Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 juli 2006
gepubliceerd op 28 september 2006

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende goedkeuring van het technisch reglement voor het beheer van het gewestelijk transmissienet voor elektriciteit

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2006031439
pub.
28/09/2006
prom.
13/07/2006
ELI
eli/besluit/2006/07/13/2006031439/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JULI 2006. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende goedkeuring van het technisch reglement voor het beheer van het gewestelijk transmissienet voor elektriciteit


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 11;

Gelet op het ontwerp van technisch reglement voor gewestelijke transmissie van elektriciteit, ingediend bij de Dienst Regulering van het BIM op 31 januari 2006 door Elia Operator System NV (hierna « Elia »), beheerder van het gewestelijk transmissienet voor elektriciteit;

Gelet op het advies DR-20060602-45 van de Dienst Regulering betreffende de ontwerpen van technisch reglement voor het beheer van het gewestelijk transmissienet voor elektriciteit en voor het beheer van het elektriciteitsdistributienet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van de toegang ertoe, gegeven op 2 juni 2006 in toepassing van artikel 11 van bovenvermelde ordonnantie;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 juli 2006 houdende aanstelling van de N.V. Elia als beheerder van het gewestelijk elektriciteitsvervoernetwerk;

Gelet op het feit dat de goedkeuring van het technisch reglement voor het beheer van het gewestelijk transmissienet, een handeling is van administratieve voogdij en dat bijgevolg, dit ontwerp van besluit niet voor advies dient te worden voorgelegd aan de Raad van State;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 juli 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 13 juli 2006;

Op voorstel van de Minister belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Renovatiepremies en Groenvoorzieningen;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Het bijgevoegde voorstel van technisch reglement voor gewestelijke transmissie van elektriciteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt goedgekeurd.

Art. 2.De Minister die bevoegd is voor Energie, is belast met de bekendmaking van het ontwerp in bijlage samen met dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Met het oog op deze bekendmaking worden de datum van het reglement, evenals het logo van Elia, die respectievelijk onderaan en bovenaan op elke pagina staan, uit het document verwijderd.

Dit besluit en het bijgevoegde reglement treden in werking op de dag van deze bekendmaking.

Art. 3.Het reglement in bijlage wordt ook bekendgemaakt door de gewestelijke transmissienetbeheerder Elia op zijn website.

Brussel, 13 juli 2006.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;

Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Renovatiepremies en Groenvoorzieningen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Technisch Reglement voor gewestelijke transmissie van elektriciteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Inhoudstafel TITEL 1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1.1. - Toepassingsgebied en definities HOOFDSTUK 1.2. - Taken en verplichtingen van de beheerder van het gewestelijk transmissienet Afdeling 1.2.1. - Technisch beheer van het net

Afdeling 1.2.2. - Onderaanneming

HOOFDSTUK 1.3. - Modaliteiten voor de uitwisseling van informatie en vertrouwelijkheid Afdeling 1.3.1. - Kennisgevingen, mededelingen en termijnen

Afdeling 1.3.2. - Vertrouwelijkheid

HOOFDSTUK 1.4. - Toegang van personen tot de installaties Afdeling 1.4.1. - Veiligheid van personen en goederen

Afdeling 1.4.2. - Toegang van personen tot de installaties van de

beheerder van het gewestelijk transmissienet Afdeling 1.4.3. - Toegang van personen tot de installaties van een

gebruiker van het gewestelijk transmissienet Afdeling 1.4.4. - Werken aan het gewestelijk transmissienet of aan de

installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet HOOFDSTUK 1.5. - Noodsituaties Afdeling 1.5.1. - Definitie van noodsituaties

Afdeling 1.5.2. - Handelingen van de beheerder van het gewestelijk

transmissienet in noodsituaties Afdeling 1.5.3. - Opschorting van de verplichtingen

TITEL 2. - Planning van het gewestelijk transmissienet HOOFDSTUK 2.1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 2.2. - Mededeling van gegevens aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet HOOFDSTUK 2.3. - Onvolledige of onjuiste gegevens TITEL 3. - Aansluiting op het gewestelijk transmissienet HOOFDSTUK 3.1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 3.2. - Technische voorschriften Afdeling 3.2.1. - Algemene voorschriften

Afdeling 3.2.2. - Bijkomende voorschriften voor de aansluiting van een

productie-eenheid HOOFDSTUK 3.3. - Procedures betreffende een aansluiting Afdeling 3.3.1. - Oriëntatiestudie

Afdeling 3.3.2. - Aansluitingsaanvraag en aansluitingsvoorstel

Afdeling 3.3.3. - Aansluitingscontract

Afdeling 3.3.4. - Ingebruikname van een aansluiting

Afdeling 3.3.5. - Buitengebruikstelling en ontmanteling van een

aansluiting Afdeling 3.3.6. - Overgangsbepalingen

HOOFDSTUK 3.4. - Gebruik, onderhoud en conformiteit van de aansluiting Afdeling 3.4.1. - Algemene bepalingen

Afdeling 3.4.2. - Conformiteit van de aansluiting

Afdeling 3.4.3. - Levering van ondersteunende diensten

Afdeling 3.4.4. - Testen op de aansluitingen en op de installaties van

de gebruikers van het gewestelijk transmissienet TITEL 4. - Toegang tot het gewestelijk transmissienet HOOFDSTUK 4.1. - Algemeenheden HOOFDSTUK 4.2. - Toegangscontract HOOFDSTUK 4.3. - Operationele aspecten Afdeling 4.3.1. - Algemene bepalingen

Afdeling 4.3.2. - Richtlijn voor het actief vermogen

Afdeling 4.3.3. - Onderbreking van de toegang

Afdeling 4.3.4. - Toegangsweigering

Afdeling 4.3.5. - Toegangsprogramma

Afdeling 4.3.6. - Afname van reactieve energie

Afdeling 4.3.7. - Uitwisseling van gegevens

Afdeling 4.3.8. - Abnormale werking

Afdeling 4.3.9. - Interventiemaatregelen in geval van noodsituatie

Afdeling 4.3.10. - Coördinatie van de inschakeling van de

productie-eenheden HOOFDSTUK 4.4. - Ondersteunende diensten Afdeling 4.4.1. - Regeling van de spanning en het reactief vermogen

Afdeling 4.4.2. - Congestiebeheer

Afdeling 4.4.3. - Compensatie van de verliezen van het gewestelijk

transmissienet TITEL 5. - Metingen HOOFDSTUK 5.1. - Algemene bepalingen Afdeling 5.1.1. - Kader

Afdeling 5.1.2. - Algemene principes

HOOFDSTUK 5.2. - Bepalingen betreffende de meetsystemen Afdeling 5.2.1. - Algemene bepalingen

Afdeling 5.2.2. - Normen en voorschriften

Afdeling 5.2.3. - Locatie van de meetsystemen

Afdeling 5.2.4. - Verzegeld

Afdeling 5.2.5. - Nauwkeurigheid

Afdeling 5.2.6. - Storingen en fouten

Afdeling 5.2.7. - Onderhoud en inspecties

Afdeling 5.2.8. - Ijkingen

Afdeling 5.2.9. - Administratief beheer van technische gegevens andere

dan de meetwaarden HOOFDSTUK 5.3. - Bepalingen betreffende de meetgegevens Afdeling 5.3.1. - Inzameling en verwerking van de meetwaarden

Afdeling 5.3.2. - Validatie en correctie van de meetwaarden

Afdeling 5.3.3. - Archiveren en beveiliging van de waarden

Afdeling 5.3.4. - Ter Beschikking stellen van de meetwaarden

Afdeling 5.3.5. - Klachten en rechtzettingen

HOOFDSTUK 5.4. - Overgangsbepalingen TITEL 6. - Samenwerkingscode HOOFDSTUK 6.1. - Algemeenheden TITEL 7. - Eindbepalingen HOOFDSTUK 7.1. - Inwerkingtreding TITEL 8. - Bijlagen HOOFDSTUK 8.1. - Gegevenslijst HOOFDSTUK 8.2. - Technische karakteristieken van een aansluiting en van een installatie van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet HOOFDSTUK 8.3. - Maximaal toegelaten foutafschakeltijden door beveiligingen HOOFDSTUK 8.4. - Bijkomende technische voorschriften voor de aansluiting van een productie-eenheid Afdeling 8.4.1. - Werkingsvoorwaarden

Afdeling 8.4.2. - Beveiligingen

Afdeling 8.4.3. - Specificaties voor de productie van reactieve

energie HOOFDSTUK 8.5. - Nauwkeurigheidsvereisten van de meetuitrustingen HOOFDSTUK 8.6. - Nauwkeurigheidsvereisten voor de ijking van de meetuitrustingen TITEL 1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1.1. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Onderhavig Technisch Reglement voor gewestelijke transmissie van elektriciteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hierna afgekort tot « technisch reglement », is opgesteld krachtens art. 11 van de ordonnantie betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 19 juli 2001 en vormt tegelijkertijd het reglement voor het net bepaald in § 1 van dit artikel en het meetreglement bepaald in § 2. Het omvat de voorschriften en regels met betrekking tot het beheer van het gewestelijke transmissienet en de toegang ertoe, teneinde toe te zien op de veilige en efficiënte exploitatie van dat net, zijn gecoördineerde ontwikkeling en de onderlinge samenwerking tussen de gekoppelde netten, alsook de maatregelen die moeten worden genomen om de betrouwbaarheid te waarborgen van de persoonlijke en commerciële informatie waarvan de gewestelijke transmissienetbeheerder voor de uitvoering van zijn opdracht kennis heeft.

Art. 2.Voor de toepassing van voorliggend document, wordt verstaan onder : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK 1.2. - Taken en verplichtingen van de beheerder van het gewestelijk transmissienet Afdeling 1.2.1. - Technisch beheer van het net

Art. 3 § 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet voert de taken en verplichtingen uit die hij dient uit te voeren krachtens de wet en de ordonnantie teneinde het beheer te verzekeren van de transmissie van elektriciteit tussen de gebruikers van het gewestelijk transmissienet. Hij bewaakt, handhaaft, dan wel herstelt met de middelen waarover hij beschikt en met respect voor het milieu en een rationeel beheer van het openbare wegennet, het behoud van de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet. § 2. Niettegenstaande § 1 waakt de beheerder van het gewestelijk transmissienet over het behoud van het recht van voorrang voor elektriciteitproductie op basis van kwaliteitswarmtekrachtkoppelingsinstallaties of installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken. § 3. De beheerder van het gewestelijk transmissienet verzorgt de dienst van aansluiting op en toegang tot het gewestelijk transmissienet. § 4. De beheerder van het gewestelijk transmissienet waakt over en controleert, in overleg met de beheerders van de transmissie- en distributienetten, de kwaliteit van de levering en de stabiliteit van het gewestelijk transmissienet met behulp van een systeem dat het mogelijk maakt om ten minste de volgende kwaliteitsaanduidingen te bepalen : a) de frequentie van de onderbrekingen;b) de gemiddelde duur van de onderbrekingen;c) de jaarlijkse duur van de onderbrekingen.

De beheerder van het gewestelijk transmissienet stelt ten minste jaarlijks een verslag publiek beschikbaar betreffende de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de levering in het net. § 5. De beheerder van het gewestelijk transmissienet gebruikt de middelen waarover hij redelijkerwijze beschikt om onderbrekingen van de toegang tot het gewestelijk transmissienet te voorkomen of, in voorkomend geval, om onderbrekingen zo snel mogelijk op te lossen. § 6. De beheerder van het gewestelijk transmissienet verzamelt en behandelt de nodige metingen en tellingen voor zijn eigen taken, wat het beheer van de uitrustingen en procedures inzake meting en telling omvat, alsook het verwerven, valideren en behandelen van de meet- en telgegevens.

Art. 4.De beheerder van het gewestelijk transmissienet handelt op een objectieve en transparante manier en onthoudt zich van discriminatie tussen netgebruikers, leveranciers of andere personen betrokken bij de gewestelijke transmissie van elektriciteit. Afdeling 1.2.2. - Onderaanneming

Art. 5.§ 1. Niettegenstaande artikel 3 § 1 en artikel 114 § 3, mag de beheerder van het gewestelijk transmissienet de dagelijkse exploitatie van zijn activiteiten geheel of gedeeltelijk toevertrouwen aan één of meerdere ondernemingen. § 2. Niettegenstaande artikel 3 § 1, mag de beheerder van het gewestelijk transmissienet de uitvoering van proeven of inspecties zoals bedoeld in artikel 15, artikel 57, artikel67, artikel 69 en artikel 70 toevertrouwen aan een onafhankelijk organisme. HOOFDSTUK 1.3. - Modaliteiten voor de uitwisseling van informatie en vertrouwelijkheid Afdeling 1.3.1. - Kennisgevingen, mededelingen en termijnen

Art. 6.§ 1. Het hoofdstuk 8.1 bevat een lijst met de informatie die de beheerder van het gewestelijk transmissienet van de netgebruikers kan verkrijgen. De beheerder van het gewestelijk transmissienet heeft recht op de aanvullende informatie die hij nodig acht omwille van de veiligheid, betrouwbaarheid en efficiëntie van het gewestelijk transmissienet. § 2. De gebruiker van het gewestelijk transmissienet verwittigt onverwijld de beheerder van het gewestelijk transmissienet over een wijziging in zijn installaties indien deze een aanpassing vergt van de eerder meegedeelde informatie.

Art. 7.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet stelt de volgende informatie ter beschikking van het publiek : 1. de algemene voorwaarden van de contracten die afgesloten moeten worden krachtens het technisch reglement;2. de procedures die van toepassing zijn en waarnaar het technisch reglement verwijst;3. de nodige formulieren voor de uitwisseling van de informatie conform het technisch reglement;4. de toegangstarieven tot het gewestelijk transmissienet. § 2. Zonder afbreuk te doen aan het niet publiceren van vertrouwelijke of commercieel gevoelige gegevens en informatie waarvan hij kennis heeft krachtens het technisch reglement, waakt de beheerder van het gewestelijk transmissienet erover om aan eenieder die dat wenst, en eventueel via Internet, de nuttige informatie voor de gebruikers van het gewestelijk transmissienet beschikbaar te stellen, en met name de algemene voorwaarden, de modelcontracten en de formulieren die voorzien worden in het technisch reglement.

Art. 8.§ 1. Een kennisgeving of mededeling die gedaan wordt krachtens het technisch reglement moet schriftelijk zijn, volgens de vormen en voorwaarden voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, met identificatie van de afzender en de bestemmeling. Behoudens andersluidende bepaling bepaalt de beheerder van het gewestelijk transmissienet het formaat van de documenten waarin deze informatie wordt uitgewisseld. § 2. In afwijking van § 1 gebeurt het neerleggen, het mededelen of het kennisgeven met betrekking tot informatie betreffende de uitwisseling van elektriciteit in het kader van de exploitatie van het gewestelijk transmissienet door gebruik te maken van elektronische middelen voor de uitwisseling van gegevens die bepaald worden door de beheerder van het gewestelijk transmissienet. § 3. In geval van nood mag informatie mondeling uitgewisseld worden.

