommissie of, in de hypothese dat de Regering een ervan van deze formaliteiten vrijstelt in toepassing van onderhavig Wetboek, het openbaar onderzoek of het advies van de overlegcommissie.»; 2° in het tweede lid, worden de woorden « verkavelingsvergunning, een stedenbouwkundig attest of een stedenbouwkundige » geschrapt.

Art. 133.Artikel 150 van het Wetboek wordt artikel 188/8 en zijn eerste lid wordt als volgt gewijzigd : 1° de woorden « Wanneer speciale regelen van openbaarmaking worden voorgeschreven, organiseert het college van burgemeester en schepenen een openbaar onderzoek » worden vervangen door de woorden « Wanneer de speciale regelen van openbaarmaking het openbaar onderzoek vereisen, wordt dit georganiseerd door het college van burgemeester en schepenen.» 2° de woorden « van de gemachtigde ambtenaar wanneer hij beslist op basis van de artikelen 164 en 178, en van de Regering wanneer ze beslist op basis van de artikelen 172 en 182 » vervangen door de woorden « van de gemachtigde ambtenaar wanneer deze bevoegd is in toepassing van artikel 123/2 of van het stedenbouwkundig college wanneer de Regering bevoegd is in toepassing van artikel 123/3 ».

Art. 134.Artikel 151 van het Wetboek wordt artikel 188/9 en wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : a) de woorden « De aanvraag wordt » worden vervangen door de woorden « Wanneer de speciale regelen van openbaarmaking het advies van de overlegcommissie en het openbaar onderzoek vereisen, wordt de aanvraag »;b) het woord « dertig » wordt vervangen door het woord « vijfenveertig »;c) na de eerste zin wordt een tweede zin ingevoegd, die als volgt luidt : « Wanneer de speciale regelen van openbaarmaking enkel het advies van de overlegcommissie vereisen, brengt deze haar advies uit binnen vijfenveertig dagen vanaf de verzending van het ontvangstbewijs van het volledige dossier.»; 2° het tweede lid wordt als volgt vervangen : « De gemeente stuurt een kopie van het advies van de overlegcommissie naar de gemachtigde ambtenaar en publiceert dit advies gelijktijdig op haar website.»; 3° het derde lid wordt als volgt vervangen : « Bij ontstentenis van advies van de overlegcommissie binnen de in het voorgaande lid voorziene vijfenveertig dagen, zet de bevoegde instantie de behandeling van de aanvraag verder zonder dat rekening moet worden gehouden met het advies dat wordt uitgebracht na deze termijn.».

Art. 135.Artikel 152 van het Wetboek wordt artikel 188/10 en het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : 1° de woorden « de gemachtigde ambtenaar, wanneer hij beslist op basis van de artikelen 164 en 175 en de Regering, wanneer ze beslist op basis van de artikelen 172 en 187, kunnen » worden vervangen door de woorden « De gemachtigde ambtenaar of de Regering, wanneer deze bevoegd is om te beslissen over de aanvraag, kan »;2° het woord « Bestuur » wordt vervangen door de woorden « bestuur belast met stedenbouw »;3° de woorden « de artikelen 150 en 151 » worden vervangen door de woorden « in artikel 188/7 ».

Art. 136.Afdeling IV van hoofdstuk III van titel IV van het Wetboek, met het opschrift « Beslissing van het college van burgemeester en schepenen », wordt onderafdeling II van de nieuwe afdeling I van hoofdstuk III van titel IV, met hetzelfde opschrift.

Art. 137.De artikelen 153 tot 155 van het Wetboek worden opgeheven.

Art. 138.Artikel 156 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : - in de eerste zin, worden de woorden « in voorkomend geval » geschrapt en worden na de woorden « 125, derde lid voorgeschreven ontvangbewijs » de woorden « of, bij ontstentenis, vanaf het verstrijken van de termijn voor verzending die is voorzien in deze bepaling » ingevoegd; - in het 1°, wordt het woord « vijfenveertig » vervangen door het woord « vijfenzeventig » en worden de woorden « het voorafgaand advies van de gemachtigde ambtenaar » vervangen door de woorden « de tussenkomst van de gemachtigde ambtenaar met toepassing van artikel 126, § 9 en/of 11 » en de woorden « in artikelen 150 en 151 » door de woorden « in artikel 188/7 »; - het 2° wordt opgeheven; - in het 3°, worden de woorden « het voorafgaand advies van de gemachtigde ambtenaar vereist, maar geen speciale regelen van openbaarmaking » vervangen door de woorden « de tussenkomst van de gemachtigde ambtenaar met toepassing van artikel 126, § 9 en/of 11 vereist, of speciale regelen van openbaarmaking »; - in het 4°, worden de woorden « honderdtwintig » vervangen door de woorden « honderdzestig » en de woorden « het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar » worden vervangen door de woorden « de tussenkomst van de gemachtigde ambtenaar met toepassing van artikel 126, § 9 en/of 11 »; b) het tweede lid wordt als volgt vervangen : « Het college van burgemeester en schepenen kan beslissen om deze termijn van dertig dagen te verlengen, mits kennisgeving van deze beslissing aan de aanvrager binnen de overeenkomstig het eerste lid berekende termijn : 1° wanneer deze termijn verstrijkt tijdens de zomervakantie;2° wanneer volgens de bepalingen van het Wetboek de speciale regelen van openbaarmaking moeten worden uitgesteld vanwege de zomervakantie. »; c) het derde lid wordt opgeheven;2° de §§ 3 en 4 worden opgeheven;3° in § 5, wordt het woord « stelt » vervangen door « kan » en het woord « vast » wordt vervangen door « vaststellen ».

Art. 139.Een nieuw artikel 156/1 wordt in het Wetboek ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 156/1.Bij ontstentenis van kennisgeving van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen binnen de termijnen bepaald in artikel 156, wordt de aanvraag automatisch bij de gemachtigde ambtenaar aanhangig gemaakt, en behandelt hij deze conform artikel 178/2. ».

Art. 140.Een nieuw artikel 156/2 wordt in het Wetboek ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 156/2.Het college van burgemeester en schepenen kan, in zijn beslissing om de vergunning te verlenen, voorwaarden opleggen om de goede plaatselijke aanleg te vrijwaren. ».

Art. 141.Artikel 157 wordt als volgt gewijzigd : 1° § 1 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid, wordt de verwijzing naar « artikel 153 » vervangen door de verwijzing naar « artikel 156 »;b) in het tweede lid, wordt de verwijzing naar « artikel 101, § 3 » vervangen door « artikel 101, § 7 ».2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 142.Afdeling V van hoofdstuk III van titel IV van het Wetboek, met het opschrift « Schorsing en vernietiging van de vergunning », wordt onderafdeling III van de nieuwe afdeling I van hoofdstuk III van titel IV, met hetzelfde opschrift.

Art. 143.Artikel 160 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 144.Artikel 161 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1 : a) het eerste lid wordt opgeheven;b) het tweede lid wordt het eerste lid;c) in het derde lid, dat het tweede lid wordt, worden de woorden « Bovendien gaat de gemachtigde ambtenaar na » vervangen door de woorden « De gemachtigde ambtenaar gaat na »;d) het vierde lid wordt opgeheven;e) het vijfde lid wordt als volgt vervangen : « In geval van niet-overeenstemming schorst de gemachtigde ambtenaar de beslissing van het college van burgemeester en schepenen binnen de termijn bepaald in artikel 157, § 1, eerste lid, en stelt hij het college van burgemeester en schepenen, de vergunninghouder en het Stedenbouwkundig College in kennis van zijn beslissing tot schorsing.Deze beslissing tot schorsing van de vergunning wordt gemotiveerd. »; 2° paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt geschrapt;b) het tweede lid, dat het enige lid wordt, wordt als volgt gewijzigd : - het woord « eveneens » wordt geschrapt; - de woorden « de overeenkomstig de vergunning of het bijgevoegde dossier geplande werken » worden vervangen door de woorden « de overeenkomstig de vergunning toegestane werken » - de woorden « de wijziging van het bijzonder bestemmingsplan of het opmaken van een bijzonder bestemmingsplan strekkende tot de wijziging of de vernietiging van de verkavelingsvergunning » worden vervangen door de woorden « de goedkeuring of de wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan of van een richtplan van aanleg ».

Art. 145.Artikel 162 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, worden de woorden « in artikelen 160 en 161 » vervangen door de woorden « in artikel 161 »;2° het tweede lid wordt als volgt gewijzigd : a) de zinnen « De aanvraag tot hoorzitting wordt gericht aan het Bestuur.» en « Daartoe stuurt het Bestuur de partijen en het Stedenbouwkundig College een uitnodiging om zich aan te melden op de hoorzitting voor het Stedenbouwkundig College, met vermelding van de datum en plaats van de hoorzitting » worden geschrapt; b) in de voorlaatste zin, wordt het woord « Bestuur » vervangen door de woorden « bestuur belast met stedenbouw »;3° in het vierde lid, worden de woorden « artikelen 160 en 161 » vervangen door « artikel 161 ».

Art. 146.In artikel 163 van het Wetboek, worden de woorden « de redenen bepaald in § 4 van artikel 153 en in § 2 van artikel 161 » vervangen door « een reden bepaald in artikel 194, tweede lid ».

Art. 147.Afdeling VI, met opschrift « Aanhangigmaking van de gemachtigde ambtenaar », en de artikelen 164 en 164/1 van het Wetboek die deze afdeling bevat, worden opgeheven.

Art. 148.Afdeling VIII, met het opschrift « Beroep bij de Regering » en de artikelen 169 tot 174 van het Wetboek die deze afdeling bevat, worden opgeheven.

Art. 149.Afdeling IX van hoofdstuk III van titel IV van het Wetboek, met het opschrift « Vergunningen afgeleverd door de gemachtigde ambtenaar », wordt afdeling II van hoofdstuk III van titel IV, met hetzelfde opschrift.

Art. 150.Artikel 175 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 151.Boven artikel 176 van het Wetboek, wordt een Onderafdeling II, met als opschrift « Onderafdeling II - Indiening en behandeling van de aanvragen » ingevoegd.

Art. 152.Artikel 176 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 176.De vergunningsaanvraag alsmede een volledig dossier overeenkomstig artikel 124, worden bij aangetekende brief aan de gemachtigde ambtenaar toegezonden of ter attentie van de gemachtigde ambtenaar afgegeven bij zijn administratie. In het laatste geval wordt hiervoor onmiddellijk een afgiftebewijs afgeleverd.

Wanneer de aanvraag niet van rechtswege is onderworpen aan een milieueffectstudie zoals bedoeld in het Wetboek, gaat de gemachtigde ambtenaar vooraleer hij het ontvangstbewijs voor de vergunningsaanvraag aflevert, volgens de modaliteiten voorzien in artikel 61 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, na of het project, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen en projecten, significante gevolgen kan hebben voor een natuurreservaat, een bosreservaat of een Natura 2000-gebied. In dat geval verzoekt hij de aanvrager een passende beoordeling uit te voeren. Hiertoe kan hij het advies van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vragen.

Binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van de aanvraag zendt de gemachtigde ambtenaar aan de aanvrager bij ter post aangetekende brief een ontvangstbewijs, indien zijn dossier volledig is. Is dat niet het geval, dan stelt hij hem op dezelfde wijze in kennis dat zijn dossier niet volledig is met vermelding van de ontbrekende documenten of inlichtingen; de gemachtigde ambtenaar levert het ontvangstbewijs af binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van deze documenten of inlichtingen.

Indien de aanvrager binnen zes maanden na ontvangst van de kennisgeving dat het dossier niet volledig is, geen enkel van de ontbrekende documenten of inlichtingen indient, vervalt de vergunningsaanvraag. Indien de aanvrager een deel van deze documenten meedeelt, zijn het derde lid en dit lid opnieuw van toepassing.

In de hypothese dat het dossier moet worden onderworpen aan een openbaar onderzoek overeenkomstig artikel 188/8, stuurt de gemachtigde ambtenaar de uitnodiging tot organisatie van het openbaar onderzoek naar het (de) betrokken college(s) van burgemeester en schepenen tegelijk met de verzending van het ontvangstbewijs van het volledige dossier. ».

Art. 153.Artikel 177 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 177.§ 1. Op hetzelfde moment dat het bewijs van ontvangst van het volledige dossier wordt verzonden, stuurt de gemachtigde ambtenaar een adviesaanvraag naar de besturen en de instellingen waarvan het advies vereist is met toepassing van het Wetboek of de toepassingsbesluiten ervan en hij voegt er een kopie van het aanvraagdossier bij. § 2. Onder voorbehoud van § 4 moeten de volgende besturen en instellingen worden geraadpleegd in de volgende hypothesen : 1° de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp in alle gevallen;2° de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, indien de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken betreffende de beschermde delen van een goed dat op de bewaarlijst ingeschreven is of beschermd is, of waarvoor de inschrijvings- of beschermingsprocedure geopend is;dit advies is in zoverre eensluidend voor de gemachtigd ambtenaar; 3° Brussel Mobiliteit, indien de aanvraag handelingen en werken aan wegen en openbare ruimten betreft zoals bedoeld in artikel 189/1.Het advies gaat over de overeenstemming van de aanvraag met het gewestelijke en het gemeentelijke mobiliteitsplan; 4° het Brussels Instituut voor Milieubeheer, indien de aanvraag : a) betrekking heeft op een onroerend goed dat gelegen is in een gebied waar inrichtingen gevestigd kunnen worden die een hoog risico vormen voor personen, goederen of het leefmilieu in de zin van het samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, of nabij een dergelijke inrichting, of betrekking heeft op een dergelijke inrichting;b) werd onderworpen aan een passende beoordeling van de effecten ervan in overeenstemming met de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud.5° het college van burgemeester en schepenen.In afwijking van § 1, als de aanvraag is onderworpen aan een openbaar onderzoek, brengt het college van burgemeester en schepenen op eigen initiatief zijn advies uit na de afsluiting van dit onderzoek.

Indien de aanvraag aan een effectenstudie onderworpen werd en het project werd gewijzigd om rekening te houden met de aanbevelingen van deze studie, dan vraagt de gemachtigde ambtenaar een nieuw advies aan de besturen en de instellingen die voor de oorspronkelijke aanvraag werden geraadpleegd. § 3. Indien, onder voorbehoud van de veronderstellingen bedoeld in het tweede lid, het geraadpleegde bestuur of instelling niet binnen de dertig dagen na ontvangst van de adviesaanvraag zijn advies naar de gemachtigde ambtenaar heeft verzonden of, in de hypothese bedoeld in § 2, 5°, indien het college van burgemeester en schepenen niet binnen vijfenveertig dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek zijn advies naar de gemachtigde ambtenaar heeft verzonden, dan wordt de procedure voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht, in aanmerking moet worden genomen.

In afwijking van het eerste lid : a) kan de vergunning niet worden uitgereikt zonder het advies van de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.In dit verband : - bepaalt de Regering in welke gevallen, vanwege de graad van complexiteit van het project op het vlak van brandpreventie, de termijn waarbinnen het advies moet worden verzonden, zestig dagen bedraagt; - wordt de procedure, wanneer het advies niet wordt verzonden binnen de toepasselijke termijn, voortgezet en wordt de termijn waarbinnen de vergunnende overheid zich moet uitspreken over de aanvraag, verlengd met het aantal dagen vertraging die de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp heeft opgelopen bij het verzenden van zijn advies; b) kunnen de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen en Brussel Mobiliteit, elk voor wat hen betreft, binnen de in het eerste lid bedoelde termijn beslissen om een aanvullende studie te laten uitvoeren.In dat geval wordt hun een bijkomende termijn van zestig dagen gegeven om hun advies op te sturen. Indien deze termijn niet wordt gerespecteerd, wordt de procedure voortgezet zonder dat een laattijdig uitgebracht advies nog in aanmerking moet worden genomen. § 4. De Regering kan, nadat ze het advies van de betrokken besturen en instellingen heeft verzameld, de lijst van handelingen en werken openbaar maken die wegens hun geringe omvang, of omdat ze niet relevant zijn voor de in beschouwing genomen handelingen en werken, volledig of gedeeltelijk vrijgesteld worden van het met toepassing van dit artikel vereiste advies. § 5. De Regering kan de lijst vaststellen van de handelingen en werken die zijn vrijgesteld van de in artikel 188/7 bedoelde speciale regelen van openbaarmaking vanwege hun geringe omvang of omdat het geheel of een deel van deze regelen niet relevant is voor de beschouwde handelingen en werken. ».

Art. 154.Artikel 177/1 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 177/1.§ 1. Voorafgaand aan de beslissing van de gemachtigde ambtenaar, kan de aanvrager zijn vergunningsaanvraag wijzigen.

Wanneer de vergunningsaanvraag echter onderworpen is aan de speciale regelen van openbaarmaking bedoeld in artikel 188/7, mag de aanvraag niet worden gewijzigd tussen de ontvangst van het ontvangstbewijs bedoeld in artikel 176, derde lid, en het einde van de speciale maatregelen van openbaarmaking of de vervaldag van hun realisatietermijn bedoeld in artikel 188/8 of 188/9. § 2. De aanvrager verwittigt de gemachtigde ambtenaar bij aangetekende brief van zijn voornemen om zijn vergunningsaanvraag te wijzigen. De in artikel 178 voorziene termijn wordt opgeschort vanaf de datum van verzending van de aangetekende brief. § 3. Binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de kennisgeving aan de gemachtigde ambtenaar, worden de wijzigingen ingediend door de aanvrager.

Na deze termijn vervalt de vergunningsaanvraag. § 4 Binnen dertig dagen na ontvangst van de gewijzigde aanvraag, gaat de gemachtigde ambtenaar na of het dossier volledig is en of de gewijzigde aanvraag opnieuw moet worden onderworpen aan onderzoekshandelingen, gelet op de voorwaarden bedoeld in § 5, en stuurt hij de aanvrager bij aangetekende brief een ontvangstbewijs als het dossier volledig is. In het andere geval deelt hij hem op dezelfde wijze mee dat zijn dossier niet volledig is, met vermelding van de ontbrekende documenten of inlichtingen; de gemachtigde ambtenaar levert het ontvangstbewijs af binnen dertig dagen na de ontvangst van deze documenten of inlichtingen.

Indien de aanvrager binnen zes maanden na de kennisgeving van het feit dat het dossier onvolledig is, geen enkel van de ontbrekende documenten of inlichtingen aflevert, dan vervalt de vergunningsaanvraag. Indien de aanvrager een deel van deze documenten meedeelt, zijn de bepalingen van deze paragraaf opnieuw van toepassing.

Indien er geen ontvangstbewijs of geen kennisgeving van het onvolledige karakter van het dossier wordt afgeleverd binnen de in het eerste lid bedoelde termijnen, wordt de in § 2 bedoelde schorsing opgeheven en begint de termijn waarbinnen de gemachtigde ambtenaar zijn beslissing ter kennis moet brengen overeenkomstig artikel 178, opnieuw te lopen op de dag volgend op de vervaldag van de in dit lid bedoelde termijn. § 5. Wanneer de door de aanvrager aangebrachte wijzigingen geen invloed hebben op het voorwerp van het project, van bijkomstig belang zijn en bedoeld zijn tegemoet te komen aan de bezwaren die het oorspronkelijk project opriep, of wanneer ze de afwijkingen van het oorspronkelijk project bedoeld in artikel 126, § 11 uit de aanvraag willen schrappen, dan neemt de gemachtigde ambtenaar een beslissing over de gewijzigde aanvraag, zonder dat deze opnieuw moet worden onderworpen aan de reeds uitgevoerde onderzoekshandelingen.

De in § 2 bedoelde opschorting wordt opgeheven op de datum van verzending van het ontvangstbewijs van het volledige dossier bedoeld in § 4, en de termijn waarbinnen de gemachtigde ambtenaar zijn beslissing moet betekenen overeenkomstig artikel 178, gaat opnieuw in. § 6. Wanneer de door de aanvrager aangebrachte wijzigingen niet beantwoorden aan de in § 5 bedoelde voorwaarden, dan wordt de gewijzigde aanvraag opnieuw onderworpen aan onderzoekshandelingen die de gemachtigde ambtenaar zelf bepaalt.

In dat geval vervalt de in § 2 bedoelde schorsing en gaat, in afwijking van artikel 178, de termijn waarin de gemachtigde ambtenaar zijn beslissing openbaar moet maken, pas in vanaf de verzending van het ontvangstbewijs zoals bedoeld in § 4, eerste lid. ».

Art. 155.Boven artikel 178 van het Wetboek wordt een onderafdeling IV ingevoegd met het opschrift « Onderafdeling IV - Beslissing van de gemachtigde ambtenaar ».

Art. 156.Artikel 178 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : - in de eerste zin wordt het woord « Deze » vervangen door de woorden « Onder voorbehoud van de in artikel 176/1 bedoelde procedures betreffende de gemengde projecten, geschiedt deze » en wordt het woord « geschiedt » geschrapt.Na het woord « ontvangstbewijs » worden bovendien de woorden « voorzien in artikel 176, derde lid, of bij ontstentenis vanaf het verstrijken van de termijn voor verzending die is voorzien in deze bepaling » ingevoegd; - in het 1°, worden de woorden « in artikelen 150 tot 151 » vervangen door de woorden « in artikel 188/7 » - in het 2°, worden de woorden « honderdenvijf » vervangen door het woord « honderdzestig » en wordt de punt aan het eind van de zin vervangen door een kommapunt; - er wordt een 3° toegevoegd, dat als volgt luidt : « 3° vierhonderdvijftig dagen indien de aanvraag moet worden onderworpen aan een effectenstudie. Een uitzondering op dit beginsel geldt wanneer : a) de aanvrager onderworpen is aan de verplichting om de regelgeving op de overheidsopdrachten te respecteren om de opdrachthouder te kiezen;deze termijn wordt gerekend vanaf de datum waarop het begeleidingscomité of de Regering de keuze van de opdrachthouder goedkeurt of, indien de Regering geen uitspraak doet binnen de in artikel 175/6 gestelde termijn, vanaf de vervaldag van deze termijn; b) het begeleidingscomité of de Regering vanwege uitzonderlijke omstandigheden een realisatieduur van de studie vaststelt van meer dan zes maanden, wordt de onder dit streepje bedoelde termijn verlengd met evenveel dagen of maanden als het begeleidingscomité of de Regering heeft toegestaan als bijkomende termijn voor de studie.»; b) het tweede lid wordt als volgt vervangen : « De gemachtigde ambtenaar kan beslissen om deze termijn van dertig dagen te verlengen, mits kennisgeving van deze beslissing aan de aanvrager binnen de overeenkomstig het eerste lid berekende termijn : 1° wanneer deze termijn verstrijkt tijdens de zomervakantie;2° wanneer volgens de bepalingen van het Wetboek de speciale regelen van openbaarmaking moeten worden uitgesteld vanwege de zomervakantie. »; c) het derde lid wordt opgeheven;2° paragraaf 3 wordt opgeheven;3° paragraaf 4 wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt opgeheven;b) het tweede lid wordt als volgt gewijzigd : - de woorden « of Brussel Mobiliteit » worden ingevoegd tussen de woorden « Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen » en de woorden « heeft besloten »; - de woorden « een bijkomende studie » worden vervangen door de woorden « de in artikel 177, § 3, tweede lid bedoelde bijkomende studie »; - de woorden « in §§ 2 en 3 » worden vervangen door de woorden « in § 2 ». 4° in § 5, wordt het woord « stelt » vervangen door het woord « kan » en het woord « vast » wordt vervangen door het woord « vaststellen ».

Art. 157.Er wordt in het Wetboek een nieuw artikel 178/1 ingevoegd, dat als volgt luidt : «

Art. 178/1.Bij ontstentenis van de kennisgeving van de beslissing van de gemachtigde ambtenaar binnen de in artikel 178 gestelde termijnen, wordt de vergunning geacht geweigerd te zijn. ».

Art. 158.Een nieuw artikel 178/2 wordt in het Wetboek ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 178/2.§ 1. In afwijking van de artikelen 178 en 178/1 en onder voorbehoud van de volgende paragrafen, betekent de gemachtigde ambtenaar, wanneer hij automatisch conform artikel 156/1 met het dossier belast wordt, gelijktijdig aan de aanvrager en aan het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing over de toekenning of de weigering van de vergunning binnen vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de datum van aanhangigmaking.

Bij ontstentenis van de kennisgeving van de beslissing van de gemachtigde ambtenaar binnen deze termijn, wordt de vergunning geacht geweigerd te zijn. § 2. Indien de gemachtigde ambtenaar vaststelt dat het college van burgemeester en schepenen : 1° niettegenstaande dat verplicht is, de aanvraag niet ter advies voorgelegd heeft aan besturen en instanties, vraagt hij zelf deze adviezen en brengt hij het college en de aanvrager hiervan op de hoogte;2° de aanvraag niet aan de vereiste speciale regelen van openbaarmaking onderworpen heeft, verzoekt hij het college deze maatregelen binnen de tien dagen na zijn vraag te nemen. Indien de gemachtigde ambtenaar overgaat tot de ene en/of andere maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt de termijn van vijfenveertig dagen voorzien in § 1, met dertig dagen verlengd.

Aanvullend bij het tweede lid, indien de gemachtigde ambtenaar overgaat tot de maatregel, bedoeld in het eerste lid, 2°, en het onderzoek van de speciale regelen van openbaarmaking tijdens de schoolvakantie valt, wordt de termijn die in § 1 voorzien wordt, bovendien verlengd met : - tien dagen voor de paas- of kerstvakantie; - vijfenveertig dagen voor de zomervakantie. § 3. Aanvullend bij de algemene bepalingen die op alle procedures van toepassing zijn, zijn van toepassing in de procedure die in dit artikel bedoeld wordt : 1° artikel 177/1, onder voorbehoud van de verwijzingen die erin gemaakt worden naar artikel 178, die hier vervangen worden door verwijzingen naar dit artikel;2° artikel 188.».

