Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 februari 2003
gepubliceerd op 19 maart 2003

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 februari 2003 tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031150
pub.
19/03/2003
prom.
13/02/2003
ELI
eli/besluit/2003/02/13/2003031150/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 FEBRUARI 2003. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 februari 2003 tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes, inzonderheid op de artikelen 2 en 30;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het akkoord van de federale Ministerraad, gegeven op 20 juni 2002, dat de contractuele personeelsleden van het ministerie toelaat een loopbaanonderbreking te genieten om een ernstig ziek gezins- of familielid te verzorgen of in het raam van het ouderschapsverlof, bepaald in hoofdstuk 3, afdelingen 2 en 3, van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 april 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 26 april 2001;

Gelet op het protocol van Sectorcomité XV nr. 2001/16 van 29 juni 2001;

Gelet op de regeringsbeslissing van 5 september 2002 om de Raad van State te verzoeken zijn advies binnen een maand uit te brengen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 4 et 6 november 2002 bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de bij arbeidsovereenkomst bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in dienst genomen personen, overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art. 2.Bij arbeidsovereenkomst kunnen personen in dienst worden genomen uitsluitend om : 1° aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften te voldoen, hetzij voor in de tijd beperkte acties, hetzij voor een buitengewone toename van het werk;2° ambtenaren te vervangen bij gehele of gedeeltelijke afwezigheid, ongeacht of ze in dienstactiviteit zijn of niet, wanneer de duur van die afwezigheid tot vervanging noopt;3° bijkomende of specifieke opdrachten te vervullen.

Art. 3.Elke arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan.

In de arbeidsovereenkomst wordt de plaats vermeld waar de werkzaamheden worden verricht. Elke wijziging van de plaats van tewerkstelling geeft aanleiding tot een bijvoegsel bij de arbeidsovereenkomst.

De arbeidsovereenkomsten worden door de secretaris-generaal of zijn gemachtigde ondertekend.

Art. 4.Voor contractuele personeelsleden geldt er een proefperiode.

Deze periode bedraagt : - veertien dagen voor werklieden; - drie maanden voor personeelsleden van de niveaus C, D en E; - zes maanden voor personeelsleden van de niveaus A en B. De proefperiode mag niet langer zijn dan de helft van de duur van de arbeidsovereenkomst. Er wordt geen proefperiode opgelegd indien de beroepsbekwaamheid van de betrokkene uit vroegere arbeidsprestaties bij het ministerie kan worden opgemaakt en waarvan de duur minstens equivalent is aan de proefperiode. HOOFDSTUK II. - Indienstneming Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 5.Om bij arbeidsovereenkomst in dienst te worden genomen is het vereist om aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° de burgerlijke en politieke rechten niet ontnomen zijn;2° de medische geschiktheid bezitten zoals bepaald voor de gevallen en overeenkomstig de vereisten waarin wordt voorzien door artikel 32 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hierna het « statuut » genoemd;3° houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenstemt met het niveau van de te verlenen graad op dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn voor de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de vereisten aangaande de te verlenen betrekking.

Art. 6.De in artikel 2, 1° en 2°, bedoelde contractuele personeelsleden worden in dienst genomen in één van de in artikel 6 van het statuut bedoelde wervingsgraden.

Art. 7.De Regering stelt het aantal, de duur en het type van betrekkingen vast waarvoor er contractuele personeelsleden in dienst worden genomen om aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften te voldoen.

Art. 8.De contractuele personeelsleden die een vervangingsopdracht vervullen treden in dienst voor een periode die niet langer mag zijn dan de duur van de vervanging.

Art. 9.De bijkomende en specifieke opdrachten stemmen overeen met de betrekkingen uitgeoefend door : 1° de personeelsleden die met de schoonmaak of de bediening in de cafetaria zijn belast (rang E1);2° de ploegbazen van de onder 1° bedoelde personeelsleden (rang E2);3° de taxicontroleurs (rang B1);4° de vertegenwoordiger en de adjunct-vertegenwoordiger van de Brusselse afvaardiging bij de Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie (rang A1);5° de secretaris (rang A2) en de adjunct-secretaris (rang A1) van de autonome Brusselse sectie van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen;6° de economische en handelsattachés (rang A1);7° de gewestelijke inspecteurs (rang A2);8° de secretaris van de Raad voor Wetenschapsbeleid (rang A2). Afdeling 2. - Bevoegde overheden