Deze moet dan zo snel mogelijk bevestigd worden conform § 1 en 2. § 4. De commerciële informatie die uitgewisseld wordt via e-mail wordt afgeleverd met een bewijs van verzending, volgens een protocol dat bepaald wordt door de beheerder van het gewestelijk transmissienet. § 5. De beheerder van het gewestelijk transmissienet mag technische en organisatorische maatregelen opstellen betreffende de uit te wisselen informatie om toe te zien op de vertrouwelijkheid ervan zoals bepaald in afdeling 1.3.2.

Art. 9.§ 1. Bij afwezigheid van uitdrukkelijke bepaling daaromtrent in het technisch reglement, zetten de beheerder van het gewestelijk transmissienet, de gebruikers van het gewestelijk transmissienet, de leveranciers en de personen betrokken bij de gewestelijke elektriciteitstransmissie zich in om zo spoedig mogelijk de noodzakelijke informatie overeenkomstig het technisch reglement mee te delen. § 2. De termijnen aangegeven in het technisch reglement worden gerekend van middernacht tot middernacht. Ze beginnen te lopen op de werkdag die volgt op de dag van de ontvangst van de expliciete kennisgeving zoals bedoeld in artikel 8; bij afwezigheid van deze laatste beginnen de termijnen te lopen op de werkdag die volgt op de dag waarop kennis genomen werd van de gebeurtenis die er aanleiding toe geeft. De termijnen omvatten de vervaldag.

Art. 10.De neerleggingen, mededelingen of kennisgevingen waarvan sprake in het technisch reglement worden geldig uitgevoerd op het laatste adres dat de bestemmeling voor dat doel meedeelde.

Art. 11.De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt de drager waarop hij de registers bijhoudt voorzien door het technisch reglement. Indien de registers worden bijgehouden op een informaticadrager neemt de beheerder van het gewestelijk transmissienet de nodige maatregelen om minstens één identieke kopie op een identieke drager veilig bij te houden. Afdeling 1.3.2. - Vertrouwelijkheid

Art. 12.Een persoon die informatie meedeelt krachtens het technisch reglement geeft aan welke informatie vertrouwelijk of commercieel gevoelig is. De bestemmeling ervan mag ze niet aan derden meedelen, behalve in de volgende gevallen : 1. De mededeling aan derden is vereist in het kader van een gerechtelijke procedure of wordt opgelegd door de overheid.2. Wettelijke of reglementaire bepalingen leggen de verspreiding of de mededeling van de informatie in kwestie op.3. De persoon van wie de informatie afkomstig is, gaf op voorhand zijn toestemming.4. De informatie is gewoonlijk openbaar toegankelijk of beschikbaar.5. De mededeling van de informatie door de beheerder van het gewestelijk transmissienet is onontbeerlijk omwille van een technische of veiligheidsreden of voor het beheer van het gewestelijk transmissienet of voor het overleg met andere netbeheerders.De derde die bestemmeling is van deze informatie verzekert er de vertrouwelijkheid van. HOOFDSTUK 1.4. - Toegang van personen tot de installaties Afdeling 1.4.1. Veiligheid van personen en goederen.

Art. 13.De wettelijke en reglementaire bepalingen inzake veiligheid van goederen en personen, met inbegrip van de normatieve regels zoals onder meer het "ARAB" en het "AREI » alsook de norm NBN EN 50110-1 "Exploitatie van elektrische installaties" en de norm NBN EN 50110-2 "Exploitatie van elektrische installaties (nationale bijlagen)" en hun eventuele latere wijzigingen, zijn van toepassing op iedere persoon die op het gewestelijk transmissienet tussenkomt, met inbegrip van de beheerder van het gewestelijk transmissienet, de gebruikers van het transmissienet, de leveranciers, de evenwichtsverantwoordelijken, de andere netbeheerders en hun respectievelijke personeel evenals derden die tussenkomen op het gewestelijk transmissienet op verzoek van voornoemde personen. Afdeling 1.4.2. - Toegang van personen tot de installaties van de

beheerder van het gewestelijk transmissienet

Art. 14.§ 1. De toegang van personen tot de installaties waarop de beheerder van het gewestelijk transmissienet een eigendoms- of gebruiksrecht heeft, gebeurt overeenkomstig de toegangs- en veiligheidsprocedures van de beheerder van het gewestelijk transmissienet en met zijn voorafgaandelijk uitdrukkelijk akkoord. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet heeft een permanent of, onmiddellijk op mondeling verzoek, toegangsrecht tot de installaties waarop hij een eigendoms- of gebruiksrecht heeft en die zich bevinden in een eigendom van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet. § 3. De gebruiker van het gewestelijk transmissienet die de toegang van personen tot één van zijn installaties onderwerpt aan specifieke toegangsprocedures of bijzondere veiligheidsvoorschriften, stelt de beheerder van het gewestelijk transmissienet daarvan op de hoogte. Bij ontstentenis volgt de beheerder van het gewestelijk transmissienet zijn eigen veiligheidsvoorschriften. Afdeling 1.4.3. - Toegang van personen tot de installaties van een

gebruiker van het gewestelijk transmissienet

Art. 15.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet heeft toegang tot de aansluitingen en de installaties die functioneel deel uitmaken van het gewestelijk transmissienet om er een inspectie, een test, een interventie of een handeling uit te voeren of te organiseren. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet heeft toegang tot de installaties die het gewestelijk transmissienet beïnvloeden om er een inspectie uit te voeren of te organiseren. § 3. Indien de situatie het toelaat, wordt de toegang bedoeld in §§ 1 en 2 minstens 3 werkdagen op voorhand door de beheerder van het gewestelijk transmissienet aan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet gemeld; bovendien wordt het moment van toegang, indien de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet door de geplande inspectie, test, interventie of handeling beïnvloed kunnen worden in hun werking of exploitatie, bepaald in overleg met de gebruiker van het gewestelijk transmissienet. § 4. Alvorens een toegang bedoeld in § 1 en 2 uit te voeren, meldt de gebruiker van het gewestelijk transmissienet aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet welke veiligheidsvoorschriften van toepassing zijn. Bij ontstentenis volgt de beheerder van het gewestelijk transmissienet zijn eigen veiligheidsvoorschriften. Afdeling 1.4.4. - Werken aan het gewestelijk transmissienet of aan de

installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet

Art. 16.§ 1. Wanneer hij van oordeel is dat de veiligheid of de betrouwbaarheid van het gewestelijk transmissienet dat noodzakelijk maakt, mag de beheerder van het gewestelijk transmissienet een gebruiker van het gewestelijk transmissienet in gebreke stellen om een installatie aan te passen waarop deze laatste een eigendoms- of gebruiksrecht heeft. De ingebrekestelling beschrijft de noodzakelijke werken, de reden ervoor en de uitvoeringstermijn. Bij ontstentenis van uitvoering binnen de vastgelegde termijn, mag de beheerder van het gewestelijk transmissienet de werken uitvoeren op kosten van de in gebreke blijvende gebruiker van het gewestelijk transmissienet. § 2. Wanneer de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet dat noodzakelijk maakt, mag de beheerder van het gewestelijk transmissienet een gebruiker van het gewestelijk transmissienet vragen om een installatie aan te passen waarop deze laatste een eigendoms- of gebruiksrecht heeft. De beheerder van het gewestelijk transmissienet motiveert zijn verzoek en bepaalt, na overleg met de ge- bruiker van het gewestelijk transmissienet, de noodzakelijke werken voor de gevraagde aanpassing evenals de uitvoeringstermijn ervan. Bij ontstentenis van uitvoering binnen de vastgelegde termijn mag de beheerder van het gewestelijk transmissienet de werken uitvoeren op kosten van de in gebreke blijvende gebruiker van het gewestelijk transmissienet. HOOFDSTUK 1.5. - Noodsituaties Afdeling 1.5.1. - Definitie van noodsituaties

Art. 17.Wordt beschouwd als een noodsituatie : 1. een geval van overmacht, in het bijzonder : 1° natuurrampen voortvloeiende uit aardbevingen, overstromingen, stormen, cyclonen of andere klimatologisch uitzonderlijke situaties, 2° een nucleaire of chemische explosie en zijn gevolgen, 3° de niet-geplande onbeschikbaarheid van de installaties, met inbegrip van een meervoudige incidentsituatie, een computervirus, een computercrash om redenen andere dan ouderdom of het gebrek aan onderhoud van deze installaties, 4° de tijdelijke of voortdurende technische onmogelijkheid voor het gewestelijk transmissienet om elektriciteit te vervoeren omwille van storingen binnen de regelzone veroorzaakt door elektriciteitsstromen in een andere regelzone of tussen twee of meerdere andere regelzones en waarvan de identiteit van de marktdeelnemers betrokken bij deze energiestromen niet gekend is en redelijkerwijze niet gekend kan zijn door de beheerder van het gewestelijk transmissienet, 5° de onmogelijkheid het gewestelijk transmissienet te gebruiken omwille van een collectief geschil dat aanleiding geeft tot een eenzijdige maatregel van de werknemers of groepen werknemers of elk ander arbeidsgeschil, 6° brand, explosie, sabotage, terroristische daden, daden van vandalisme, schade veroorzaakt door criminele daden, criminele dwang en bedreigingen van dezelfde aard, 7° al dan niet verklaarde staat van oorlog, een oorlogsdreiging, een invasie, een gewapend conflict, blokkade, revolutie of opstand, 8° een maatregel van hogerhand;2. een situatie die voortvloeit uit de overmacht en waarin uitzonderlijke en tijdelijke maatregelen getroffen moeten worden om de gevolgen van de overmacht het hoofd te bieden om de veilige en betrouwbare werking van het gewestelijk transmissienet te handhaven of te herstellen;3. een situatie die als dusdanig bepaald wordt door de bevoegde overheid en waardoor deze overheid uitzonderlijke en tijdelijke maatregelen mag opleggen aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet of aan de gebruikers van het gewestelijk transmissienet om de veilige en betrouwbare werking van het gewestelijk transmissienet te handhaven of te herstellen;4. een situatie die het gevolg is van een voorval dat, hoewel het niet beschouwd kan worden als overmacht volgens de huidige stand van de rechtspraak en rechtsleer, overeenkomstig de overtuiging van de beheerder van het gewestelijk transmissienet of de gebruiker van het gewestelijk transmissienet, een dringende en doelgerichte tussenkomst vergt van de beheerder van het gewestelijk transmissienet om de veilige en betrouwbare werking van het gewestelijk transmissienet te handhaven of te herstellen of om andere schade te verhinderen. Afdeling 1.5.2. - Handelingen van de beheerder van het gewestelijk

transmissienet in noodsituaties

Art. 18.§ 1. In noodsituatie, ongeacht de persoon die ze inriep, of wanneer de beheerder van het gewestelijk transmissienetwerk redelijkerwijs van oordeel is dat een noodsituatie zich op korte termijn kan voordoen, stelt de beheerder van het gewestelijk transmissienet alle handelingen die hij nodig acht teneinde de gevolgen van de noodsituatie voor de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet te verhelpen. De uitvoeringsmodaliteiten van die handelingen worden aangegeven in de contracten gesloten krachtens het technisch reglement en in overeenstemming daarmee. § 2. De handelingen die de beheerder van het gewestelijk transmissienet stelt in het kader van § 1 verbinden alle betrokken personen. § 3. Niettegenstaande § 1, indien een noodsituatie tezelfdertijd betrekking heeft op het transmissienet en het gewestelijk transmissienet, worden de handelingen bedoeld in § 1 gesteld conform het federaal technisch reglement en de technische regels uitgevaardigd door de Unie voor de Coördinatie van het Transport van Elektriciteit (UCTE). Afdeling 1.5.3. - Opschorting van de verplichtingen

Art. 19.§ 1. Een niet-financiële verplichting die onuitvoerbaar wordt door het zich voordoen van een noodsituatie, wordt opgeschort tijdens de duur ervan. § 2. De persoon van wie een verplichting opgeschort wordt krachtens § 1, meldt deze opschorting aan de betrokken derden alsook de redenen en de redelijkerwijs voorspelbare duur van de opschorting; hij moet alle middelen waarover hij beschikt in het werk stellen om de duur en de gevolgen van de opschorting tot een minimum te beperken.

TITEL 2. - Planning van het gewestelijk transmissienet HOOFDSTUK 2.1. - Algemene bepalingen

Art. 20.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet stelt een investeringsplan op om de continuïteit en de betrouwbaarheid van de bevoorrading op het gewestelijk transmissienet te verzekeren op basis van de informatie die hij conform deze titel ontvangt. Het investeringsplan loopt over een periode van zeven jaar; het wordt jaarlijks aangepast voor de zeven volgende jaren en ten laatste op 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan de periode van het plan meegedeeld aan de Dienst. De eerste periode van deze plannen begint op 1 januari 2004. § 2. Het plan omvat een gedetailleerde raming van de behoeften inzake capaciteit van de gewestelijke transmissie, met vermelding van de onderliggende hypothesen, en vermeldt het investeringsprogramma dat de beheerder van het gewestelijk transmissienet voorziet om aan deze behoeften te voldoen. HOOFDSTUK 2.2. - Mededeling van gegevens aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet

Art. 21.§ 1. De planningsgegevens zijn deze zoals voorzien in hoofdstuk 8.1. § 2. Jaarlijks en op eigen initiatief delen de gebruikers van het gewestelijk transmissienet aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet, volgens een kalender die door deze laatste wordt vastgelegd, hun beste raming van de beschikbare planningsgegevens betreffende de 7 jaren die volgen op let lopende jaar mee. § 3. Een gebruiker van het gewestelijk transmissienet kan de beheerder van het gewestelijk transrnissienet andere nuttige informatie meedelen die niet vermeld wordt onder de planningsgegevens. § 4. De beheerder van het gewestelijk transmissienet heeft, mits een gemotiveerd verzoek, het recht op aanvullende gegevens van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet of van een betrokken derde die niet vermeld worden onder de planningsgegevens, en die hij nodig acht om te voldoen aan zijn verplichtingen om een investeringsplan op te stellen. Na overleg met de betrokken persoon legt de beheerder van het gewestelijk transmissienet de redelijke termijn vast binnen dewelke deze aanvullende gegevens hem medegedeeld worden.

Art. 22.De gebruiker van het gewestelijk transmissienet die overweegt om een productie-eenheid die aangesloten is op het gewestelijk transmissienet in gebruik te nemen of buiten gebruik te stellen, deelt aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet ten laatste twaalf maanden voor de daadwerkelijke verwezenlijking van die ingebruikname of buitengebruikstelling de gegevens mee die geïdentificeerd worden aan de hand van afkortingen in hoofdstuk 8.1. Deze kennisgeving houdt geen erkenning in van het akkoord of de weigering van de beheerder van het gewestelijk transmissienet noch van de finale beslissing van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet wat zijn voornemen betreft. HOOFDSTUK 2.3. - Onvolledige of onjuiste gegevens

Art. 23.Indien de beheerder van het gewestelijk transmissienet van oordeel is dat de kennisgeving van de planningsgegevens of de aanvullende gegevens onvolledig, onnauwkeurig, verkeerd of onredelijk is, heeft hij recht op de betrokken correcties of aanvullende gegevens van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet. Na overleg met de gebruiker van het gewestelijk transmissienet bepaalt de beheerder van het gewestelijk transmissienet de redelijke termijn waarbinnen deze correcties en aanvullende gegevens hem moeten worden meegedeeld.