Art. 159.De artikelen 180 tot 182 van het Wetboek worden opgeheven.

Art. 160.Artikel 188 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, worden de woorden « en de Regering kunnen » vervangen door het woord « kan »;2° in het tweede lid, worden de woorden « Zij kunnen » vervangen door de woorden « Hij kan » en de woorden « 153, § 2, en artikel 155, § 2, zonder dat in het tweede geval het college van burgemeester en schepenen hen een voorstel in die zin moet hebben gedaan » worden vervangen door « 126, § 11 »;3° het derde en vierde lid worden opgeheven;4° in het vijfde lid, worden de woorden « , en de Regering kunnen » vervangen door het woord « kan »;het woord « aanvraag » wordt vervangen door het woord « vergunningsaanvraag » en de woorden « in de artikelen 150 en 151 » worden vervangen door de woorden « in artikel 188/7 ».

Art. 161.Na het huidige artikel 188 van het Wetboek, wordt een nieuwe afdeling III ingevoegd, met als titel « Afdeling III - Beroep bij de Regering » en dat de volgende nieuwe artikelen 188/1 tot 188/5 bevat die luiden als volgt : «

Art. 188/1.De aanvrager kan bij de Regering beroep aantekenen tegen : - de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of van de gemachtigde ambtenaar, binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing; - het stilzwijgend besluit tot weigering van zijn aanvraag, binnen dertig dagen na het verstrijken van de aan de gemachtigde ambtenaar toebedeelde termijn om dit besluit te nemen.

Wanneer de gemeente noch aanvrager is van de vergunning, noch de aanvankelijke bevoegde overheid om deze uit te reiken, kan het college van burgemeester en schepenen bij de Regering beroep aantekenen tegen de beslissing van de gemachtigde ambtenaar, en dit binnen dertig dagen na de ontvangst van die beslissing. Dit beroep en de termijn waarbinnen het moet worden ingediend, is opschortend. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het tegelijkertijd aan de aanvrager gericht bij ter post aangetekende brief.

Dit beroep wordt gericht aan de Regering, die er bij ontvangst onmiddellijk een afschrift van doorstuurt naar het Stedenbouwkundig College en naar de overheid waarvan de uitdrukkelijke of impliciete beslissing wordt betwist.

Het Stedenbouwkundig College gaat over tot een hoorzitting wanneer die wordt gevraagd. Deze aanvraag wordt geformuleerd in het beroep of, indien het gaat om de overheid waarvan de uitdrukkelijke of impliciete beslissing betwist wordt, binnen vijf dagen na kennisgeving van het beroep door de Regering. Wanneer een partij vraagt gehoord te worden, worden ook de andere partijen uitgenodigd om te verschijnen. Het bestuur belast met stedenbouw en de Regering of de persoon die zij afvaardigt, mogen de hoorzitting voor het Stedenbouwkundig College bijwonen.

De Regering beslist over de voorschriften voor het indienen van het beroep en over de organisatie van de hoorzitting.

Art. 188/2.Onverminderd het tweede lid laat het Stedenbouwkundig College zijn advies aan de partijen en aan de Regering weten binnen vijfenzeventig dagen na de verzendingsdatum van het beroep.

De in het eerste lid bedoelde termijn wordt als volgt verlengd wanneer het Stedenbouwkundig College vaststelt dat de aanvraag moet worden onderworpen aan de volgende onderzoekshandelingen : 1° dertig dagen wanneer de aanvraag is onderworpen aan het advies van besturen of instellingen;2° vijfenveertig dagen wanneer de aanvraag is onderworpen aan een openbaar onderzoek;3° vijfenveertig dagen wanneer het openbaar onderzoek gedeeltelijk tijdens de zomervakantie wordt georganiseerd;4° vijfenveertig dagen wanneer de aanvraag is onderworpen aan het advies van de overlegcommissie. In deze hypothesen brengt het Stedenbouwkundig College de partijen en de Regering op de hoogte van de gevraagde maatregelen en van de duur van de verlenging van de termijnen.

Bij ontstentenis van advies uitgebracht binnen de toebedeelde termijn, wordt de procedure voortgezet zonder dat rekening moet worden gehouden met een advies dat is uitgebracht na deze termijn.

Art. 188/3.De Regering brengt haar beslissing aan de partijen ter kennis binnen zestig dagen : - na de kennisgeving van het advies van het Stedenbouwkundig College; - of, indien het advies niet wordt uitgebracht binnen de toebedeelde termijn, na het verstrijken van deze termijn.

Bij ontstentenis van kennisgeving van de beslissing binnen de in het eerste lid gestelde termijn, kan elk van de partijen per aangetekende brief een herinnering sturen aan de Regering. Wanneer deze herinnering wordt verzonden door het college van burgemeester en schepenen stuurt dit er tegelijkertijd een afschrift van aan de aanvrager per aangetekende brief.

Bij ontstentenis zal de herinneringsbrief geen effect sorteren. Indien na het verstrijken van een nieuwe termijn van dertig dagen vanaf de verzending van de herinnering de Regering haar beslissing niet heeft verzonden aan de partijen, geldt het advies van het stedenbouwkundig college als beslissing. Bij ontstentenis van advies van het stedenbouwkundig college, wordt de omstreden beslissing bevestigd.

Art. 188/4.§ 1. Voorafgaand aan de beslissing van de Regering, kan de aanvrager zijn vergunningsaanvraag wijzigen.

Wanneer de vergunningsaanvraag echter onderworpen is aan de speciale regelen van openbaarmaking in toepassing van artikel 188/2, mag de aanvraag niet worden gewijzigd tussen de datum van instelling van het beroep en het einde van de speciale maatregelen van openbaarmaking of de vervaldag van hun realisatietermijn bedoeld in artikel 188/8 of 188/9. § 2. De aanvrager verwittigt de Regering per aangetekende brief van zijn voornemen om zijn vergunningsaanvraag te wijzigen. De in artikel 188/3 bedoelde termijn wordt geschorst vanaf de datum van verzending van de aangetekende brief. § 3. Binnen een termijn van zes maanden na de kennisgeving aan de Regering, worden de wijzigingen aangebracht door de aanvrager.

Na deze termijn vervalt de vergunningsaanvraag. § 4. Binnen dertig dagen na ontvangst van de gevraagde wijziging, controleert de Regering of het dossier volledig is en of de gewijzigde aanvraag met het oog op de in § 5 bedoelde voorwaarden opnieuw moet worden onderworpen aan onderzoekshandelingen. Vervolgens stuurt ze de aanvrager, per aangetekende brief, een ontvangstbewijs indien het dossier volledig is. In het andere geval brengt ze hem onder dezelfde voorwaarden ter kennis dat zijn dossier niet volledig is, met vermelding van de ontbrekende documenten of inlichtingen; de Regering verstuurt het ontvangstbewijs binnen dertig dagen na ontvangst van deze documenten of inlichtingen.

Indien binnen zes maanden na de kennisgeving van de onvolledigheid van het dossier de aanvrager geen ontbrekende documenten of inlichtingen meedeelt, vervalt de vergunningsaanvraag. Indien de aanvrager een deel van deze documenten meedeelt, zijn de bepalingen van deze paragraaf opnieuw van toepassing.

Bij ontstentenis van afgifte van het ontvangstbewijs of van kennisgeving van de onvolledigheid van het dossier binnen de in het eerste lid bedoelde termijnen, wordt de in § 2 bedoelde opschorting opgeheven en begint de termijn waarbinnen de Regering haar beslissing ter kennis moet brengen overeenkomstig artikel 188/3 opnieuw te lopen op de dag volgend op de vervaldag van de in dit lid bedoelde vervaltermijn. § 5. Wanneer de door de aanvrager aangebrachte wijzigingen geen invloed hebben op het voorwerp van het project, bijkomstig zijn en bedoeld zijn als antwoord op de bezwaren die het oorspronkelijke project opriep of om de afwijkingen bedoeld in artikel 126, § 11 en die het oorspronkelijke project zou impliceren, uit de aanvraag te schrappen, spreekt de Regering zich over de gewijzigde aanvraag uit zonder dat die opnieuw moet worden onderworpen aan reeds gestelde onderzoekshandelingen.

De in § 2 bedoelde schorsing wordt opgeheven op de datum van verzending van het ontvangstbewijs van het volledige dossier, bedoeld in § 4, en de termijn waarbinnen de Regering haar beslissing moet meedelen overeenkomstig artikel 188/3, begint opnieuw te lopen.

Art. 188/5.De Regering kan de vergunning verlenen, de vergunning afhankelijk stellen van voorwaarden om een goede plaatselijke aanleg te waarborgen of de vergunning weigeren.

Ze kan ook de in artikel 126, § 11 bedoelde afwijkingen toestaan.

Bovendien kan de Regering de vergunning toekennen in afwijking van de verordenende voorschriften van de in titel II bedoelde plannen, zodra beslist werd dat de beslissing om deze plannen te wijzigen werd genomen met het oog op de verwezenlijking van handelingen en werken van openbaar nut die het voorwerp zijn van de vergunningsaanvraag, voor zover de bevoegde overheid, in de beslissing tot wijziging van het plan, aangetoond heeft dat de wijziging enkel betrekking heeft op de bestemming van kleine gebieden op plaatselijk vlak en niet van dien aard is dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kan hebben, rekening houdend met de in bijlage D van dit Wetboek opgesomde criteria. In dat geval is de aanvraag om vergunning onderworpen aan de in artikel 188/7 bedoelde speciale regelen van openbaarmaking.

De voorgaande leden zijn van toepassing op het advies van het Stedenbouwkundig College wanneer dat geldt als beslissing overeenkomstig artikel 188/3. ».

Art. 162.Afdeling X van hoofdstuk III van titel IV van het Wetboek, met het opschrift « Gezamenlijke bepalingen voor de beslissingen », wordt afdeling IV en het opschrift wordt « Gezamenlijke bepalingen ».

Art. 163.Een nieuw artikel 188/11 wordt in het Wetboek ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 188/11.§ 1. Tenzij de voorschriften van het bijzonder bestemmingsplan ze uitdrukkelijk opleggen, stelt dit plan, indien goedgekeurd na 29 juni 2001, de vergunningsaanvragen vrij van de speciale regelen van openbaarmaking, die vereist zijn door het gewestelijk bestemmingsplan.

De in het eerste lid bedoelde vrijstelling is evenwel niet van toepassing voor de aanvragen betreffende handelingen en werken strekkende tot de aanleg of de wijziging van verkeerswegen. § 2. De niet-vervallen verkavelingsvergunning, afgegeven na 29 juni 2001, stelt de vergunningsaanvragen vrij van de speciale regelen van openbaarmaking vereist door de plannen.

De in het eerste lid bedoelde vrijstelling is evenwel niet van toepassing op de aanvragen betreffende handelingen en werken strekkende tot de aanleg of de wijziging van verkeerswegen. ».

Art. 164.Boven artikel 189 van het Wetboek, wordt ingevoegd : 1° een onderafdeling II, met als titel « Overige gezamenlijke bepalingen »;2° een artikel 188/12, luidend als volgt : « Art.188/12. § 1. Voorafgaand aan de indiening van de vergunningsaanvraag kan de ontwerper de vergunningverlenende overheid vragen dat een projectvergadering gehouden wordt.

In dat geval ontvangt de betrokkene binnen de vijftien dagen na de aanvraag een uitnodiging voor deze vergadering. § 2. Tijdens deze vergadering ontmoet de ontwerper de vertegenwoordiger(s) van de vergunningverlenende overheid. § 3. De Regering stelt de lijst vast van de instanties die de vergunningverlenende overheid dient uit te nodigen voor de vergadering. § 4. Op de projectvergadering dienen de grote krachtlijnen van het project besproken te worden, zonder evenwel vooruit te lopen op de beslissing van de vergunningverlenende overheid in het kader van de onderzoeksprocedure van de vergunning. De projectvergadering en de eventuele notulen ervan vormen in geen geval een administratieve beslissing. § 5. De Regering stelt de regels voor de toepassing van dit artikel vast. ».

Art. 165.In artikel 189, eerste lid van het Wetboek, worden de woorden « Onverminderd de bepalingen van artikel 153, §§ 3 en 4, mag de » vervangen door het woord « De » en wordt het woord « mag » ingevoegd tussen de woorden « vergunning » en « niet ».

Art. 166.Er wordt een nieuw artikel 189/1 ingevoegd in het Wetboek, luidend als volgt : «

Art. 189/1.Onder voorbehoud van een door de vergunnende overheid toegestane afwijking zoals voorgeschreven door artikel 126, moeten de vergunningen die ook handelingen en werken aan wegen en openbare ruimten inhouden, beantwoorden aan de verordenende bepalingen van de gewestelijke en gemeentelijke mobiliteitsplannen die zijn aangenomen in toepassing van de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit.

Handelingen en werken betreffende het wegennet en de openbare ruimte in de zin van het eerste lid, zijn alle interventies in de openbare ruimte en aan het wegennet met betrekking tot de markering, de uitrusting of de inrichtingen. ».

Art. 167.Artikel 190, eertse lid, van het Wetboek, wordt als volgt vervangen : « Wanneer de aanvraag om vergunning krachtens dit Wetboek onderworpen is aan de voorafgaande effectenbeoordeling : - wordt de beslissing tot verlening of weigering van de vergunning met redenen omkleed, onder meer gelet op de aanzienlijke effecten op het leefmilieu en het stedelijk milieu die het project kan veroorzaken, met inbegrip van de belangrijke sociale en economische gevolgen die het kan hebben, rekening houdend met de resultaten van de gerealiseerde effectenbeoordeling en met de relevante inlichtingen die werden verzameld in het kader van de behandeling van de vergunningsaanvraag; - bevat de beslissing tot verlening van de vergunning een beschrijving van alle eigenschappen van het project en van de maatregelen die worden opgelegd door de vergunnende overheid, met inbegrip van de eventuele opvolgingsmaatregelen die zijn bedoeld om de noemenswaardige negatieve gevolgen van het project voor het leefmilieu te vermijden, te voorkomen of te verminderen en, indien mogelijk, te compenseren. ».

Art. 168.Artikel 191 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 191.§ 1. De vergunnende overheid kan voorwaarden opleggen die wijzigingen aan de vergunningsaanvraag impliceren.

De termijn waarbinnen de vergunnende overheid haar beslissing moet meedelen overeenkomstig artikel 156, 178, 178/2 of 188/3, wordt opgeschort vanaf de verzending, door de overheid aan de aanvrager, van het verzoek om de vergunningsaanvraag te wjzigen. § 2. De aanvrager stelt de vergunnende overheid in kennis van de gewijzigde aanvraag, binnen de zes maanden gerekend vanaf de verzending van het in § 1, tweede lid bedoelde verzoek. Bij ontstentenis, mag de vergunnende overheid een beslissing nemen over de aanvraag in haar ongewijzigde vorm. § 3. Binnen de dertig dagen na ontvangst van de gewijzigde aanvraag, gaat de vergunnende overheid na of het dossier volledig is en of de gewijzigde aanvraag opnieuw moet onderworpen worden aan onderzoekshandelingen, volgens de voorwaarden bedoeld in § 4 en stuurt ze de aanvrager bij aangetekende brief een ontvangstbewijs als het dossier volledig is. In het andere geval, laat ze aan de aanvrager onder dezelfde voorwaarden weten dat zijn dossier niet volledig is, met vermelding van de ontbrekende documenten of inlichtingen; de vergunnende overheid levert het ontvangstbewijs af binnen dertig dagen vanaf de ontvangst van deze documenten of inlichtingen.

Indien de aanvrager binnen zes maanden na kennisgeving van het onvolledige karakter van het dossier, geen enkel van de ontbrekende documenten of inlichtingen meedeelt, dan vervalt de vergunningsaanvraag. Indien de aanvrager een deel van deze documenten meedeelt, zijn de bepalingen van deze paragraaf opnieuw van toepassing.

Indien het ontvangstbewijs niet is verzonden of de onvolledigheid van het dossier niet is meegedeeld binnen de in het eerste lid bedoelde termijnen, wordt de in § 1, tweede lid bedoelde opschorting opgeheven en begint de termijn waarbinnen de vergunnende overheid haar beslissing moet meedelen overeenkomstig artikel 156, 178, 178/2 of 188/3 opnieuw te lopen vanaf de dag volgend op het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn. § 4. Wanneer de wijzigingen geen invloed hebben op het voorwerp van het project, van bijkomstig belang zijn en bedoeld zijn om tegemoet te komen aan de bezwaren die het oorspronkelijk project opriep, of wanneer ze de afwijkingen van het oorspronkelijk project bedoeld in artikel 126 § 11 uit de aanvraag willen schrappen, dan neemt de vergunnende overheid een beslissing over de gewijzigde aanvraag, zonder dat deze opnieuw moet worden onderworpen aan de reeds uitgevoerde onderzoekshandelingen.

De in § 1, tweede lid bedoelde opschorting wordt opgeheven op de datum van verzending van het ontvangstbewijs van het volledige dossier, bedoeld in § 3, en de termijn waarbinnen de vergunnende overheid haar beslissing moet meedelen overeenkomstig artikel 156, 178, 178/2 of 188/3 begint opnieuw te lopen. § 5. Wanneer de wijzigingen die in het project werden aangebracht op initiatief van het college van burgemeester en schepenen of de gemachtigde ambtenaar niet voldoen aan de in § 4 bedoelde voorwaarden, dan wordt de gewijzigde aanvraag opnieuw onderworpen aan onderzoekshandelingen die de vergunnende overheid bepaalt.

In dat geval, vervalt de in § 1, tweede lid bedoelde opschorting en begint, in afwijking van artikelen 156 en 178, 178/2, de termijn waarbinnen het college van burgemeester en schepenen of de gemachtigde ambtenaar zijn beslissing openbaar moet maken, pas te lopen vanaf de verzending van het ontvangstbewijs zoals bedoeld in § 3. § 6. In afwijking van de voorgaande paragrafen, wanneer de Regering de aanvrager wenst te verzoeken om in de vergunningsaanvraag wijzigingen aan te brengen die niet voldoen aan de in § 4 bedoelde voorwaarden, weigert zij de vergunning en verzoekt ze de aanvrager om een nieuwe vergunningsaanvraag in te dienen bij de in eerste instantie bevoegde vergunnende overheid. ».

Art. 169.Artikel 194 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt als volgt vervangen : « Het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar en de Regering weigeren de vergunning wanneer de aanvraag niet conform de voorwaarden is van een besluit van de Regering tot weigering van het instellen van de beschermingsprocedure of van een besluit van de Regering tot weigering van de bescherming van een goed dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag.»; b) het tweede lid wordt als volgt gewijzigd : i) in de eerste zin, wordt het woord « Zij » vervangen door de woorden « Het college van burgemeester en schepenen, de gemachtigde ambtenaar en de Regering »; ii) in het 1°, worden de woorden « of het richtplan van aanleg » ingevoegd na de woorden « het gewestelijk bestemmingsplan »; iii) in het 2°, worden de woorden « de Regering » vervangen door de woorden « de gemeenteraad »; 2° paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) het 1° en 2° worden opgeheven;b) het 4° wordt als volgt vervangen : « in het geval bedoeld in het 2° van het tweede lid van de eerste paragraaf, wanneer het plan niet in werking is getreden binnen drie jaar na de beslissing van de gemeenteraad tot opmaak of wijziging van een bijzonder bestemmingsplan.».

Art. 170.Artikel 194/1 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 194/1.§ 1. Het onderzoek van de vergunningsaanvraag en de termijnen voorzien in artikelen 156, 178 en 178/2, worden opgeheven vanaf de kennisgeving van het ontvangstbewijs van het volledige dossier van een voorstel of aanvraag tot bescherming die volledig of gedeeltelijk het door de aanvraag beoogde onroerend goed betreft, tot de kennisgeving van de beslissing van de Regering om al dan niet de in artikelen 222, 223 en 227 beoogde beschermingsprocedure te starten.

Een kopie van deze kennisgevingen wordt door de met de in dit hoofdstuk bedoelde vergunningsaanvraag belaste overheid naar de aanvrager verzonden. De bovengenoemde opheffing eindigt ook in de veronderstelling en op het moment dat de procedure met betrekking tot een voorstel of aanvraag tot bescherming van rechtswege nietig is met toepassing van artikel 222, § 5.

Wanneer bij de Regering, met toepassing van afdeling III van dit hoofdstuk, reeds beroep is aangetekend op het moment waarop de ontvangst bevestigd is van het volledig dossier van een voorstel of aanvraag tot bescherming, dan worden het onderzoek van de aanvraag en de in de vernoemde afdeling III gestelde termijnen geschorst vanaf de kennisgeving van dit ontvangstbewijs tot de kennisgeving van de beslissing van de Regering om wel of niet de beschermingsprocedure te starten of tot het moment waarop de procedure van rechtswege nietig is met toepassing van artikel 222, § 5. Hetzelfde geldt wanneer de ontvangst van het volledige dossier wordt bevestigd tijdens de termijn geopend om het beroep bij de Regering aan te tekenen. § 2. Het onderzoek van de vergunningsaanvraag en de in artikelen 156, 178 en 178/2 gestelde termijnen kunnen worden opgeschort, op verzoek van de aanvrager of op initiatief van de bevoegde overheid, wanneer voor het onderzoek van de vergunningsaanvraag rekening moet worden gehouden met een afzonderlijke bestuurshandeling.

De opschorting gaat in op de datum waarop de bevoegde overheid ze aanvaardt of ertoe beslist en neemt een einde op de datum waarop de afzonderlijke bestuurshandeling definitief is goedgekeurd. ».

Art. 171.In artikel 194/2, tweede lid, van het Wetboek, wordt de verwijzing naar « artikel 30 » vervangen door de verwijzing naar « artikel 301 ».

Art. 172.In artikel 195 van het Wetboek, wordt een nieuw tweede lid toegevoegd dat als volgt luidt : « De Regering bepaalt tevens de termijnen waarbinnen en de modaliteiten volgens welke de vergunnende overheden : - de bevolking en de overheden die werden geraadpleegd tijdens de behandeling van de vergunningsaanvraag moeten informeren over de goedkeuring van hun beslissingen tot verlening of weigering van vergunning; - deze beslissingen aan hen ter beschikking moeten stellen. ».

Art. 173.Afdeling XI van hoofdstuk III van titel IV van het Wetboek, met het opschrift « Bijzondere bepalingen van de verkavelingsvergunning » wordt als volgt gewijzigd : 1° de afdeling wordt verplaatst naar de nieuwe afdeling II van hoofdstuk III van titel IV, met het opschrift « Vergunningen afgeleverd door de gemachtigde ambtenaar » en wordt onderafdeling III, met hetzelfde opschrift;2° artikel 196 wordt artikel 177/2 en in het tweede lid worden de woorden « in de artikelen 150 en 151 » vervangen door de woorden « in artikel 188/7 »;3° artikel 197, § 1 wordt artikel 177/3 en wordt als volgt vervangen : « Art.177/3. De behandeling van de aanvragen van verkavelingsvergunningen is onderworpen aan hierna vernoemde bijkomende formaliteiten : 1° de aanvraag is onderworpen aan de speciale regelen van openbaarmaking bedoeld in artikel 188/7;2° de gemeenteraad neemt kennis van het resultaat van het onderzoek en delibereert over de zaak van de wegen vooraleer de vergunnende overheid over de vergunningsaanvraag een beslissing neemt.»; 4° artikel 197, § 2 wordt artikel 188/6 en zijn eerste lid wordt als volgt vervangen : a) de woorden « , in het kader van een aanvraag van een verkavelingsvergunning, » worden ingevoegd tussen de woorden « Heeft de gemeenteraad » en « over de zaak »;b) de woorden « in § 1, 1° bedoelde » worden geschrapt.

Art. 174.In de betiteling van hoofdstuk IIIbis van titel IV van het Wetboek, worden de woorden « vegunningsaanvragen en beroepen betreffende schoolgebouwen » vervangen door de woorden « aanvragen om stedenbouwkundige vergunning en beroepen betreffende schoolgebouwen ».

Art. 175.Artikel 197/1 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 197/1.In afwijking van hoofdstuk III van deze titel, zijn de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van toepassing op aanvragen om stedenbouwkundige vergunning ingediend tussen 1 april 2014 en 30 juni 2020 betreffende handelingen en werken bedoeld om de opvangcapaciteit van een schoolvoorziening, d.w.z. een inrichting van het kleuter-, basis- of middelbaar onderwijs, met inbegrip van het bijzonder onderwijs, te creëren of te vergroten.

Deze bepalingen zijn niet toepasselijk op aanvragen om stedenbouwkundige vergunning : 1° voor een gemengd project;2° onderworpen aan een effectenonderzoek;3° voor een onroerend goed dat ingeschreven is op de bewaarlijst of beschermd is of waarvoor de inschrijvings- of beschermingsprocedure geopend is.».

Art. 176.In artikel 197/2, eerste lid, eerste zin van het Wetboek, wordt het artikelnummer « 175 » vervangen door het nummer « 123/2 » en wordt na de woorden « artikel 124 » de verwijzing « § 1 » geschrapt.

Art. 177.In artikel 197/3, vierde lid van het Wetboek, worden de woorden « het advies geacht gunstig te zijn » vervangen door de woorden « de procedure voortgezet zonder dat een laattijdig uitgebracht advies in aanmerking moet worden genomen ».

Art. 178.De artikelen 197/8 tot 197/12 en 197/17, vierde lid van het Wetboek worden opgeheven.

Art. 179.Artikel 200 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 200.Het stedenbouwkundig attest wordt afgegeven volgens dezelfde procedure, binnen dezelfde termijnen en door dezelfde overheden als in dit Wetboek is voorzien voor de stedenbouwkundige en de verkavelingsvergunningen. ».

