Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 januari 1998
gepubliceerd op 13 juni 1998

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 27 november 1997 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1998031098
pub.
13/06/1998
prom.
29/01/1998
ELI
eli/besluit/1998/01/29/1998031098/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JANUARI 1998. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 27 november 1997 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, IX, gewijzigd door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en 6 juli 1993;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 4;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's;

Gelet op de ordonnantie van 27 november 1997 van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgebracht op 15 januari 1998;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën uitgebracht op 26 januari 1998;

Gelet op de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 14;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 1988 tot vaststelling van de organisatie en de werking van de BGDA, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd door de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1986;

Gelet op de dringendheid;

Overwegende dat dit besluit onverwijld moet worden uitgevoerd opdat het doorstromingsprogramma onmiddellijk toegepast kan worden, wat een snelle verwezenlijking mogelijk moet maken van de doelstellingen van de Regering inzake het scheppen van werkgelegenheid, HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° de minister : de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor het werkgelegenheidsbeleid;2° de ministers : de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor het werkgelegenheidsbeleid en de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Begroting; 3° de B.G.D.A. : de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling; 4° het samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's;5° de ordonnantie : de ordonnantie van 27 november 1997 van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's; 6° de overeenkomst : de overeenkomst tussen de werkgever en de B.G.D.A. in toepassing van artikel 11 van dit besluit; 7° de werknemers : de werknemers bedoeld in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord, die geen hoger diploma dan dat van hoger secundair onderwijs hebben.

Art. 2.Het aantal bestaande arbeidsplaatsen, bedoeld in artikel 3, 4de lid van het samenwerkingsakkoord, wordt vastgesteld door berekening van het gemiddeld aantal loontrekkenden tewerkgesteld bij de betrokken werkgever in de 4 kwartalen voorafgaand aan de aanvraag bedoeld in artikel 7. HOOFDSTUK II. - Werknemers Afdeling 1. - Gelijkgestelde periodes

Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van artikel 6 van het samenwerkingsakkoord worden gelijkgesteld met een periode van inschrijving als niet-werkende werkzoekende, de periodes : 1° van tewerkstelling : - van minder dan 3 maanden, ongeacht het statuut; - in een deeltijdse betrekking gedurende dewelke betrokkene zich inschreef als werkzoekende voor een voltijdse betrekking; - in het Derde Arbeidscircuit; - in het Interdepartementaal Begrotingsfonds; - als gesubsidieerd contractueel; - in toepassing van artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 inzake de OCMW's, mits voorlegging van een attest vanwege het OCMW; - in een beschutte werkplaats, mits voorlegging van een attest vanwege de werkgever; 2° van onderbreking van de inschrijving als werkzoekende : - van minder dan 3 maanden; - wegens ziekte, ongeacht de duur; - wegens gevangenzetting, ongeacht de duur; 3° van beroepsopleiding ingericht door VDAB, FOREM, IBFFP of verenigingen waarmee de B.G.D.A. een partnership-overeenkomst heeft afgesloten; 4° van vrijstelling van inschrijving als werkzoekende bij het hervatten van studies, lessen of een opleiding;5° van vrijstelling van inschrijving als werkzoekende gedurende de maanden juli en augustus, die worden toegekend aan de werkzoekenden, die arbeidsprestaties geleverd hebben in de onderwijssector;6° van toekenning van het bestaansminimum. § 2. Voor de toepassing van artikel 6 van het samenwerkingsakkoord worden niet als periodes van inschrijving als niet-werkende werkzoekende beschouwd, de periodes : - gedurende dewelke jongeren onderworpen aan de deeltijdse leerplicht, deeltijds werken; - van loopbaanonderbreking; - van vrijstelling van inschrijving als werkzoekende om sociale of familiale redenen; - van vrijstelling van inschrijving als werkzoekende voor de werkzoekende die zich als zelfstandige wenst te vestigen of een onderneming wenst op te richten; - die gedekt zijn door een verbrekingsvergoeding; - van vooropzeg, ook indien er geen arbeidsprestaties meer geleverd worden. Afdeling 2. - Loon

Art. 4.De werknemers ontvangen minstens een bezoldiging en een eindejaarstoelage onder dezelfde voorwaarden als de contractuelen die door dezelfde werkgever worden tewerkgesteld.

Voor hun jaarlijkse vakantie genieten de werknemers van hetzelfde stelsel als de contractuelen die door dezelfde werkgever worden tewerkgesteld. HOOFDSTUK III. - Premie

Art. 5.De minister stelt het bedrag vast van de premie in verhouding tot de duur van de arbeidsovereenkomst, de loonkost en het arbeidsstelsel. Dit bedrag wordt verrekend op basis van de effectieve tewerkstelling binnen het kader van de toegekende premies voor de betrokken maand. Er is slechts recht op een premie voor de werkelijk gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen. De som van de integratie-uitkering zoals bedoeld in artikel 7, § 1, 1ste lid van het samenwerkingsakkoord en van de uitbetaalde premie mag de loonkost niet overschrijden.

Art. 6.De werkgever beschikt over een termijn van 6 weken volgend op de maand waarop de premie betrekking heeft, om bij de B.G.D.A. de nodige bewijsstukken in te dienen met betrekking tot het loon dat werd uitgekeerd aan de werknemers in de doorstromingspro-gramma's. Na deze termijn vervalt het recht op de premie. De B.G.D.A. kan deze termijn verlengen op basis van een met redenen omklede aanvraag van de werkgever. HOOFDSTUK IV. - Procedure Afdeling 1. - Aanvraag

Art. 7.De werkgever die werknemers wenst aan te werven in het kader van de doorstromingsprogramma's richt een aanvraag tot de B.G.D.A. op een formulier dat deze ter beschikking stelt.