Art. 24.De gebruiker van het gewestelijk transmissienet die niet in staat is om de gegevens overeenkomstig artikel 21 tot artikel 23 ter kennis te geven, stelt de beheerder van het gewestelijk transmissienet hiervan op de hoogte en motiveert de redenen van de onvolledige kennisgeving.

Art. 25.De beheerder van het gewestelijk transmissienet kan niet aansprakelijk gehouden worden voor de gevolgen voor het investeringsplan van fouten of weglatingen in de planningsgegevens die hij ontving of van de laattijdige kennisgeving van deze gegevens.

TITEL 3. - Aansluiting op het gewestelijk transmissienet HOOFDSTUK 3.1. - Algemene bepalingen

Art. 26.Titel 3 is van toepassing : 1° op de aansluitingen, ongeacht de persoon die er een eigendoms- of gebruiksrecht op heeft en niettegenstaande de technische specificaties en de gebruiks- en onderhoudswijzen van de meetuitrustingen omschreven in titel 5;2° op de installaties die het gewestelijk transmissienet beïnvloeden;3° op de installaties die door een directe lijn aangesloten zijn of die deel uitmaken van een directe lijn;4° op de installaties die functioneel deel uitmaken van het gewestelijk transmissienet.

Art. 27.§ 1. Niettegenstaande artikel 28, artikel 68 en artikel 95, beheert en onderhoudt de gebruiker van het gewestelijk transmissienet of een door hem gemandateerde derde de installaties waarop hij een eigendoms- of gebruiksrecht heeft. § 2. Afwijkend van § 1, is alleen de beheerder van het gewestelijk transmissienet of een door hem gemandateerde persoon, bevoegd om een tussenkomst of een handeling uit te voeren op een installatie die functioneel deel uitmaakt van het gewestelijk transmissienet; de kosten voor de tussenkomsten en handelingen zijn voor rekening van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet wanneer ze op zijn verzoek uitgevoerd werden of wanneer ze hun oorsprong vinden in diens andere installaties. § 3. Afwijkend van § 1 bepaalt de beheerder van het gewestelijk transmissienet na overleg met de gebruiker van het gewestelijk transmissienet de exploitatie- en onderhoudsprocedures van de installaties die het gewestelijk transmissienet beïnvloeden.

Art. 28.§ 1. Alleen de beheerder van het gewestelijk transmissienet is bevoegd om het gewestelijk transmissienet en het gedeelte van een aansluiting waarop hij een eigendoms- of gebruiksrecht heeft uit te breiden, te wijzigen, te versterken, te onderhouden en te exploiteren. § 2. De aanvragen voor een nieuwe aansluiting of voor de plaatsing van een nieuwe aansluitingsinstallatie worden ingediend bij de beheerder van het gewestelijk transmissienet door elke persoon die een geldig document kan voorleggen dat bewijst dat hij beschikt of zal beschikken, in eigendom of in gebruik, over alle rechten met betrekking tot het beheer, het gebruik, het versterken en de overdracht van deze installaties.

Art. 29.§ 1. Een gebruiker van het gewestelijk transmissienet dient de beheerder van het gewestelijk transrnissienet toe te laten om gratis diens aansluitingsuitrusting of diens installaties die functioneel deel uitmaken van het gewestelijk transmissienet te gebruiken ten voordele van een andere gebruiker van het gewestelijk transmissienet, zonder afbreuk te doen aan het recht van de toekennende persoon om een compensatie te verkrijgen van de begunstigde. § 2. Wanneer een aansluitingsuitrusting opgesteld is of voorzien is opgesteld te worden op een terrein dat niet de eigendom is van de beheerder van het gewestelijk transmissienet en waarop een gebruiker van het gewestelijk transmissienet een gebruiksrecht heeft : 1° indien de aansluitingsuitrusting volledig of gedeeltelijk toegekend is aan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet, stelt deze gratis aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet een ruimte beschikbaar conform de voorwaarden die deze stelt en waarvan de plaats in overleg wordt bepaald;2° de gebruiker van het gewestelijk transmissienet neemt alle bepalingen die men redelijkerwijze van hem kan verwachten om schade te voorkomen aan het gewestelijk transmissienet, aan de aansluitingen en aan de installaties van een andere gebruiker van het gewestelijk transmissienet;3° wanneer het technisch mogelijk is, ziet de gebruiker van het gewestelijk transmissienet erop toe dat de beheerder van het gewestelijk transmissienet aanvullende aansluitingsuitrustingen kan plaatsen, zonder afbreuk te doen aan het recht op een eerlijke vergoeding van de eigenaar van het betrokken terrein door de gebruiker van de aanvullende aansluiting;4° de gebruiker van het gewestelijk transmissienet ziet erop toe dat de beheerder van het gewestelijk transmissienet het recht en de mogelijkheid heeft om de gehele aansluitingsuitrusting of een gedeelte ervan te vervangen;5° de gebruiker van het gewestelijk transmissienet ziet erop toe dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de eigendoms-, gebruiks-, toegangs- en effectieve controlerechten van de beheerder van het gewestelijk transmissienet op de aansluitingsuitrusting. § 3. De uitvoeringsmodaliteiten van § 1 en 2 worden bepaald in het aansluitingscontract. HOOFDSTUK 3.2. - Technische voorschriften Afdeling 3.2.1. - Algemene voorschriften

Onderafdeling 3.2.1.A. - Algemeenheden

Art. 30.De technische voorschriften die in deze titel omschreven worden, zijn voornamelijk gericht op de volgende doeleinden : 1° ertoe bijdragen dat de exploitatievoorwaarden van het gewestelijk transmissienet die van toepassing zijn of gepland zijn op het aansluitingspunt, voldoende zijn om de aansluitingen, de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet en desgevallend een uitbreiding van het gewestelijk transmissienet, op te nemen, zonder afbreuk te doen aan de goede werking van het gewestelijk transmissienet of de installaties van andere gebruikers van het gewestelijk transmissienet en zonder schadelijke terugwerkende kracht, met name vanuit het standpunt van de stabiliteit, harmonischen, interharmonischen, onevenwicht, flicker, snelle spanningswijzigingen, kortsluitstroom aangevoerd op het gewestelijk transmissienet of de installaties van andere gebruikers van het gewestelijk transmissienet;2° de harmonieuze ontwikkeling bevorderen van het gewestelijk transmissienet.

Art. 31.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt de technische normen, technische verslagen en andere referentieregels die van toepassing zijn op aansluitingsuitrustingen en installaties van de gebruikers van het gewestelijk transmissienet. Deze normen, verslagen en regels worden vermeld in het aansluitingscontract en moeten gemakkelijk door derden geraadpleegd kunnen worden, bijvoorbeeld via een Internet-site. Een wijziging aangebracht in een norm is van toepassing op bestaande aansluitingsuitrustingen en op bestaande installaties van de gebruikers van het gewestelijk transmissienet indien de norm of een wettelijke bepaling dit voorzien en geen wijziging vergt van de contracten die gesloten werden krachtens het technisch reglement. § 2. De algemene technische minimumvoorschriften van toepassing op aansluitingsuitrustingen en installaties van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet worden gepreciseerd in hoofdstuk 8.2.

Art. 32.§ 1. De aansluitingsvelden zijn uitgerust met beveiligingen teneinde een fout selectief uit te schakelen binnen een maximum toegelaten tijdsinterval, waarin inbegrepen de tijd voor de werking van de vermogenschakelaar en het doven van de boog, zoals gepreciseerd in hoofdstuk 8.3. Deze beveiligingen worden door de beheerder van het gewestelijk transmissienet gepreciseerd in het aansluitingscontract. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet mag, desgevallend en mits motivering, specifieke voorschriften opleggen aan een aansluiting in functie van de bijzondere lokale kenmerken van het gewestelijk transmissienet. § 3. Elektrische installaties die gevoed worden door afzonderlijke aansluitingen mogen niet onderling verbonden worden, behoudens voorafgaandelijke toelating van de beheerder van het gewestelijk transmissienet. § 4. De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt na raadpleging van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet, voor wat betreft de aspecten die niet geregeld worden in het technisch reglement, de technische minimumeisen en regelparameters die tot uitvoering gebracht moeten worden met betrekking tot de aansluiting op het gewestelijk transmissienet waarvan onder meer : 1° het eendraadsschema met inbegrip van het eerste aansluitingsveld vanaf het gewestelijk transmissienet, de structuur van de post waarvan dit veld deel uitmaakt en de railstellen van deze post;2° de technisch-functionele minimumkenmerken van de aansluitingsuitrustingen. § 5. De netbeheerder bepaalt na raadpleging van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet op het eendraadsschema onder meer : 1° de aansluitingspunten;2° het punt van interface;3° de injectie- en/of afnamepunten;4° de meetpunten. § 6. De technische minimumeisen, de regelparameters en de andere bepalingen bedoeld in §§ 5 en 6 worden opgenomen in het aansluitingscontract bedoeld in artikel 53.

Art. 33.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt de technisch-functionele minimumvereisten aan te wenden voor de uitrustingen van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet teneinde de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet te waarborgen. Deze functionele minimumvereisten hebben betrekking : 1° op de effecten teweeggebracht door de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet ter hoogte van het punt van interface in termen van de : (a) maximale eenfasige en driefasige kortsluitvermogens die de installatie van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet kan injecteren in het gewestelijk transmissienet;(b) maximale foutafschakeltijd door de hoofd- en reservebeveiligingen;(c) nulpuntschakeling van de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet (aarding, aardingsimpedanties, wikkelingschakelschema van de transformatoren);(d) maximaal toegelaten niveaus van storingsemissies geïnjecteerd in het gewestelijk transmissienet door de installatie van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet;2° op de technische karakteristieken van de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet aangesloten op het spanningsniveau van het punt van interface of, bij ontbreken van dergelijke installaties, bijvoorbeeld in geval de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet beginnen met een spanningstransformatie, op de technische karakteristieken van de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet aangesloten op het eerste spanningsniveau rechtstreeks verbonden met het spanningsniveau van het punt van interface via een enkele transformatie, in termen van : (a) isolatieniveau;(b) nominale kortsluitstroom;(c) onderbrekingsvermogen van de vermogenschakelaars.3° in het algemeen op elke uitrusting die een niet verwaarloosbare invloed kan hebben op de kwaliteit van de spanning of storingen in het gewestelijk transmissienet kan veroorzaken;4° op de telecommunicatiemiddelen te installeren bij de gebruiker van het gewestelijk transmissienet.5° na overleg met de gebruiker van het gewestelijk transmissienet, (a) op de vergrendelingen en de automatismen te installeren bij de gebruiker van het gewestelijk transmissienet;(b) op de technische oplossingen en de regelparameters aan te wenden in het kader van de reddingscode en de heropbouwcode. § 2. De technische eisen, de regelparameters en de andere bepalingen bedoeld in § 1 worden opgenomen in het aansluitingscontract bedoeld in artikel 53.

Art. 34.De gebruiker van het gewestelijk transmissienet en de beheerder van het gewestelijk transmissienet bepalen in overleg, voor de aspecten die niet geregeld worden door het technisch reglement en die verbonden zijn met de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet : 1° Het eendraadsschema van de structuur van het net van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet, dat omvat : (a) de spanningsniveaus van de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet die het (de) punt(en) van interface bevat(ten);(b) de mogelijke verbindingen tussen de verschillende aansluitingen, met inbegrip van de transformatoren, evenals de eventuele verbindingen met de productie-installaties;(c) de eventuele apparatuur voor het compenseren van reactieve energie;(d) de definitie van de wikkelingschakelschema's, de nominale spanningen en de eventuele regelstanden van de transformatoren die verschillende aansluitingen kunnen verbinden;(e) de uitrustingen aangesloten op deze spanningsniveaus die storingen kunnen teweegbrengen.2° De eventuele automatische wederinschakeling van luchtlijnen. 3° De exploitatiewijzen van de hoofdaansluiting en de noodaansluiting.

Art. 35.De gebruiker van het gewestelijk transmissieniet deelt uit eigen beweging aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet de informatie mee met betrekking tot zijn installaties die een impact hebben op de kwaliteit, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het elektrisch systeem, waaronder onder meer : 1° de kenmerken van de compensatietoestellen gesitueerd in de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet;2° de aanvoer van kortsluitvermogen vanuit de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet of, bij het ontbreken daarvan, het totale vermogen van de motoren geïnstalleerd in de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet of, bij het ontbreken daarvan, de proportie van de belasting van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet dat aangewend wordt voor de voeding van motoren op wisselstroom.

Art. 36.Indien de toestand van het gewestelijk transmissienet een wijziging ondergaat kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet eisen dat de gebruiker van het gewestelijk transmissienet op zijn kosten de noodzakelijke aanpassingen aanbrengt aan de beveiligingen in zijn installaties om hun selectiviteit te behouden.

Onderafdeling 3.2.1.B. - Storingen en schade

Art. 37.§ 1. De installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet mogen geen bron zijn van risico's, schade of storingen aan de installaties van de beheerder van het gewestelijk transmissienet of van derden. § 2. Behoudens een verkeerde handeling van de beheerder van het gewestelijk transmissienet is enkel de gebruiker van het gewestelijk transmissienet aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn installaties. Op dit vlak waarborgt de gebruiker van het gewestelijk transmissienet de beheerder van het gewestelijk transmissienet tegen handelingen van derden. § 3. Enkel de beheerder van het gewestelijk transmissienet is aansprakelijk voor directe schade veroorzaakt door zijn installaties en die het resultaat is van een zware fout van zijnentwege.

Art. 38.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet wendt alle middelen aan die hem redelijkerwijze beschikbaar zijn opdat de spanning op een aansluitingspunt minstens overeenkomstig zou zijn met de norm EN 50160. De norm EN 50160 geldt voor alle spanningsniveaus waarvoor dit technisch reglement van toepassing is. § 2. Het toegelaten niveau van storingen op het gewestelijk transmissienet veroorzaakt door de aansluitingsuitrustingen en de installaties van de gebruikers van het gewestelijk transmissienet wordt bepaald door de normen die algemeen toegepast worden door vergelijkbare sectoren op Europees niveau en, onder meer, door de technische rapporten CEI 61000-3-6 en CEI 61000-3-7. § 3. De gebruiker van het gewestelijk transmissienet stelt alle aangepaste middelen in het werk zodanig dat de installaties waarvan hij het beheer heeft geen storende verschijnselen veroorzaken op het gewestelijk transmissienet die de grenzen gepreciseerd in § 2 of in het aansluitingscontract over- schrijden of die de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet verstoren of die leiden tot een bijkomende afname van reactieve energie, bepaald in artikel 83 of in het aansluitingscontract. Bij ontstentenis mag de beheerder van het gewestelijk transmissienet mits een motivering van zijn beslissing voornoemde middelen in het werk stellen ten laste van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet.

Onderafdeling 3.2.1.C. - Identificatie van de uitrustingen

Art. 39.§ 1. Een aansluitingsuitrusting wordt geïdentificeerd volgens een code opgesteld door de beheerder van het gewestelijk transmissienet. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt na overleg met de gebruiker van het gewestelijk transmissienet de uitrustingen die deel uitmaken van de installaties van deze laatste die geidentificeerd worden volgens de code bedoeld in § 1. § 3. De uitrustingen bedoeld in §§ 1 en 2 worden voorzien van een plaat die hun code vermeldt. Afdeling 3.2.2. - Bijkomende voorschriften voor de aansluiting van een

productie-eenheid

Art. 40.De aanvullende technische voorschriften voor de aansluiting van productie-eenheden worden gespecificeerd in hoofdstuk 8.4.