Art. 10.De machtigingen tot indienstneming van contractuele personeelsleden worden verleend door : 1° de Regering voor de in artikel 2, 1°, bedoelde contractuele personeelsleden;2° de Minister van Ambtenarenzaken of zijn afgevaardigde voor de in artikel 2, 2° bedoelde contractuele personeelsleden;3° de Regering voor de in artikel 2, 3° bedoelde contractuele personeelsleden van de niveaus A en B en de Minister van Ambtenarenzaken of zijn afgevaardigde voor de in artikel 2, 3°, bedoelde contractuele personeelsleden van de niveaus C, D en E.

Art. 11.De beslissing tot indienstneming geschiedt door : 1° de Minister van Ambtenarenzaken of zijn afgevaardigde in de in artikel 2, 1° en 2°, bedoelde gevallen;2° de Regering voor de in artikel 2, 3°, bedoelde contractuele personeelsleden van niveau A en de Minister van Ambtenarenzaken of zijn afgevaardigde voor de in artikel 2, 3°, bedoelde personeelsleden van de niveaus B tot E. Afdeling 3. - Indienstnemingsprocedure

Art. 12.Voor de in artikel 2, 1° en 2°, bedoelde gevallen selecteert de secretaris-generaal of de adjunct-secretaris-generaal de kandidaten uit degenen die door de dienst Human Resources Management worden voorgedragen, hierna « HRM » genoemd.

De preselectie van de in het eerste lid bedoelde contractuele personeelsleden wordt door de HRM verricht.

Art. 13.In verband met de in artikel 2, 3° en bedoelde gevallen heeft de indienstneming plaats na advies van een selectiecommissie.

De preselectie van de in het eerste lid bedoeld personeelsleden wordt door de HRM verricht.

De commissie kan zich hierbij bovendien door een extern selectiebureau laten bijstaan.

De samenstelling van de commissie wordt door de secretaris-generaal of de adjunct-secretaris-generaal bepaald; zij omvat tenminste vertegenwoordigers van de HRM, van de dienst waar de betrekking te begeven is, van de functioneel bevoegde minister(s) en van de Minister van Ambtenarenzaken. HOOFDSTUK III. - Arbeidsregeling en verloven Afdeling 1. - Arbeidsregeling

Art. 14.De arbeidstijd en de arbeidsregeling zijn dezelfde voor contractueel personeel en ambtenaren.

Art. 15.Het contractuele personeelslid wordt geëvalueerd.

Het doel van de evaluatie is de bekwaamheid en het door het contractuele personeelslid bij het uitoefenen van zijn functie verrichte werk te beoordelen.

Het contractuele personeelslid wordt na de proefperiode om de twee jaar geëvalueerd door een hiërarchische meerdere die minimum tot rang A1 behoort.

Onverminderd het bepaalde in het derde lid omvat de evaluatieperiode voor het contractuele personeelslid minimum een jaar.

Bij het begin van de evaluatieperiode heeft de daartoe gemachtigde meerdere een onderhoud met het betrokken contractuele personeelslid, tijdens hetwelk de evaluatieaspecten worden toegelicht.

Binnen drie maanden vóór het einde van de evaluatieperiode heeft de daartoe gemachtigde meerdere een onderhoud met het te evalueren contractuele personeelslid.

Het onderhoud slaat op : 1° de kwaliteit en de kwantiteit van het tijdens de evaluatieperiode gepresteerde werk;2° de eventuele veranderende werkmethoden en -attitudes of op de noodzaak van bijscholing;3° de tijdens de volgende evaluatieperiode na te streven doeleinden. De daartoe gemachtigde hiërarchische meerdere maakt een evaluatierapport op met vermelding van de datum van het onderhoud, de punten welke daarin zijn behandeld en de conclusies ervan. Hij kent de vermelding « positieve evaluatie » of « negatieve evaluatie » toe.

Het personeelslid kan er zijn opmerkingen aan toevoegen en ontvangt een afschrift van het evaluatierapport.

Art. 16.De statutaire bepalingen inzake onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten zijn op de contractuele personeelsleden van toepassing.