Art. 180.In artikel 201 van het Wetboek, wordt het cijfer « 160 » vervangen door het cijfer « 161 ».

Art. 181.Artikel 202 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het tweede lid, worden de woorden « onder de voorwaarden voorzien in artikelen 164 tot 172 en 180 tot 182 » vervangen door de woorden « overeenkomstig de procedure beschreven in de artikelen 188/1 tot 188/5 »;3° het derde en het vierde lid worden opgeheven.

Art. 182.In artikel 203 van het Wetboek, wordt het woord « voorgenomen » verwijderd en worden de woorden « en, in voorkomend geval, het voorgenomen gebruik » ingevoegd tussen het woord « bestemming » en het woord « voor ».

Art. 183.In artikel 205 van het Wetboek, wordt het enige lid § 1 en wordt een nieuwe § 2 ingevoegd die als volgt luidt : « § 2. Wanneer de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest werd onderworpen aan een effectenbeoordeling en de vergunningsaanvraag die werd ingediend binnen de in artikel 204 ingestelde termijn overeenstemt met het afgegeven attest of er enkel van afwijkt voor aspecten die niet vallen onder het toepassingsgebied van bijlage A of B van onderhavig Wetboek, wordt de vergunningsaanvraag vrijgesteld van de formaliteiten inzake de effectenbeoordeling.

Wanneer de wijzigingen die in het project werden aangebracht tussen de afgifte van het attest en de indiening van de in het voorgaande lid bedoelde vergunningsaanvraag, vallen onder het toepassingsgebied van : - bijlage A van onderhavig Wetboek, is de vergunningsaanvraag onderworpen aan een effectenbeoordeling overeenkomstig de artikelen 175/2 en volgende; - bijlage B van onderhavig Wetboek, moet bij de vergunningsaanvraag een effectenrapport worden gevoegd overeenkomstig de artikelen 175/15 en volgende. ».

Art. 184.Hoofdstuk V van titel IV van het Wetboek, met het opschrift « De stedenbouwkundige verklaring » en artikel 205/1 dat het bevat, worden opgeheven.

Art. 185.Artikel 206 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het 1° wordt als volgt gewijzigd : a) in de definitie van onroerend erfgoed, worden na « technische » de woorden « landschappelijke, stedenbouwkundige » toegevoegd;b) in a) de Nederlandse tekst, wordt het woord « bijzonder » ingevoegd tussen het woord « elk » en het woord « merkwaardig ».2° het 11° wordt als volgt vervangen : « 11° klein erfgoed : a) de bijzonder opmerkelijke sierelementen toegevoegd aan de structuur van het gebouw, bevestigd aan de straatgevel, aan de deur of aan de ramen zoals deurbellen, brievenbussen, glas-in-lood en handgrepen, de bijzonder opmerkelijke elementen die de gevelstructuren aan de straatzijde van het gebouw tooien zoals figuratieve of abstracte kunstwerken uitgevoerd in sgraffiti of polychrome betegeling of met behulp van ongeacht welke behandeling van gevelmaterialen, die bijdragen tot de verfraaiing of de identiteit van de gevel, en de bijzonder opmerkelijke elementen die integraal deel uitmaken van de omheining of de decoratie van de aan de straatzijde gelegen voortuintjes;b) uitzonderlijk buitenschrijnwerk dat deel uitmaakt van de gevel van het gebouw aan de straatzijde;c) bomen die zijn ingeschreven in de in artikel 207 tot 209 bedoelde inventaris van het onroerend erfgoed.».

Art. 186.Hoofdstuk II van titel V van het Wetboek, dat de artikelen 207 tot 209 omvat, wordt als volgt vervangen : « HOOFDSTUK II. - De inventaris van het onroerende erfgoed Art. 207, § 1. De Regering maakt een inventaris op van het onroerende erfgoed van het Gewest, houdt hem bij en maakt hem bekend.

De Regering legt de vorm van de inventaris van het onroerend erfgoed en de vermeldingen die erin moeten worden opgenomen vast, evenals de procedure betreffende het opmaken, het bijhouden en het bekendmaken van de inventaris. De inventaris van het onroerend erfgoed moet vrij toegankelijk zijn op een daartoe aangemaakte website en worden bijgehouden door het bestuur belast met Monumenten en Landschappen. § 2. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen of het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het goed gelegen is, kan voorstellen dat een goed wordt ingeschreven op de inventaris van het onroerend erfgoed. § 3. Elke vergunningsaanvraag die betrekking heeft op een goed dat is ingeschreven op de inventaris van het onroerend erfgoed, is onderworpen aan het advies van de overlegcommissie. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen wordt slechts geraadpleegd op verzoek van de overlegcommissie.

De Regering kan de lijst bepalen van de handelingen en werken die, door hun geringe omvang of de niet-relevantie van dit advies, vrijgesteld zijn van het voorafgaand advies van de overlegcommissie of van de speciale regelen van openbaarmaking.

Wanneer ze wordt geraadpleegd met toepassing van het eerste lid, maakt de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen haar advies aan de vergunnende overheid over binnen dertig dagen vanaf de ontvangst van de adviesaanvraag. Bij ontstentenis, wordt de procedure voorgezet zonder dat een laattijdig uitgebracht advies nog in aanmerking moet worden genomen. § 4 De inschrijving op de inventaris van een goed dat tot het onroerende erfgoed behoort, heeft uitwerking vanaf de dag waarop het bij wege van vermelding in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. ».

Art. 187.In artikel 215, eerste lid, van het Wetboek, worden de woorden « en artikel 67 van het koninklijk besluit van 10 december 1970 houdende de Huisvestingscode » geschrapt en worden de woorden « alsook, tegelijkertijd, aan de gemachtigde ambtenaar Erfgoed » toegevoegd.

Art. 188.Artikel 217, § 2, van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° In het eerste lid, worden na de woorden « een goed dat tot het onroerende erfgoed behoort », de volgende woorden ingevoegd « of verhuurd worden voor meer dan negen jaar, of bij vruchtgebruik gecreëerd onder levenden, erfpacht of recht van opstal alsook bij domaniale concessie ervan »;2° Aan het slot van het tweede lid, worden de volgende woorden toegevoegd « of de verhuring op meer dan negen jaar, of het vruchtgebruik gecreëerd onder levenden, erfpacht of het ontstaan van een recht van opstal of een domaniale concessie » ingevoegd na het woord « overdracht » en het woord « vaststelt »;3° In het derde lid : a) de woorden « die met een verkoop van een op de bewaarlijst ingeschreven goed gepaard gaat » worden vervangen door « die gepaard gaat met de verkoop van een op de bewaarlijst ingeschreven goed, de verhuring ervan voor meer dan negen jaar of bij het ontstaan van een vruchtgebruik gecreëerd onder levenden, een recht van opstal of een domaniale concessie »;b) na het woord « verkoopt » worden de volgende woorden toegevoegd : « of verhuurt voor meer dan negen jaar, of een recht op vruchtgebruik gecreëerd onder levenden, erfpachtrecht of recht van opstal of een domaniale concessie voorstelt ».

Art. 189.Artikel 222 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° de teksten van §§ 2 tot 8 worden als volgt vervangen : « § 2.Binnen twintig dagen na de ontvangst van de aanvraag of het voorstel tot bescherming, stuurt het bestuur belast met Monumenten en Landschappen bij ter post aangetekende brief een ontvangstbewijs naar de aanvrager wanneer het dossier volledig is. In het andere geval, verwittigt het bestuur hem op dezelfde wijze van deze onvolledigheid, met vermelding van de ontbrekende documenten en inlichtingen. Het bestuur belast met Monumenten en Landschappen levert het ontvangstbewijs af binnen twintig dagen na de ontvangst van deze documenten en inlichtingen.

Een kopie van het ontvangstbewijs van het volledige dossier wordt verstuurd naar de eigenaar van het goed in kwestie alsook tegelijkertijd naar de gemachtigde ambtenaar, het Stedenbouwkundig College en de gemeente op wier grondgebied het goed zich bevindt. Als het goed het voorwerp uitmaakt van een vergunningsaanvraag, moet het afschrift van het ontvangstbewijs van het volledige dossier bovendien tegelijkertijd worden meedegeeld aan de vergunningsaanvrager. § 3. Binnen dertig dagen volgend op de aflevering van het ontvangstbewijs voor een volledig dossier, legt de administratie het om advies voor aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, als deze niet de verzoeker is.

Het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen wordt gegeven en bekendgemaakt binnen vijfenveertig dagen volgend op de ontvangst van de aanvraag. Na verloop van deze termijn, wordt de procedure verdergezet, zonder dat er rekening moet worden gehouden met een advies dat buiten die termijn wordt overgezonden. § 4. De Regering neemt de beslissing om al dan niet de beschermingsprocedure te starten binnen zestig dagen volgend op het ontvangstbewijs van een volledig dossier, indien het voorstel uitgaat van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, of in de andere gevallen, binnen zestig dagen na ontvangst van het advies van die Commissie of het verstrijken van de termijn voor het advies zoals bedoeld in § 3.

Die termijn wordt verlengd met een maand indien hij geheel of gedeeltelijk tijdens de zomervakantie van de scholen loopt. § 5. Bij ontstentenis van beslissing binnen de door § 4 opgegeven termijn, kan elke belanghebbende een herinnering richten aan de Regering bij aangetekende brief met bewijs van ontvangst.

Indien na het verstrijken van een nieuwe termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van het ontvangstbewijs van de herinnering bij aangetekende brief, de Regering nog geen beslissing heeft genomen, vervalt de procedure van rechtswege.

Die termijn wordt verlengd met een maand indien hij geheel of gedeeltelijk tijdens de zomervakantie van de scholen loopt; § 6. Wanneer zij beslist om de beschermingsprocedure niet aan te vatten en voor het betrokken goed een stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd die betrekking hebben op een welbepaald project, kan de Regering met behoorlijke opgaaf van redenen en met naleving van het evenredigheidsbeginsel, voorwaarden opleggen voor de afgifte van het attest of de vergunning, teneinde de elementen van dit goed te vrijwaren en op te waarderen.

Deze voorwaarden gelden bovendien voor elke attest- of vergunningsaanvraag die hetzelfde voorwerp hebben en worden ingediend binnen vijf jaar na de bekendmaking van het besluit tot weigering om de beschermingsprocedure aan te vatten. § 7. Wordt onontvankelijk verklaard, elke in § 1 bedoelde aanvraag die betrekking heeft op een goed dat al het voorwerp heeft uitgemaakt van een besluit tot weigering om de beschermingsprocedure aan te vatten of een besluit tot niet-bescherming en die minder dan vijf jaar na de goedkeuring van een van deze besluiten wordt ingediend.

Het voorgaande lid is evenwel niet van toepassing als de aanvraag tot bescherming gerechtvaardigd wordt door een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning die werd ingediend na de goedkeuring van een van de in het eerste lid bedoelde besluiten en erop gericht is om op dit goed een project te realiseren dat niet bestond op het ogenblik van deze goedkeuring of bij het verstrijken van deze termijn. § 8. De Regering kondigt het besluit tot weigering van het instellen van de procedure van bescherming aan bij aangetekende brief aan de opsteller van het voorstel of van de aanvraag tot bescherming, aan de eigenaar van het betreffende goed, aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen en aan de gemeente waar het goed zich bevindt, alsook, indien er een attestaanvraag of een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor dit goed bestaat, aan de aanvrager van het attest of de vergunning, aan de gemachtigde ambtenaar en aan het Stedenbouwkundig College.

Wanneer er krachtens het besluit tot weigering van de instelling van de beschermingsprocedure voorwaarden worden opgelegd overeenkomstig § 6, wordt dit gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. ».

Art. 190.Aan artikel 226 van het Wetboek, worden de als volgt geformuleerde tweede tot vijfde leden toegevoegd : « Wanneer zij besluit niet te beschermen en het goed in kwestie maakt het voorwerp uit van een vergunningsaanvraag voor een bepaald project, kan de Regering, mits ze dat met redenen omkleedt en in naleving van het proportionaliteitsprincipe, voorwaarden opleggen aan het afleveren van de vergunning met het oog op het behouden en valoriseren van de elementen van het goed.

Die voorwaarden gelden bovendien voor elke vergunningsaanvraag met hetzelfde voorwerp die wordt ingediend binnen vijf jaar na de bekendmaking van de beslissing tot weigering van de bescherming.

Het besluit tot weigering van de bescherming wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 222, § 8, eerste lid.

Indien het besluit tot weigering van de bescherming voorwaarden oplegt overeenkomstig het tweede lid, wordt het in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. ».

Art. 191.Artikel 227 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 227.Wanneer de aanvraag om inschrijving op de bescherming van de eigenaar uitgaat of wanneer ze, in het geval van mede-eigendom of van splitsing van het eigendomsrecht, unaniem gebeurt, kan de Regering, in plaats van de beslissing van de in artikel 223 bedoelde beschermingsprocedure te openen, het besluit tot bescherming rechtstreeks goedkeuren zoals voorzien in de artikelen 228 tot 230 na het advies te hebben ingewonnen van het college van burgemeester en schepenen van de betreffende gemeente en na het gunstig advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.

Het college van burgemeester en schepenen van de betreffende gemeente zal binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van de aanvraag zijn advies verstrekken en bekendmaken.

De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen zal haar advies verstrekken en bekendmaken binnen de termijn opgegeven onder artikel 222, § 3, tweede lid. In geval van ongunstig advies of bij ontstentenis van advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, kan de procedure desgevallend worden voortgezet mits naleving van de modaliteiten vastgesteld door de artikelen 223 tot 226. ».

Art. 192.Artikel 234 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid worden de woorden « en artikel 67 van het koninklijk besluit van 10 december 1970 houdende de Huisvestingscode » geschrapt en worden de woorden « alsook tegelijkertijd aan de gemachtigde ambtenaar Erfgoed » toegevoegd;2° aan het slot van het tweede lid worden de volgende woorden toegevoegd « of, indien de termijn uit het derde lid geheel of gedeeltelijk tijdens de zomervakantie van de scholen loopt, van de Minister die bevoegd is voor de bescherming van monumenten en landschappen.» 3° het vierde lid wordt opgeheven.

Art. 193.In artikel 237, § 2, eerste lid van het Wetboek, worden de woorden « of het gebrek aan relevantie van deze vereiste voor de beschouwde handelingen en werken » ingevoegd tussen de woorden « geringe omvang » en de woorden « , geen advies ».

Art. 194.Na artikel 239 van het Wetboek, wordt het volgende nieuwe hoofdstuk IVbis toegevoegd : « HOOFDSTUK IVbis. - Het register van het onroerend erfgoed

Art. 239/1.De administratie zal een lijst opstellen en bijhouden van onroerende goederen die staan ingeschreven op de bewaarlijst, die beschermd zijn of die het voorwerp uitmaken van een inschrijvings- of beschermingsprocedure.

Art. 239/2.Eenieder kan kennis nemen van het register van het onroerend erfgoed via de website die daartoe door de administratie wordt gecreëerd en bijgehouden. ».

Art. 195.Artikel 240 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 3 wordt als volgt vervangen : « § 3.Wanneer het op de bewaarlijst ingeschreven of beschermde goed eigendom is van een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, kan die, in plaats van de werkzaamheden uit te voeren die nodig zijn voor het behoud van de integriteit van het goed, eisen dat het Gewest zijn goed onteigent. Het onderhavige lid is slechts van toepassing indien de natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon vaststelt dat de werken niet het gevolg zijn van het niet-naleven van de verplichtingen die door artikel 214 worden opgelegd.

Tenzij anders is overeengekomen tussen de betrokken partijen, geldt de onteigening voor het gehele goed, ook al is het slechts voor een deel op de bewaarlijst ingeschreven of beschermd, voor zover het op de bewaarlijst ingeschreven of beschermde deel een wezenlijk bestanddeel van het onroerende erfgoed uitmaakt, en voor het terrein dat er noodzakelijk bij behoort. »; 2° een als volgt opgestelde § 6 wordt toegevoegd : « § 6.Een schadevergoeding ten laste van het Gewest is aangewezen indien louter vanwege het goedkeuren van een definitief beschermingsbesluit van het goed als landschap in de zin van artikel 206, 1°, c), het gebruik wordt verhinderd van een niet-vervallen bouw- of verkavelingsvergunning die voorafgaandelijk werd afgeleverd aan de eigenaar van een voor de bouw bestemd goed. Onder definitief beschermingsbesluit moet worden verstaan, een beschermingsbesluit dat niet meer vatbaar is voor enig beroep of waarvan de beroepsmogelijkheid of -mogelijkheden door een definitieve beslissing zijn verworpen.

De waardevermindering die voor schadeloosstelling in aanmerking komt, dient te worden geraamd als het verschil tussen enerzijds de waarde van dat goed op het ogenblik van de verwerving, geactualiseerd tot op de dag van het ontstaan van het recht op schadevergoeding en verhoogd met de vóór het definitief van kracht worden van het beschermingsbesluit gedragen lasten en kosten, en anderzijds de waarde van dat goed op het ogenblik van het ontstaan van het recht op schadevergoeding.

Het recht op schadevergoeding ontstaat op de dag waarop het beschermingsbesluit van het goed als landschap definitief wordt. De Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel, onder meer wat de vaststelling van de waarden van het goed en de actualisering ervan betreft. De waardevermindering van het goed volgend uit het bouw- of verkavelingsverbod, moet evenwel zonder vergoeding gedoogd worden ten belope van twintig ten honderd van die waarde.

Aan de verplichting tot schadevergoeding kan worden voldaan door een met redenen omkleed besluit van de Regering waarin de opheffing van de bescherming van het goed overeenkomstig artikel 239 beslist wordt.

De aanvragen tot betaling van vergoedingen, ongeacht het bedrag ervan, behoren tot de bevoegdheid van de rechtbanken van eerste aanleg. Alle op dat stuk gewezen vonnissen, behalve de voorbereidende, zijn vatbaar voor beroep.

De aanvragen vervallen één jaar na de dag waarop het recht op schadevergoeding ontstaat overeenkomstig het derde lid.

Elke schadeloosstelling die werd betaald in uitvoering van onderhavige bepaling zal moeten worden terugbetaald, verhoogd met de tegen het wettelijke tarief berekende interest, indien de bescherming van het goed zou worden opgeheven. »; 3° er wordt een § 7 toegevoegd, die als volgt luidt : « § 7.Onverminderd de regels betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kunnen de goederen waarvoor werd beslist tot een financiële tussenkomst overeenkomstig § 1 of § 4 het voorwerp uitmaken van publicaties in het kader van de sensibilisering die is bedoeld in artikel 206, 12°. ».

Art. 196.Artikel 242/1, § 1, van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, worden de woorden « een geheel, een gebouw met meerdere verdiepingen of een landschap » vervangen door de woorden « een goed »;2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 197.In artikel 242/2, 5° ; van het Wetboek, worden de woorden « de ordonnantie van 7 juni 2007 betreffende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen » vervangen door « de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing ».

Art. 198.In artikel 242/4, tweede lid, van het Wetboek wordt de zin « Indien deze termijn niet wordt nageleefd, wordt het advies geacht gunstig te zijn. » vervangen door de zin « Bij ontstentenis daarvan, wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd overgemaakt in aanmerking kan worden genomen. ».

Art. 199.In artikel 242/5, derde lid, 2°, e), van het Wetboek, worden de woorden « de ordonnantie van 7 juni 2007 betreffende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen » vervangen door de woorden « de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing ».

Art. 200.In artikel 242/6, derde lid, van het Wetboek wordt de zin « Na die termijn wordt het advies geacht gunstig te zijn » vervangen door de zin « Bij ontstentenis wordt de procedure voortgezet zonder dat een advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen. ».

Art. 201.In artikel 242/7, van het Wetboek wordt de zin « Na het verstrijken van deze termijn, wordt de procedure voortgezet. » vervangen door de zin « Bij ontstentenis daarvan, wordt de procedure voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd overgemaakt in aanmerking moet worden genomen. ».

Art. 202.Artikel 242/8, van het Wetboek wordt als volgt vervangen : «

Art. 242/8.Binnen vijftien dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek, vraagt de Regering het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. Deze dient haar advies uit te brengen binnen vijfenveertig dagen na de kennisgeving van de aanvraag, bij ontstentenis waarvan de procedure wordt voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen.

In afwijking van het vorige lid, kan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, binnen de gestelde termijn, beslissen om een bijkomend onderzoek te laten uitvoeren. In dat geval beschikt ze over een bijkomende termijn van zestig dagen om haar advies uit te brengen. Bij ontstentenis daarvan, wordt de procedure voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht in aanmerking moet worden genomen.

Indien het eensluidende advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen voorwaarden inhoudt, worden deze in het advies duidelijk en nauwkeurig opgesomd.

Na ontvangst van het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen of na afloop van de termijn waarbinnen ze haar advies dient uit te brengen, keurt de Regering het beheersplan voor erfgoed definitief goed en bepaalt ze, in voorkomend geval, de in artikel 242/2, tweede lid, 6°, bedoelde subsidiëringsregels. ».

Art. 203.In artikel 246, § 1, tweede lid, van het Wetboek, worden de woorden « 21 dagen » vervangen door de woorden « éénentwintig werkdagen ».

Art. 204.Artikel 255 van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 205.Artikel 258 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het 3° wordt als volgt vervangen : « 3° bestuur : het bestuur belast met stedenbouw »;2° aan het einde van het 9°, wordt de punt vervangen door een kommapunt;3° er wordt een 10° toegevoegd dat als volgt luidt : « 10° landbouwgrond : elke grond die zich op het gewestelijk bestemmingsplan in landbouwgebied bevindt, evenals elke grond die in het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) wordt aangegeven in het kader van de rechtstreekse steun van het gemeenschappelijke landbouwbeleid.».

Art. 206.Artikel 259 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in punt 8 1°, wordt een komma toegevoegd na de woorden « artikel 40, § 1 » en de « ... » worden vervangen door de woorden « 1 maart 2012 »; 2° aan het slot van de punten 4, 7, 8 en 9, wordt de punt vervangen door een kommapunt;3° er wordt een punt 10 toegevoegd dat als volgt luidt : « 10.de landbouwgronden beschermen en bewaren teneinde er stedelijke landbouwprojecten, stadsmoestuinen of gedeelde tuinen tot ontwikkeling te brengen. ».

Art. 207.Artikel 261, eerste lid van het Wetboek wordt als volgt vervangen : « De geldigheidsduur van de aan het voorkooprecht onderhevige perimeter bedraagt zeven jaar, met ingang vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit dat die perimeter instelt. ».

Art. 208.Artikel 262, eerste lid van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° Onder punt 1, worden de cijfers « 3, 4, 5, 6, 7 en 8 » vervangen door de woorden « punten 3 tot 13 »;2° De punten 11 tot 13 worden als volgt toegevoegd : « 11.het parkeeragentschap; 12. Actiris;13. de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.».

Art. 209.1° In de artikelen 266, 267, 268, 269 en 273 van het Wetboek worden de woorden « de Regie » telkens vervangen door de woorden « het bestuur ». 2° In de artikelen 266, § 2, en 268, § 1, van het Wetboek worden de woorden « de Grondregie » vervangen door de woorden « het bestuur ».

Art. 210.Artikel 273 van het Wetboek wordt aangevuld door een tweede lid, als volgt geformuleerd : « In afwijking van het eerste lid, kunnen de kennisgevingen van het bestuur aan de houders van het voorkooprecht, met toepassing van de artikelen 266, § 3, eerste en tweede lid en 269, § 1, tweede lid geschieden met andere communicatiemiddelen en met name via e-mail, overeenkomstig de ordonnantie van 13 februari 2014 betreffende communicatie via elektronische weg in het kader van de betrekkingen met de overheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. ».

Art. 211.Artikel 275 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste en het tweede lid worden samengevoegd in één § 1; 2° in het eerste lid van de nieuwe § 1, na de woorden « de stedenbouwkundige inlichtingen te verstrekken over de gewestelijke of gemeentelijke verordenende bepalingen betreffende een goed », worden de volgende woorden toegevoegd : « De stedenbouwkundige inlichtingen worden verstrekt tegen een vaste retributie van 80 euro, die kan worden verdubbeld voor de aanvragen tot dringende verstrekking binnen de vijf werkdagen.Het bedrag van de retributie wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Koninkrijk.

De aanpassing gebeurt door het verschuldigde bedrag te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand januari van het jaar waarin het bedrag verschuldigd is, te delen door het indexcijfer van de maand januari van het jaar dat voorafgaat aan dat jaar waarin het bedrag verschuldigd is. Na toepassing van die coëfficiënt, wordt het bedrag afgerond naar het hogere veelvoud van 10 cent. »; 3° in het eerste lid van de nieuwe § 1, worden na de woorden « aan degenen die erom verzoeken » de woorden « daarbij inbegrepen de publiekrechtelijke rechtspersoon bedoeld in artikel 123/2, § 1, 1° » ingevoegd;4° het derde lid wordt § 2 en wordt als volgt vervangen : « § 2.De gemeenten zijn verplicht om, binnen dertig dagen na de ontvangst van de in artikel 276/1 bedoelde korte beschrijving, aan de houder van een zakelijk recht die de intentie heeft om het onroerend goed waarop dit recht betrekking heeft te verkopen of te verhuren voor een periode van meer dan negen jaar of om er een erfpachtrecht of recht van opstal op te vestigen, of aan de persoon die deze houder een mandaat geeft om dat te doen, naast de inlichtingen bedoeld in § 1 de volgende informatie mee te delen met betrekking tot de toestand van het goed, gelet op de administratieve gegevens waarover zij beschikken : 1° de datum en het opschrift van de laatste relevante attesten, vergunningen en toelatingen die werden toegekend of geweigerd m.b.t. dit goed; 2° de datum en het voorwerp van eventuele vaststellingen van overtredingen betreffende het goed, opgesteld in het kader van de artikelen 300 en 301, en de gevolgen die eraan werden gegeven.»; 5° het vierde lid wordt geschrapt.