Art. 41.§ 1. De gebruiker van het gewestelijk transmissienet en de beheerder van het gewestelijk transmissienet komen, voor de aspecten die niet vermeld staan in het technisch reglement en die een impact lesben op de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet, technische minimumvereisten en regelparameters overeen voor de productie-installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet, waaronder onder meer : 1° het werkingsdomein van de generator op het actief-reactief diagram in functie van de exploitatiespanning;2° de aanpassing van de turbineregelaar aan het eilandbedrijf van de productie-eenheid : mogelijkheid en moment van het eilandbedrijf;3° het regelbereik van de versterking van de snelheidsregelaar;4° het reactief statisme; 5° de statische en dynamische stabiliteit;6° de weerstand aan een spanningsdip van de generator en van de hulpdiensten;7° het bekrachtigingsplafond;8° de synchronisatie met het gewestelijk transmissienet bij normale en buitengewone exploitatie;9° de mogelijkheid van de productie-eenheid tot het leveren van ondersteunende diensten;10° de mogelijkheid van gemeenschappelijke storingen (inbegrepen de controle en bediening) van productiegroepen die meerdere productie-eenheden met gemeenschappelijke hulpdiensten en productie-eenheden met gecombineerde cyclus omvatten;11° de Power System Stabiliser (PSS);12° de opvoertransformator : vermogen, wikkelverhouding, kortsluitingspanning, aarding van het nulpunt, beperking van de eenfasige kortsluitstroom. § 2. De technische minimumeisen, de regelparameters en de andere bepalingen bedoeld in § 1 worden gespecificeerd in het aansluitingscontract.

Art. 42.Indien productie-eenheden met hetzelfde aansluitingspunt verbonden worden, is het technisch reglement op elk van hen afzonderlijk van toepassing.

Art. 43.De beheerder van het gewestelijk transmissienet stelt in overleg met de Dienst de technische voorschriften op, aangepast aan de productie-eenheden die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, en aangepast aan kwaliteitswarmtekrachtkoppelingseenheden. Deze technische voorschriften moeten gemakkelijk door derden geraadpleegd kunnen worden, bijvoorbeeld via een Internet-site. HOOFDSTUK 3.3. - Procedures betreffende een aansluiting Afdeling 3.3.1. - Oriëntatiestudie

Art. 44.§ 1. De aanvragen voor de oriëntatiestudie van een nieuwe aansluiting of de aanpassing van een bestaande aansluiting, van een aansluitingsuitrusting of de exploitatiewijze ervan moeten ingediend worden bij de beheerder van het gewestelijk transmissienet. § 2. Een aanvraag voor een oriëntatiestudie bevat volgende gegevens : 1° de identiteit en de gegevens van de studieaanvrager en, indien het een vennootschap betreft, het maatschappelijk doel en de benaming, de rechtsvorm en de maatschappelijke zetel en de documenten die de bevoegdheden van de ondertekenaars van de aanvraag aantonen;2° de geografische ligging en het vermogen van de voorgenomen aansluiting; 3° het aanvraagformulier voor de oriëntatiestudie, verkrijgbaar bij de beheerder van het gewestelijk transmissienet, behoorlijk ingevuld, met de algemene technische gegevens en de technologische parameters van de voorgenomen aansluiting, als dusdanig geïdentificeerd in hoofdstuk 8.1, 4° de verbintenis van de studieaanvrager om het tarief voor de oriëntatiestudie te betalen. § 3. Binnen een termijn van tien werkdagen volgend op het indienen van de oriëntatiestudieaanvraag ziet de beheerder van het gewestelijk transmissienet na of de aanvraag volledig is en meldt hij de studieaanvrager welke informatie of documenten eventueel nog ontbreken waarbij hij de termijn aangeeft om zijn aanvraag te vervolledigen. § 4. Indien de beheerder van het gewestelijk transmissienet oordeelt dat de oriëntatiestudieaanvraag onredelijk is met betrekking tot de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet, meldt hij dit aan de aanvrager binnen dezelfde termijn met vermelding van de motieven. § 5. De beheerder van het gewestelijk transmissienet meldt de oriëntatiestudieaanvrager de volledigheid of onvolledigheid van zijn oriëntatiestudieaanvraag.

Art. 45.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet evalueert een volledige oriëntatiestudieaanvraag onder meer in het licht van : 1° het behoud van de integriteit, de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet;2° de goede werking van het gewestelijk transmissienet voor wat betreft de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van de installaties van de gebruikers van het gewestelijk transmissienet;3° de noodzaak om de harmonieuze ontwikkeling te bevorderen van het gewestelijk transmissienet.4° de reeds bestaande aansluitingen en bestaande capaciteitsreserveringen voor injectie of afname;5° het naleven van de wet en de ordonnantie;6° het naleven van het milieurecht en het recht van ruimtelijke ordening;7° het behoud van een vereiste transportcapaciteit voor de bevoorrading van de toekomstige behoeften betreffende openbare dienstverplichtingen overeenkomstig de wettelijke bepalingen. § 2. De studie kan betrekking hebben op andere punten die bepaald zijn in samenspraak tussen de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de oriëntatiestudieaanvrager. § 3. De beheerder van het gewestelijk transmissienet kan aan de oriëntatiestudieaanvrager binnen een termijn van tien werkdagen bijkomende gegevens opvragen noodzakelijk voor het onderzoeken van de oriëntatiestudieaanvraag.

Art. 46.Het indienen van een oriëntatiestudieaanvraag en het onderzoek ervan door de beheerder van het gewestelijk transmissienet geeft geen aanleiding tot enige verplichting in hoofde van deze laatste om een capaciteitsreservering te bepalen of toe te kennen zoals bedoeld in artikel 49. De oriëntatiestudie doet geen afbreuk aan de uiteindelijke opties die zullen genomen worden in het eventuele aansluitingscontract.

Art. 47.§ 1. Zo spoedig mogelijk en ten laatste 40 werkdagen na het indienen van de oriëntatiestudieaanvraag, onder voorbehoud van de verlenging van deze termijn als gevolg van de eventuele toepassing van artikel 44, § 3, meldt de beheerder van het gewestelijk transmissienet aan de aanvrager het resultaat van zijn oriëntatiestudie evenals de onderstaande technische gegevens of andere overeen te komen informatie : 1° een schema van de voorgenomen aansluiting of aanpassing;2° in voorkomend geval, de specifieke technische, wettelijke of andere beperkingen verbonden aan de ligging van de voorgenomen aansluiting of aanpassing;3° in voorkomend geval de noodzakelijke elementen voor het met de wet en met de ordonnantie in conformiteit brengen van de aansluitingsuitrustingen en de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet of de voorgenomen aanpassingen;4° in voorkomend geval de noodzaak om over te gaan tot een studie van filter- en compensatietoestellen of naar de stabiliteit van het gewestelijk transmissienet;5° in voorkomend geval een indicatieve evaluatie van eventuele versterkingen die aangebracht moeten worden aan het gewestelijk transmissienet voor de voorgenomen aansluiting of aanpassing en een indicatieve evaluatie van de hiervoor normaal vereiste duur;6° een indicatieve evaluatie van de termijnen voor de verwezenlijking van de voorgenomen aansluitings- of aanpassingswerken;7° een indicatieve schatting van de uitvoeringskosten van de voorgenomen aansluitings- of aanpassingswerken; § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet kan geheel of gedeeltelijk de aanvraag weigenen om technische informatie bedoeld in § 1 te bezorgen wanneer de oriëntatiestudieaanvrager niet binnen een redelijke termijn de bijkomende gegevens heeft verstrekt die door de beheerder van het gewestelijk transmissienet gevraagd worden. In dat geval geeft de beheerder van het gewestelijk transmissienet aan de oriëntatiestudieaanvrager kennis van zijn gemotiveerde weigering. Afdeling 3.3.2. - Aansluitingsaanvraag en aansluitingsvoorstel artikel

48 § 1. De uitvoering van een nieuwe aansluiting, de wijziging van een bestaande aansluiting of van een installatie die het gewestelijk transmissienet beïnvloedt of van hun wijze van exploitatie, is on- derworpen aan het indienen bij de beheerder van het gewestelijk transmissienet van een aansluitingsaanvraag. De aanvragende persoon wordt hieronder de "aansluitingsaanvrager" genoemd. § 2. De aansluitingsaanvraag bevat de volgende gegevens : 1 ° de identiteit en de gegevens van de aansluitingsaanvrager en, indien het een vennootschap betreft, haar maatschappelijk doel en de benaming, de rechtsvorm en de maatschappelijke zetel en de kopij van hun statuten, alsmede de documenten die de bevoegdheden van de ondertekenaars van de aanvraag aantonen; 2° de geografische ligging, het vermogen en de gedetailleerde technische kenmerken van de voorgenomen aansluiting en van de aan het gewestelijk transmissienet aan te sluiten installaties; 3° het behoorlijk ingevuld "aansluitingsformulier", verkrijgbaar bij de beheerder van het gewestelijk transmissienet, met alle technische gegevens geïdentificeerd in hoofdstuk 8.1, 4° voor de aanvragen van een nieuwe aansluiting of de wijziging van een bestaande aansluiting een document dat staaft dat artikel 28 § 2 wordt nageleefd;5° zijn verbintenis om het tarief verbonden met het detailonderzoek betreffende een nieuwe aansluiting of betreffende de aanpassing aan een bestaande aansluiting te betalen. § 3. Binnen een termijn van tien werkdagen volgend op het indienen van de aansluitingsaanvraag ziet de beheerder van het gewestelijk transmissienet na of de aanvraag volledig is en meldt hij de aansluitingsaanvrager welke informatie of documenten eventueel nog ontbreken waarbij hij de termijn aangeeft om zijn aanvraag te vervolledigen.

Art. 49.§ 1. Als de beheerder van het gewestelijk transmissienet een aansluitingsaanvraag volledig acht, kent hij de aansluitingsaanvrager een capaciteitsreservering toe hierbij rekening houdend met de gevraagde capaciteit en de ligging van de aansluiting. § 2. In afwijking van § 1 geschiedt de toekenning van een capaciteit in het kader van een aansluitingsaanvraag voor een productie-eenheid en tot aan de kennisgeving van het aansluitingsvoorstel bedoeld in artikel 52, door de levering door de aansluitingsaanvrager van het bewijs van een voorafgaandelijke verklaring of vergunning overeenkomstig artikel 4 van de wet van 29 april 1999.

Art. 50.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet beoordeelt een aansluitingsaanvraag onder meer in het licht van : 1° het behoud van de integriteit, de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet;2° de goede werking van het gewestelijk transmissienet voor wat betreft de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van de installaties van de gebruikers van het gewestelijk transmissienet;3° de noodzaak om de harmonieuze ontwikkeling te bevorderen van het gewestelijk transmissienet;4° de reeds bestaande aansluitingen en de bestaande capaciteitsreserveringen voor injectie of afname;5° het naleven van de wet en de ordonnantie;6° het naleven van het milieurecht en het recht van ruimtelijke ordening;7° het behoud van de noodzakelijke transportcapaciteit voor de bevoorrading van de toekomstige behoeften in verband met openbare dienstverplichtingen volgens de wettelijke bepalingen, 8° de voorrang, in de mate van het mogelijke en rekening houdende met de noodzakelijke continuïteit van de voorziening, aan productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling gebruiken. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet kan binnen een redelijke termijn aan de aansluitingsaanvrager bijkomende gegevens vragen die hij noodzakelijk acht voor het onderzoek van een aansluitingsaanvraag.

Art. 51.§ 1. Binnen de zestig werkdagen na ontvangst van de behoorlijk ingevulde aanvraag in de zin van artikel 48 § 3 onderzoeken de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de aansluitingsaanvrager samen de technische informatie verstrekt door de aansluitingsaanvrager in zijn aansluitingsaanvraag en komen ze technische oplossingen overeen die gepreciseerd worden in het aansluitingscontract. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet meldt aan de aansluitingsaanvrager het resultaat van het onderzoek van diens aansluitingsaanvraag. § 3. Wanneer een aansluitingsaanvraag niet voorafgegaan werd door een oriëntatiestudie-aanvraag die ingediend werd conform artikel 44 en volgende, wordt de termijn bedoeld in § 1 verlengd met 30 werkdagen. § 4. De termijn bedoeld in § 1 kan in samenspraak tussen de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de aansluitingsaanvrager verlengd worden wanneer de complexiteit van de aansluitingsaanvraag dat vereist. § 5. Bij ontstentenis van technische oplossingen die conform zijn aan de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet binnen de termijnen voorzien in §§ 1 tot 3, neemt de aansluitingsprocedure een einde zonder het afsluiten van een aansluitingscontract en brengt de annulatie van de capaciteitsreservering zoals bedoeld in artikel 49 met zich mee.

Art. 52.§ 1. Ten laatste binnen de 30 werkdagen volgend op het afsluiten van een akkoord over de technische oplossingen zoals bedoeld in artikel 51 brengt de beheerder van het gewestelijk transmissienet aan de aansluitingsaanvrager een aansluitingsvoorstel ter kennis dat als basis dient voor het afsluiten van een aansluitingscontract. § 2. De termijn bedoeld in § 1 kan in onderling overleg tussen de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de aansluitingsaanvrager verlengd worden indien de complexiteit van de aansluitingsaanvraag of het aantal te bestuderen wijzigingen dat vereist. Afdeling 3.3.3. - Aansluitingscontract

Art. 53.§ 1. Het in gebruik nemen van een nieuwe aansluiting, de aanpassing van een bestaande aansluiting, of de aanpassing van een installatie die het gewestelijk transmissienet beïnvloedt of de aanpassing van hun wijze van exploitatie, die een impact kunnen hebben op de veiligheid, de betrouwbaarheid of de doeltreffendheid van het gewestelijk transmissienet, zijn onderworpen aan het afsluiten door de aansluitingsaanvrager van een aansluitingscontract of desgevallend van een aanhangsel aan een bestaand aansluitingscontract. § 2. Op verzoek van de aansluitingsaanvrager kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet een wijziging van een bestaande aansluiting of van een installatie van de aansluitingsaanvrager of van hun wijze van exploitatie als minder belangrijk bestempelen; de beheerder van het gewestelijk transmissienet motiveert zijn eventuele weigering. In afwijking van § 1 kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet een minder belangrijke aanpassing toestaan zonder het afsluiten van een aanhangsel aan het aansluitingscontract. In ieder geval wordt de aansluitingsaanvrager niet vrijgesteld van het verkrijgen van het conformiteitsattest van de aansluiting zoals bedoeld in artikel 57 § 3.

Art. 54.§ 1. Ten laatste binnen de 30 werkdagen volgend op de kennisgeving van het aansluitingsproject bedoeld in artikel 52 sluiten de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de aansluitingsaanvrager een aansluitingscontract volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 53 tot artikel 55. § 2. Bij ontstentenis van een aansluitingscontract binnen de termijn bedoeld in § 1 neemt de aansluitingsprocedure een einde en wordt de capaciteitsreservering bedoeld in artikel 49 geannuleerd.