Het onderzoek van de aanvraag geschiedt door de bevoegde dienst van de B.G.D.A. De aanvraag wordt voor advies voorgelegd aan het Beheerscomité van de B.G.D.A. De B.G.D.A. deelt het advies mee aan de ministers die erover beslissen en de B.G.D.A. hiervan op de hoogte brengen.

In voorkomend geval sluit de B.G.D.A. een overeenkomst met de werkgever.

Art. 8.Voor elke bijkomende aanwerving in de doorstromingsprogramma's dient de werkgever een nieuwe aanvraag in.

Voor elke wijziging aan een goedgekeurde aanvraag en voor elke wijziging van de werkzaamheden, dient de werkgever een nieuwe aanvraag in. Afdeling 2. - Aanwerving

Art. 9.De B.G.D.A. draagt de kandidaten voor die in de doorstromingsprogramma's kunnen worden tewerkgesteld rekening houdend met de structuur van de werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en met de toelatingsvoorwaarden zoals bepaald in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord.

Art. 10.De werkgever en de werknemer sluiten een schriftelijke arbeidsovereenkomst, opgemaakt in 4 exemplaren, waarvan één bestemd voor de B.G.D.A. en een ander voor de R.V.A. De modelovereenkomst wordt ter beschikking gesteld door de B.G.D.A.

Art. 11.Het doorstromingscontract wordt afgesloten voor indiensttreding op de eerste werkdag van de maand.

Art. 12.§ 1. De indienstneming van de werknemer dient te geschieden binnen zes maanden na de betekening van de beslissing. Voor projecten waarvoor tewerkstelling in fases zich opdringt, gaan de aanwervingstermijnen slechts in op de in de beslissing aangegeven data. Na deze termijn vervalt het recht op de toegekende premie voor de arbeidsplaatsen. § 2. Met iedere wijziging aan de beslissing gaat een nieuwe aanwervings- of vervangingstermijn in van zes maanden voor alle arbeidsplaatsen waarop de wijziging betrekking heeft. Bij verlenging van het project gaat een nieuwe aanwervings- of vervangingstermijn in van zes maanden voor alle arbeidsplaatsen. § 3. Een uitdienstgetreden werknemer kan, met behoud van de toegekende premie, worden vervangen indien deze vervanging gebeurt binnen de zes maanden na de dag van de uitdiensttreding van de te vervangen werknemer. § 4. De B.G.D.A. kan de termijnen verlengen op basis van een met redenen omklede aanvraag van de werkgever. Afdeling 3. - Einde van de overeenkomst

Art. 13.§ 1. De minister kan de B.G.D.A. opdragen de overeenkomst tussen de werkgever en de B.G.D.A. volledig of gedeeltelijk te beëindigen. § 2. Deze beslissing moet aan de werkgever betekend worden met een vooropzeg van zes maanden. De minister kan deze termijn verlengen op basis van een gemotiveerde aanvraag van de werkgever. § 3. De minister kan de B.G.D.A. opdragen de overeenkomst volledig of gedeeltelijk te beëindigen vanaf de dag dat een inbreuk werd vastgesteld op de bepalingen van dit besluit, van de overeenkomst of van de arbeids- en sociale wetgeving. Hij kan eveneens de ten onrechte betaalde premies laten terugvorderen. § 4. De minister kan de overeenkomst beëindigen indien de werkgever de B.G.D.A. niet tijdig de nodig geachte gegevens meedeelt. § 5. Onrechtmatig verkregen premies worden ingevorderd of ingehouden op de bedragen verschuldigd aan de werkgever. Zo nodig zendt de B.G.D.A. de dossiers van weerspannige debiteurs aan het Bestuur van de BTW en van de Registratie en Domeinen. De vervolgingen ingesteld door het Bestuur van de BTW en van de Registratie en Domeinen geschieden overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949; de aldus ingevorderde bedragen worden, na aftrek van de eventuele kosten, aan de B.G.D.A. terugbetaald. Afdeling 4. - Garantiebepaling voor de werknemers

Art. 14.Het beëindigen van de overeenkomst tussen de werkgever en de B.G.D.A. evenals de terugvorderingen mogen geen afbreuk doen aan de rechten van de werknemer die voortvloeien uit de gesloten arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Toezicht

Art. 15.De bevoegde diensten van de B.G.D.A. zien toe op de naleving van de bepalingen van de ordonnantie, van dit besluit en van de overeenkomst tussen de werkgever en de B.G.D.A. Ze zien er tevens op toe dat de werkgever, in het kader van de doorstromingsprogramma's, de werknemers tewerkstelt voor de taken zoals omschreven in de overeenkomst op straffe voor de werkgever de ontvangen subsidies terug te storten aan de B.G.D.A. Bij dringende omstandigheden kan de B.G.D.A. bij wijze van voorlopige bewarende maatregel beslissen de niet ingenomen arbeidsplaatsen niet meer te laten opvullen. Deze maatregel wordt onmiddellijk gemeld aan de minister en blijft gelden tot op de datum waarop de minister een beslissing neemt.

Art. 16.Dit besluit treedt in werking op de datum van zijn ondertekening.

Brussel, 29 januari 1998.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Charles PICQUE

^