Art. 17.De statutaire bepalingen inzake interne mobiliteit zijn op de contractuele personeelsleden van toepassing, degenen bedoeld in artikel 2, 3°, uitgezonderd. Afdeling 2. - Verloven

Art. 18.De contractuele personeelsleden genieten dezelfde verloven als degene bepaald in de hoofdstukken III, IV en VII van titel VII van Boek I van het statuut, uitgezonderd de halftijdse vervroegde uittreding, voorzover deze regeling gunstiger is dan die bepaald bij de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bijzondere wetten.

Onverminderd de bepalingen die op hen van toepassing zijn inzake loopbaanonderbreking, genieten de contractuele personeelsleden bovendien de voordelen van de loopbaanonderbreking voor het verzorgen van een ernstig ziek gezins- of familielid of in het raam van het ouderschapsverlof bepaald door de artikelen 11 en 12 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen.

De verloven vermeld in de voorgaande leden worden toegekend volgens de terzake voor de ambtenaren bestaande regeling.

Art. 19.De contractuele personeelsleden mogen niet afwezig zijn indien zij geen verlof of dienstvrijstelling hebben gekregen volgens de terzake voor de ambtenaren bestaande regeling.

Art. 20.Onverminderd de op hen van toepassing zijnde regels zoals deze gelden in de privé-sector, vallen wegens ziekte afwezige contractuele personeelsleden onder het medisch toezicht van de door de Regering daartoe aangestelde medische controledienst volgens de terzake voor de ambtenaren bestaande regeling.

De regelgeving van de federale administratieve gezondheidsdienst is op hen van toepassing voor het geschiktheidsonderzoek, arbeidsongevallen en beroepsziekten. HOOFDSTUK IV. - Bezoldigingsregeling

Art. 21.De contractuele personeelsleden ontvangen een bezoldiging die overeenstemt met de wedde die met de graad en de eerste schaal van een ambtenaar verbonden is voor dezelfde of een analoge functie alsmede de daarmee gepaard gaande tussentijdse verhogingen.

Art. 22.De taxicontroleurs genieten weddenschaal B101 op het ogenblik van de indienstneming. Zij genieten de weddenschaal B102 en de weddenschaal B103 als zij minstens respectievelijk 9 en 18 jaren anciënniteit in hun functie hebben en indien zij aan de verplichte opleiding hebben deelgenomen en positief zijn geëvalueerd.

Art. 23.De vertegenwoordiger en de adjunct-vertegenwoordiger van de Brusselse afvaardiging bij de Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie worden met weddenschaal A101 in dienst genomen. Zij genieten de schaal A102 en de schaal A103 als zij minstens respectievelijk 9 en 18 jaar anciënniteit in hun functie hebben en indien zij aan de verplichte opleiding hebben deelgenomen en positief geëvalueerd zijn.

Art. 24.De adjunct-secretaris van de autonome Brusselse sectie van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen wordt in dienst genomen met de weddenschaal A101. Hij geniet de schaal A102 en de schaal A103 als hij minstens respectievelijk 9 en 18 jaar anciënniteit in zijn functie heeft en indien hij aan de verplichte opleiding heeft deelgenomen en positief geëvalueerd is.

Art. 25.De economische en handelsattachés worden in dienst genomen met weddenschaal A101. Zij genieten de schaal A102 en de schaal A103 als zij minstens respectievelijk 9 en 18 jaar anciënniteit in hun functie hebben en indien zij aan de verplichte opleiding hebben deelgenomen en positief geëvalueerd zijn.

Art. 26.De gewestelijke inspecteurs worden met weddenschaal A200 in dienst genomen. Zij genieten de schaal A210 en de schaal A220 als zij minstens respectievelijk 9 en 18 jaar anciënniteit in hun functie hebben en indien zij aan de verplichte opleiding hebben deelgenomen en positief geëvalueerd zijn.

Art. 27.De secretaris van de Raad voor Wetenschapsbeleid wordt met weddenschaal A200 in dienst genomen. Hij geniet de schaal A210 en de schaal A220 als hij minstens respectievelijk 9 en 18 jaar anciënniteit in zijn functie heeft en indien hij aan de verplichte opleiding heeft deelgenomen en positief is geëvalueerd.