Art. 55.§ 1. Het aansluitingscontract bevat tenminste de volgende elementen : 1° de algemene bepalingen met betrekking tot : a) het bewijs van de financiële solvabiliteit van de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet;b) de modaliteiten voor het invorderen door of voor de beheerder van het gewestelijk transmissienet van eventueel onbetaalde sommen van de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet;c) de betalingsmodaliteiten, voorwaarden en termijnen van de facturen geadresseerd aan de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet;d) de bepalingen betreffende de confidentialiteit van de commerciële informatie betreffende de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet;e) de regeling van geschillenbeslechting, met inbegrip van, in voorkomend geval, de bepalingen inzake bemiddeling en arbitrage;f) de algemene bepalingen die de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet dient te nemen in een noodsituatie;g) de modaliteiten en voorwaarden voor ontbinding en schorsing van het aansluitingscontract conform het technisch reglement;h) de modaliteiten van tijdelijke intrekking van conformiteit bedoeld in artikel 57 § 3 en de maximale duur van deze intrekking in geval van toepassing van de maatregelen voorzien in artikel 66;i) de toepasselijke procedure en de maatregelen die genomen kunnen worden door de beheerder van het gewestelijk transmissienet wanneer een aansluitingsuitrusting of een aangesloten installatie schade kan berokkenen aan de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet of van een installatie van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet;j) de opschortende voorwaarde voorzien in artikel 57;2° de bijzondere voorwaarden inzake onder meer : a) de identiteit en de gegevens van de partijen alsook deze van hun respectievelijke vertegenwoordigers;b) de duur van het aansluitingscontract;c) de financiële waarborgen te leveren door de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet;d) de identificatie van de aansluiting en onder meer zijn geografische ligging en nominale spanning;e) het maximum schijnbaar vermogen van de aansluiting;f) het aansluitingsschema en de exploitatiewijzen van de aansluiting;g) de identificatie van de aansluitingsuitrustingen en van de installaties van de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet;h) de modaliteiten met betrekking tot de conformiteit van de aansluitingsuitrustingen en de installaties van de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet;i) de bepalingen met betrekking tot de eigendoms- en gebruiksrechten op de aansluiting;j) de bepalingen en de specificaties door de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet of zijn installaties minimaal na te leven, onder meer inzake technische eigenschappen, de metingen en tellingen, de wijzigingen van de exploitatiewijzen, het onderhoud, de functionaliteiten van de beveiligingen, de veiligheid van personen en goederen;k) bepalingen betreffende de toegankelijkheid van de aansluitingsuitrustingen en de installaties van de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet;l) de mogelijkheid en de modaliteiten om het vermogen op het injectie- of het afnamepunt te wijzigen of te onderbreken;m) in voorkomend geval de specifieke maatregelen genomen door de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet om zijn installaties ongevoelig voor spanningsdips te maken;n) in voorkomend geval, de specifieke bepalingen betreffende de kwaliteit;o) in voorkomend geval, de specifieke bepalingen betreffende de levering van ondersteunende diensten door de medecontractant van de beheerder van het gewestelijk transmissienet;p) de modaliteiten en uitvoeringstermijnen voor de aansluiting;q) de modaliteiten van de tenlasteneming van de kosten opgelopen door de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de aansluitingsaanvrager betreffende de controle van de aansluitingen en van de installaties van de aansluitingsaanvrager, conform artikel 55, artikel 69 en artikel 70. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt in het aansluitingscontract bijkomende technische specificaties bij § 1 opdat een productie-eenheid een ondersteunende dienst zou mogen leveren aan het gewestelijk transmissienet. § 3. Het sluiten van het aansluitingscontract verhindert de beheerder van het gewestelijk transmissienet niet om, bij gemotiveerde kennisgeving, de minimale technische vereisten en regelparameters opgemaakt voor het beveiligingsschema van de aansluiting te herzien, dit om redenen van veiligheid, betrouwbaarheid en efficiëntie van het gewestelijk transmissienet.

Art. 56.Bij overdracht van eigendom of gebruik van een installatie van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet sluit de overnemer zo snel mogelijk een aansluitingscontract af. Afdeling 3.3.4. - Ingebruikname van een aansluiting

Art. 57.§ 1. Twee voorwaarden die vereist zijn voor de ingebruikname van een aansluiting zijn de conformiteit van deze en van de installaties van de aansluitingsaanvrager met de voorschriften van het technisch reglement en van het aansluitingscontract, en de controle door afdoende tests op de afwezigheid van risico op schade of storing die de ingebruikname van de aansluiting zou veroorzaken aan het gewestelijk transmissienet of aan de installaties van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet of aan de kwaliteit van de spanning. § 2. Voor het onderzoek van de voorwaarden bedoeld in § 1 levert de aansluitingsaanvrager aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet de gegevens betreffende zijn installaties zoals gespecificeerd in hoofdstuk 8.1 en de beheerder van het gewestelijk transmissienet mag tests uitvoeren op deze installaties. De beheerder van het gewestelijk transmissienet en de aansluitingsaanvrager komen een procedure, een kalender en de middelen voor het uitvoeren van de tests overeen. Bij ontstentenis van akkoord neemt de beheerder van het gewestelijk transmissienet een redelijke beslissing die hij ter kennis geeft aan de aansluitingsaanvrager met zijn motivering. De beheerder van het gewestelijk transmissienet deelt eveneens het resultaat van de tests mee aan de aansluitingsaanvrager. § 3. De beheerder van het gewestelijk transmissienet stelt in voorkomend geval de naleving van de voorwaarden bedoeld in § 1 vast en deelt dit mee aan de aansluitingsaanvrager in de vorm van een conformiteitsattest. § 4. Indien het onderzoek of de tests bedoeld in § 2 de niet-conformiteit aantonen van een installatie met het technisch reglement of met het aansluitingscontract brengt de aansluitingsaanvrager op zijn kosten aan de installatie de vereiste wijzigingen aan binnen een termijn vastgelegd door de beheerder van het gewestelijk transmissienet. § 5. De tests bedoeld in § 2 evenals nieuwe tests uitgevoerd na de eventuele wijzigingen bedoeld in § 4 zijn voor rekening van de aansluitingsaanvrager.

Art. 58.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet en de aansluitingsvrager staan elk voor hun eigen respectievelijke aansluitingsuitrustingen in voor het indienen van de nodige aanvragen voor het verkrijgen van de vergunningen en toelatingen nodig voor de exploitatie ervan. Daartoe staan de aansluitingsaanvrager en de beheerder van het gewestelijk transmissienet elkaar indien nodig bij. § 2. Noch de beheerder van het gewestelijk transmissienet, noch de aansluitingsaanvrager is verantwoordelijk voor de gevolgen van de afwezigheid van vergunning of toelating bedoeld in § 1, met inbegrip van een weigering of een vertraging van de bevoegde instantie bij het afleveren van de vergunningen of toelatingen.

Art. 59.Een aansluiting kan slechts in gebruik genomen worden indien de leverancier en de evenwichtsverantwoordelijke, aangesteld door de aansluitingsaanvrager conform artikel 71, geregistreerd werden voor deze aansluiting in het toegangsregister bedoeld in artikel 71.

Art. 60.De kosten voor de ingebruikname van een aansluiting zijn voor rekening van de aansluitingsaanvrager. Afdeling 3.3.5. - Buitengebruikstelling en ontmanteling van een

aansluiting

Art. 61.§ 1. Op verzoek van een betrokken persoon en mits voorafgaandelijke kennisgeving aan de betrokken personen kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet een aansluiting die niet langer gebruikt wordt, buiten gebruik stellen, behoudens bezwaar van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet die verklaart dat de aansluiting als noodoplossing dient voor hem en die aanvaardt bij te dragen in de onderhoudskosten van de aansluiting volgens de modaliteiten overeen te komen met de beheerder van het gewestelijk transmissienet. § 2. De buitengebruikstelling van een aansluiting gebeurt door het intrekken van het conformiteitsattast bedoeld in artikel 57 § 3. § 3. Een buiten gebruik gestelde aansluiting kan opnieuw in gebruik genomen worden op de voorwaarden van artikel 57 en volgende.

Art. 62.§ 1. Op verzoek van een betrokken persoon kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet overgaan tot de ontmanteling van een aansluiting die al een jaar buiten gebruik is, mits de voorafgaandelijke goedkeuring van de betrokken derden; een persoon die bezwaar aantekent tegen een ontmanteling moet akkoord gaan om bij te dragen in de onderhoudskosten van de aansluiting volgens de modaliteiten overeen te komen met de beheerder van het gewestelijk transmissienet. § 2. De ontmanteling van een aansluiting en het opnieuw in oorspronkelijke staat brengen van de lokalen, toegangswegen en terreinen zijn ten laste van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet. Afdeling 3.3.6. - Overgangsbepalingen

Art. 63.Tot het sluiten van een aansluitingscontract blijven de eerdere overeenkomsten conform het technisch reglement betreffende een bestaande aansluiting van toepassing. HOOFDSTUK 3.4. - Gebruik, onderhoud en conformiteit van de aansluiting Afdeling 3.4.1. - Algemene bepalingen

Art. 64.Die gebruiker van het gewestelijk transmissienet en de eigenaar van aangesloten installaties zien erop toe alle schade aan de aansluiting, het gewestelijk transmissienet en de installaties van een andere gebruiker van het gewestelijk transmissienet te voorkomen; zij waarborgen de technische vaardigheid van hun personeel. Afdeling 3.4.2. - Conformiteit van de aansluiting

Art. 65.§ 1. Een gebruiker van het gewestelijk transmissienet of een eigenaar van aangesloten installaties geeft de beheerder van het gewestelijk transmissienet onmiddellijk kennis van een schade, een afwijkingen of een niet-conformiteit met de wettelijke of reglementaire voorschriften die hij redelijkerwijs kan vaststellen. § 2. Zo snel mogelijk na de kennisgeving bedoeld in § 1 begeeft de beheerder van het gewestelijk transmissienet zich ter plaatse om de maatregelen te onderzoeken die genomen moeten worden om de gemelde afwijking op te lossen.

Art. 66.§ 1. Wanneer een aansluitingsuitrusting of een installatie van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet niet conform is met het technisch reglement of het aansluitingscontract kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet na overleg met de gebruiker van het gewestelijk transmissienet het attest van de conformiteit van de aansluiting bedoeld in artikel 57 § 3 voor een bepaalde periode intrekken, mits motivering. § 2. Het conformiteitsattest ingetrokken conform § 1 kan pas opnieuw afgeleverd worden na het conform maken en het realiseren van afdoende tests, conform artikel 70. Afdeling 3.4.3. - Levering van ondersteunende diensten

Art. 67.§ 1. Een gebruiker van het gewestelijk transmissienet kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet voorstellen om een ondersteunende dienst te leveren indien zijn installaties conform zijn het technisch reglement en het aansluitingscontract, en onder meer met de voorschriften voor het leveren van ondersteunende diensten. § 2. Middels de uitvoering van afdoende tests kent de beheerder van het gewestelijk transmissienet een recht toe aan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet bedoeld in § 1 om een ondersteunende dienst te leveren. Dit recht wordt periodiek vernieuwd mits herhaling van afdoende tests. § 3. Wanneer de werking van een productie-eenheid niet conform is met het technisch reglement of reet het contract voor ondersteunende diensten, en dit feit wordt bijvoorbeeld vastgesteld tijdens het meten van de prestaties in courante exploitatie, meldt de beheerder van het gewestelijk transmissienet de terugtrekking van de bevoegdheid bedoeld in § 2 met motivering. De beheerder van het gewestelijk transmissienet kent alleen een nieuwe bevoegdheid toe conform § 2. § 4. Het aansluitingscontract specificeert de tests bedoeld in § 2 en geeft aan van welke partij zij ten laste zijn. Afdeling 3.4.4. - Testen op de aansluitingen en op de installaties van

de gebruikers van het gewestelijk transmissienet Onderafdeling 3.4.4.A. - Testen gevraagd en uitgevoerd door een gebruiker van het gewestelijk transmissienet

Art. 68.§ 1. Een gebruiker van het gewestelijk transmissienet mag niet zonder de voorafgaandelijke toestemming van de beheerder van het gewestelijk transmissienet een test uitvoeren op een aansluitingsuitrusting of een installatie die het gewestelijk transmissienet beïnvloedt. De aanvraag tot toelating wordt gemotiveerd en vermeldt minstens de betrokken installatie, de technische informatie over de gevraagde test, de aard ervan, de beoogde procedure en de kalender. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet evalueert de impact van een test aangevraagd conform § 1 op de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet en de installaties van de gebruikers van het gewestelijk transmissienet; daartoe kan hij van de toelatingsaanvrager de nodige bijkomende informatie bekomen. De beheerder van het gewestelijk transmissienet meldt de aanvrager vervolgens zijn akkoord of zijn weigering, deze laatste moet gemotiveerd zijn. § 3. De gebruiker van het gewestelijk transmissienet bedoeld in § 1 is verantwoordelijk voor de test die onder zijn gezag wordt uitgevoerd; hij houdt de beheerder van het gewestelijk transmissienet op de hoogte van de vooruitgang van de tests evenals van alle veranderingen ten opzichte van de toestemmingsaanvraag bedoeld in § 1. § 4. Het in uitvoering brengen van een test bedoeld in § 1 en de daarbij horende uitrustingen zijn voor rekening van de aanvrager. § 5. Een akkoord gegeven conform § 2 ontslaat de aanvrager van de tests niet van de verplichtingen die voortvloeien uit het technisch reglement en de contracten die krachtens dat reglement gesloten zijn.

Onderafdeling 3.4.4. B. - Testen uitgevoerd door de beheerder van het gewestelijk transmissienet op aanvraag van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet in geval van elektrische storing

Art. 69.§ 1. Niettegenstaande artikel 70 informeert de gebruiker van het gewestelijk transmissienet die storingen op zijn installaties vermoedt of vaststelt de beheerder van het gewestelijk transmissienet daarvan zo snel mogelijk. § 2. In de gevallen zoals bedoeld in § 1 komen de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de gebruiker van het gewestelijk transmissienet de uit te voeren testen op de betrokken installaties en op andere installaties waarop zij dat nodig achten overeen. Bij ontstentenis van akkoord neemt de beheerder van het gewestelijk transmissienet een redelijke beslissing die hij ter kennis geeft aan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet. § 3. De beheerder van het gewestelijk transmissienet voert de testen uit bedoeld in § 2 en meldt de resultaten ervan aan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet. § 4. Indien de tests bedoeld in § 2 een gebrek aantonen in hoofde van de beheerder van het gewestelijk transmissienet, van een andere gebruiker van het gewestelijk transmissienet of van een derde, staat de in gebreke blijvende partij in voor de kosten van de testen bedoeld in § 2 en de daarbij horende uitrustingen. In het andere geval zijn deze kosten voor rekening van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet bedoeld in § 1. § 5. Wanneer het rapport bedoeld in § 3 een niet-conformiteit aantoont met het technisch reglement of de contracten gesloten krachtens dat reglement, dan brengt de in gebreke blijvende partij onverwijld en op zijn kosten de nodige wijzigingen aan op de betrokken installaties.