Art. 212.Een als volgt opgesteld nieuw artikel 276/1 wordt in het Wetboek opgenomen : «

Art. 276/1.De houder van een zakelijk recht die de intentie heeft om het onroerend goed waarop dit recht betrekking heeft te verkopen of te verhuren voor een periode van meer dan negen jaar of om er een erfpachtrecht of recht van opstal op te vestigen, of de persoon die deze houder machtigt om dat te doen, moet vooraf, van de gemeente op wier grondgebied het goed zich bevindt, de onder artikel 275 opgesomde stedenbouwkundige inlichtingen verkrijgen.

Op het moment dat die persoon deze stedenbouwkundige inlichtingen aanvraagt, dient hij een bondige beschrijving over te leggen van het betreffende goed, in zijn feitelijk bestaande toestand op het moment van de aanvraag. Deze bondige beschrijving, waarvan de Regering de inhoud vaststelt, geeft het aantal wooneenheden aan dat het goed omvat.

Vóór de ondertekening van de authentieke akte, dient de persoon bedoeld in het eerste lid aan de koper de stedenbouwkundige inlichtingen mede te delen, samen met de bondige beschrijving van het goed die bij de aanvraag van de stedenbouwkundige inlichtingen werd gevoegd. ».

Art. 213.In artikel 278, eerste lid, van het Wetboek, worden de woorden « alsook over de inhoud van de stedenbouwkundige verklaringen die in overeenstemming met artikel 205/1 werden ingediend » geschrapt.

Art. 214.Artikel 280 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het tweede lid wordt opgeheven;2° er wordt een nieuw lid toegevoegd dat als volgt luidt : « Wanneer de gemeente de stedenbouwkundige inlichtingen niet verstrekt binnen de in artikel 275 voorziene termijn, geeft de in het eerste lid bedoelde bekendmaking aan op welke datum de aanvraag van stedenbouwkundige inlichtingen werd verstuurd naar de gemeente.Het bewijs van de verzending van de aanvraag en de bondige beschrijving die is bedoeld in artikel 276/1 worden kosteloos ter beschikking gesteld van alle belanghebbenden. ».

Art. 215.In artikel 281 van het Wetboek, wordt het woord « verhuurt » vervangen door « verhuurt voor meer dan negen jaar » en wordt een nieuw tweede lid toegevoegd dat als volgt luidt : « Wanneer de gemeente de stedenbouwkundige inlichtingen niet verstrekt binnen de in artikel 275 gestelde termijn, geeft de in het eerste lid bedoelde bekendmaking aan op welke datum de aanvraag van stedenbouwkundige inlichtingen werd verstuurd naar de gemeente. Het bewijs van de verzending van de aanvraag en de bondige beschrijving die is bedoeld in artikel 276/1, worden kosteloos ter beschikking gesteld van alle belanghebbenden. ».

Art. 216.Artikel 297 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, worden de woorden « artikel 87, § 1, van het EG-verdrag » vervangen door « artikel 107, § 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie »;2° paragraaf 2 wordt als volgt vervangen : « Het totale bedrag van de krachtens artikel 295, § 3 toegekende steun van overheidswege mag per begunstigde onderneming nooit hoger liggen dan de limieten die zijn gesteld in de Europese reglementeringen in uitvoering van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.».

Art. 217.In artikel 299, eerste lid, van het Wetboek, wordt het woord « juli » vervangen door het woord « juni ».

Art. 218.Artikel 300 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in het 1°, worden de woorden « en de akten als bedoeld in artikel 205/1 zonder voorafgaandelijke volledige stedenbouwkundige verklaring » en de woorden « of van de aangifte » geschrapt;2° in het 2°, worden de woorden « uit hoofde van de overtreder » ingevoegd aan het begin van de zin en wordt het woord « en » vervangen door « of »;3° er wordt een 2° /1 ingevoegd dat als volgt luidt : « 2° /1 uit hoofde van elke andere persoon dan de overtreder bedoeld in het 1°, willens en wetens handelingen voortzetten en werken in stand houden die zonder vergunning of na het verstrijken van de geldigheidsduur of na de vernietiging van deze vergunning werden uitgevoerd. Deze inbreuk verjaart tien jaar na de datum van ontvangst door de betrokkene van het proces-verbaal dat jegens hem is opgesteld met toepassing van artikel 300/1; »; 4° het 3° wordt vervangen door de nieuwe 3° en 3° /1 die als volgt luiden : « 3° op welke wijze dan ook inbreuk te plegen op de verordenende voorschriften van de in titel II beoogde plannen, de stedenbouwkundige verordeningen of de geldende vergunningen, met uitzondering van het feit geen stedenbouwkundige lasten gerealiseerd te hebben die zijn opgelegd krachtens artikel 100 of 112;3° /1 een bekendmaking te doen die niet overeenstemt met de bepalingen van de artikelen 280, 281 en 281/1;»; 5° het 5° tot 8° worden vervangen door een nieuw 5° dat als volgt luidt : « 5° wanneer een goed is ingeschreven op de bewaarlijst of beschermd is of, vanaf de dag die is bepaald overeenkomstig artikel 219 of 236, wanneer een goed het voorwerp is van een procedure tot inschrijving op de bewaarlijst of van een beschermingsprocedure : a) verzuimen om het goed in goede staat te houden, zoals is bepaald in de artikelen 214 en 231, of werken uitvoeren die in strijd zijn met artikel 232;b) de bijzondere behoudsvoorwaarden die zijn voorgeschreven krachtens artikel 214 niet naleven;c) de vrijwaringszone die is vastgelegd krachtens artikel 228, waarop de in artikel 237 voorziene formaliteiten van toepassing zijn, niet respecteren;d) de verordenende voorschriften van een beheersplan voor erfgoed zoals bedoeld in hoofdstuk VIbis van titel V niet naleven;e) zich niet houden aan de vereisten van artikel 217;f) zich niet houden aan de kennisgevingsplicht die is voorgeschreven door de artikelen 210, § 4, 212, § 2, 223, § 2 en 229, § 2 »;6° er wordt een 18° toegevoegd dat als volgt luidt : « 18° voor de vergunningaanvrager of de opsteller van de voorafgaande milieueffectbeoordeling betreffende een vergunningsaanvraag, het niet naleven van de verplichtingen inzake de voorafgaande milieueffectbeoordeling die worden opgelegd door titel IV, hoofstuk III, afdeling II, Onderafdeling I van dit Wetboek.».

Art. 219.In het Wetboek, wordt een nieuw artikel 300/2 ingevoegd dat als volgt luidt : «

Art. 300/2.De ambtenaren bedoeld in artikel 301, eerste lid, zijn ook gemachtigd om bij proces-verbaal het einde van de overenkomstig artikelen 300/1 en 301 vastgestelde inbreuken vast te stellen.

Elk proces-verbaal tot vaststelling van het einde van een inbreuk wordt binnen tien dagen na de vaststelling aangetekend verzonden naar de overtreder, naar de Procureur des Konings en naar de sanctionerende ambtenaar als bedoeld in artikel 313/3. ».

Art. 220.In artikel 301 van het Wetboek, wordt een als volgt geformuleerd vierde lid toegevoegd : « Voor de ambtenaren en beambten die ze krachtens het eerste lid dient aan te stellen, kan de Regering de voorwaarden vaststellen waaraan ze moeten voldoen om te kunnen worden aangesteld. ».

Art. 221.In artikel 305, § 2, eerste lid, van het Wetboek, wordt « § 1 » ingevoegd tussen de cijfers « 313/5 » en de woorden « eerste lid, 2° ».

Art. 222.In artikel 306, laatste lid, van het Wetboek worden de woorden « in de artikelen 300 en 301 » vervangen door de woorden « in artikel 300 ».

Art. 223.In artikel 310, tweede lid, van het Wetboek, moet « § 1 » worden ingevoegd tussen het cijfer « 307 » en de woorden « tweede lid ».

Art. 224.Artikel 313/1, eerste lid van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het woord « en » tussen de woorden « « artikelen 266, § 1, » en de woorden « 268, § 2 » wordt geschrapt.; 2° na de woorden « 268, § 2 », worden de woorden « , 280 en 281/1 » ingevoegd.

Art. 225.Artikel 313/4 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 2 wordt als volgt vervangen : « § 2.Na zijn beslissing om de procedure voor de administratieve geldboete in te stellen, maakt de sanctionerende ambtenaar zijn beslissing bekend, hetzij aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op wier grondgebied het goed waarvoor een overtreding is vastgesteld gelegen is, hetzij aan de gemachtigde ambtenaar, afhankelijk van het feit of de eerste dan wel de tweede in dit geval de bevoegde autoriteit is voor het afleveren van een stedenbouwkundige vergunning. Tegelijkertijd informeert hij ook de overtreder.

Het bevoegde college van burgemeester en schepenen of de gemachtigde ambtenaar beschikt over een termijn van dertig dagen, te tellen vanaf de ontvangst van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving, om de sanctionerende ambtenaar kennis te geven van zijn beslissing om met de overtreder een verzoeningspoging te ondernemen. Indien de sanctionerende ambtenaar binnen de voornoemde termijn geen dergelijke kennisgeving ontvangt, wordt de procedure voortgezet.

Indien door de bevoegde autoriteit beslist wordt tot een verzoeningspoging overeenkomstig het tweede lid, wordt de procedure voor de administratieve boete opgeschort, tot de kennisgeving, aan de sanctionerende ambtenaar en aan de overtreder, van de beslissing van het bevoegde college of de gemachtigde ambtenaar waarin ofwel wordt vastgesteld dat de verzoening mislukt is of dat een akkoord bereikt is met de overtreder. Indien de sanctionerende ambtenaar echter geen kennisgeving ontvangt van de voornoemde beslissing binnen negentig dagen, te tellen vanaf de ontvangst door de sanctionerende ambtenaar van de beslissing om een verzoeningspoging te ondernemen, wordt de procedure voortgezet.

De verzoening betreft de verwezenlijking, door de overtreder en binnen een welbepaalde termijn, van de werken die nodig zijn om een einde te stellen aan de overtreding. Ze kan ook de indiening inhouden van een volledige en ontvankelijke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning binnen een door de bevoegde autoriteit bepaalde termijn die evenwel niet langer mag zijn dan zes maanden, of een jaar, als het om een beschermd goed gaat. In dat geval, dienen de aard van de uit te voeren werken en de termijn voor de uitvoering en afwerking ervan in de vergunning opgegeven te worden. De termijn voor de voltooiing van de werken moet in verhouding staan tot de uit te voeren aanpassingen zonder evenwel de duur van een jaar te kunnen overschrijden, te tellen vanaf de kennisgeving van de vergunning gericht op het laten ophouden van de overtredingen. De procedure van de administratieve boete wordt opgeschort voor de hele duur van de hierboven opgegeven termijn maar gaat opnieuw lopen indien de overtreder een van de termijnen die in de vergunning worden opgelegd niet zou naleven.

Wanneer de verzoening geslaagd is en de in dat kader overeengekomen werken verwezenlijkt werden, wordt een proces-verbaal opgesteld inzake het niet langer bestaan van de overtreding overeenkomstig artikel 300/2 en wordt de procedure voor de administratieve boete stopgezet door de sanctionerende ambtenaar die de overtreder kan oproepen om gehoord te worden voorafgaand aan het nemen van een beslissing overeenkomstig artikel 313/5, § 1, 6°.

In alle andere gevallen, wordt de procedure voor de administratieve boete hervat. »; 2° paragraaf 3 wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : - de eerste zin wordt als volgt vervangen : « Na de fase van de in § 2 bedoelde verzoening, maar vóór hij een beslissing neemt, deelt de sanctionerende ambtenaar de overtreder bij aangetekende brief met ontvangstbewijs mee dat de tegen hem ingestelde procedure wordt hervat.De aangetekende brief van de sanctionerende ambtenaar somt de betreffende misdrijven en de gelopen risico's op, nodigt de overtreder uit om middelen tot zijn verdediging aan te voeren en preciseert dat hij kan vragen om gehoord te worden. »; - in de tweede zin, worden de woorden « van de aangetekende brief van de sanctionerende ambtenaar » ingevoegd tussen het woord « dagen » en het woord « bekendgemaakt » en worden de woorden « via een per post aangetekende brief, waarin ook vermeld wordt dat de betrokkene hiervoor over het recht beschikt te eisen zijn verdediging mondeling te voeren » geschrapt; b) een als volgt geformuleerd derde lid wordt toegevoegd : « Indien de overtreder vraagt om gehoord te worden zal de in artikel 313/5, § 2 bedoelde termijn met vijftien dagen verlengd worden.».

Art. 226.Artikel 313/5 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1, wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : - het 4° wordt als volgt vervangen : « 4° een administratieve geldboete opleggen met een onderscheid tussen het deel van het boetebedrag dat betaald dient te worden overeenkomstig artikel 313/6 en de delen van de boete die slechts verschuldigd zijn als de overtreder geen of geen volledig einde maakt aan het misdrijf, hetzij bij het verstrijken van de termijnen opgelegd overeenkomstig het 2°, hetzij bij het verstrijken van de termijnen bepaald in de stedenbouwkundige vergunning overeenkomstig het 3°.Het bepalen van de bedragen van de eventuele achtereenvolgende gedeelten van de boete, verbonden met de verschillende opgelegde termijnen, zal rekening kunnen houden met de al uitgevoerde handelingen en werken met het oog op het beëindigen van de overtreding; »; - het 6° wordt aangevuld met de woorden « die is vastgesteld overeenkomstig artikel 300/2 »; b) tussen het tweede en derde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd dat als volgt luidt : « In alle gevallen, kan de sanctionerende ambtenaar beslissen dat zijn beslissing tot oplegging van een administratieve boete niet of slechts gedeeltelijk zal worden ten uitvoer gelegd gedurende een referentieperiode van minstens één jaar en maximaal drie jaar vanaf de datum van kennisgeving van zijn beslissing.Het uitstel wordt van rechtswege herroepen ingeval gedurende de referentieperiode een nieuwe inbreuk begaan wordt die de toepassing meebrengt van een administratieve boete van een hoger niveau dan de administratieve boete die tevoren gepaard ging met uitstel. De gemachtigde ambtenaar kan beslissen om het uitstel te herroepen ingeval gedurende de referentieperiode een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve boete van een gelijk of een lager niveau dan de administratieve boete die tevoren gepaard ging met uitstel. De administratieve boete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel, wordt zonder beperking samengevoegd met die welke opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk. »; 2° in § 2, worden de woorden « drie maanden » vervangen door de woorden « vier maanden ».

Art. 227.Artikel 313/9, derde lid van het Wetboek wordt als volgt vervangen : « De beslissing van de in het eerste lid bedoelde ambtenaar wordt goedgekeurd en binnen vier maanden na de verzending van de aangetekende brief die het beroep bevat gelijktijdig meegedeeld aan de eiser, aan de sanctionerende ambtenaar, aan de gemachtigde ambtenaar en aan de gemeente of de gemeenten op wier grondgebied het goed is gelegen. Indien de overtreder gevraagd heeft om gehoord te worden, zal die termijn met vijftien dagen worden verlengd.

Bij ontstentenis van kennisgeving binnen de voornoemde termijn, zal de beslissing van de sanctionerende ambtenaar die het voorwerp van het beroep uitmaakte worden bevestigd. ».

Art. 228.Artikel 325, § 1 van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt met de volgende zin aangevuld : « Er kan van worden afgeweken onder dezelfde voorwaarden als die welke door onderhavig Wetboek worden opgelegd voor de bijzondere bestemmingsplannen.»; 2° het tweede lid wordt als volgt gewijzigd : a) de woorden « In afwijking van artikel 155, is » worden vervangen door de woorden « Artikel 126, § 9, is van toepassing op »;b) de komma tussen « bijzondere plannen van aanleg » en « goedgekeurd » wordt geschrapt en het woord « en » tussen de woorden « stedenbouw » en « van artikel 17 » wordt vervangen door het woord « of »;c) de woorden « , evenwel de procedure voorzien in artikel 153.In die gevallen is artikel 67 niet van toepassing. » worden geschrapt; 3° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 229.In artikel 325, § 2 van het Wetboek, worden de woorden « artikel 52 » vervangen door de woorden « artikel 57/1 ».

Art. 230.Artikel 330, § 3 van het Wetboek wordt als volgt vervangen : « De handelingen en werken die aan een voorafgaande stedenbouwkundige vergunning onderworpen waren op het moment van hun uitvoering voor 1 januari 2000, zonder dat een dergelijke vergunning verkregen was, maken het voorwerp uit van een vereenvoudigde stedenbouwkundige regularisatievergunning, mits aan volgende voorwaarden voldaan wordt : - ze zijn conform hetzij de regelgeving die van kracht was op het moment van hun uitvoering, hetzij de regelgeving die van kracht is de dag waarop het college van burgemeester en schepenen uitspraak doet in het kader van dit artikel; - krachtens het huidige Wetboek of andere wettelijke of verordenende bepalingen waren ze op het moment van hun uitvoering en zijn ze ook nu niet onderworpen aan een effectenevaluatie wanneer het college van burgemeester en schepenen in het kader van het huidige artikel een uitspraak doet.

Artikel 125, met uitzondering van het tweede lid en artikel 193, met uitzondering van de vereiste om vóór elke bezetting over te gaan tot een controlebezoek, zijn van toepassing op de aanvragen voor een vereenvoudigde stedenbouwkundige regularisatievergunning.

De Regering bepaalt de inhoud van het aanvraagdossier voor de vereenvoudigde stedenbouwkundige regularisatievergunning, dat het voorafgaande advies van de Dienst voor Brandweer en voor Dringende Medische hulp moet bevatten, tenzij het hiervan vrijgesteld was met toepassing van artikel 126, § 4, of 177, § 4. Uit het dossier moet blijken dat de betrokken handelingen en werken voldoen aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.

In afwijking van de bepalingen van titel IV, hoofdstuk III, brengt het college van burgemeester en schepenen, binnen vijfenveertig dagen vanaf de verzending van het ontvangstbewijs van het volledige dossier, de aanvrager, per aangetekende brief, en de gemachtigde ambtenaar op de hoogte van de vereenvoudigde stedenbouwkundige regularisatievergunning. Deze vergunning kan enkel worden geweigerd : - indien de in het eerste lid bedoelde handelingen en werken niet in overeenstemming zijn met de regelgeving die van toepassing was op het ogenblik waarop zij zijn uitgevoerd, noch met de regelgeving die van toepassing is op de dag waarop het college van burgemeester en schepenen uitspraak doet; - indien het voorafgaandelijke advies van de Dienst Brandweer en Dringende Medische Hulp negatief is. ».

Art. 231.Artikel 333, derde lid van het Wetboek wordt opgeheven.

Art. 232.Bijlage A van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in de rubrieken 4, 5, 7, 8 en 14, worden de woorden « aanleg van », « aanleg van een » of « bouw van » geschrapt;2° in rubriek 6, worden de woorden « aanleg van autosnelwegen en expreswegen » vervangen door « autosnelwegen en expreswegen »;3° in rubriek 16, wordt het woord « kantoorgebouwen » vervangen door « kantoren » en wordt het woord « bovengrondse » geschrapt;na de woorden « 20.000 m² » worden de woorden « , met uitzondering van de vloeroppervlakte die eventueel wordt ingenomen door parkeerruimten voor motorvoertuigen » ingevoegd; 4° rubriek 17 wordt als volgt vervangen : « 17) parkeerplaatsen buiten de openbare weg waar meer dan 400 plaatsen zijn voor motorvoertuigen;»; 5° rubriek 18 wordt geschrapt;6° rubriek 19 wordt als volgt vervangen : « 19) elke wijziging van een al toegestaan of gerealiseerd project of een project waarvan de verwezenlijking aan de gang is wanneer : - de wijziging op zich beantwoordt aan een van de gevallen bedoeld door onderhavige bijlage; - het project, nadat het gewijzigd is, zal beantwoorden aan een van de gevallen bedoeld door onderhavige bijlage; »; 7° rubriek 21 wordt als volgt vervangen : « 21) handelsvestiging waarvan de vloeroppervlakte groter is dan 5.000 m², met uitzondering van de vloeroppervlakte die eventueel wordt ingenomen door parkeerruimten voor motorvoertuigen. ».

Art. 233.Bijlage B van het Wetboek wordt als volgt gewijzigd : 1° in de rubrieken 8 en 10 en 30, worden de woorden « bouw van » en « aanleg van » geschrapt;2° in rubriek 7, worden de woorden « aanleg van spoorweg- en intermodale platforms en intermodale terminals » vervangen door « spoorweg- en intermodale platforms en intermodale terminals »;3° in rubriek 9, worden de woorden « aanleg van wegen, van havens en haveninstallaties, met inbegrip van vissershavens » vervangen door « wegen, van havens en haveninstallaties, met inbegrip van vissershavens »; 4° in rubriek 21, worden de woorden « bouw van een » en « bovengrondse » geschrapt en na de woorden « 20.000 m² » worden de woorden « vloeroppervlakte, met uitzondering van de vloeroppervlakte die eventueel wordt ingenomen door motorvoertuigen » ingevoegd; 5° rubriek 23 wordt als volgt vervangen : « 23) productieve activiteiten, activiteiten van groothandel of magazijnen in een gebied dat hoofdzakelijk voor woningen bestemd is en met een vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m², met uitzondering van de vloeroppervlakte die eventueel wordt ingenomen door motorvoertuigen »; 6° rubriek 24 wordt als volgt vervangen : « 24) voorzieningen van collectief belang of van openbare diensten met een vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m², met uitzondering van de vloeroppervlakte die eventueel wordt ingenomen door motorvoertuigen of waarvan de overdekte inrichtingen en de inrichtingen in de open lucht meer dan 5.000 m² vloeroppervlakte innemen »; 7° rubriek 25 wordt als volgt vervangen : « 25) parkeerruimte buiten de openbare weg, waar 50 tot 400 plaatsen zijn voor motorvoertuigen;»; 8° rubriek 26 wordt opgeheven;9° rubriek 28 wordt als volgt vervangen : « 28) behalve indien ze beantwoordt aan de voorwaarden uit rubriek 19 van bijlage A, elke wijziging van een al toegestaan of gerealiseerd project of project waarvan de verwezenlijking aan de gang is, wanneer : - de wijziging betrekking heeft op een project bedoeld in bijlage A of in onderhavige bijlage en dat noemenswaardige negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben; - het project, nadat het gewijzigd is, zal beantwoorden aan een van de gevallen bedoeld door onderhavige bijlage; »; 10° rubriek 31 wordt als volgt vervangen : « 31) handelsvestiging waarvan de vloeroppervlakte tussen 1.250 m² en 5.000 m² bedraagt, met uitzondering van de vloeroppervlakte die eventueel wordt ingenomen door parkeerruimten voor motorvoertuigen; »; 11° een nieuwe rubriek 32 wordt ingevoegd, met de volgende formulering : « 32) Woningen met een vloeroppervlakte van meer dan 2.500 m², met uitzondering van de vloeroppervlakte die eventueel wordt ingenomen door parkeerruimten voor motorvoertuigen. ».

Art. 234.Bijlagen C en D van het Wetboek worden als volgt gewijzigd : 1° de titel van de bijlage wordt aangevuld met de woorden « en stedenbouwkundige verordeningen »;2° in de tekst van de beide bijlagen, worden na elke vermelding van de woorden : a) « van het plan », de woorden « of van de verordening » toegevoegd;b) « het plan », de woorden « of de verordening » toegevoegd;c) « in het plan », de woorden « of in de verordening » toegevoegd;3° in bijlage C, 1°, worden de woorden « en programma's » vervangen door de woorden « , programma's en verordeningen »;4° in bijlage D, punt 1, eerste regel, wordt het woord « plannen » vervangen door « het plan of de verordening »;5° in bijlage D, punt 1, worden de woorden « en programma's » vervangen door de woorden « programma's en verordeningen ».

Art. 235.Een nieuwe bijlage E wordt ingevoegd in het Wetboek, met als opschrift « Selectiecriteria voor projecten onderworpen aan de effectenbeoordeling » en met de volgende formulering : « 1. Kenmerken van de projecten : De kenmerken van de projecten moeten beoordeeld worden op het vlak van : a) de afmeting en het ontwerp van het project in zijn geheel;b) het samengaan met andere bestaande en/of goedgekeurde projecten;c) het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, in het bijzonder bodem, grond, water en biodiversiteit;d) de afvalproductie;e) de verontreiniging en hinder;f) het risico op ongevallen en/of grote rampen in samenhang met het betreffende project, met name vanwege de klimaatverandering, rekening houdende met de stand van zaken in de wetenschappelijke kennis ter zake;g) de risico's voor de menselijke gezondheid (veroorzaakt door, bijvoorbeeld, water-of luchtverontreiniging).2. Ligging van de projecten : Ligging van de inrichtingen.De milieugevoeligheid van de geografische zones die door de inrichtingen geïmpacteerd kunnen worden moet in beschouwing worden genomen, rekening houdende met : a) de bestaande en goedgekeurde grondbezetting;b) de betrekkelijke rijkdom, beschikbaarheid, kwaliteit en het herstelvermogen van de natuurlijke rijkdommen van de zone (met inbegrip van bodem, grond, water en biodiversiteit) en haar ondergrond;c) de belastingscapaciteit van de natuurlijke omgeving, met bijzondere aandacht voor volgende zones : 1° vochtige zones, waterkanten, estuaria;2° kustgebieden en mariene zones;3° zones met bergen en wouden;4° natuurreservaten en natuurparken;5° zones die ingedeeld of beschermd zijn door de wetgeving en de reglementering in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;Natura 2000-zones en zones die bescherming genieten krachtens de richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG; 6° zones die de milieukwaliteitsnormen vastgelegd in de wetgeving van de Europese Unie en relevant voor het project niet naleven of die als dusdanig beschouwd worden;7° zones met een hoge bevolkingsdichtheid;8° historisch, cultureel en archeologisch waardevolle landschappen.3. Type en kenmerken van het potentiële effect : De aanzienlijke effecten die een project zou kunnen hebben op het milieu dienen beschouwd te worden aan de hand van de bij punten 1 en 2 van onderhavige bijlage opgesomde criteria, rekening houdende met : a) de omvang en de ruimtelijke uitgebreidheid van de impact (bijvoorbeeld geografische zone en omvang van de geïmpacteerde bevolking);b) de aard van de impact;c) de grensoverschrijdende aard van de impact;d) de intensiteit en de complexiteit van de impact;e) de waarschijnlijkheid van de impact;f) de verwachte aanvang, duur, frequentie en omkeerbaarheid van de impact;g) de samengetelde impact met die van andere bestaande en/of goedgekeurde projecten;h) de mogelijkheid om de impact op een efficiënte manier te beperken. ».