Art. 28.De secretaris van de autonome Brusselse sectie van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen wordt in dienst genomen met de weddeschaal A200. Hij geniet de schaal A210 en de schaal A220 als hij minstens respectievelijk 9 en 18 jaar anciënniteit in zijn functie heeft en indien hij aan de verplichte opleiding heeft deelgenomen en positief geëvalueerd is.

Art. 29.De contractuele personeelsleden genieten op dezelfde wijze als de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : a) een gewaarborgd minimuminkomen;b) een haard- of standplaatstoelage;c) vakantiegeld;d) een eindejaarstoelage;e) dezelfde vergoedingen en toelagen als degene voor dezelfde of een gelijkwaardige functie;f) een aanvullende vergoeding voor begrafeniskosten op voorwaarde dat het totaal van de ingevolge de van toepassing zijnde regeling uitgekeerde vergoedingen in de privé-sector niet meer bedraagt dan het bedrag dat verschuldigd is voor ambtenaren.

Art. 30.De geldelijke anciënniteit wordt berekend volgens de terzake voor de ambtenaren bestaande regeling.

De periodes van niet gewaarborgd inkomen alsmede periodes met verminderde prestaties om medische of persoonlijke redenen worden niet in aanmerking genomen voor de tussentijdse verhogingen of om een hogere weddenschaal te bekomen.

De periode tijdens dewelke het personeelslid geen positieve evaluatie heeft gekregen, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit die nodig is om een hogere weddenschaal te bekomen.

Art. 31.De geldelijke anciënniteit van een personeelslid kan nooit meer bedragen dan de reële duur van de werkelijk gepresteerde diensten.

Art. 32.Bij deeltijdse arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden worden naar rata van de deeltijdse prestaties bezoldigd. HOOFDSTUK V. - Bijzondere regelingen Afdeling 1. - De functie van gewestelijk inspecteur

Art. 33.Gewestelijke inspecteurs worden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van drie jaar in dienst genomen. Tijdens die periode zijn zij verplicht doorlopende vorming inzake administratief recht en boekhouding omtrent de gemeenten en de O.C.M.W.'s te volgen.

Na die periode kan met hen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd worden gesloten.

Art. 34.Een modelovereenkomst tot indienstneming van gewestelijke inspecteur wordt opgesteld en door de Regering goedgekeurd. Deze modelovereenkomst regelt alle aspecten omtrent de functie van gewestelijk inspecteur.

Art. 35.De gewestelijke inspecteurs, die een mandaat uitoefenen van gemeenteraadslid of onverschillig welk door een gemeenteraad verleend mandaat alsook het mandaat van schepen kunnen geen enkele taak of opdracht uitvoeren die betrekking heeft op de gemeente of in de politiezone van de gemeente waar zij dit mandaat bekleden.

Een mandaat van burgemeester of voorzitter van het O.C.M.W. is onverenigbaar met de uitoefening van een opdracht van gewestelijk inspecteur in één van de gemeenten, O.C.M.W. of een politiezone van het Gewest. Afdeling 2. - De functie van economisch en handelsattaché

Art. 36.Een modelovereenkomst tot indienstneming van economische en handelsattaché wordt opgesteld en door de Regering goedgekeurd. Deze modelovereenkomst regelt de diverse aspecten van de functie van economisch en handelsattaché.

Art. 37.In afwijking van het artikel 175 van het statuut hebben economische en handelsattachés recht op dertig werkdagen verlof per jaar.

In afwijking van het artikel 184 van het statuut, hebben zij tevens recht op de Belgische en plaatselijke wettelijke feestdagen naar rata van maximum elf dagen per jaar.

Die dagen dienen tijdens het lopende jaar te worden genomen. Als de indienstneming of het einde van de arbeidsovereenkomst tijdens het jaar plaatsheeft wordt dat aantal dagen in overeenstemming gebracht met het aantal gepresteerde maanden.

Artikel 18, tweede lid, wordt niet van toepassing op de economische en handelsattachés.

Art. 38.In afwijking van artikel 4 worden de economische en handelsattachés onderworpen aan een proefperiode van een jaar.

Art. 39.In afwijking van artikel 15, derde lid, worden de economische en handelsattachés jaarlijks geëvalueerd.

Art. 40.Aan de economische en handelsattachés wordt een postvergoeding toegekend ter compensatie van met de uitoefening van hun opdracht in het land waar zij deze vervullen verbonden kosten.