Onderafdeling 3.4.4. C. - Conformiteitstesten uitgevoerd door de beheerder van het gewestelijk transmissienet

Art. 70.§ 1. Voor redenen verbonden met de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet de conformiteit van een aansluiting en een installatie van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet met het technisch reglement of met het aansluitingscontract controleren. Daarvoor kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet onder meer : 1° zonder uitstel de hiervoor noodzakelijke gegevens van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet verkrijgen;2° de aansluiting en de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet controleren;3° testen op de installaties van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet uitvoeren of laten uitvoeren in geval van een vermoeden van niet-conformiteit ervan. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet en de gebruiker van het gewestelijk transmissienet komen een procedure, een kalender en de middelen voor het uitvoeren van de tests bedoeld in § 1 overeen.

Bij ontstentenis van akkoord neemt de beheerder van het gewestelijk transmissienet een beslissing die hij ter kennis geeft en motiveert aan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet. § 3. Het resultaat van de testen bedoeld in § 1 en 2 wordt zonder verwijl aan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet doorgegeven. Indien een niet-conforme werking wordt vastgesteld, zijn de kosten van de testen en de daarbij horende uitrustingen voor rekening van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet.

TITEL 4. - Toegang tot het gewestelijk transmissienet HOOFDSTUK 4.1. - Algemeenheden

Art. 71.§ 1. Per toegangspunt bepaalt de gebruiker van het gewestelijk transmissienet een leverancier en een evenwichtsverantwoordelijke voor een periode van minstens drie maanden. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet houdt een toegangsregister bij waarin per toegangspunt de toegangshouder en de personen aangesteld als leverancier en evenwichtsverantwoordelijke conform § 1 worden genoteerd. § 3. Een verandering van evenwichtsverantwoordelijke of leverancier is slechts tegenstelbaaraan de beheerder van het gewestelijk transmissienet indien deze ten laatste tien werkdagen op voorhand gesneld werd door de toegangshouder volgens een procedure gespecificeerd in het toegangscontract bedoeld in artikel 73. § 4 In afwijking van § 1, kan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet per toegangspunt meerdere evenwichtsverantwoordelijken aanstellen overeenkomstig de betreffende bepalingen van het federaal technisch reglement

Art. 72.§ 1. In afwijking van artikel 71 en met betrekking tot een toegangspunt waar een belasting volledig of gedeeltelijk gevoed wordt door een lokale productie-eenheid kan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet een evenwichtsverantwoordelijke belast met de afname en een evenwichtsverantwoordelijke belast met de injectie aanstellen. § 2. Indien beroep gedaan wordt op § 1, voorziet het toegangscontract één van de twee volgende mogelijkheden : - ofwel is de toegangsverantwoordelijke belast met de afname verantwoordelijk voor de energie verbruikt door de belasting en is de toegangsverantwoordelijke belast met de injectie verantwoordelijk voor de energie geproduceerd door de lokale productie-eenheid door middel van afzonderlijke tellingen voor de zo verbruikte of geproduceerde energie; - ofwel is enerzijds de evenwichtsverantwoordelijke belast met de injectie verantwoordelijk tijdens de meetperiodes tijdens dewelke de balans van de uitgewisselde energie met het gewestelijk transmissienet overeenstemt met een injectie en is anderzijds de evenwichtsverantwoordelijke belast met de afname verantwoordelijk tijdens de meetperiodes tijdens dewelke de balans van de uitgewisselde energie met het gewestelijk transmissienet overeenstemt met een afname; de bedoelde meetperiodes zijn deze waarvan sprake in artikel 112. HOOFDSTUK 4.2. - Toegangscontract

Art. 73.§ 1. De toegang tot het gewestelijk transmissienet is ondergeschikt aan het bestaan en de conforme uitvoering van een toegangscontract tussen de beheerder van het gewestelijk transmissienet en een gebruiker van het gewestelijk transmissienet, of zijn leverancier of zijn evenwichtsverantwoordelijke; deze ondertekenende partij wordt "toegangshouder" genoemd. § 2. Het toegangscontract bevat tenminste de volgende elementen : 1° de algemene bepalingen met betrekking tot : a) het bewijs van de financiële solvabiliteit van de medecontractant van de netbeheerder;b) de modaliteiten voor het invorderen door of voor de netbeheerder van eventueel onbetaalde sommen van de medecontractant van de netbeheerder;c) de betalingsmodaliteiten, voorwaarden en termijnen van de facturen geadresseerd aan de medecontractant van de netbeheerder;d) de bepalingen betreffende de confidentialiteit van de commerciële informatie betreffende de medecontractant van de netbeheerder;e) de regeling van geschillenbeslechting, met inbegrip van, in voorkomend geval, de bepalingen inzake bemiddeling en arbitrage;f) de algemene bepalingen die de medecontractant van de netbeheerder dient te nemen in een noodsituatie;2° de bijzondere voorwaarden inzake onder meer : a) de identiteit en de gegevens van de partijen alsook deze van hun respectievelijke vertegenwoordigers;b) de duur van het toegangscontract;c) de financiële waarborgen te leveren door de medecontractant van de netbeheerder;d) het onderschreven vermogen voor elk van de injectie- enlof afnamepunten;e) de identiteit en de gegevens van de evenwichtsverantwoordelijke en de leverancier aangeduid door de medecontractant van de netbeheerder evenals het bewijs van deze aanduiding;f) de bepalingen betreffende de compensatie van actieve verliezen in het net.

Art. 74.§ 1. Het sluiten van een toegangscontract is ondergeschikt aan het voorafgaandelijk indienen van een aanvraag van een toegangscontract, "toegangsaanvraag" genaamd, bij de beheerder van het gewestelijk transmissienet volgens een procedure die door deze laatste moet worden vastgelegd. § 2. Een toegangsaanvraag bevat onder meer 1. de identiteit van de aanvrager, hierna "toegangsaanvrager" genoemd;2. de datum waarop het toegangscontract tot het gewestelijk transmissienet van kracht moet worden;3. de aangeduide evenwichtsverantwoordelijke(n) en hun respectievelijke leverancier 4.Voor iedere evenwichtsverantwoordelijke een verklaring van de in artikel71 § 1 bedoelde contractuele relatie; 5. de lijst met toegangspunten met, per toegangspunt, a) in voorkomend geval de lijst met aangesloten productie-eenheden;b) het onderschreven vermogen;in voorkomend geval het onderschreven vermogen voor de injectie en dat voor de afname. § 3. Binnen de vijf werkdagen volgend op de indiening van een toegangsaanvraag ziet de beheerder van het gewestelijk transmissienet na of de aanvraag volledig is. Indien deze onvolledig is, meldt de beheerder van het gewestelijk transmissienet aan de toegangsaanvrager de gegevens of documenten die ontbreken en staat hem een termijn toe om zijn aanvraag te vervolledigen.

Art. 75.§ 1. De procedure bedoeld in artikel 74 § 1 specificeert de voorwaarden voor de ontvankelijkheid van een toegangsaanvraag door de beheerder van het gewestelijk transmissienet. De volgende voorwaarden zijn noodzakelijk : 1. naargelang het geval toont de toegangsaanvrager zijn hoedanigheid van leverancier of zijn inaanmerkingkoming aan als gebruiker van het gewestelijk transmissienet in de zin van art.13 en volgende van de ordonnantie 2. de personen aangeduid als evenwichtsverantwoordelijken komen voor in het register van toegangsverantwoordelijken;3. er bestaat een aansluitingscontract voor de aansluitingspunten die overeenstemmen met de toegangspunten;4. de onderschreven vermogens zijn niet groter dan de overeenkomstige aansluitingsvermogens;5. de toegangsaanvrager garandeert aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet dat tijdens de duur van het toegangscontract de afnamen en injecties gedekt zullen worden door een leveringscontract. § 2. Een volledige toegangsaanvraag moet ten laatste op de 203e van de tweede maand voorafgaand aan het verstrekken van de toegang bij de beheerder van het gewestelijk transmissienet toekomen. § 3. De beheerder van het gewestelijk transmissienet kan van de toegangsaanvrager de noodzakelijke bijkomende informatie opvragen om de toegangsaanvraag te onderzoeken. § 4. Binnen de twaalf werkdagen na de ontvangst van een toegangsaanvraag overhandigt de beheerder van het gewestelijk transmissienet aan de toegangsaanvrager een ontwerp van toegangscontract of meldt hem in voorkomend geval zijn gemotiveerde weigering. HOOFDSTUK 4.3. - Operationele aspecten Afdeling 4.3.1. - Algemene bepalingen

Art. 76.De beheerder van het gewestelijk transmissienet stelt de technische en economische middelen waarover hij beschikt in het werk om de elektriciteitsstromen op het gewestelijk transmissienet op een veilige, betrouwbare en efficiënte manier te beheren en het actief vermogen over te brengen in overeenstemming met het onderschreven vermogen op elk toegangspunt.

Art. 77.§ 1. Een tussenkomst of een handeling van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet die de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet wijzigt is onderworpen aan het voorafgaand akkoord van de beheerder van het gewestelijk transmissienet; in voorkomend geval wordt de gemotiveerde weigering van de beheerder van het gewestelijk transmissienet gemeld aan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet. § 2. Het actief vermogen daadwerkelijk afgenomen of geïnjecteerd op een aansluiting ter hoogte van een toegangspunt door een gebruiker van het gewestelijk transmissienet mag niet groter zijn dan het aansluitingsvermogen vermeld in het aansluitingscontract. Indien het schijnbaar vermogen niet gemeten wordt, wordt rekening gehouden met een vermogensfactor cos cp gelijk aan 0,95 op het geïnjecteerd of afgenomen vermogen. Afdeling 4.3.2. - Richtlijn voor het actief vermogen

Art. 78.§ 1. De evenwichtsverantwoordelijke voor een injectiepunt overhandigt de producent de waarden van de productiestelwaarden en meldt deze terzelfdertijd aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de beheerder van het transmissienet. § 2. De evenwichtsverantwoordelijke deelt onverwijld aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de beheerder van het transmissienet de informatie mee die de procedures voor de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden mogelijks kan beinvloeden. § 3. Indien de beheerder van het gewestelijk transmissienet of de beheerder van het transmissienet van mening zijn dat waarden van de productiestelwaarden bedoeld in § 1 de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet of het transmissienet in gevaar kunnen !rengen, deelt de beheerder van het transmissienet aan de evenwichtsverantwoordelijke de wijzigingen in de productiestelwaarden mee die deze laatste onverwijld laat toepassen op de productieeenheden, conform het contract voor de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden. § 4. De toepassing van § 3 stelt de gebruikers van het gewestelijk transmissienet niet vrij van hun verplichtingen voortvloeiend uit het technisch reglement of de contracten gesloten met de beheerder van het gewestelijk transmissienet. § 5. De evenwichtsverantwoordelijke draagt de kosten opgelopen door de beheerder van het gewestelijk transmissienet wanneer het geïnjecteerd vermogen op een injectiepunt afwijkt van de productiestelwaarden, in voorkomend geval gewijzigd volgens § 3. Afdeling 4.3.3. - Onderbreking van de toegang

Art. 79.De beheerder van het gewestelijk transmissienet mag, mits voorafgaandelijk overleg met de gebruiker van het gewestelijk transmissienet, een toegang onderbeken indien de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet of een aansluiting de uitvoering vergt van werken op het gewestelijk transmissienet of op een aansluiting. Dat overleg vindt plaats minstens vijf werkdagen op voorhand behoudens noodsituatie. De beheerder van het gewestelijk transrnissienet informeert de gebruiker van het gewestelijk transmissienet en zijn leverancier van het begin en de waarschijnlijke duur van de onderbreking van de toegang.

Art. 80.Hij een onvoorziene onderbreking van een toegang informeert de beheerder van het gewestelijk transmissienet, op verzoek, de gebruiker van het gewestelijk transmissienet over de aard, de oorsprong en de geschatte duur van de onderbreking. Afdeling 4.3.4. - Toegangsweigering

Art. 81.De beheerder van het gewestelijk transmissienet kan mits motivatie de toegang tot het gewestelijk transmissienet volledig of gedeeltelijk weigeren : 1. in noodsituatie;2. indien de goede werking van het gewestelijk transmissienet of de veiligheid van personen of goederen ernstig bedreigd wordt;3. indien de gebruiker van het gewestelijk transmissienet zich niet aan het technisch reglement houdt. Afdeling 4.3.5. - Toegangsprogramma

Art. 82.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet stelt op basis van het afgenomen of geïnjecteerd vermogen of op basis van andere objectieve en niet-discriminerende criteria de toegangspunten vast waarvoor een dagelijks toegangsprogramma vereist is. § 2. De procedures die van toepassing zijn op de dagelijkse toegangsprogramma's worden bepaald door het federaal technisch reglement. Afdeling 4.3.6. - Afname van reactieve energie

Art. 83.§ 1. Per afnamepunt kent de beheerder van het gewestelijk transmissienet de toegangshouder een afnamerecht toe, per tijdsinterval, van een forfaitaire hoeveelheid reactieve energie, in inductief regime en capacitief regime, gelijk aan de grootste van de twee volgende waarden : hetzij 32,9 % van de afgenomen actieve energie, hetzij 3,29 % van het product van het onderschreven vermogen op het afnamepunt met de duur van het tijdsinterval. § 2. De reactieve energie betreffende de werking in inductief stelsel en de werking in capacitief stelsel wordt afzonderlijk verrekend en maken niet het voorwerp uit van onderlinge compensatie. § 3. De eventuele positieve verschillen tussen enerzijds de daadwerkelijk in capacitief regime en in inductief regime afgenomen reactieve energie en anderzijds de forfaitaire hoeveelheid toegekend conform dit artikel zijn voor rekening van de toegangshouder volgens het overeenkomstige tarief. § 4. Voor de toepassing van dit artikel bedraagt het tijdsinterval een kwartier. Afdeling 4.3.7. - Uitwisseling van gegevens

Art. 84.De beheerder van het gewestelijk transmissienet en de gebruiker van het gewestelijk transmissienet overhandigen elkaar in reële tijd en continu gegevens over de positie van de schakelaars en de metingen van het actief en reactief vermogen; de modaliteiten van deze gegevensuitwisseling worden bepaald in het aansluitingscontract. Afdeling 4.3.8. - Abnormale werking

Art. 85.§ 1. De gebruiker van het gewestelijk transmissienet informeert de beheerder van het gewestelijk transmissienet onverwijld over een abnormale werking van één van zijn installaties die onmiddellijk of op termijn de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het net kan beïnvloeden. Hij verstrekt onverwijld de door de beheerder van het gewestelijk transmissienet gevraagde bijkomende informatie. § 2. Zo snel mogelijk na een volledige of gedeeltelijke niet-geplande uitval van een productie-eenheid die in aanmerking wordt genomen voor de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden door de beheerder van het gewestelijk transmissienet zoals bedoeld in artikel 87 meldt de evenwichtsverantwoordelijke dit aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de beheerder van het transmissienet met vermelding van de reden en de beste inschatting van de duur van de uitval. § 3. Zonder afbreuk te doen aan de confidentialiteit bedoeld in artikel 12 deelt de beheerder van het gewestelijk transmissienet onverwijld aan de betrokken gebruikers van het gewestelijk transmissie- net de relevante informatie mee waarvan hij kennis heeft en betreffende een abnormale werking van het gewestelijk transmissienet met betrekking tot de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het gewestelijk transmissienet. § 4. De maatregelen genomen door de beheerder van het gewestelijk transmissienet die noodzakelijk zijn om te verhelpen aan een storing, een abnormale werking of een kritieke situatie van de installaties van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet of om de verspreiding van deze afwijkingen tegen te gaan, zijn prioritair. § 5. Niettegenstaande artikel 19 stelt het in uitvoering brengen van de maatregelen bedoeld in § 4 de gebruiker van het gewestelijk transmissienet niet vrij van zijn verplichtingen die voortvloeien uit het technisch reglement en de contracten gesloten met de beheerder van het gewestelijk transmissienet. Afdeling 4.3.9. - Interventiemaatregelen in geval van noodsituatie