Art. 236.Een nieuwe bijlage F wordt ingevoegd in het Wetboek, met als opschrift « Informatie bestemd voor de voorafgaande beoordeling van de effecten van de projecten » en met de volgende formulering : « 1. Beschrijving van het project, met in het bijzonder : a) een beschrijving van de ligging van het project;b) een beschrijving van de fysieke kenmerken van het gehele project, indien relevant met inbegrip van de vereiste sloopwerken en de eisen met betrekking tot landgebruik tijdens de bouw- en bedrijfsfasen;c) een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de bedrijfsfase van het project (met name productieprocessen), bijvoorbeeld energievraag en energieverbruik, aard en hoeveelheden van de gebruikte materialen en natuurlijke hulpbronnen (waaronder water, land, bodem en biodiversiteit);d) een prognose van de soort en de hoeveelheid van de verwachte residuen en emissies (zoals water-, lucht-, bodem- en ondergrondverontreiniging, geluidshinder, trillingen, licht, warmte, straling) en de hoeveelheden en soorten tijdens de bouw- en bedrijfsfasen geproduceerde afvalstoffen.2. Een beschrijving van de door de opdrachtgever onderzochte redelijke alternatieven (bijvoorbeeld met betrekking tot het projectontwerp, de technologie, locatie, omvang en schaal), die relevant zijn voor het voorgestelde project en de specifieke kenmerken ervan, en een opgave van de belangrijkste redenen voor het selecteren van de gekozen optie, met inbegrip van een vergelijking van de milieueffecten.3. Een beschrijving van de relevante aspecten van de huidige toestand van het milieu (referentiescenario) en een schets van de mogelijke ontwikkeling daarvan als het project niet wordt uitgevoerd voor zover natuurlijke veranderingen van het referentiescenario redelijkerwijs kunnen worden beoordeeld op basis van de beschikbaarheid van milieu-informatie en wetenschappelijke kennis.4. Een beschrijving van de in artikel 175/1, § 2 uiteengezette factoren waarop het project van aanzienlijke invloed kan zijn : bevolking, menselijke gezondheid, biodiversiteit (bijvoorbeeld fauna en flora), land (bijvoorbeeld ruimtebeslag), bodem (bijvoorbeeld organisch materiaal, erosie, verdichting, ondoordringbaarheid), water (bijvoorbeeld hydromorfologische veranderingen, kwantiteit en kwaliteit), lucht, klimaat (bijvoorbeeld broeikasgasemissies, effecten die van belang zijn voor adaptatie), materiële goederen, cultureel erfgoed, inclusief architectonische en archeologische aspecten, en het landschap.5. Een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het project ten gevolge van, onder meer : a) de bouw en het bestaan van het project, met inbegrip van, voor zover relevant, sloopwerken;b) het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met name land, bodem, water en biodiversiteit, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de duurzame beschikbaarheid van deze hulpbronnen;c) de uitstoot van verontreinigende stoffen, geluidshinder, trillingen, licht, warmte, straling, het ontstaan van milieuhinder en het verwijderen en terugwinnen van afvalstoffen;d) de risico's voor de menselijke gezondheid, het cultureel erfgoed of het milieu (bijvoorbeeld door ongevallen of rampen);e) de cumulatie van effecten met andere bestaande en/of goedgekeurde projecten, waarbij rekening wordt gehouden met alle bestaande milieuproblemen met betrekking tot gebieden die vanuit milieuoogpunt van bijzonder belang zijn en waarop het project van invloed kan zijn, of met het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;f) het effect van het project op het klimaat (bijvoorbeeld de aard en de omvang van emissies van broeikasgassen) en de kwetsbaarheid van het project voor klimaatverandering;g) de gebruikte technologieën en stoffen. De beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten op de in artikel 175/1, § 2 gespecificeerde factoren moet betrekking hebben op de directe en, in voorkomend geval, de indirecte, secundaire, cumulatieve en grensoverschrijdende effecten op korte termijn, middellange termijn en lange termijn, permanente en tijdelijke, positieve en negatieve effecten van het project. Bij deze beschrijving, moet rekening worden gehouden met de op niveau van Europese Unie of op lidstaatniveau vastgestelde doelstellingen inzake milieubescherming, die relevant zijn voor het project. 6. Een beschrijving van de methoden of bewijsstukken die gebruikt zijn voor de identificatie en de beoordeling van de aanzienlijke milieueffecten, met inbegrip van een overzicht van de moeilijkheden (bijvoorbeeld technische gebreken of ontbrekende kennis) die zijn ondervonden bij het verzamelen van de vereiste informatie en de belangrijkste onzekerheden.7. Een beschrijving van de geplande maatregelen om alle geïdentificeerde aanzienlijke nadelige milieueffecten te vermijden, te voorkomen, te beperken of zo mogelijk te compenseren en, in voorkomend geval, van eventuele voorgestelde monitoringsregelingen (bijvoorbeeld de voorbereiding van een post-projectanalyse).In deze beschrijving, moet worden uitgelegd in welke mate aanzienlijke nadelige milieueffecten worden vermeden, voorkomen, beperkt of gecompenseerd, met betrekking tot zowel de bouwfase als de bedrijfsfase. 8. Een beschrijving van de verwachte aanzienlijke nadelige milieueffecten van het project die voortvloeien uit de vatbaarheid van het project voor risico's op zware ongevallen en/of rampen die relevant zijn voor het project in kwestie.Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van beschikbare relevante informatie die is verkregen via relevante beoordelingen die zijn uitgevoerd overeenkomstig de wetgeving van de Unie, zoals Richtlijn 2012/18/EU van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, of Richtlijn 2009/71/Euratom van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties, of overeenkomstig nationale wetgeving, mits aan de vereisten van deze ordonnantie wordt voldaan.

In voorkomend geval, moet deze beschrijving de geplande maatregelen ter voorkoming of verzachting van de aanzienlijke nadelige milieueffecten van dergelijke gebeurtenissen omvatten, evenals details inzake paraatheid en voorgenomen reactievermogen bij dergelijke noodsituaties. 9. Een niet-technische samenvatting van de overeenkomstig punten 1 tot en met 8 verstrekte informatie.10. Een referentielijst waarin de bronnen worden vermeld die zijn gebruikt voor de in het rapport opgenomen beschrijvingen en beoordelingen.». Afdeling 2 - Wijzigingen van de ordonnantie van 5 juni 1997

betreffende de milieuvergunningen

Art. 237.In alle artikelen van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen (hierna de « OMV » genoemd) waarin deze termen worden gebruikt, worden de woorden « het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting » vervangen door de woorden « het bestuur belast met stedenbouw ».

Art. 238.Artikel 3 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het 2°, b), worden de woorden « drie maanden » vervangen door de woorden « een jaar »;2° in 14° worden de woorden « in de artikelen 150 tot 151 » vervangen door de woorden « in artikel 188/7 »;3° het 15° wordt vervangen door : « 15° effecten van een project : de noemenswaardige, rechtstreekse en indirecte, tijdelijke of permanente effecten op korte en lange termijn van een project, met inbegrip van de effecten die kunnen resulteren uit de vatbaarheid van het project voor de risico's van ernstige ongevallen en/of rampen die relevant zijn voor het desbetreffende project, op : a) de bevolking en de gezondheid van de mens;b) de biodiversiteit, waarbij er bijzondere aandacht uitgaat naar de op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende het behoud van de natuurlijke habitat evenals van de ongerepte fauna en flora en van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand, die zijn omgezet door de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, beschermde soorten en woongebieden;c) de grond, de bodem, het water, de lucht, het klimaat, het energieverbruik en de geluidsomgeving;d) de materiële goederen, het culturele erfgoed en het landschap, met inbegrip van het onroerend erfgoed;e) de stedenbouw, de algehele mobiliteit en het sociaal en economisch vlak;f) de interactie tussen deze factoren;»; 4° in het 17° en het 18°, worden de woorden « van 31 januari 2008 » ingevoegd tussen de woorden « de ordonnantie » en de woorden « tot vaststelling »;5° een nieuw 22° en een nieuw 23° worden toegevoegd en luiden als volgt : « 22° evaluatie van de milieueffecten : een proces bestaande uit : a) de uitwerking, door de aanvrager, van een effectenverslag of een effectenstudie;b) het raadplegen van de administraties en instanties bedoeld onder artikel 13 en het uitvoeren van het openbaar onderzoek;c) het onderzoek door de vergunnende overheid van de in het effectenverslag of de effectenstudie naar voren gebrachte informatie en van de eventuele, volgens noodzaak en op vraag van de vergunnende overheid door de aanvrager bijgeleverde informatie, alsook alle relevante informatie die werd ontvangen in het kader van de raadplegingen en het openbaar onderzoek zoals bedoeld onder b).d) de met redenen omklede conclusie van de vergunnende overheid aangaande de merkbare milieueffecten van het project, rekening houdend met de resultaten van het onder c) bedoelde onderzoek en, desgevallend, met haar eigen aanvullende onderzoek;e) het verwerken van de met redenen omklede conclusie van de vergunnende overheid in het milieuattest of de milieuvergunning;23° BWRO : Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, vastgesteld door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 april 2004.».

Art. 239.Artikel 4 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt als volgt vervangen : « De inrichtingen worden verdeeld tussen de klassen I.A, I.B, II, I.C, I.D en III afhankelijk van de aard en de omvang van de gevaren en hinder die zij kunnen veroorzaken en rekening houdend met de aard, de afmetingen of de situering, alsook met onderstaande relevante selectiecriteria : 1. Eigenschappen van de projecten Met name ten opzichte van onderstaande punten gaat men de eigenschappen van de projecten na : a) de omvang en de opvatting van het volledige project;b) de cumulatie met andere bestaande en/of toegelaten projecten;c) het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, in het bijzonder de bodem, de grond, het water en de biodiversiteit;d) de afvalproductie;e) de verontreiniging en de hinder;f) het risico op ernstige ongelukken en/of rampen voor de desbetreffende inrichtingen, dat met name, rekening houdend met de stand van de wetenschappelijke kennis, te wijten is aan de klimaatverandering;g) de risico's voor de gezondheid van de mens (bijvoorbeeld te wijten aan de water- of aan de luchtverontreiniging).2. Ligging van de inrichtingen Rekening houdend met onderstaande punten, neemt men de milieugevoeligheid van de geografische gebieden waarop het project een weerslag kunnen hebben in aanmerking : a) het bestaande en goedgekeurde gebruik van de grond;b) de relatieve rijkdom, de beschikbaarheid, de kwaliteit en de regeneratiecapaciteit van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied (met inbegrip van de bodem, de grond, het water en de biodiversiteit) en van zijn ondergrond;c) de draagkracht van de natuurlijke omgeving, met in het bijzonder aandacht voor volgende gebieden : 1.vochtige gebieden, oevers, estuaria; 2. kustgebieden en mariene zones;3. berggebieden en wouden;4. reservaten en natuurparken;5. gebieden die staan geïnventariseerd in of worden beschermd door de wetgeving;Natura 2000-gebieden krachtens de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud; 6. gebieden die de in de Europese wetgeving vastgelegde en voor het project relevante milieu-kwaliteitsnormen niet in acht nemen of verondersteld worden ze niet in acht te nemen;7. gebieden met een sterke bevolkingsdichtheid;8. vanuit historisch, cultureel of archeologisch standpunt belangrijke landschappen en sites.3. Type en eigenschappen van de potentiële impact De waarschijnlijke merkbare milieueffecten van een inrichting neemt men volgens de onder punt 1 en 2 opgesomde criteria in beschouwing, ten opzichte van de effecten van het project op de onder artikel 3, 15° vermelde factoren en rekening houdend met : a) de omvang en de ruimtelijke uitgebreidheid van de impact (bijvoorbeeld geografisch gebied en grootte van de bevolking die mogelijk kan worden getroffen);b) de aard van de impact;c) de grensoverschrijdende aard van de impact;d) de intensiteit en de complexiteit van de impact;e) de waarschijnlijkheid van de impact;f) de verwachte aanvang, duur, frequentie en omkeerbaarheid van de impact;g) de cumulatie van de impact met die van andere bestaande en/of goedgekeurde projecten;h) de mogelijkheid om de impact efficiënt terug te dringen »;2° het vierde lid wordt opgeheven;3° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 240.Aan artikel 5 van de OMV, worden nieuwe leden 2 tot 5 toegevoegd, die als volgt luiden : « De in het eerste lid bedoelde ambtenaren vervullen hun opdracht objectief, zonder dat ze zich in een mogelijke positie bevinden die aanleiding geeft tot een belangenconflict.

Wanneer het Instituut of het college van burgemeester en schepenen ook de aanvrager is, dan ziet het erop toe dat deze opdrachten verder, met inachtneming van een gepaste scheiding tussen de conflicterende functies, worden vervuld.

Onverminderd de ordonnantie van 18 maart 2004 inzake toegang tot milieu-informatie en tot informatie betreffende de ruimtelijke ordening in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hebben de bepalingen van onderhavige ordonnantie met betrekking tot de effectenbeoordeling en de openbare onderzoeken geen weerslag op de verplichting die de bevoegde ambtenaren hebben om zich te voegen naar de beperkingen ingevolge de wettelijke bepalingen inzake handels- en industrieel geheim, met name de intellectuele eigendom, alsook inzake bescherming van het algemeen belang, namelijk artikel XI. 165 van het Wetboek van Economisch Recht, artikel 30 van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie en artikel 11 van de ordonnantie van 18 maart 2004 inzake toegang tot milieu-informatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Deze beperkingen worden restrictief geïnterpreteerd door in elk specifiek geval het belang dat de bekendmaking van de informatie zou hebben voor het publiek af te wegen tegen het specifieke belang dat wordt gediend door de bekendmaking te weigeren, onverminderd artikel 11, § 3, tweede lid van de ordonnantie van 18 maart 2004 inzake toegang tot milieu-informatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het Instituut ziet erop toe over voldoende deskundigheid te beschikken om de effectenbeoordelingen te onderzoeken of desgevallend toegang tot een dergelijke expertise te krijgen. ».

Art. 241.Artikel 7 van de de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : a) in het 2° worden de woorden « naar een andere exploitatieplaats » ingevoegd na het woord « inrichting »;b) in de Franstalige versie, wordt het woord « sur » ingevoegd tussen de woorden « portant » en « la demande »;2° in § 3, 2°, worden de woorden « naar een andere exploitatieplaats » ingevoerd na het woord « inrichting ».

Art. 242.Artikel 7bis van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid, worden de woorden « of uitbreiding » vervangen door de woorden « uitbreiding of verplaatsing binnen dezelfde exploitatieplaats » en de woorden « per aangetekende brief of per drager » worden geschrapt;b) in het eerste lid, 1°, worden de woorden « verbouwing of uitbreiding » vervangen door de woorden « verbouwing, uitbreiding of verplaatsing binnen dezelfde exploitatieplaats »;c) in het vierde lid, worden de woorden « De uitbreiding of de verbouwing » vervangen door de woorden « De uitbreiding, de verbouwing of de verplaatsing binnen dezelfde exploitatieplaats »;d) in het vijfde lid, worden de woorden « per aangetekende brief of per drager » geschrapt;2° Paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid, worden de woorden « , de verplaatsing binnen dezelfde exploitatieplaats » ingevoegd tussen de woorden « de uitbreiding » en de woorden « of het heropstarten »;b) in het tweede lid, worden de woorden « , de verplaatsing binnen dezelfde exploitatieplaats » ingevoegd tussen de woorden « de uitbreiding » en de woorden « of het heropstarten »;3° paragraaf 3 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid, worden de woorden « de verbouwing of de uitbreiding » vervangen door de woorden « de verbouwing, de uitbreiding of de verplaatsing binnen dezelfde exploitatieplaats »;b) in het derde lid, 1° worden de woorden « de verbouwing of de uitbreiding » vervangen door de woorden « de verbouwing, de uitbreiding of de verplaatsing binnen dezelfde exploitatieplaats »;4° paragraaf 4 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid, worden de woorden « , de verplaatsing binnen dezelfde exploitatieplaats » ingevoegd tussen de woorden « de uitbreiding » en de woorden « of het heropstarten »;b) in het derde lid, worden de woorden « , de verplaatsing binnen dezelfde exploitatieplaats » ingevoegd tussen de woorden « de uitbreiding » en de woorden « of het heropstarten ».

Art. 243.In artikel 7ter, tweede lid, van de OMV, worden de woorden « per aangetekende brief of per drager » geschrapt.

Art. 244.In artikel 8, derde lid, b), van de OMV, worden de woorden « de beste beschikbare technologieën » vervangen door de woorden « de beste beschikbare technieken ».

Art. 245.Het eerste lid van artikel 9, § 1, van de OMV wordt vervangen door : « Alle documenten en stukken worden tegen een indienings- of een ontvangstbewijs per post verstuurd of per drager afgeleverd, behoudens hiermee strijdige bepalingen in onderhavige ordonnantie. In de contacten tussen het Instituut en de colleges van burgemeester en schepenen enerzijds of de gemachtigde ambtenaar anderzijds, worden documenten en stukken voor zover mogelijk in elektronische vorm met ontvangstbewijs of overeenkomstig de door de Regering vastgelegde procedure overgemaakt. ».

Art. 246.Artikel 10 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, 2°, worden de woorden « opgemaakt op een schaal die de lezing bevordert en maximum in formaat A3 » toegevoegd na het woord « plannen »;2° in het eerste lid, 3°, worden de woorden « opgemaakt op een schaal die de lezing bevordert en maximum in formaat A3 » toegevoegd na het woord « plannen »;3° in het eerste lid, 5°, wordt de verwijzing « artikel 7, § 2 » vervangen door « artikel 7bis »;4° in het eerste lid, wordt het 6° opgeheven;5° in het tweede lid, eerste zin, worden de woorden « met inbegrip van de gegevens die zijn vereist opdat de Dienst Brandweer en Dringende Medische Hulp zijn advies zou kunnen uitbrengen » toegevoegd na de woorden » of een milieuvergunning ».

Art. 247.In artikel 11 van de OMV, wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « De volgorde van de minst strenge tot de strengste klasse is de volgende : III, I.C, I.D, II, I.B, I.A. Het Instituut is bevoegd om de aanvragen betreffende de inrichtingen van klasse I.C en I.D te behandelen wanneer deze inrichtingen met de inrichtingen van een strengere klasse een technische en geografische eenheid vormen. ».

Art. 248.Artikel 12, eerste lid van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het 1°, worden de woorden « bij de gemachtigde ambtenaar » ingevoegd na het woord « gelijktijdig »;2° in het 3°, worden de woorden « een bestek » geschrapt;3° in het 5° worden de woorden « zodra deze vereiste van toepassing is op minstens een van de beide aanvragen » ingevoegd na de woorden « speciale regelen van openbaarmaking »;4° het 9° wordt aangevuld met wat volgt : « de aanvraag tot verlenging van de uitvoeringstermijn van de milieuvergunning wordt ingediend bij de gemachtigde ambtenaar.» 5° een 11° wordt als volgt toegevoegd : « 11° indien de aanvraag om stedenbouwkundige vergunning vervalt overeenkomstig artikel 177/1 of artikel 191 van het BWRO, vervalt de aanvraag om milieuvergunning.In afwijking, voor de inrichtingen in bedrijf die niet zijn beoogd door de stedenbouwkundige vergunning maar wel door de milieuvergunning, verliest het project zijn gemengd karakter en wordt de procedure voortgezet overeenkomstig hoofdstuk II « Bepalingen betreffende de inrichtingen van klasse I.A » of hoofdstuk III « Bepalingen betreffende de inrichtingen van klasse I.B » van titel II, naargelang het geval. ».

Art. 249.Artikel 13, § 1, van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het tweede lid, eerste zin, worden de woorden « de aangifte, » ingevoegd tussen de woorden « Wanneer bij » en de woorden « de aanvraag »; 2° in het tweede lid, 2°, worden de woorden « klasse II » vervangen door de woorden « de klassen II, III en I.C »; 3° in het tweede lid, 3°, worden de woorden « en de inrichtingen van klasse I.D » toegevoegd na de woorden « tijdelijke inrichting » en worden de woorden « drie maanden » vervangen door de woorden « een jaar ».; 4° het derde lid wordt als volgt vervangen : « Bij ontstentenis daarvan, wordt de procedure voortgezet, zonder dat enig advies dat na die termijn werd overgemaakt in aanmerking kan worden genomen.De vergunning kan evenwel niet worden afgeleverd zonder het advies van de Dienst Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp wanneer dit vereist is. Indien deze dienst zijn advies niet verstuurt binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, wordt de procedure voortgezet en wordt de termijn waarbinnen de vergunnende overheid zich moet uitspreken over de aanvraag verlengd met het aantal dagen vertraging dat de Dienst Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp heeft opgelopen bij het verzenden van zijn advies. ».

Art. 250.Aan titel II, hoofdstuk I, afdeling 1 van de OMV wordt een artikel 13quater ingevoegd, dat als volgt luidt : «

Art. 13quater.Hergebruik van relevante effectenbeoordelingen en eventuele beperking van de te beoordelen aspecten § 1. Om overlappingen bij de effectenbeoordeling te vermijden, houdt de aanvrager bij de uitwerking van de effectenstudie of het effectenverslag rekening met de beschikbare resultaten van andere relevante effectenbeoordelingen in het kader van de wetgeving van de Europese Unie of de nationale en gewestelijke wetgevingen.

Hiertoe : 1° maken de betrokken gewestelijke besturen aan de opstellers van de documenten van voorafgaande effectenbeoordelingen de gegevens over waarover zij beschikken, met name de documenten die hen werden meegedeeld in het kader van de behandeling van andere vergunningsaanvragen;2° mogen de opstellers van de documenten van voorafgaande effectenbeoordelingen zich niet verzetten tegen het hergebruik, in het kader van latere effectenbeoordelingen, van de gegevens in de documenten waarvan zij de opstellers zijn en die bij een vergunningsaanvraag werden gevoegd. De Regering kan de modaliteiten vaststellen voor de uitvoering van onderhavige paragraaf. § 2. De voorafgaande effectenbeoordeling is beperkt tot de specifieke aspecten van de vergunnings- of milieu attestaanvraag die niet nog niet werden behandeld wanneer is voldaan aan de volgende voorwaarden : 1° het beschouwde project is gelegen binnen een perimeter van een planologisch of programmatorisch instrument dat was onderworpen aan een milieueffectenrapport of binnen de perimeter van een verkavelingsvergunning die was onderworpen aan een voorafgaande effectenbeoordeling;2° het beschouwde project stemt overeen met dit planologisch of programmatorisch instrument of met deze verkavelingsvergunning;3° dit planologisch of programmatorisch instrument is in werking getreden of deze verkavelingsvergunning werd afgeleverd minder dan vijf jaar vóór de indiening van de aanvraag voor een milieuvergunning of een milieuattest voor het beschouwde project.».

Art. 251.In het opschrift van titel II, hoofdstuk I, afdeling 2, van de OMV, worden de woorden « en attesten » vervangen door de woorden « van klasse II ».

Art. 252.Artikel 14 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid worden de woorden « Het milieuattest of de » vervangen door het woord « De »;2° in het tweede lid wordt de zin « De aanvraag om een milieuattest of milieuvergunning kan bij het Instituut worden ingediend » vervangen door de zin « De aanvraag om een milieuvergunning wordt bij het Instituut ingediend » en wordt de zin « De aanvraag kan eveneens gericht worden aan het Instituut met een ter post aangetekende brief » geschrapt;3° het derde lid wordt opgeheven;4° in het vierde lid, worden in het 1° de woorden « per aangetekende zending » ingevoegd tussen het woord « de aanvrager » en de woorden « een ontvangstbewijs »;5° het zevende lid wordt opgeheven.

Art. 253.Artikel 15 van de OMV wordt opgeheven.

Art. 254.In het opschrift van artikel 16 van de OMV, worden de woorden « voor een inrichting van klasse II » geschrapt.

Art. 255.In artikel 16, tweede lid van de OMV, worden de woorden « tien dagen » vervangen door de woorden « twintig dagen ».

Art. 256.In het opschrift van artikel 17 van de OMV, worden de woorden « van klasse II » geschrapt.