De postvergoeding is als volgt samengesteld : - een basisvergoeding; - een verwijderingsvergoeding; - een hardship-vergoeding.

Elke vergoeding die voorkomt in de modelovereenkomst van economische en handelsattaché, wordt berekend overeenkomstig de regels vastgesteld voor de postvergoedingen van het federale stelsel. HOOFDSTUK VI. - De ontbinding van de arbeidsovereenkomst

Art. 41.Voor het nemen van de beslissingen tot afdanking zijn dezelfde overheden bevoegd als deze bedoeld in artikel 11 betreffende de beslissingen tot indienstneming.

Art. 42.Bij herstructurering van diensten, die afdanking van contractuele personeelsleden tot gevolg kan hebben, dient er vooraf overleg met de representatieve vakorganisaties plaats te hebben. HOOFDSTUK VII. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 43.De geldelijke anciënniteit van op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit in dienst zijnde personeelsleden blijft ongewijzigd, indien deze voordeliger is voor betrokkenen.

Art. 44.De personeelsleden behouden hun weddenschaal die zij op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit hadden, indien deze voordeliger is dan degene die hun krachtens dit besluit wordt verleend.

Art. 45.Bij de inwerkingtreding van dit besluit worden de titularissen van een ambt opgesomd in de artikelen 22 tot 25 ingeschakeld in de overeenstemmende functionele loopbanen. Zij genieten de eerste weddenschaal als zij minder dan 9 jaar anciënniteit in hun functie hebben.

Als zij minstens 9 jaar anciënniteit in hun functie hebben, worden zij ingeschakeld in de tweede weddenschaal.

Als zij ten minste 18 jaar anciënniteit in hun functie hebben, worden zij ingeschakeld in de derde weddenschaal.

Art. 46.Bij de inwerkingtreding van dit besluit worden de titularissen van een ambt opgesomd in de artikelen 26 tot 28 ingeschakeld in de weddeschaal A 200 als zij minder dan 9 jaar anciënniteit in hun functie hebben.

Als zij minstens 9 jaar anciënniteit in hun functie hebben, worden zij ingeschakeld in de weddenschaal A 210.

Als zij tenminste 18 jaar anciënniteit in hun functie hebben, worden zij ingeschakeld in de weddenschaal A 220.

Art. 47.Met de in artikel 9, 7°, bedoelde personeelsleden die minimum 5 jaar ononderbroken hun functie bij de Gewestelijke Inspectie uitoefenen wordt op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met behoud van hun dienstanciënniteit. Zij zijn er toe gehouden de in de artikel 33 bedoelde vorming te volgen.

Art. 48.Voor het contractueel personeel van het ministerie worden opgeheven : - het koninklijk besluit van 11 oktober 1985 tot vaststelling van de wedde en het bedrag van de vergoeding, toegekend aan de gewestelijke inspecteurs van het Brusselse Gewest, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 oktober 1987; - het koninklijk besluit van 22 juli 1987 betreffende de Gewestelijke Inspecteurs bij de Executieve van het Brusselse Gewest; - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 25 juli 1991 tot toekenning van een premie voor tweetaligheid aan het personeel dat werkzaam is bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd bij het besluit van 19 maart 1998; - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 mei 1995 tot regeling van de administratieve en geldelijke situatie van de contractuelen van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - het ministerieel besluit van 14 november 1996 houdende sommige uitvoeringsmodaliteiten inzake verminderde prestaties en loopbaanonderbreking voor het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 maart 1997 tot bepaling van de specifieke nadere regelen ter uitvoering van de maatregelen tot herverdeling van de arbeid in de openbare sector toepasselijk op de personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 juni 1997 waarbij de wijzigingen die krachtens de koninklijke besluiten van 30 december 1993, 14 oktober 1994, 7 april 1995 en 28 februari 1996 aangebracht werden aan het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de loopbaanonderbreking in de Rijksbesturen en in andere diensten van de ministeries, toepasselijk worden gemaakt op de personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Instellingen van openbaar nut die van het Gewest afhangen.

Art. 49.De Minister van Ambtenarenzaken is bevoegd voor de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 februari 2003.

De Minister-Voorzitter bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA De Minister bevoegd voor Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL

^