Art. 86.§ 1. In geval van een noodsituatie zoals bepaald in artikel 17 die door toepassen van de regels van de kunst aangepast aan de omstandigheden en met de middelen die ter beschikking staan van de beheerder van het gewestelijk transmissienetwerk niet kan hersteld worden, ongeacht of deze noodsituatie door de beheerder van het gewestelijk transmissienet zelf, een gebruiker van het gewestelijk transmissienet, een toegangshouder, een andere netbeheerder of een betrokken derde wordt ingeroepen, beoordeelt de beheerder van het gewestelijk transmissienet de noodsituatie en kan hij de nodige handelingen stellen, en onder meer : 1° de levering van actief of reactief vermogen van een productie-eenheid laten wijzigen;2° het wijzigen of onderbreken van een afname op een afnamepunt conform het contract dat de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de gebruiker van het gewestelijk transmissienet of de toegangshouder verbindt;3° een koppelpunt openen;4° het in werking stellen van de reddingscode en, inzonderheid, de afnamen wijzigen of onderbreken volgens het afschakelplan bepaald in het federaal technisch reglement. § 2. De maatregelen genomen krachtens § 1 zijn tijdelijk en prioritair; de beheerder van het gewestelijk transmissienet kan ze zonder voorafgaande kennisgeving wijzigen zolang de noodsituatie aanhoudt; hij meldt ze zonder verwijl aan de Dienst. Afdeling 4.3.10. - Coördinatie van de inschakeling van de

productie-eenheden

Art. 87.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet en de beheerder van het transmissienet komen overeen welke productie-eenheden aangesloten op het gewestelijk transmissienet in overweging genomen dienen te worden voor de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden door de beheerder van het transmissienet. Voor deze eenheden wordt een contract voor de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden gesloten tussen de beheerder van het transmissienet en de evenwichtsverantwoordelijke. § 2. De coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden is conform het federaal technisch reglement. § 3. De beheerder van het gewestelijk transmissienet en de beheerder van het transmissienet verlenen elkaar de nodige bijstand bij de uitvoering van de §§ 1 en 2. HOOFDSTUK 4.4. - Ondersteunende diensten Afdeling 4.4.1. - Regeling van de spanning en het reactief vermogen

Art. 88.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt de voorschriften op het vlak van beschikbaarheid en levering van de regeling van de spanning en het reactief vermogen; hij specificeert deze in contracten voor ondersteunende diensten gesloten middels een procedure van veiling of aanbesteding. § 2. Een productie-eenheid onderworpen aan een contract voor ondersteunende diensten bedoeld in § 1 beschikt over het reactief vermogen overeenkomstig voornoemd contract; binnen de daarin voorgeschreven limieten onthoudt de producent zich ervan de werking van de primaire spanningsregelaar te belemmeren en hij houdt zich aan de productiestelwaarden voor reactief vermogen meegedeeld door de beheerder van het gewestelijk transmissienet; de beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt in het contract voor ondersteunende diensten de technische middelen die in het werk gesteld moeten worden voor de communicatie van de productiestelwaarden voor reactief vermogen. § 3. Wanneer de regeling van de spanning en het reactief vermogen ter beschikking gesteld van de beheerder van het gewestelijk transmissienet conform § 1 en 2 niet volstaat om de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het net te behouden, stellen de producenten, houder van een aansluitingscontract, op verzoek van de beheerder van het gewestelijk transmissienet een regeling van de spanning beschikbaar en leveren ze het reactief vermogen aan een redelijke prijs op basis van criteria vastgelegd door de CREG. In dit geval bepaalt de beheerder van het gewestelijk transmissienet de reactieve energie die een productie-eenheid ter beschikking stelt en, desgevallend levert aan het gewestelijk transmissienet. Afdeling 4.4.2. - Congestiebeheer

Art. 89.§ 1. De middelen waarover de beheerder van het gewestelijk transmissienet beschikt om de doelstelling vastgelegd in artikel 76 te behalen zijn onder meer : 1. in overleg met de beheerder van het transmissienet het coördineren van de inschakeling van de productie-eenheden conform artikel 78;2. het voorzien van de onderbreking van de afname of het onderbreken van de afname van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet volgens de contractuele bepalingen die overeengekomen werden tussen de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de gebruiker van het gewestelijk transmissienet of de evenwichtsverantwoordelijke door deze aangesteld;3. het inroepen van een noodsituatie conform artikel 17 en volgende. § 2. De modaliteiten voor de onderbreking van de afname bedoeld in § 1 worden contractueel overeengekomen tussen de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de gebruiker van het gewestelijk transmissienet of de evenwichtsverantwoordelijke. In dit laatste geval levert de evenwichtsverantwoordelijke aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet het bewijs dat hij de vermogensonderbreking op het toegangspunt in kwestie kan mobiliseren. Afdeling 4.4.3. - Compensatie van de verliezen van het gewestelijk

transmissienet

Art. 90.De beheerder van het gewestelijk transmissienet levert de ondersteunende dienst van de compensatie van verliezen. Afdeling 4.4.4. - Ondersteunende diensten geleverd aan de beheerder

van het transmissienet

Art. 91.§ 1. De ondersteunende diensten geleverd door een gebruiker van het gewestelijke transmissienet aan de beheerder van het transmissienet zijn conform het federaal technisch reglement. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet verleent de nodige bijstand aan de beheerder van het transmissienet voor de controle op de beschikbaarheid en de levering van de ondersteunende diensten bedoeld in § 1.

TITEL 5. - Metingen HOOFDSTUK 5.1. - Algemene bepalingen Afdeling 5.1.1. - Kader

Art. 92.Deze titel beschrijft de rechten en verplichtingen van de beheerder van het gewestelijk transmissienet en van de andere betrokken personen, en die enerzijds betrekking hebben op het beschikbaar stellen, de installatie, het gebruik en het onderhoud van meetsystemen en anderzijds op het opnemen, het verwerken en het beschikbaar stellen van de meetwaarden. Afdeling 5.1.2. - Algemene principes

Art. 93.Elk toegangspunt geeft aanleiding tot een telling indien deze noodzakelijk is voor het bepalen van de actieve of reactieve energie die er geïnjecteerd of afgenomen wordt.

Art. 94.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan de bestaande situatie of aan andersluidende contractuele bepalingen is de beheerder van het gewestelijk transmissienet eigenaar van het meetsysteem. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet heeft op een meetsysteem een gebruiksrecht ook wanneer, in afwijking van § 1, de gebruiker van het gewestelijk transmissienet er de eigenaar van is. In dit laatste geval leeft de gebruiker van het gewestelijk transmissienet de bepalingen betreffende de meetsystemen gespecificeerd in het technisch reglement en de contracten gesloten krachtens dit technisch reglement na en doet deze naleven.

Art. 95.§ 1. De installatie van de meetuitrustingen wordt verwezenlijkt conform het technisch reglement en de contracten gesloten krachtens dit technisch reglement. § 2 In afwijking van artikel 27 bepalen de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de gebruiker van het gewestelijk transmissienet de verantwoordelijke voor de installatie en het onderhoud van de meetuitrustingen. § 3. De beheerder van het gewestelijk transmissienet is bevoegd om de meetsystemen te exploiteren alsook om de meetwaarden te verzamelen, te valideren, mee te delen en te archiveren. De betrokken personen treffen de noodzakelijke maatregelen ter naleving van de van kracht zijnde confidentialiteitsregels. § 4. De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt in het aansluitingscontract de locatie van de meetsystemen, die onder meer geïnstalleerd worden : 1 ° op elke aansluiting, koppelpunt en productie-eenheid zodra een meetsysteem noodzakelijk is om de actieve of reactieve energie te bepalen op dat punt; 2° op de aansluiting of installatie van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet wanneer deze installatie een ondersteunende dienst levert aan het gewestelijk transmissienet;3° op elke aansluiting of installatie van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet zodra de beheerder van het gewestelijk transmissienet van mening is dat deze installatie of de wijze van exploitatie ervan de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het net kan verstoren. § 5. De contracten gesloten krachtens het technisch reglement bepalen onder meer de regels met betrekking tot de meetsystemen zoals de technische conformiteitscriteria en de regels betreffende de indienstname en het gebruik van de meetsystemen, de transmissie en het beschikbaar stellen van de meetwaarden, de toegang tot de installaties en de betalingsmodaliteiten. § 6. De gebruiker van het gewestelijk transmissienet staat in voor de kost van de geleverde diensten, en de daarbij horende uitrustingen, conform deze titel en de contracten gesloten krachtens het technisch reglement. § 7. De beheerder van het gewestelijk transmissienet beheert het bestand, in de zin van de wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, voor de verwerking van de gegevens van persoonlijke aard; de gegevens van persoonlijke aard hebben zowel betrekking op fysieke als op rechtspersonen. HOOFDSTUK 5.2. - Bepalingen betreffende de meetsystemen Afdeling 5.2.1. - Algemene bepalingen

Art. 96.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet mag in het meetsysteem een uitrusting integreren die hij nuttig acht voor het uitvoeren van zijn opdracht, met name met het oog op het meten van kwaliteitsindexen van de spanning of van de stroom. § 2. De gebruiker van het gewestelijk transmissienet en de beheerder van het gewestelijk transmissienet mogen in hun installaties en op hun kosten de toestellen plaatsen die zij nuttig achten om de nauwkeurigheid te controleren van een meetsysteem alsook de juistheid van de meetwaarden, op voorwaarde dat deze toestellen conform zijn met het technisch reglement. § 3. De beheerder van het gewestelijk transmissienet en de gebruiker van het gewestelijk transmissienet kunnen overeenkomen om een meetsysteem van deze laatste te gebruiken voor controledoeleinden. § 4. Op verzoek van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet aanvaarden om bijkomende uitrustingen te integreren in het meetsysteem bedoeld in artikel 95 § 2 teneinde een controlemeting uit te voeren, indien hij van oordeel is dat deze bijkomende uitrustingen de correcte werking van het meetsysteem niet verhinderen, indien deze uitrustingen conform het technisch reglement zijn en indien ze de hoofdmeting niet kunnen beïnvloeden. De kosten voor deze bijkomende uitrustingen en hun plaatsing zijn voor rekening van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet. § 5. De gebruiker van het gewestelijk transmissienet ziet erop toe dat de meetsystemen die betrekking hebben op hem beschermd zijn tegen schokken, trillingen, extreme temperaturen en in het algemeen tegen alles wat schade of storingen kan veroorzaken. Afdeling 5.2.2. - Normen en voorschriften

Art. 97.§ 1. Niettegenstaande het technisch reglement moeten de uitrustingen gebruikt in een meetsysteem overeenstemmen met de Belgische normen (NBN) en de internationale normen van toepassing op de meetsystemen of hun onderdelen. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt en preciseert in het aansluitingscontract of het contract voor ondersteunende diensten de technische conformiteitscriteria van de meetsystemen; deze omvatten onder meer : 1° de toepasselijke normen;2° de te meten grootheden en de gebruikte eenheden;3° de periodiciteit van de metingen en tellingen; 4° de nauwkeurigheid van de metingen en tellingen;5° in voorkomend geval de noodzaak een meetuitrusting te ontdubbelen.

Art. 98.De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt de procedures met betrekking tot de meetsystemen die hijzelf en de gebruiker van het gewestelijk transmissienet in dienst nemen. Afdeling 5.2.3. - Locatie van de meetsystemen

Art. 99.§ 1. Voor de tellingen bedoeld in artikel 95 § 4 1° valt het meetpunt samen met het aansluitingspunt, behoudens andersluidende bepaling in het aansluitingscontract. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet mag beslissen om het meetpunt bedoeld in § 1 elders te plaatsen dan op het aansluitingspunt, hetzij in samenspraak met de gebruiker van het gewestelijk transmissienet hetzij door zijn beslissing te motiveren. Afdeling 5.2.4. - Verzegeld

Art. 100.De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt de meetuitrustingen die verzegeld worden en voert de plaatsing van de verzegeling uit; de verzegeling mag niet verbroken worden zonder zijn voorafgaand akkoord. Afdeling 5.2.5. - Nauwkeurigheid

Art. 101.De minimumvereisten betreffende de nauwkeurigheid van de meetsystemen worden gepreciseerd in hoofdstuk 8.5. Afdeling 5.2.6. - Storingen en fouten

Art. 102.Wanneer een meetsysteem ontdubbeld is, vervangt de tweede meting de eerste defecte meting.

Art. 103.§ 1. Behoudens andersluidende overeenkomsten in het aansluitingscontract verhelpt de beheerder van het gewestelijk transmissienet een defect van een meetsysteem, met uitzondering van de defecten die betrekking hebben op de gegevensoverdracht, binnen een termijn van drie werkdagen die aanvangt op het moment waarop de beheerder van het gewestelijk transmissienet kennis genomen heeft van het defect. § 2. Wanneer een geval van overmacht verhindert dat het defect verholpen wordt binnen de termijn bedoeld in § 1 neemt de beheerder van het gewestelijk transmissienet de noodzakelijke maatregelen om het verlies van meetwaarden te beperken.

Art. 104.§ 1. Eenieder die oordeelt dat een significante fout een meetwaarde heeft aangetast brengt dit onmiddellijk en op gemotiveerde wijze ter kennis van de beheerder van het gewestelijk transmissienet en mag deze laatste vragen een controle van het meetsysteem uit te voeren; de beheerder van het gewestelijk transmissienet voorziet deze controle zonder verwijl. § 2. Wanneer uit de controle bedoeld in § 1 blijkt dat het gebrek aan nauwkeurigheid van het meetsysteem de oorzaak is van een significante fout, ziet de eigenaar van het meetsysteem erop toe dat een ijking van het meetsysteem wordt uitgevoerd. § 3. Wanneer blijkt dat een fout van het meetsysteem de oorzaak is van een significante fout, moet de eigenaar van het meetsysteem dit zo snel mogelijk verhelpen. § 4. Indien een significante fout werd vastgesteld, corrigeert de beheerder van het gewestelijk transmissienet de meetwaarden die verkeerd waren door de niet-conformiteit van de meetuitrustingen en zet hij de bijbehorende facturen recht; deze handelingen evenals deze voorzien in § 1 tot 3 worden uitgevoerd op kosten van de eigenaar van het meetsysteem. In het andere geval worden de handelingen voorzien in § 1 tot 3 uitgevoerd op kosten van de aanvrager. Afdeling 5.2.7. - Onderhoud en inspecties

Art. 105.Niettegenstaande artikel 100 ziet de eigenaar van een meetsysteem erop toe dat het conform is met het technisch reglement.