Art. 257.In artikel 18 van de OMV, wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De voorbereidende nota bestaat ten minste uit de volgende elementen : 1° een projectbeschrijving met daarin informatie over de site, de opvatting, de afmetingen en andere relevante eigenschappen van het project en de werf, alsook de beoogde uitvoeringsplanning;2° een beschrijving van de bestaande situatie, met name van de elementen en het geografische gebied waarvoor het project gevolgen kan hebben;3° een eerste inventaris van de voorspelbare merkbare milieueffecten van het project en de werf;4° een beschrijving van de kenmerken van het project en/of van de geplande maatregelen om de merkbare voorspelbare negatieve milieueffecten van het project en de werf te vermijden, te voorkomen en, indien mogelijk, te compenseren; 5° in voorkomend geval, de vermelding van een afwijkingsaanvraag krachtens artikel 2.3.54, § 4, van het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing alsook van de redenen die tot staving ervan worden ingeroepen; 6° een beschrijving van de redelijke oplossingen die door de aanvrager onderzocht werden, in functie van het project en zijn specifieke kenmerken, en een vermelding van de voornaamste redenen voor de gemaakte keuze met het oog op de milieueffecten van het project en de werf;7° alle bijkomende informatie opgesomd in bijlage 2, in functie van de specifieke eigenschappen van het project of van het soort project en van de milieuelementen waarop een effect zou kunnen plaatsvinden.Deze bijkomende informatie kan door het Instituut geëist worden in de loop van het onderzoek van de aanvraag van de vergunning, als het van mening is dat deze informatie rechtstreeks van nut is voor het inschatten van de belangrijke milieueffecten van het project; 8° een niet-technische samenvatting van de voormelde elementen;9° het typebestek betreffende milieueffectenstudie, waartoe de Regering besloten heeft, dat van toepassing is op het project;10° de identiteit en de contactgegevens van de voorgestelde opdrachthouder voor het uitvoeren van de effectenstudie.».

Art. 258.Artikel 19 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door de volgende tekst : « § 1.Behalve in het geval van een gemengd project, wordt de aanvraag om een milieuattest of milieuvergunning ingediend bij het Instituut. »; 2° paragraaf 2 wordt als volgt vervangen : « § 2.Het Instituut levert de aanvrager, bij ontvangst van de in § 1 bedoelde aanvraag, een indieningsbewijs af waarin het nummer van het dossier, de contactgegevens van de behandelende ambtenaar, de behandelingstermijnen van het dossier en de verweermiddelen tegen de beslissing zijn aangegeven. »; 3° in paragraaf 2bis wordt de eerste zin geschrapt en wordt in de tweede zin het woord « deze » vervangen door het woord « de »;4° de paragrafen 3 en 4 worden opgeheven.

Art. 259.Artikel 20 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° de titel wordt vervangen door : « Ontvangstbewijs.»; 2° in paragraaf 1, eerste en tweede lid, wordt het woord « twintig » vervangen door het woord « vijfenveertig »;3° in paragraaf 1 wordt het derde lid als volgt vervangen : « Binnen vijfenveertig dagen na ontvangst hiervan, stuurt het Instituut een ontvangstbewijs naar de aanvrager wanneer het dossier volledig is of brengt het Instituut de aanvrager op de hoogte van de stukken of inlichtingen die ontbreken, wanneer het dossier onvolledig is.»; 4° de paragrafen 2 en 3 worden opgeheven.

Art. 260.Aan afdeling 1 wordt een artikel 20bis toegevoegd dat als volgt luidt : «

Art. 20bis.Aanvraag van het advies van de DBDMH. Tegelijk met de verzending van het in artikel 20 bedoelde ontvangstbewijs, raadpleegt het Instituut de Dienst Brandweer en Dringende Medische Hulp volgens de modaliteiten die zijn voorzien in artikel 13. ».

Art. 261.In hoofdstuk II van titel I van de OVM wordt het opschrift van afdeling 2 « Bestek van de effectenstudie » vervangen door het opschrift « Begeleidingscomité en opdrachthouder ».

Art. 262.Artikel 21 van de OMV wordt opgeheven.

Art. 263.In artikel 22 van de OMV worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden « ten minste » geschrapt.De woorden « één vertegenwoordiger van Brussel Mobiliteit » worden ingevoegd na de woorden « één vertegenwoordiger van het Instituut » en er wordt een tweede zin toegevoegd die als volgt luidt : « Het begeleidingscomité kan andere instanties of experts uitnodigen om deel te nemen aan zijn werkzaamheden, zonder dat deze instanties of experts stemgerechtigd zijn »; 2° in paragraaf 2 worden de woorden « de samenstelling en geschrapt.

Art. 264.Artikel 23, § 1, van de OMV wordt als volgt vervangen : « § 1. « Tegelijk met de verzending van het in artikel 20 bedoelde ontvangstbericht, roept het Instituut het begeleidingscomité bijeen.

Binnen vijftien dagen na de verzending van het ontvangstbewijs, betekent het begeleidingscomité aan de aanvrager zijn beslissing omtrent de volgende punten : 1° voor elke in artikel 3, 15° bedoelde factor, het (de) geografische gebied(en) dat (die) in aanmerking moet(en) worden genomen in de effectenstudie evenals, in voorkomend geval, de inlichtingen bedoeld in artikel 26;2° het (de) alternatief (alternatieven) en/of variant(en) die in de effectenstudie moeten worden beoordeeld;3° de termijn waarbinnen de effectenstudie moet worden afgesloten, met dien verstande dat, behoudens behoorlijk met redenen omklede uitzonderlijke omstandigheden verbonden aan de te beoordelen effecten, deze termijn niet meer mag bedragen dan zes maanden vanaf de verzending van de beslissing van het begeleidingscomité;4° de keuze van de opdrachthouder.».

Art. 265.Artikel 24 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Indien het begeleidingscomité zijn beslissing niet binnen de in artikel 23 voorziene termijn meedeelt of de maximumduur van de studie verlengd heeft wegens uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 42, kan de aanvrager het dossier aanhangig maken bij de Regering.»; 2° in paragraaf 1 wordt het tweede lid als volgt vervangen : « Binnen zestig dagen na de aanhangigmaking, doet de Regering uitspraak over de in artikel 23, § 1, tweede lid, 1° tot 4° bedoelde punten en betekent ze haar beslissing aan de aanvrager.»; 3° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden « het ontwerp van bestek opgesteld door het instituut, alsook de keuze van de opdrachthouder door de aanvrager als bevestiging geacht » vervangen door de woorden « de door de aanvrager voorgestelde opdrachthouder wordt als aangesteld beschouwd en het komt hem toe de kenmerken van de studie voorzien in artikel 23 § 1, tweede lid, 1° en 2°, te bepalen.»

Art. 266.Artikel 26 van de OMV wordt als volgt vervangen : «

Art. 26.De effectenstudie moet minstens de volgende elementen omvatten : 1° De gegevens die de aanvrager verstrekt om zijn project te rechtvaardigen, een projectbeschrijving met daarin informatie over de site, de opvatting, de omvang en de andere relevante eigenschappen van het project en de werken, met inbegrip van de vooropgestelde uitvoeringsplanning;2° een beschrijving en een gedetailleerde en nauwkeurige beoordeling van de waarschijnlijke aanzienlijke effecten van het project en de werken op het leefmilieu, met inbegrip van de beschrijving van de elementen en het geografische gebied die er de invloed van kunnen ondergaan;3° een beschrijving van de kenmerken van het project en/of de maatregelen met het oog op het vermijden, voorkomen of verminderen en indien mogelijk compenseren van de waarschijnlijke aanzienlijke negatieve effecten van het project en de werken op het leefmilieu, alsook de maatregelen teneinde ernstige ongelukken te voorkomen en de gevolgen ervan te beperken, met inbegrip van de beoordeling van de efficiëntie van deze maatregelen, met name ten opzichte van de bestaande normen;4° een beschrijving van de redelijke alternatieven die de aanvrager heeft onderzocht, afhankelijk van het project en de specifieke eigenschappen ervan, en de vermelding van de belangrijkste redenen voor de gemaakte keuze ten aanzien van de effecten van het project en de werken op het leefmilieu, met inbegrip, in voorkomend geval, van de opgave van het project en de belangrijkste reden voor de keuze van de aanvrager;5° wanneer ze vereist is, de passende beoordeling van de effecten zoals opgelegd door de gewestelijke wetgeving betreffende het natuurbehoud; 6° in voorkomend geval, de gedetailleerde en nauwkeurige beschrijving van de redenen die een afwijking rechtvaardigen overeenkomstig artikel 2.3.54, § 4, van het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing; 7° alle bijkomende informatie onder bijlage II, in functie van de specifieke eigenschappen van een project of van een bijzonder type van project en van de milieuelementen waarop een effect zou kunnen plaatsvinden.Deze bijkomende informatie kan door het Instituut worden gevraagd in het kader van het onderzoek van een vergunningsaanvraag, indien het van oordeel is dat deze informatie aanzienlijke milieueffecten heeft op het milieuproject; 8° de stand van zaken van de vervulde prestaties, de vermelding van de gebruikte methodes en de beschrijving van de aangetroffen moeilijkheden, met inbegrip van de gegevens die werden gevraagd door de opdrachthouder van de studie en die de aanvrager zonder rechtvaardiging niet heeft meegedeeld;9° een niet-technische samenvatting van de voorgaande elementen. De Regering keurt een typemodel van bestek goed waarin ze de in het eerste lid bedoelde elementen kan preciseren en aanvullen; ze kan tevens de modaliteiten bepalen voor de presentatie van de effectenstudie. ».

Art. 267.Het eerste lid van artikel 28 van de OMV wordt vervangen door wat volgt : « Indien de opdrachthouder van oordeel is dat de effectenstudie volledig is, bezorgt hij een exemplaar ervan aan het begeleidingscomité en aan de aanvrager. ».

Art. 268.Artikel 29 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het tweede lid worden de woorden « aan het Begeleidingscomité of aan de Regering, alsook aan het Instituut » vervangen door de woorden « aan het Instituut of, in de hypothese bedoeld in artikel 28, vierde en vijfde lid, aan de Regering »;2° in het derde lid worden de woorden « wordt hij geacht zijn aanvraag te hebben ingetrokken » vervangen door de woorden « vervalt de vergunningsaanvraag »;3° er wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd dat als volgt luidt : « Wanneer de aanvrager een aanvulling op de effectenstudie laat uitvoeren voor het geheel of een deel van de in het eerste lid, 2° bedoelde wijzigingen, wordt deze aanvulling uitgevoerd door de opdrachthouder die de effectenstudie heeft uitgevoerd en maakt ze wezenlijk deel uit van de overgemaakte wijzigingen.Deze aanvulling moet niet worden voorgelegd aan het begeleidingscomité. ».

Art. 269.Artikel 30, § 1, tweede lid van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° het 2° wordt als volgt vervangen : « het typemodel van bestek van de effectenstudie dat is goedgekeurd door de Regering;2° er wordt een 2° bis toegevoegd dat als volgt luidt : « 2° bis de in artikel 23, § 1, tweede lid bedoelde beslissing van het begeleidingscomité of, in voorkomend geval, de in artikel 24, § 1, tweede lid bedoelde beslissing van de Regering;».

Art. 270.Artikel 31 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1 worden de woorden « artikel 151 » vervangen door de woorden « artikel 188/9 »;2° § 2 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid wordt het woord « dertig » vervangen door het woord « vijfenveertig » en de woorden « in artikel 151 » te vervangen door de woorden « in artikel 188/9 »;b) het tweede lid wordt als volgt vervangen : « Indien de overlegcommissie haar advies niet overmaakt binnen de in het eerste lid gestelde termijn van vijfenveertig dagen, wordt de procedure voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht nog in aanmerking moet worden genomen.»; 3° in § 3 worden de woorden « worden deze gunstig geacht » vervangen door de woorden « wordt de procedure voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht nog in aanmerking moet worden genomen ».

Art. 271.Artikel 31bis van de OMV wordt als volgt vervangen : «

Art. 31bis.Zodra het Instituut het krachtens artikel 63, § 1, 7°, opgelegde Sevesoverslag ontvangt, stelt het er op zijn website een vereenvoudigde versie van ter beschikking. Tevens stuurt het een kopie van deze vereenvoudigde versie naar de burgemeester van de gemeente waar zich het Sevesobedrijf bevindt.

Een papieren versie kan worden verstuurd naar eenieder die daarom verzoekt. ».

Art. 272.Artikel 32, § 2 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : a) de woorden « minder dan » moeten telkens, tweemaal, worden vervangen door de woorden « binnen de termijn van »;b) het cijfer « 31ste » wordt vervangen door het cijfer « 46ste »;c) de woorden « de gemeente » worden vervangen door de woorden « het Instituut »;d) het cijfer « 11de » wordt vervangen door het cijfer « 46ste »;2° het tweede lid wordt als volgt gewijzigd : a) de woorden « minder dan » worden vervangen door de woorden « binnen een termijn van »;b) de woorden « binnen de daartoe voorziene termijnen » en de woorden « de gemeente of » worden geschrapt;3° het derde lid wordt opgeheven;4° aan het einde van de paragraaf, wordt een nieuw lid toegevoegd dat als volgt luidt : « Wanneer het begeleidingscomité of de Regering wegens uitzonderlijke omstandigheden een realisatieduur van de effectenstudie vaststelt van meer dan zes maanden, wordt de in deze paragraaf bedoelde termijn verlengd met evenveel dagen of maanden als het begeleidingscomité of de Regering heeft toegestaan als bijkomende termijn voor de studie.».

Art. 273.Artikel 33 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt vervangen : « § 1.De aanvraag om een milieuvergunning bevat de aanwijzingen die zijn vereist in artikel 10. Behalve in het geval van een gemengd project, wordt ze ingediend bij het Instituut. »; 2° paragraaf 2 wordt als volgt vervangen : « § 2.Het Instituut levert de aanvrager, bij ontvangst van de in § 1 bedoelde aanvraag, een indieningsbewijs af waarin het nummer van het dossier, de contactgegevens van de behandelende ambtenaar, de behandelingstermijnen van het dossier en de verweermiddelen tegen de beslissing zijn aangegeven. »; 3° in paragraaf 2bis wordt de eerste zin geschrapt en wordt in de tweede zin het woord « deze » vervangen door het woord « de »;4° de paragrafen 3 en 4 worden opgeheven.

Art. 274.In artikel 34 van de OMV worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het woord « twintig » vervangen door het woord « vijfenveertig » en worden de woorden « per aangetekende brief » toegevoegd na de woorden « aan de aanvrager »;2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord « twintig » vervangen door het woord « vijfenveertig »;3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt het woord « tien » vervangen door het woord « vijfenveertig »;4° in paragraaf 2 wordt het derde lid opgeheven.

Art. 275.In de OMV, wordt een nieuw artikel 35bis ingevoegd dat als volgt luidt : «

Art. 35bis.Vrijstelling van effectenstudie.

Wanneer de aanvraag voor een milieuvergunning overeenstemt met het afgegeven milieuattest, dient de aanvrager geen nieuwe effectenstudie uit te voeren.

Wanneer de aanvrager aantoont dat de wijzigingen aangebracht na de afgifte van het milieuattest geen aanzienlijke verhoging van de hinder veroorzaken, met name ten aanzien van bijlage 2, dient hij geen nieuwe effectenstudie uit te voeren. ».

Art. 276.Artikel 36 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in paragraaf 2, eerste lid wordt het woord « 31ste » vervangen door het woord « 46ste » en worden de woorden « de gemeente » vervangen door de woorden « het Instituut »;2° in paragraaf 2, tweede lid worden de woorden « binnen de daartoe voorziene termijnen » en de woorden « de gemeente of » geschrapt;3° in paragraaf 2 wordt het derde lid opgeheven;4° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden « het eerste tot en met het derde » vervangen door de woorden « eerste en tweede »;5° in paragraaf 2bis worden de woorden « eerste tot en met derde » vervangen door de woorden « eerste en tweede ».

Art. 277.Artikel 37 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° het tweede lid wordt als volgt vervangen : « Het effectenverslag bevat minstens de volgende elementen : 1° een projectbeschrijving met daarin informatie over de site, de constructie, de afmetingen en de andere relevante eigenschappen van het project en van de werken, met inbegrip van de beoogde uitvoeringsplanning;2° een gedetailleerde en nauwkeurige beschrijving en beoordeling van de vermoedelijke significante effecten van het project en de werken op het leefmilieu, met inbegrip van de beschrijving van de elementen en van het geografische gebied dat er de effecten van kan ondergaan, met name met behulp van plannen;3° een beschrijving van de kenmerken van het project en/of van de maatregelen met het oog op het vermijden, voorkomen of verminderen en indien mogelijk compenseren van de vermoedelijke significante negatieve effecten van het project en de werken op het leefmilieu, met name ten opzichte van de bestaande normen;4° een beschrijving van de redelijke alternatieven die de aanvrager heeft onderzocht, afhankelijk van het project en de specifieke eigenschappen ervan, en de vermelding van de belangrijkste redenen voor de gemaakte keuze ten aanzien van de effecten van het project en van de werken op het leefmilieu en de belangrijkste reden voor de keuze van de aanvrager ten aanzien van het leefmilieu; 5° in voorkomend geval, de gedetailleerde en nauwkeurige beschrijving van de redenen die een afwijking rechtvaardigen overeenkomstig artikel 2.3.54, § 4, van het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing; 6° wanneer ze vereist is, de passende beoordeling van de effecten zoals opgelegd door de gewestelijke wetgeving betreffende het natuurbehoud;7° alle bijkomende informatie onder bijlage II in functie van de specifieke eigenschappen van het project of van een bijzonder type van project en van de milieu-elementen waarop een effect zou kunnen plaatsvinden.Deze bijkomende informatie kan door de bevoegde overheid worden vereist tijdens de behandeling van de vergunningsaanvraag indien zij van mening is dat de informatie rechtstreeks van nut is voor de beoordeling van de aanzienlijke effecten van het project op het leefmilieu; 8° een niet-technische samenvatting van de voorgaande elementen;9° de gegevens van de auteur van het effectenverslag en de elementen waaruit blijkt dat hij een bevoegd expert is.»; 2° het vierde lid wordt als volgt vervangen : « Op vraag van de aanvrager brengt het Instituut, rekening houdend met de informatie die de aanvrager bezorgde, in het bijzonder over de specifieke projecteigenschappen, met name de situering en de technische capaciteit en de waarschijnlijke weerslag ervan op het leefmilieu, advies uit over het toepassingsgebied en het detailniveau van de informatie die de aanvrager in het effectenverslag moet bezorgen.Indien het dit nodig acht, raadpleegt het Instituut in dit verband het college van burgemeester en schepenen van het grondgebied waar het project moet worden uitgevoerd, de gemachtigde ambtenaar en de Dienst Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp. »; 3° in het vijfde lid worden de woorden « eerste lid » vervangen door de woorden « tweede lid ».

Art. 278.Artikel 38 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt vervangen : « § 1.Behalve in het geval van een gemengd project, wordt de aanvraag om een milieuattest of milieuvergunning ingediend bij het Instituut. »; 2° paragraaf 2 wordt als volgt vervangen : « § 2.Het Instituut levert, bij ontvangst, een indieningsbewijs af waarin het nummer van het dossier, de contactgegevens van de behandelende ambtenaar, de behandelingstermijnen van het dossier en de rechtsmiddelen tegen de beslissing zijn aangegeven. »; 3° in paragraaf 2bis wordt de eerste zin geschrapt en wordt in de tweede zin het woord « deze » vervangen door het woord « de »;4° de paragrafen 3 en 4 worden opgeheven.

Art. 279.In artikel 39 van de OMV worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid wordt als volgt vervangen : « Wanneer het dossier, met inbegrip van het effectenverslag, volledig is, stuurt het Instituut per aangetekende brief een ontvangstbewijs naar de aanvrager binnen vijfenveertig dagen vanaf de ontvangst van het aanvraagdossier.»; 2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord « twintig » vervangen door het woord « vijfenveertig »;3° in paragraaf 1, derde lid, het woord « dertig » is vervangen door het woord « vijvenveertig »;4° in paragraaf 2, wordt in de aanhef, het cijfer « 50 » vervangen door het woord « vijfenzeventig » en het 1° opgeheven;5° de paragrafen 2bis en 3 worden opgeheven;6° § 4 wordt opgeheven.

Art. 280.In artikel 40, § 2, tweede lid van de OMV worden de woorden « vijftien dagen » vervangen door de woorden « dertig dagen ».

Art. 281.Artikel 41 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, worden de woorden « artikel 151 » vervangen door de woorden « artikel 188/9 »;2° § 2 wordt als volgt gewijzigd : a) in het eerste lid, wordt het cijfer « 30 » vervangen door het woord « vijfenveertig » en worden de woorden « artikel 151 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening » vervangen door de woorden « artikel 188/9 van het BWRO »;b) het tweede lid wordt als volgt vervangen : « Indien de overlegcommissie haar advies niet overmaakt binnen de in het eerste lid gestelde termijn van vijfenveertig dagen, wordt de procedure voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht nog in aanmerking moet worden genomen.»; 3° in § 3 worden de woorden « worden ze gunstig geacht » vervangen door de woorden « wordt de procedure voortgezet zonder dat enig advies dat na die termijn werd uitgebracht nog in aanmerking moet worden genomen ».

Art. 282.Artikel 42 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd dat als volgt luidt : « Onder de in het eerste lid bedoelde uitzonderlijke voorwaarden moet men verstaan elk merkbaar negatief effect dat een project onderworpen aan een effectenverslag kan hebben op een of meer van de factoren opgelijst in artikel 3, 15°, en waarvan het vermoedelijk belang zodanig is dat het gerechtvaardigd is om de effectenbeoordeling van dit project te laten opmaken door een opdrachthouder, erkend voor effectenstudies en diens werkzaamheden te laten controleren door een begeleidingscomité.»; 2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het cijfer « 30 » vervangen door het woord « dertig »;3° in paragraaf 2, tweede lid, 1°, worden de woorden « één of meer voorstellen betreffende de keuze van de opdrachthouder » vervangen door de woorden « een voorbereidende nota op de effectenstudie overeenkomstig artikel 18, § 2 »;4° paragraaf 2, tweede lid, 2° wordt als volgt vervangen : « 2° regelt de modaliteiten van de samenwerking tussen het Instituut en het bestuur belast met stedenbouw in het geval van een gemengd project;»; 5° in paragraaf 2 wordt het derde lid als volgt vervangen : « Binnen vijftien dagen na ontvangst van de beslissing van de Regering, roept het Instituut het begeleidingscomité bijeen en wordt de procedure voortgezet overeenkomstig artikelen 22 en volgende.»; 6° in paragraaf 2 worden de leden 4 en 5 opgeheven.

Art. 283.Artikel 43, § 2, van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid wordt als volgt gewijzigd : a) de woorden « minder dan » moeten telkens, tweemaal, worden vervangen door de woorden « binnen de termijn van »;b) het cijfer « 31ste » wordt vervangen door het cijfer « 46ste »;c) de woorden « de gemeente » worden vervangen door de woorden « het Instituut »;d) het cijfer « 11de » wordt vervangen door het cijfer « 46ste »;2° de leden 2 en 3 worden vervangen door één lid dat als volgt luidt : « Indien het echter een gemengd project betreft, dan moet de kennisgeving van de beslissing gebeuren binnen de 160 dagen na de laatste kennisgeving van het ontvangstbewijs van het volledige aanvraagdossier voor het milieuattest of de milieuvergunning door het Instituut enerzijds, en voor het stedenbouwkundige attest of de stedenbouwkundige vergunning door de gemachtigde ambtenaar anderzijds. ».

Art. 284.Artikel 44 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt vervangen : « § 1.De aanvraag om een milieuvergunning bevat de aanwijzingen die zijn vereist in artikel 10.

Behalve in het geval van een gemengd project wordt ze ingediend bij het Instituut. »; 2° paragraaf 2 wordt als volgt vervangen : « § 2.Het Instituut levert, bij ontvangst, een indieningsbewijs af waarin het nummer van het dossier, de contactgegevens van de behandelende ambtenaar, de behandelingstermijnen van het dossier en de rechtsmiddelen tegen de beslissing zijn aangegeven. »; 3° in paragraaf 2bis, wordt de eerste zin geschrapt en wordt in de tweede zin het woord « deze » vervangen door het woord « de »;4° de paragrafen 3 en 4 worden opgeheven.

Art. 285.In artikel 45 van de OMV worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het woord « twintig » vervangen door het woord « vijfenveertig » en worden de woorden « per aangetekende brief » toegevoegd na de woorden « de aanvrager »;2° in paragraaf 2, eerste lid wordt het woord « twintig » vervangen door het woord « vijfenveertig »;3° in paragraaf 2 wordt het derde lid opgeheven.

Art. 286.In de OMV, wordt een nieuw artikel 46bis ingevoegd dat als volgt luidt : «

Art. 46bis.Vrijstelling van effectenverslag.

Wanneer de aanvraag voor een milieuvergunning overeenstemt met het afgegeven milieuattest, dient de aanvrager geen nieuw effectenverslag te realiseren.

Indien de wijzigingen aangebracht na de afgifte van het milieuattest niet de toepassing vereisen van een hogere klasse dan die van het milieuattest, en indien de aanvrager aantoont dat ze geen aanzienlijke verhoging van de hinder veroorzaken, met name ten aanzien van bijlage 2, dient hij geen nieuw effectenverslag te realiseren. ».

Art. 287.Artikel 47 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in paragraaf 2, eerste lid wordt het woord « 31ste » vervangen door het woord « 46ste » en worden de woorden « de gemeente » vervangen door de woorden « het Instituut ».2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « binnen de daartoe voorziene termijnen » en de woorden « de gemeente of » geschrapt;3° in paragraaf 2 wordt het derde lid opgeheven;4° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden « eerste tot en met derde lid » vervangen door de woorden « eerste en tweede lid »;5° in paragraaf 2bis worden de woorden « eerste tot en met derde lid » vervangen door de woorden « eerste en tweede lid ».

Art. 288.Artikel 48 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « gestuurd aan » vervangen door de woorden « ingediend bij »;2° in paragraaf 1, derde lid, wordt het woord « onmiddellijk » vervangen door de woorden « bij ontvangst »;3° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 289.Artikel 49 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in paragraaf 2 wordt het cijfer « 10 » vervangen door het woord « twintig »;2° in paragraaf 3, eerste lid, wordt het cijfer « 10 » vervangen door het woord « twintig ».

Art. 290.In artikel 51, § 2, van de OMV wordt een derde lid toegevoegd dat als volgt luidt : « Wanneer voor het project ook een stedenbouwkundige vergunning moet worden aangevraagd en de aanvraag van de milieuvergunning niet samen met de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning aan het openbaar onderzoek onderworpen is, wordt de termijn voor afgifte opgeschort in afwachting van de resultaten van het openbaar onderzoek betreffende de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning. ».

Art. 291.Artikel 52 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt als volgt vervangen : « § 1.De aanvraag van een milieuvergunning wordt ingediend bij de bevoegde overheid. Ze bevat de aanwijzingen die zijn vereist door artikel 10.

De bevoegde overheid levert, bij ontvangst, een indieningsbewijs af waarin de behandelingstermijnen van het dossier en de rechtsmiddelen tegen de beslissing zijn aangegeven.

Het Instituut is de bevoegde overheid voor de vergunningsaanvragen voor tijdelijke inrichtingen van klasse I.A of I.B en voor de inrichtingen van klasse I.D. Het college van burgemeester en schepenen is de bevoegde overheid voor de vergunningsaanvragen voor de tijdelijke inrichtingen van klasse II. »; 2° in paragraaf 2, wordt het woord « vijfentwintig » vervangen door het woord « twintig »;3° in paragraaf 3, eerste lid, wordt het cijfer « 10 » vervangen door het woord « twintig ».

Art. 292.Artikel 55 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid wordt 5° vervangen door wat volgt : « 5° de adviezen die binnen de termijn worden uitgebracht door de geraadpleegde personen en diensten, eveneens in het kader van het openbaar onderzoek.Indien er een effectenstudie werd uitgevoerd of een effectenverslag werd opgemaakt, zal met de gegevens en de besluiten daarvan in het bijzonder rekening worden gehouden; »; 2° in het eerste lid, 6°, worden de woorden « 31 januari 2008 » ingevoegd tussen de woorden « de ordonnantie van » en de woorden « tot vaststelling » en wordt de punt vervangen door een kommapunt;3° in het eerste lid worden de punten 8° en 9° toegevoegd, die als volgt luiden : « 8° de ingebrekestellingen en proces-verbalen die in toepassing van het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid van 25 maart 1999 jegens de aanvrager werden opgemaakt voor overtreding van onderhavige ordonnantie of bijbehorende uitvoeringsbesluiten; 9° voor milieuvergunningen van klasse I.A en I.B staat de aanvrager in voor de follow-up van de merkbare milieu-effecten van de uitvoering van de vergunning, om zo in een vroeg stadium een onvoorziene negatieve impact te kunnen opsporen en de corrigerende maatregelen te nemen die hij passend acht om de merkbare negatieve effecten te vermijden, te voorkomen of te beperken en, indien mogelijk, te compenseren. Deze follow-up vindt minstens één keer om de vijf jaar plaats. De projectuitvoerder kan evenwel, indien hij dat noodzakelijk acht, deze follow-up op kortere termijn aanvatten. De types van parameters die gevolgd dienen te worden en de duur van de follow-up zijn evenredig met de aard, de situering en de omvang van het project en met de ernst van de milieueffecten. Om overlappingen bij de follow-up te vermijden, mag de opvolging desgevallend in zijn huidige vorm, zoals die blijkt uit de wetgeving van de Europese Unie of de nationale en gewestelijke wetgeving, worden toegepast. »; 4° in het vierde lid worden de woorden « ofwel in het dossier zijn opgenomen » geschrapt.

Art. 293.Artikel 56 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het punt 7°, worden de woorden « 31 januari 2008 » ingevoegd tussen de woorden « de ordonnantie van » en de woorden « tot vaststelling »;2° in het punt 8°, worden de woorden « 31 januari 2008 » ingevoegd tussen de woorden « de ordonnantie van » en de woorden « tot vaststelling ».

Art. 294.Artikel 57 van de OMV wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 57.Wijziging van de aanvraag in de loop van het onderzoek.

De vergunnende overheid kan voorwaarden opleggen die wijzigingen van de vergunningsaanvraag impliceren. Wanneer de uitbatingsvoorwaarden die de vergunnende overheid van plan is op te leggen wijzigingen van de aanvraag inhouden die geen gevolgen hebben voor het voorwerp daarvan, bijkomend zijn en bedoeld om te beantwoorden aan de bezwaren bij het oorspronkelijke project, kan de milieuvergunning worden toegekend na ontvangst van de gevraagde aanvullingen, zonder dat hierop opnieuw de behandelingsprocedure waartoe de aanvraag aanleiding gaf, moeten worden uitgevoerd.

Wanneer de uitbatingsvoorwaarden die de bevoegde overheid van plan is op te leggen wijzigingen van de aanvraag inhouden die niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde voorwaarden, wordt de gewijzigde aanvraag opnieuw onderworpen aan de behandelingsprocedure die de vergunnende overheid vaststelt.

In dat laatste geval wordt de termijn voor aflevering van de milieuvergunning zoals bepaald in artikelen 17, 32, 36, 43, 47 en 51 opgeschort vanaf het moment waarop de aanvrager op de hoogte wordt gebracht van de verplichting om zijn aanvraag te wijzigen tot de ontvangst van de documenten die resulteren uit de behandelingsprocedure. ».

Art. 295.De artikelen 57bis en 57ter worden ingevoegd in de OMV en luiden als volgt : «

Art. 57bis.Wijziging van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning op initiatief van de aanvrager. § 1. Indien het een gemengd project betreft en de aanvrager beslist om zijn aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning te wijzigen in overeenstemming met artikel 177/1 van het BWRO, brengt hij het Instituut daar zo snel mogelijk van op de hoogte nadat de overlegcommissie heeft plaatsgevonden en ten laatste op de 30ste dag voor het verstrijken van de termijn voor aflevering, zoals bepaald in artikelen 32, 36, 43 of 47, afhankelijk van welk artikel van toepassing is. § 2. De aanvrager bezorgt zijn gewijzigde aanvraag gelijktijdig aan het Instituut en aan de gemachtigde ambtenaar. § 3. Binnen de dertig dagen nadat de door de aanvrager doorgestuurde wijzigingen werden ontvangen, laat het Instituut aan de aanvrager weten of het al dan niet nodig is om verdere aanvullingen bij zijn milieuvergunningsaanvraag te verstrekken.

Indien aanvullingen nodig zijn, verstrekt de aanvrager die aan het Instituut, dat een ontvangstbevestiging van volledigheid of onvolledigheid van de aanvullingen aflevert. In voorkomend geval bezorgt de aanvrager de ontbrekende documenten aan het Instituut tot hij van het Instituut een ontvangstbewijs van volledigheid van de aanvullingen ontvangt. De gemachtigde ambtenaar beslist vervolgens of op de wijzigingen al dan niet behandelingsprocedure moeten worden uitgevoerd. § 4. De termijn voor aflevering wordt opgeschort vanaf het moment waarop het Instituut bericht ontvangt van de beslissing van de aanvrager om zijn aanvraag te wijzigen tot het moment waarop de overlegcommissie haar advies uitbrengt indien de gemachtigde ambtenaar heeft beslist dat nieuwe bijzondere bekendmakingsmaatregelen moeten worden doorlopen. Is dat niet het geval, dan wordt de termijn opgeschort tot de 30ste dag die volgt op de kennisgeving zoals bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, of, indien aanvullingen nodig zijn, de ontvangstbevestiging van volledigheid zoals bedoeld in paragraaf 3, tweede lid.

Art. 296.Wijziging van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning op initiatief van de gemachtigde ambtenaar. § 1. Indien het een gemengd project betreft en de aanvrager beslist om zijn aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning te wijzigen met toepassing van artikel 177/1 van het BWRO, brengt hij het Instituut daar zo snel mogelijk van op de hoogte ten vroegste nadat de overlegcommissie heeft plaatsgevonden en ten laatste op de 30ste dag voor het verstrijken van de termijn voor aflevering, zoals bepaald in de artikelen 32, 36, 43 of 47, naargelang het geval. § 2. De aanvrager bezorgt zijn gewijzigde aanvraag gelijktijdig aan het Instituut en aan de gemachtigde ambtenaar. § 3. Binnen de dertig dagen nadat de door de aanvrager doorgestuurde wijzigingen werden ontvangen, laat het Instituut aan de aanvrager weten of het al dan niet nodig is om verdere aanvullingen bij zijn milieuvergunningsaanvraag te verstrekken.

Indien aanvullingen nodig zijn, verstrekt de aanvrager die aan het Instituut, dat een ontvangstbewijs van volledigheid of onvolledigheid van de aanvullingen aflevert. In voorkomend geval bezorgt de aanvrager de ontbrekende documenten aan het Instituut tot hij van het Instituut een ontvangstbewijs van volledigheid van de aanvullingen ontvangt. De gemachtigde ambtenaar beslist vervolgens of op de wijzigingen al dan niet onderzoekshandelingen moeten worden uitgevoerd. § 4. De termijn voor aflevering wordt opgeschort vanaf het moment waarop het Instituut bericht ontvangt van de in paragraaf 1 bedoelde beslissing van de gemachtigde ambtenaar en, indien de gemachtigde ambtenaar heeft beslist dat nieuwe speciale regelen van openbaarmaking moeten worden doorlopen, tot het moment waarop de overlegcommissie haar advies uitbrengt. Is dat niet het geval, dan wordt de termijn opgeschort tot de 30ste dag die volgt op de kennisgeving zoals bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, of, indien aanvullingen nodig zijn, de ontvangstbevestiging van volledigheid zoals bedoeld in paragraaf 3, tweede lid. ».

Art. 297.Artikel 59 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « 2 jaar » vervangen door de woorden « drie jaar »;2° paragraaf 3 wordt vervangen door : « § 3.Op vraag van zijn houder mag de uitvoeringstermijn van de milieuvergunning worden verlengd met een periode van maximaal één jaar. De verlenging kan eveneens jaarlijks plaatsvinden, telkens wanneer de aanvrager verantwoordt dat hij zijn vergunning door overmacht niet heeft kunnen uitvoeren.

Op straffe van vervallenverklaring hoort de verlengingsaanvraag minstens twee maanden voor het verstrijken van de onder § 1 bedoelde termijn plaats te vinden.

Wanneer voor de Raad van State een beroep tot nietigverklaring van de milieuvergunning werd ingediend, wordt de uitvoeringstermijn gedurende de volledige procedure van rechtswege opgeschort, van de indiening van het verzoek tot aan de kennisgeving van de eindbeslissing.

De verlenging wordt toegekend door de vergunningverlenende overheid.

Bij ontstentenis van een beslissing op het einde van de uitvoeringstermijn wordt de verlenging als toegekend beschouwd. »; 3° er wordt een nieuwe paragraaf 5 ingevoegd, die als volgt luidt : « § 5.Bij een gemengd project brengt de verlenging van de vervaldatum van de stedenbouwkundige vergunning overeenkomstig artikel 101 van het BWRO de verlenging van rechtswege mee van de uitvoeringstermijn van de milieuvergunning. ».

Art. 298.Artikel 61 van de OMV wordt vervangen door wat volgt : « § 1. Vanaf de uitvoering ervan is de milieuvergunning vijftien jaar geldig, voor zover dat de houder zich gevoegd heeft naar artikel 63, § 1, 2°. In het tegenovergestelde geval is de milieuvergunning vijftien jaar vanaf de afleverdatum geldig.

In het geval van tijdelijke inrichtingen is de maximale geldigheidsduur van de milieuvergunning : 1° drie jaar, als het gaat over werkzaamheden van asbestverwijdering;2° een jaar, in de andere gevallen. § 2. De bevoegde overheid kan de in paragraaf 1 vastgelegde termijn verminderen; in dit geval, zal zij haar beslissing speciaal met redenen omkleden. ».

Art. 299.Artikel 62 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Op het einde ervan mag de milieuvergunning worden verlengd.

Milieuvergunningen voor tijdelijke inrichtingen zijn evenwel niet verlengbaar. »; 2° in paragraaf 2, wordt het eerste lid als volgt vervangen : « De houder van de milieuvergunning vraagt, uiterlijk een jaar voor het verstrijken ervan, de verlenging van de vergunning aan bij in eerste instantie de vergunningverlenende overheid, zoniet dient hij een nieuwe milieu-vergunningsaanvraag in.Deze aanvraag tot verlenging kan niet meer dan twee jaar voor het verstrijken ingediend worden, zoniet is ze onontvankelijk. ». 3° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « per aangetekende brief of per drager » geschrapt;4° paragraaf 4, tweede lid, wordt als volgt aangevuld : « In afwijking van artikel 13 wordt het advies van de Dienst Brandweer en Dringende Medische Hulp gunstig geacht wanneer het niet is uitgebracht binnen de gestelde termijn.»; 5° in paragraaf 4, derde lid, wordt het woord « vijftien » vervangen door het woord « dertig » en worden de woorden « van 11 oktober 2007 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor bepaalde ingedeelde inrichtingen » vervangen door de woorden « van 21 november 2013 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging door industriële emissies »;6° in paragraaf 4, vijfde lid, wordt het woord « Wanneer » vervangen door de woorden « In de in de leden 3 en 4 bedoelde gevallen en wanneer »;7° in paragraaf 5, worden een derde lid en vierde lid toegevoegd, die als volgt luiden : « De bevoegde instantie verklaart het dossier onvolledig indien ze van mening is dat een actualisering nodig is van de evaluatie van de effecten van de ingedeelde inrichtingen ten aanzien van de evolutie van de regelgeving en van de evolutie van de exploitatie en de omgeving ervan, samen met de oplossingen die worden aangereikt om de vastgestelde milieueffecten met inachtneming van de beste beschikbare technieken te verminderen. Ze verklaart het eveneens onvolledig indien ze niet over bewijzen beschikt dat de geklasseerde inrichtingen uitgebaat worden overeenkomstig de voorwaarden van de te verlengen vergunning. »; 8° in paragraaf 6, derde lid, worden de woorden « en voor zover het dossier volledig is verklaard » ingevoegd tussen de woorden « Indien er binnen deze termijn geen beslissing ter kennis wordt gebracht » en de woorden « , kan de aanvrager »;9° in paragraaf 6, wordt een vierde lid toegevoegd dat als volgt luidt : « Hoe dan ook, behalve in geval van beroep zoals bedoeld in artikel 80 of 81 van deze ordonnantie, kan een milieuvergunning waarvan de geldigheid op zijn einde loopt niet worden verlengd, ook niet stilzwijgend.».

Art. 300.Artikel 63, § 1, van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid van de Franstalige versie, in de inleidende zin, wordt het woord « tenu » vervangen door het woord « tenue »;2° in 1° worden de woorden « zijn vergunning of » vervangen door de woorden « het bericht dat het bestaan van zijn milieuvergunning aangeeft » en wordt het woord « van » ingevoegd tussen de woorden « alsook » en de woorden « elke beslissing tot wijziging »;3° in 7° worden de woorden « In de door de Regering gestelde gevallen » geschrapt.De woorden « (regelmatig en ten minste een keer per jaar) » worden vervangen door de woorden « aan een door de bijzondere exploitatievoorwaarden bepaalde periodiciteit » en de woorden « beste beschikbare technologieën » worden vervangen door de woorden « beste beschikbare technieken ».

Art. 301.Artikel 64, § 1, van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, worden de woorden « beste beschikbare technologieën » vervangen door de woorden « beste beschikbare technieken », 2° in het tweede lid, wordt het woord « vijftien » vervangen door het woord « dertig » en worden de woorden « van 11 oktober 2007 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor bepaalde ingedeelde inrichtingen » vervangen door de woorden « van 21 november 2013 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging door industriële emissies »;3° in het vierde lid, wordt het woord « Wanneer » vervangen door de woorden « In de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen en wanneer »;4° in het vijfde lid, worden de woorden « Zij kan ze tevens wijzigen op verzoek van de houder van de milieuvergunning, op voorwaarde dat ze » vervangen door de woorden « De vergunnende overheid in eerste instantie kan ze tevens wijzigen op verzoek van de houder van de milieuvergunning, op voorwaarde dat de wijziging ».

Art. 302.Artikel 66, § 1, van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, worden de woorden « bij een ter post aangetekende brief of per drager » geschrapt;2° in het derde lid, worden de woorden « bij een ter post aangetekende brief of per drager » geschrapt.

Art. 303.Artikel 67 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° het enige lid wordt § 1;2° in de nieuwe paragraaf 1, worden de woorden « of, bij ontstentenis, de dag na het verstrijken van de termijn waarbinnen dit moest worden betekend » geschrapt;3° er wordt een paragraaf 2 toegevoegd die als volgt luidt : « § 2.Indien hij binnen de in § 1 gestelde termijn geen ontvangstbewijs heeft ontvangen dat akte neemt van de aangifte door de aanvrager, kan deze laatste per post aangetekende brief een herinnering sturen aan de bevoegde overheid.

Indien de aanvrager na het verstrijken van een nieuwe termijn van tien dagen, die ingaat op de datum van afgifte van de aangetekende brief met de herinnering bij de post, het ontvangstbewijs nog niet ontvangen heeft, kan de uitbating, de verplaatsing, de heropstarting van de uitbating, de verbouwing of de uitbreiding van inrichtingen niet worden aangevat. ».

Art. 304.Artikel 68 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° de woorden « na hem de mogelijkheid te hebben gegeven om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk uit te drukken » worden geschrapt;2° er wordt een tweede lid ingevoegd dat als volgt luidt : « De bevoegde overheid kan de uitbatingsvoorwaarden wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 64.».

Art. 305.In artikel 69 van de OMV, worden de woorden « het ontvangbewijs van zijn aangifte, alsook » geschrapt.

Art. 306.In de OMV, wordt een artikel 69bis ingevoegd dat als volgt luidt : «

Art. 69bis.Vervaltermijn van de aangiften.

De in artikel 59 bepaalde regels betreffende het verval van de milieuvergunning, zijn van toepassing op de aangiften. ».

Art. 307.In de OMV, wordt een artikel 69ter ingevoegd dat als volgt luidt : «

Art. 69ter.Verplichtingen van de aangevers De verplichtingen van de vergunninghouders bedoeld in artikel 63 zijn van toepassing op de aangevers, met uitzondering van punt 7°. ».

Art. 308.In de OMV, wordt een artikel 70bis ingevoegd, dat als volgt luidt : «

Art. 70bis.Erkenning van rechtswege De Regering legt de voorwaarden vast volgens dewelke rechtspersonen of natuurlijke personen die in het bezit zijn van een erkenning of een gelijkwaardige titel verstrekt in een ander gewest of in een andere lidstaat van de Europese Unie voor de uitoefening van dezelfde activiteiten en waarvan de gelijkwaardigheid werd aangetoond, van rechtswege erkend worden. ».

Art. 309.Artikel 71 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « bij een ter post aangetekende brief » of per drager » geschrapt;2° in paragraaf 2, wordt alinea 2 vervangen door : « Binnen tien dagen na ontvangst van de aanvraag verstrekt het Instituut een afgiftbewijs met vermelding van het dossiernummer, de contactgegevens van de behandelende ambtenaar, de termijn voor de behandeling van het dossier en de rechtsmiddelen tegen de beslissing »;3° in paragraaf 4, tweede lid worden de woorden « of in deze paragraaf » toegevoegd na de woorden « paragraaf 3 »;4° paragraaf 5 wordt opgeheven;5° er wordt een nieuwe paragraaf 6 toegevoegd, die als volgt luidt : « § 6.In geval van een aanvraag tot vernieuwing van de erkenning, worden bij de aanvraag de volgende inlichtingen gevoegd : 1° de namen, voornaam en woonplaats, indien het gaat om een natuurlijke persoon, of bedrijfsnaam, rechtsvorm, adres van de zetel van de vennootschap en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag, indien het gaat om een rechtspersoon;2° de activiteit en het nummer van de erkenning die het voorwerp van de aanvraag tot vernieuwing uitmaakt;3° de wijzigingen aan het erkenningsdossier sinds de verstrekking van deze erkenning. De paragrafen 2 tot 4 zijn van toepassing op de aanvraag tot verlenging van de erkenning. ».

Art. 310.In artikel 72 van de OMV, wordt een paragraaf 3 toegevoegd die als volgt luidt : « § 3. Het Instituut kan bij andere instanties elk advies inwinnen dat het nuttig acht. ».

Art. 311.Artikel 73 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het opschrift, worden de woorden « van de Regering » geschrapt;2° paragraaf 1 wordt als volgt vervangen : « § 1.Het Instituut levert de erkenning af en houdt daarbij met name rekening met de elementen in de aanvraag en de ontvangen adviezen.

De Regering levert evenwel de erkenning af van de opdrachthouders van de effectenstudies. »; 3° in paragraaf 2, wordt de zin « Zij deelt haar beslissing aan de aanvrager mee bij een ter post aangetekende brief binnen 120 dagen na het versturen van de erkenningsaanvraag » vervangen door de zin « De vergunningverlenende overheid deelt haar beslissing aan de aanvrager mee bij een ter post aangetekende brief binnen de 120 dagen na de datum van de ontvangstbevestiging of, bij ontbreken van de mededeling van de ontvangstbevestiging of het onvolledig karakter van het dossier binnen de termijn, binnen de 120 dagen na de 31e dag volgend op de datum van verzending van de aanvraag of de 11e dag volgend op de datum van de verzending van de documenten of inlichtingen die ontbraken en bedoeld worden in artikel 71, § 4.».

Art. 312.In de OMV, wordt een artikel 74bis ingevoegd, dat als volgt luidt : «

Art. 74bis.Algemene en bijzondere voorwaarden. § 1. Vooraleer een activiteit te onderwerpen aan erkenning, kan de Regering de algemene voorwaarden voor het uitoefenen van de activiteit vastleggen. § 2. Als ze, op het ogenblik waarop zij de erkenning verstrekt, vaststelt dat de activiteiten beoogd in de erkenning, gevaar, hinder of ongemak veroorzaken of dreigen te veroorzaken, zoals omschreven in artikel 2, kan de bevoegde overheid bij met redenen omklede beslissing aan elke houder van de erkenning bijzondere voorwaarden opleggen voor het uitoefenen van zijn activiteit, met name : 1° voorwaarden betreffende het afsluiten van een verzekeringspolis die de burgerlijke aansprakelijkheid van de houder van de erkenning dekt bij schade die voortvloeit uit het gevaar, de hinder of het ongemak zoals omschreven in artikel 2;2° voorwaarden betreffende de te nemen maatregelen bij ongevallen of voorvallen die schade zouden kunnen berokkenen aan het milieu of aan beschermde personen krachtens artikel 2. Wanneer het na het verstrekken van de erkenning vaststelt dat de beoogde activiteiten gevaar, hinder of ongemak veroorzaken of dreigen te veroorzaken, zoals is beschreven in artikel 2, kan de afleverende overheid in eerste instantie bij met redenen omklede beslissing elke houder van een erkenning bijzondere voorwaarden opleggen, met name de voorwaarden opgesomd in het eerste lid. ».

Art. 313.Artikel 75 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° het eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin : « De erkenning kan op haar vervaldatum vernieuwd worden voor een maximumduur van vijftien jaar.»; 2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat als volgt luidt : « De houder van de erkenning vraagt er, uiterlijk zes maanden voor het verstrijken ervan, de vernieuwing van aan bij de in eerste instantie uitreikende overheid, zoniet dient hij een nieuwe erkenningsaanvraag in.Deze aanvraag tot vernieuwing kan niet meer dan een jaar voor het verstrijken ingediend worden, zoniet is ze onontvankelijk. ».

Art. 314.In artikel 76 van de OMV, worden de woorden « met inbegrip van het stopzetten van de activiteit » toegevoegd na het woord « erkenning ».

Art. 315.Artikel 76bis van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « of uit eigen beweging » ingevoegd tussen het woord « houder » en het woord « in »;2° er wordt een nieuwe paragraaf 4 ingevoegd, die als volgt luidt : « § 4.De erkenning kan niet worden overgedragen aan een derde. »

Art. 316.In artikel 77 van de OMV, wordt paragraaf 1 vervangen door : « § 1. De afleverende overheid in eerste instantie kan steeds de erkenning opschorten of intrekken als de houder van de erkenning : 3° niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden;4° prestaties levert betreffende activiteiten onderworpen aan erkenning of registratie waarvoor hij niet erkend is;5° prestaties van onvoldoende kwaliteit levert.».

Art. 317.In artikel 78 van de OMV, worden de woorden « jaarlijks in het Belgisch Staatsblad » vervangen door de woorden « en bijgewerkt op de website van het Instituut ».

Art. 318.In de OMV, wordt een artikel 78/1bis ingevoegd, dat als volgt luidt : «

Art. 78/1bis.Registratie van rechtswege.

De Regering legt de voorwaarden vast volgens dewelke rechtspersonen of natuurlijke personen die in het bezit zijn van een registratie of een gelijkwaardige titel verstrekt in een ander Gewest of in een andere lidstaat van de Europese Unie voor de uitoefening van dezelfde activiteiten en waarvan de gelijkwaardigheid werd aangetoond, van rechtswege geregistreerd worden. ».

Art. 319.Artikel 78/2 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « bij een ter post aangetekende zending of per drager » geschrapt.2° in paragraaf 1, wordt het tweede lid als volgt vervangen : « Binnen de tien dagen na ontvangst van de registratieaanvraag verstrekt het Instituut een afgiftebewijs met vermelding van het dossiernummer, de contactgegevens van de behandelende ambtenaar, de termijn voor de behandeling van het dossier en de rechtsmiddelen tegen de beslissing.»; 3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt het getal « 5 » vervangen door het woord « twintig »;4° in paragraaf 2, derde lid, wordt het woord « drie » vervangen door het woord « tien »;

Art. 320.In de Franse versie van de OMW, in artikel 78/4, paragraaf 2,1, wordt het woord « a » vervangen door het woord « à ».

Art. 321.In de OMV, wordt een artikel 78/4bis ingevoegd, dat als volgt luidt : «

Art. 78/4bis.Wijzigingen.

Onverminderd de verplichtingen opgelegd door andere bepalingen, is elke registratiehouder ertoe gehouden aan het Instituut onmiddellijk elke wijziging van een van de elementen van zijn registratie te melden, met inbegrip van het stopzetten van de activiteit. ».

Art. 322.In de OMV, wordt een artikel 78/4ter ingevoegd, dat als volgt luidt : «

Art. 78/4ter.Wijziging van de registratie § 1. De verstrekkende overheid kan in eerste instantie de registratie wijzigen op vraag van de houder of uit eigen beweging, mits naleving van de voorwaarden voor de toekenning van registratie voorzien in de bestaande reglementeringen. § 2. Elke beslissing om een registratie te wijzigen wordt pas genomen nadat de houder de mogelijkheid gekregen heeft om zijn opmerkingen schriftelijk of mondeling te formuleren. § 3. De beslissing tot wijziging wordt gemotiveerd en aan de houder van de registratie meegedeeld per ter post aangetekende zending. Ze wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 4. De registratie kan niet worden overgedragen aan een derde. ».

Art. 323.In artikel 78/5 van de OMV, wordt paragraaf 1 vervangen door : « § 1. Het Instituut kan op het even welk moment de registratie opschorten of intrekken als de houder : 1° niet meer voldoet aan de registratievoorwaarden;2° prestaties levert betreffende activiteiten onderworpen aan registratie waarvoor hij niet erkend is;3° prestaties van onvoldoende kwaliteit levert.».

Art. 324.In artikel 79, derde lid, van de OMV, worden de woorden « van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen doorde woorden « van het bestuur belast met stedenbouw ».

Art. 325.Artikel 80, § 1, van de OMV, wordt als volgt gewijzigd : 1° het getal « 67 » wordt ingevoegd tussen het getal « 65 » en het getal « 68 »;2° het getal « 74bis » wordt ingevoegd tussen het getal « 73 » en het getal « 76bis »;3° het getal « 78/4ter » wordt ingevoegd tussen het getal « 78/4, § 2 » en het getal « 78/5 ».

Art. 326.In artikel 81, § 3 van de OMV, worden de woorden « of de erkenning » geschrapt.

Art. 327.In artikel 82 van de OMV, wordt het derde lid geschrapt.

Art. 328.Artikel 83 van de OMV wordt vervangen door : « Art.83. Termijn voor het indienen van beroep.

Het beroep wordt gericht aan de bevoegde overheid, per ter post aangetekende brief, binnen de dertig dagen : 1° na de ontvangst van de kennisgeving van de beslissing of bij het verstrijken van de termijn om uitspraak te doen;2° als de beslissing niet moet worden meegedeeld, na het uithangen van de beslissing of van de aangifte door de houder van de vergunning of door de aangever in de buurt van de inrichting, op een plaats die zichtbaar is van op de openbare weg;3° bij ontbreken van uithanging, na kennisneming van de beslissing, met name via de elektronische bekendmaking van de beslissing door middel van het register bijgehouden door het Instituut en toegankelijk voor het publiek, overeenkomstig artikel 86;4° na de bekendmaking bij uittreksel van de erkenning of de registratie in het Belgisch Staatsblad.».

Art. 329.Artikel 84, § 2 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het 1°, wordt « of I.B » vervangen door « I.B of I.D. »; 2° in het 3°, worden de woorden « 7 van de ordonnantie van 29 augustus 1997 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw » vervangen door de woorden « 5 van het BWRO ».

Art. 330.Artikel 86, § 1 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid worden de woorden « milieuattesten en -vergunningen, aangiften, erkenningen en registraties afgeleverd » vervangen door « beslissingen genomen krachtens deze ordonnantie »;2° in het tweede lid worden de woorden « milieuattesten en -vergunningen en de aangiften met betrekking tot » vervangen door de woorden « beslissingen genomen met betrekking tot »;3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : « Het register moet eveneens de beslissingen omvatten die genomen werden door het Milieucollege en de Regering in toepassing van artikelen 80 en 81.».

Art. 331.Artikel 87, eerste lid van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° de woorden « tot toekenning » worden ingevoegd tussen de woorden « van de beslissingen » en « , ook al zijn zij stilzwijgend genomen »;2° de cijfers « 65, » en « 77, » worden geschrapt;3° de woorden « en 78/5 » worden vervangen door de woorden « , 78/5, 80 et 81 »;4° er wordt een tweede lid ingevoegd dat als volgt luidt : « De bestemmeling van een van de beslissingen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 65, 77 of 78/5 dient op het gebouw waar de inrichtingen zich bevinden en in de buurt van de inrichtingen, op een plaats die goed zichtbaar is vanaf de openbare weg, een bekendmaking aan te plakken waarin het bestaan van deze beslissing is aangegeven. ».

Art. 332.Artikel 96, § 1 van de OMV wordt als volgt gewijzigd : 1° in het 1°, worden de woorden « van de aangifte » ingevoegd tussen de woorden « van de milieuvergunning » en de woorden « , van de erkenning »;2° in het 5°, worden de woorden « of registratie of aan elke aangever » ingevoegd na het woord « erkenning »;3° in het 7°, eerste lid en het 8°, worden de woorden « 31 januari 2008 » ingevoegd tussen de woorden « de ordonnantie van » en de woorden « tot vaststelling van een regeling »;4° er wordt een punt 9° ingevoegd dat als volgt luidt : « 9° als aanvrager van een milieuvergunning of milieuattest, als aangever of als auteur van een voorafgaande milieueffectenbeoordeling betreffende een aanvraag van een milieuvergunning, milieuattest of aangifte, de door deze ordonnantie opgelegde verplichtingen inzake de voorafgaande milieueffectenbeoordeling niet nakomt;».

Art. 333.In artikel 104, laatste lid, van de OMV, worden de woorden « de Brusselse Hoofdstedelijke Raad » vervangen door de woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Parlement ».

Art. 334.In de OMV, wordt een bijlage 2 ingevoegd met het opschrift « Informatie bedoeld onder artikelen 26 en 37 van de ordonnantie », die als volgt luidt : « 1. Een projectbeschrijving, met in het bijzonder : a) een beschrijving van de situering van het project;b) een beschrijving van de fysieke eigenschappen van het volledige project, met inbegrip van de desgevallend noodzakelijke afbraakwerkzaamheden en van de eisen inzake het grondgebruik tijdens de opbouw- en werkingsfasen;c) een beschrijving van de voornaamste eigenschappen van de operationele projectfase (in het bijzonder de vervaardigingsprocedés) : bijvoorbeeld de energiebehoefte en het energiegebruik, de aard van en de hoeveelheden gebruikte materialen en natuurlijke hulpbronnen (met inbegrip van het water, de aarde, de bodem en de biodiversiteit);d) een raming van de types en de verwachte hoeveelheden residu's en uitstoot (zoals verontreiniging van het water, de lucht, de bodem en de ondergrond, lawaai, trillingen, licht, warmte, straling) en van de types en de hoeveelheden geproduceerd afval tijdens de bouw- en de werkingsfase.2. Een beschrijving van de redelijke alternatieven (bijvoorbeeld in termen van projectopvatting, technologie, situering, omvang en schaal) die de aanvrager heeft onderzocht in functie van het voorgestelde project en van zijn specifieke eigenschappen, alsook een opgave van de voornaamste redenen voor de gemaakte keuze, met name een vergelijking van de milieueffecten;3. Een beschrijving van de relevante aspecten van de huidige staat van het leefmilieu (referentiescenario) en een overzicht van de waarschijnlijke evolutie ervan bij het uitblijven van de projectuitvoering, in de mate waarin de natuurlijke veranderingen ten opzichte van het referentiescenario kunnen worden beoordeeld aan de hand van een redelijke inspanning en op basis van de beschikbare milieu-informatie en wetenschappelijke kennis.4. Een beschrijving van de onder artikel 3, 15° vermelde factoren die een merkbare impact van het project kunnen te verwerken krijgen : de bevolking, de gezondheid van de mens, de biodiversiteit (bijvoorbeeld de fauna en de flora), de grond (bijvoorbeeld het grondgebruik), de bodem (bijvoorbeeld de organische stoffen, de erosie, de inklinking, de waterondoorlaatbaarheid), het water (bijvoorbeeld de hydromorfologische veranderingen, de kwantiteit en de kwaliteit), de lucht, het klimaat (bijvoorbeeld de uitstoot van broeikasgassen, de inwerkingen die voor de aanpassing relevant zijn), de materiële goederen, het culturele erfgoed, met inbegrip van de architecturale en de archeologische aspecten, en het landschap.5. Een beschrijving van de merkbare milieueffecten die het project zou kunnen hebben en die afkomstig zijn van onder andere : a) de opbouw en het bestaan van het project, met inbegrip van de eventuele afbraakwerken;b) het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, in het bijzonder de grond, de bodem, het water en de biodiversiteit, rekening houdend met, in de mate van het mogelijke, de duurzame beschikbaarheid van deze hulpbronnen;c) de uitstoot van verontreinigende stoffen, het lawaai, de trillingen, het licht, de warmte en de straling, het veroorzaken van hinder, de verwijdering en de nuttige aanwending van afval;d) de risico's voor de gezondheid van de mens, voor het culturele erfgoed of voor het leefmilieu (die te wijten zijn aan bijvoorbeeld ongelukken of rampen);e) de opeenstapeling van de effecten met andere bestaande en/of goedgekeurde projecten, rekening houdend met de eventuele bestaande milieuproblemen in voor het leefmilieu bijzonder belangrijke gebieden die mogelijk getroffen kunnen worden of omtrent het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen;f) de effecten van het project op het klimaat (bijvoorbeeld de aard en de omvang van de uitstoot van broeikasgassen) en de kwetsbaarheid van het project voor de klimaatverandering;g) de gebruikte technologieën en stoffen. De beschrijving van de eventuele merkbare effecten op de onder artikel 3, paragraaf 1, vermelde factoren zou moeten gaan over de rechtstreekse gevolgen en desgevallend over de bijkomende, cumulatieve, grensoverschrijdende, permanente en tijdelijke, positieve en negatieve onrechtstreekse gevolgen van het project op korte, middellange en lange termijn. Deze beschrijving zou rekening moeten houden met de voor het project relevante doelstellingen inzake milieubescherming die werden vastgelegd op het niveau van de Europese Unie of van de lidstaten. 6. Een beschrijving van de gebruikte voorspelmethodes of overtuigingselementen om de merkbare milieueffecten te identificeren en te beoordelen, met name een gedetailleerde opsomming van de moeilijkheden (bijvoorbeeld technische of kennislacunes) die zich voordeden bij het inzamelen van de vereiste informatie, alsook de voornaamste onzekerheden.7. Een beschrijving van de beoogde maatregelen om de merkbare en vastgestelde negatieve milieueffecten van het project te vermijden, voorkomen, reduceren of, indien mogelijk, te compenseren en, desgevallend, van de eventuele opvolgingsmodaliteiten die men voorstelt (bijvoorbeeld een post-projectanalyse).Deze beschrijving zou moeten uitleggen in welke mate de merkbare negatieve milieueffecten worden vermeden, voorkomen, gereduceerd of gecompenseerd en zou hierbij zowel over de opbouw- als de werkingsfase moeten gaan. 8. Een beschrijving van de verwachte merkbare negatieve milieueffecten van het projetct als resultaat van de kwetsbaarheid van het project voor risico's op ernstige ongevallen en/of rampen.De beschikbare relevante informatie die werd verkregen aan de hand van risocobehoordelingen conform de Europese wetgeving, waaronder richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en van de Raad of richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad, of aan de hand van passende beoordelingen conform de nationale wetgeving, mogen hiervoor worden gebruikt, voor zover dat aan de eisen van de huidige ordonnantie wordt voldaan.

Desgevallend omvat deze beschrijving de maatregelen die men overweegt om de merkbare negatieve milieueffecten van deze evenementen te voorkomen of te verzwakken, alsook verdere uitleg over de voorbereiding en het antwoord dat men overweegt op dergelijke noodsituaties. 9. Een niet-technische samenvatting van de op basis van punt 1 tot 8 bezorgde informatie.10. Een referentielijst met daarin de bronnen die werden gebruikt voor de beschrijvingen en de beoordelingen in het effectenverslag of de effectenstudie.». Afdeling 3 - Wijzigingen van de ordonnantie van 25 maart 1999 houdende

het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid

Art. 335.Onder artikel 2, 2°, van de ordonnantie van 25 maart 1999 houdende het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid, wordt een streepje toegevoegd dat als volgt luidt : « - de besluitwet van 18 december 1946 waarbij tot het houden van een telling der grondwaterreserves en tot invoering van een reglementering van hun gebruik besloten wordt. ».

Art. 336.In artikel 2, 3°, van dezelfde ordonnantie, wordt een streepje toegevoegd dat als volgt luidt : « - Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet voorkomende soorten in de aquacultuur. ». Afdeling 4. - Wijzigingen van de ordonnantie van 22 april 1999 tot

vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse I.A van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen

Art. 337.Onder de bijlage I bij de ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse I.A van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen : 1° worden rubrieken 202, 203, 204, 223 en 233 opgeheven;2° worden rubrieken 200, 201, 208, 222, 224 en 225 vervangen door wat volgt :

N° Rub. Dénomination/Benaming

Cl/ KI

Mot clé/Trefwoord

200

Production de fonte (fusion primaire ou secondaire), y compris par coulée continue avec une capacité de plus de 2,5 tonnes par heure;

Production de métaux bruts non ferreux à partir de minerais, de concentrés ou de matières premières secondaires par procédés métallurgiques, chimiques ou électrolytiques;

Fusion, y compris alliage, de métaux non ferreux incluant les produits de récupération et exploitation de fonderies de métaux non ferreux, avec une capacité de fusion supérieure à 4 tonnes par jour pour le plomb et le cadmium ou à 20 tonnes par jour pour tous les autres métaux

1A

Acier (usine intégrée)

Productie van gietijzer (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van continugieten met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uur;

Productie van ruwe non-ferrometalen uit erts of concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés;

Smelting, inclusief legering, van non-ferrometalen met inbegrip van terugwinningsproducten en uitbating van gieterijen voor non-ferrometalen met een capaciteit van meer dan 4 ton per dag voor lood en cadmium of meer dan 20 ton per dag voor alle andere metalen

Staal (geïntegreerde fabriek)

201

Installations destinées à la production (extraction, traitement...) d'amiante et à la fabrication de produits à base d'amiante

1A

Amiante (traitement)

Inrichtingen voor de productie (winning, behandeling...) van asbest en de vervaardiging van producten op basis van asbest

Asbest (behandeling)

208

Installations chimiques intégrées, à savoir les installations prévues pour la fabrication à l'échelle industrielle de substances par transformation chimique ou biologique, où plusieurs unités sont juxtaposées et fonctionnellement liées entre elles et qui sont notamment destinées à la fabrication de produits chimiques organiques, de produits chimiques inorganiques, d'engrais à base de phosphore, d'azote ou de potassium (engrais simples ou composés), de produits phytosanitaires et de biocides, de produits pharmaceutiques selon un procédé chimique ou biologique y compris d'intermédiaires, d'explosifs

1A

Chimie (installations chimiques intégrées)

Geïntegreerde chemische inrichtingen, met name inrichtingen voor het vervaardigen op industriële schaal van stoffen door scheikundige of biologische transformatie, waar meerdere eenheden naast elkaar worden geplaatst en functioneel aan elkaar zijn gekoppeld en die in het bijzonder bestemd zijn voor de vervaardiging van organische basischemicaliën, anorganische basischemicaliën, meststoffen met een fosfor-, stikstof- of kaliumbase (enkelvoudige of samengestelde meststoffen), fytosanitaire en kiemdodende basisproducten, farmaceutische basisproducten aan de hand van een scheikundig of biologisch proces, springstoffen

Scheikundige (geïntegreerde chemische inrichtingen)

222

Captages d'eau souterraine, ou dispositif de recharge artificielle des eaux souterraines d'un débit supérieur à 20.000 m®/j.

1A

Forages (captage ou recharge d'eaux souterraines)

Grondwaterwinning of inrichting voor het kunstmatig bijvullen van grondwater met een debiet hoger dan 20.000 m®/dag.

Boringen (winning of bijvulling van grondwater)

224

Parcs de stationnement couverts et/ou non couverts, situés en dehors de la voie publique, pour véhicules à moteur (motos, voitures, camionnettes, camions, bus...) ou remorques, comptant plus de 400 emplacements

1A

Véhicules (stationnement)

Overdekte parkings en/of parkings in open lucht die buiten de openbare weg liggen, voor motorvoertuigen (motorfietsen, wagens, bestelwagens, vrachtwagens, bussen...) of aanhangwagens van meer dan 400 plaatsen.

Voertuigen (parkeren)

225

Dépôts en récipients fixes de gaz comprimés, liquéfiés ou maintenus dissous d'une capacité totale en litres de plus de 1.000.000 litres.

1A

Gaz (réservoirs fixes)

Opslagplaatsen voor vaste recipiënten van samengeperst, vloeibaar gemaakt of in oplossing gehouden gas met een totale capaciteit in liter van meer dan 1.000.000 liter.

Gas (vaste recipiënten)


Afdeling 5. - Wijzigingen van de ordonnantie van 26 juli 2013 tot

vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit

Art. 338.In artikel 3 van de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit, worden de woorden « en respecteert het gewestelijk bestemmingsplan » ingevoegd na de woorden « houdt rekening met de oriëntaties die worden aangegeven in het gewestelijk ontwikkelingsplan ».

Art. 339.In artikel 8 van dezelfde ordonnantie, worden de §§ 2 tot 9 als volgt vervangen : « De opmaakprocedure van het gewestelijk mobiliteitsplan is identiek met die van het gewestelijk bestemmingsplan dat is bekrachtigd in de artikelen 25 en 26 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, onder voorbehoud van wat volgt : 1° zijn niet van toepassing in het kader van de opmaak van het gewestelijk mobiliteitsplan : - artikel 25, § 5 van het BWRO; - artikel 26, tweede lid van het BWRO waarin het verwijst naar het advies van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie; 2° in de bepalingen die niet zijn bedoeld in 1°, moeten de vermeldingen van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie worden gelezen als de vermeldingen van de Gewestelijke Mobiliteitscommissie;3° de adviezen van het Brussels Planbureau en het Brussels Instituut voor Milieubeheer bedoeld in artikel 25, § 4, vierde lid, moeten worden gelezen als de adviezen van het Bestuur Uitrusting en Vervoer, de Gewestelijke Mobiliteitscommissie en de MIVB.». Afdeling 6. - Wijzigingen van de ordonnantie van 1 maart 2012

betreffende het natuurbehoud

Art. 340.In artikel 29, § 2, vijfde lid van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, worden de woorden « van artikel 98, § 2/2 of 175, 4°, van het BWRO » vervangen door de woorden « van hoofdstuk VIbis van titel V van het BWRO of van artikel 175, 4°, van dit Wetboek ».

Art. 341.In artikel 32, § 3, tweede lid van dezelfde ordonnantie, worden de woorden « van artikel 98, § 2/2 of 175, 4° van het BWRO » vervangen door de woorden « van hoofdstuk VIbis van titel V van het BWRO of van artikel 175, 4° van dit Wetboek ».

Art. 342.Artikel 59 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « belast met de opstelling van een ontwerp van bestek voor de milieueffectstudie conform artikel 130, § 1 van het BWRO of conform artikel 20, § 2 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen » vervangen door de woorden « die ermee belast is het dossier volledig te verklaren overeenkomstig artikel 176 van het BWRO of artikel 20 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen »;2° paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd : a) het 1° wordt geschrapt;b) in 2° worden de woorden « de autoriteit die het bestek voor de milieueffectstudie definitief goedkeurt « vervangen door de woorden « het in artikel 175/4 van het BWRO of artikel 22 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen bedoelde begeleidingscomité ».

Art. 343.Artikel 60 van dezelfde ordonnantie wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1, worden de woorden « artikel 145, § 1 » vervangen door « artikel 175/17 »;2° in § 2, worden de woorden « artikel 145, § 2 » vervangen door de woorden « artikel 176, leden 3 en volgende » en worden de woorden « artikel 39, § 3 » vervangen door de woorden « artikel 39, § 1 ». HOOFDSTUK III. - Slot-, overgangs- en opheffingsbepalingen

Art. 344.Deze ordonnantie treedt in werking : 1° op de tiende dag volgend op de bekendmaking van deze ordonnantie in het Belgisch Staatsblad voor : a) de bepalingen tot wijziging van artikel 275 van het Wetboek en tot invoeging van een nieuw artikel 276/1;b) de bepalingen tot wijziging van de titels II en III van het Wetboek.Voor procedures die officieel werden gestart vóór deze datum, blijft het oude stelsel van toepassing; 2° een jaar na bekendmaking van deze ordonnantie in het Belgisch Staatsblad, voor de overige bepalingen. Onder voorbehoud van het derde lid, blijft voor de aanvraagdossiers voor attesten en vergunningen die vóór deze datum werden ingediend, het oude stelsel van toepassing. Hetzelfde geldt voor : a) de gemengde projecten wanneer de aanvraagdossiers voor stedenbouwkundige attesten of vergunningen en milieuvergunningen beide vóór deze datum werden ingediend;b) de aanvragen tot verlenging van milieuvergunningen, de voorafgaande aangiften, de erkenningsaanvragen en de registratieaanvragen. De wijzigingen van de artikelen 101 van het Wetboek en 59 en 61 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, zijn van toepassing op de vergunningen afgeleverd te rekenen vanaf de eerste verjaardag van de bekendmaking van deze ordonnantie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 345.De huidige samenstelling van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie blijft ongewijzigd tot aan het einde van het lopende mandaat, overeenkomstig artikel 7, laatste lid, van het Wetboek.

Art. 346.In afwijking van de artikelen 22, 30 en 39 van het Wetboek zoals ze door onderhavige ordonnantie worden gewijzigd, geldt 1 september 2017 als de datum waarop de termijn van vijf jaar ingaat voor de neerlegging van het opvolgingsrapport over de aanzienlijke milieueffecten van de uitvoering van het gewestelijk ontwikkelingsplan, het gewestelijk bestemmingsplan en de gemeentelijke ontwikkelingsplannen die zijn goedgekeurd vóór de inwerkingtreding van onderhavige ordonnantie.

Art. 347.In de ordonnantie van 8 mei 2014 tot wijziging van het Brussels Wetboek op de Ruimtelijke Ordening, worden de artikelen 6 en 11 opgeheven.

Art. 348.De volgende gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen worden afgeschaft op de dag van de inwerkingtreding van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening tot wijziging of afschaffing van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening waartoe door de Regering op 21 november 2006 was besloten : 1° de bouwverordening van de gemeente Anderlecht, goedgekeurd door de gemeenteraad op 29 december 1932;2° de bouwverordening van de gemeente Oudergem, goedgekeurd door de gemeenteraad op 6 januari 1967;3° de bouwverordening van de gemeente Sint-Agatha-Berchem, goedgekeurd door de gemeenteraad op 26 juni 1923;4° de bouwverordening van Stad Brussel, goedgekeurd door de gemeenteraad op 3 februari 1936;5° de bouwverordening van de gemeente Etterbeek, goedgekeurd door de gemeenteraad op 16 januari 1948;6° de verordening op gebouwen en wegen van de gemeente Vorst, goedgekeurd door de gemeenteraad op 23 januari 1911;7° de algemene bouwverordening van de gemeente Ganshoren, goedgekeurd door de gemeenteraad op 23 november 1948;8° de algemene bouwverordening van de gemeente Elsene, goedgekeurd door de gemeenteraad op 9 januari 1948;9° de algemene bouwverordening van de gemeente Jette, goedgekeurd door de gemeenteraad op 27 januari 1961;10° de algemene bouwverordening van de gemeente Koekelberg, goedgekeurd door de gemeenteraad op 27 februari 1948;11° de algemene bouwverordening van de gemeente Sint-Jans-Molenbeek, goedgekeurd door de gemeenteraad op 15 april 1932;12° de algemene bouwverordening van de gemeente Sint-Gillis, goedgekeurd door de gemeenteraad op 25 oktober 1906;13° de algemene bouwverordening van de gemeente Ukkel, goedgekeurd door de gemeenteraad op 14 juni 1948;14° de bouwverordening van de gemeente Watermaal-Bosvoorde, goedgekeurd door de gemeenteraad op 6 oktober 1902;15° de bouwverordening van de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe, goedgekeurd door de gemeenteraad op 12 november 1956;16° de algemene bouwverordening van de gemeente Sint-Pieters-Woluwe, goedgekeurd door de gemeenteraad op 10 september 1954.

Art. 349.Titel XIII, « Preventiemaatregelen tegen brand » van de Bouwverordening van de Brusselse agglomeratie, goedgekeurd door verval van de uitvoeringstermijn sinds 21 juni 1977, wordt opgeheven op een datum die moet worden vastgesteld door de Regering.

Het college van de Brusselse agglomeratie is gemachtigd om een unieke, algemene en volledige verordening inzake brandpreventie goed te keuren voor voor het publiek toegankelijke plaatsen.

Het college van de Brusselse agglomeratie is tevens gemachtigd om de basisnormen aan te vullen.

De goedkeuringsprocedure wordt beheerd door de artikelen 89/1 tot 89/5 van het Wetboek.

Onverminderd het adviesorgaan bedoeld in artikel 89/3, § 2, van het Wetboek, wordt het ontwerp van brandverordening van de Brusselse agglomeratie voorgelegd aan de Dienst Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 30 november 2017.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT _______ Nota (1) Gewone zitting 2016-2017. Documenten van het Parlement. - Ontwerp van ordonnantie, A-451/1. - Verslag, A-451/2. - Amendementen na verslag, A-451/3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 13 oktober 2017.

^