Art. 106.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet kan de conformiteit van de meetsystemen met het technisch reglement en de contracten die in toepassing daarvan gesloten werden, controleren. Te dien einde heeft de beheerder van het gewestelijk transmissienet toegang tot de meetsystemen, met inbegrip van de ontdubbelde meetsystemen zoals bedoeld in artikel 97 § 2, 5°. § 2. Wanneer de controles bedoeld in § 1 aantonen dat meetsystemen niet conform zijn met het technisch reglement of met de contracten gesloten krachtens het technisch reglement, brengt of laat hun eigenaar deze systemen in conformiteit brengen, op zijn kosten, binnen de dertig werkdagen na het kennisnemen van de niet-conformiteit. Afdeling 5.2.8. - IJkingen

Art. 107.De ijking van de meetuitrustingen wordt uitgevoerd voorafgaand aan de indienstname van de meetsystemen en daarna periodiek, overeenkomstig de voorschriften bepaald door de beheerder van het gewestelijk transmissienet in de contracten gesloten krachtens het technisch reglement en conform de Belgische wettelijke en reglementaire bepalingen.

Art. 108.De maximale onzekerheid van de ijkingen wordt aangegeven in hoofdstuk 8.6.

Art. 109.§ 1. De gebruiker van het gewestelijk transmissienet voert zelf uit of laat uitvoeren, op zijn kosten, de ijking van de meetuitrustingen waarvan de beheerder van het gewestelijk transmissienet geen eigenaar is. Het verslag van een uitgevoerde ijking wordt aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet binnen de tien werkdagen na uitvoering bezorgd. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet voert zelf uit of laat uitvoeren de ijking van de meetuitrustingen waarvan hij eigenaar is en levert, op verzoek van deze, een ijkingsverslag aan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet binnen de tien werkdagen volgend op dit verzoek.

Art. 110.Alleen een organisme met de kwalificatie "Beltest" of een gelijkwaardige kwalificatie is bevoegd om de meetuitrustingen te ijken op basis van een lastenboek opgesteld door de beheerder van het gewestelijk transmissienet dat hij aan eenieder die erom verzoekt overhandigt. Afdeling 5.2.9. - Administratief beheer van technische gegevens andere

dan de meetwaarden

Art. 111.§ 1. Wanneer een meetsysteem conform is met het technisch reglement schrijft de beheerder van het gewestelijk transmissienet in het meetregister deze meetuitrustingen in samen met hun administratieve en technische kenmerken die noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de meetsystemen en de controle ervan : fabrikant, type, serienummer, bouwjaar, controle- en ijkingsdata, enz. Deze inschrijving bevestigt, tot bewijs van het tegendeel, de conformiteit van de meetuitrustingen met het technisch reglement op het ogenblik van de inschrijving. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet verwijdert uit het meetregister de meetuitrustingen die niet meer conform zijn met het technisch reglement. HOOFDSTUK 5.3. - Bepalingen betreffende de meetgegevens Afdeling 5.3.1. - Inzameling en verwerking van de meetwaarden

Art. 112.Conform het aansluitingscontract en volgens de behoeften van de beheerder van het gewestelijk transmissienet registreert een meetsysteem, voor elke meetperiode, de aanduiding van de meetperiode, de geïnjecteerde of afgenomen actieve energie en, desgevallend, de geïnjecteerde of afgenomen reactieve energie. In dit laatste geval wordt ook een onderscheid gemaakt tussen de vier kwadranten wanneer de beheerder van het gewestelijk transmissienet dat nuttig acht.

Art. 113.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet legt de periode van de metingen bedoeld in artikel 112 en artikel 95 § 4/1° vast om minstens te voldoen aan de tijdsintervallen gespecificeerd in het aansluitingscontract. Behoudens andersluidende contractuele bepalingen is de meetperiode een kwartier. § 2. Een meetperiode wordt gerelateerd aan het tijdstip 00 :00 :00 van de nationale standaardtijd. De afwijking van de begin- en eindtijden van de meetperiode ten overstaan van de nationale standaardtijd mag niet groter zijn dan tien seconden.

Art. 114.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet stuurt de meetwaarden geregistreerd conform artikel 112 door naar zijn centrale inzamelingssystemen voor meetwaarden, via elektronische weg en in voorkomend geval door tele-opname. De beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalt de protocollen, de formaten, de coderingen en de frequenties van de transmissie van meetwaarden in de contracten gesloten krachtens het technisch reglement. § 2. In afwijking van § 1, wanneer de beheerder van het gewestelijk transmissienet geen eigenaar is vaan de meetuitrustingen, is de gebruiker van het gewestelijk transmissienet verantwoordelijk voor de transmissie van de meetwaarden bedoeld in § 1, van het meetpunt tot een inzamelingspunt bepaald door de beheerder van het gewestelijk transmissienet in de contracten gesloten krachtens het technisch reglement. § 3. De beheerder van het gewestelijk transmissienet mag voor de inzameling van de meetwaarden geen beroep doen op personen die producenten zijn, evenwichtsverantwoordelijken, houders van een leveringsvergunning, tussenpersonen of bedrijven verbonden aan een van deze personen. § 4. Wanneer de beheerder van het gewestelijk transmissienet niet de eigenaar is van de meetuitrustingen en de inzameling of de transmissie naar het inzamelingspunt overeenkomstig artikel 112, en de §§ 1 en 3 onmogelijk is ten gevolge van een storing of van een defect van de meetuitrusting, of ten gevolge van iedere andere oorzaak, kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet op kosten vaat de gebruiker van het gewestelijk transmissienet de meetwaarden of andere waarden ter plaatse inzamelen door het rechtstreeks raadplegen van de meetuitrustingen, niettegenstaande artikel 13 en artikel 15.

Art. 115.De beheerder van het gewestelijk transmissienet slaat de meetwaarden gespecificeerd in artikel 112 op elektronische wijze op, met daaraan gekoppeld de identificatie van het toegangspunt, van het meetpont, van de leverancier en van de evenwichtsverantwoordelijke; deze informatie wordt hieronder de "primitieve meetwaarden" genoemd. Afdeling 5.3.2. - Validatie en correctie van de meetwaarden

Art. 116.§ 1. Indien het meetpunt niet met het aansluitingspunt samenvalt, verbetert de beheerder van het gewestelijk transmissienet de primitieve meetwaarden om rekening te houden met de verliezen en iedere andere fout veroorzaakt door het niet samenvallen van de twee punten. § 2. De netbeheerder bepaalt de berekeningsmethode voor de verliezen en fouten bedoeld in § 1, die ouder meer en in voorkomend geval gebaseerd is, ofwel : 1 ° op een berekening die rekening houdt met de kenmerken van de installaties tussen het meetpunt en het aansluitingspunt; 2° op de resultaten van de uitgevoerde controles op de betrokken installaties. § 3. De berekeningsmethode bedoeld in § 2 wordt gepreciseerd in het aansluitingscontract.

Art. 117.§ 1. Indien de beheerder van het gewestelijk transmissienet niet kan beschikken over de werkelijke meetwaarden of wanneer hij oordeelt dat de beschikbare meetwaarden niet betrouwbaar zijn of dat ze foutief zijn, vervangt hij deze meetwaarden door waarden die hij billijk acht. § 2. Het vervangingsproces bedoeld in § 1 steunt op één of meerdere schattingsprocedures, zoals redundante metingen, andere meetresultaten die de gebruiker van het gewestelijk transmissienet ter beschikking heeft, of een vergelijking met de waarden van een als equivalent beschouwde periode.

Art. 118.Na toepassing van artikel 116 en artikel 117 kan de beheerder van het gewestelijk transmissienet de meetwaarden onderwerpen aan bijkomende vormen van controle die hij nuttig acht.

Vervolgens worden de meetwaarden als gevalideerd beschouwd. Afdeling 5.3.3. - Archiveren en beveiliging van de waarden

Art. 119.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet bewaart de primitieve meetwaarden en de gevalideerde meetwaarden op een niet vluchtige drager gedurende een periode van minstens vijf jaar. § 2. De meetwaarden bedoeld in § 1 zijn, conform de wettelijke bepalingen die hierop van toepassing zijn, en conform art. 11, § 2, 5, § 4, 10 § 1 en 35 van de ordonnantie, beveiligd tegen toegang door derden. Afdeling 5.3.4. - Ter Beschikking stellen van de meetwaarden

Art. 120.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet deelt meetwaarden aan derden mee uitsluitend in het kader van de facturatie van de taken en opdrachten van netbeheer. § 2. Maandelijks voor de vorige maand stelt de beheerder van het gewestelijk transmissienet aan de toegangshouder, per toegangspunt, de gevalideerde meetwaarden op kwartuurbasis ter beschikking alsook een kwaliteitsindex die aangeeft of het validatieproces leidde tot een correctie van de primitieve meetwaarden; voor minstens 95 % van de toegangspunten worden de meetwaarden ten laatste de vierde werkdag van de volgende maand meegedeeld, en voor alle toegangspunten ten laatste de tiende werkdag van die maand. § 3. Maandelijks voor de vorige maand stelt de beheerder van het gewestelijk transmissienet aan de evenwichtsverantwoordelijke de gevalideerde meetwaarden op kwartuurbasis ter beschikking, geglobaliseerd voor alle toegangspunten waarvoor hij evenwichtsverantwoordelijke is, alsook een kwaliteitsindex die aangeeft of het validatieproces leidde tot een correctie van de primitieve meetwaarden; voor minstens 95 % van de toegangspunten worden de meetwaarden ten laatste de vierde wekdag van de volgende maand meegedeeld, en voor alle toegangspunten ten laatste de tiende werkdag van die maand § 4. Elke werkdag voor de vorige werkdag en voor de eventuele tussenliggende dagen stelt de beheerder van het gewestelijk transmissienet de niet-gevalideerde meetwaarden op kwartuurbasis ter beschikking van de evenwichtsverantwoordelijke in geglobaliseerde vorm, dat wil zeggen voor alle toegangspunten waarvoor hij evenwichtsverantwoordelijke is. § 5. De waarden bedoeld in § 2 worden eveneens overgemaakt aan de netgebruiker, op diens verzoek en op diens kosten. § 6. De beheerder van het gewestelijk transmissienet kan aan een netgebruiker of een toegangshouder of een evenwichtsverantwoordelijke, op verzoek van deze laatste, bijkomende meetwaarden of andere informatie ter beschikking stellen, bijvoorbeeld de pulsen afkomstig van het meetsysteem. De kosten voor deze werken zijn voor rekening van de aanvrager. Afdeling 5.3.5. - Klachten en rechtzettingen

Art. 121.§ 1. De meetwaarden meegedeeld conform artikel 120 kunnen enkel door een betrokken persoon betwist worden. § 2. Behoudens een opzettelijke fout heeft een rechtzetting van de meetwaarden en van de bijbehorende facturatie maximum betrekking op een periode van achttien maanden voorafgaand aan de betwisting. HOOFDSTUK 5.4. - Overgangsbepalingen

Art. 122.§ 1. De meetuitrustingen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van het technisch reglement in gebruik zijn maar die niet conform zijn met het technisch reglement en de toepasselijke contractuele bepalingen mogen gebruikt blijven worden behalve 1. indien deze uitrustingen schade kunnen berokkenen aan een andere netgebruiker, aan een toegangshouder, aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet of aan een derde, 2.indien deze meetuitrustingen een vervanging ondergaan, 3. op verzoek van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet. § 2. In het geval bedoeld in § 1, nr. 1 voert de eigenaar van deze uitrustingen de noodzakelijke aanpassingen op zijn kosten uit, binnen de drie maanden na de kennisgeving hiervan door de netbeheerder. § 3. In het geval bedoeld in § 1, nr. 3 voert de beheerder van het gewestelijk transmissienet de noodzakelijke aanpassingen uit in overleg met de gebruiker van het gewestelijk transmissienet en voor diens rekening.

TITEL 6. - Samenwerkingscode HOOFDSTUK 6.1. - Algemeenheden

Art. 123.De distributienetbeheerder en de beheerders aan wiens netten zijn net gekoppeld is verlenen elkaar wederzijds de noodzakelijke medewerking bij de uitvoering van de taken waartoe beide partijen wettelijk of contractueel verplicht zijn.

Art. 124.De distributienetbeheer onderhandelt te goeder trouw, respectievelijk met elke beheerder aan wiens net zijn net gekoppeld is een overeenkomst die beoogt : 1° op een efficiënte wijze de koppeling van de netten te waarborgen;2° de inzameling en de transmissie van de gegevens betreffende het beheer van een net en noodzakelijk voor de beheerder van een ander net, te waarborgen ten einde de goede werking van de markt te verzekeren.

Art. 125.De samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 124 behandelt alle aspecten die rechtstreeks of onrechtstreeks gevolgen kunnen hebben voor de betrokken netbeheerders, en meer bepaald : 1° de respectievelijke rechten, verplichtingen en aansprakelijkheden en de procedures betreffende de aspecten van exploitatie en onderhoud die een rechtstreekse of onrechtstreekse invloed kunnen hebben op de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van de netten, de aansluitingen of de installaties van de betrokken netgebruikers;2° de ondersteunende diensten die zij respectievelijk ter beschikking stellen;3° het evenwicht tussen de vraag en het aanbod van elektriciteit in de Belgische regelzone;4° het technisch beheer van de elektriciteitsstromen op hun respectievelijke netten;5° de coördinatie van de inschakeling van de productie-eenheden aangesloten op hun respectievelijke netten;6° de toegangsmodaliteiten tot hun respectievelijke netten;7° de toepassingswijze van de reddings- en heropbouwcode;8° de uitwisselingsmodaliteiten van de noodzakelijke gegevens betreffende de punten 1° tot 7° van deze paragraaf evenals deze bedoeld in artikel 126 § 2;9° de respectievelijke verantwoordelijkheden inzake de kwaliteit, de periodiciteit van de terbeschikkingstelling, en de betrouwbaarheid van de gegevens bedoeld in 8°, en inzake het naleven van de mededelingstermijnen;10° de confidentialiteit van de meegedeelde of uitgewisselde gegevens.

Art. 126.§ 1. De distributienetbeheerder en de beheerders aan wiens netten zijn net gekoppeld is bepalen gezamenlijk de plaats en de technische kenmerken van het of de te installeren of te wijzigen koppelpunten met het oog op de uitwerking van hun investeringsplannen en dit conform aan de principes die gedefinieerd worden in de overeenkomst bedoeld in artikel 124. § 2. Onverminderd de bepalingen van dit technisch reglement geven de distributienetbeheerder en de beheerders aan wiens netten zijn net gekoppeld elkaar de planificatiegegevens noodzakelijk voor de uitvoering van § 1 ter kennis. § 3. In bijlage tot de overeenkomst bedoeld in artikel 124 bevindt zich de lijst met de koppelpunten met hun technische kenmerken, en in het bijzonder : 1 ° de plaats van het koppelpunt; 2° de nominale spanning;3° het terbeschikkinggestelde vermogen in dat punt § 4.Iedere wijziging van het in een koppelpunt ter beschikking gesteld vermogen kan slechts ingang vinden na overleg tussen de betrokken netbeheerders.

Art. 127.Bij aanhoudende onenigheid over de plaats en de technische kenmerken van een koppelpunt na afloop van de onderhandeling bedoeld in artikel 126 § 1, voert iedere netbeheerder zijn voorstel inzake het desbetreffende koppelpunt in in zijn investeringsplan dat hij opstelt conform de van kracht zijnde wetgeving.

Art. 128.§ 1. De overeenkomst bedoeld in artikel 124 bepaalt de samenwerkingsmodaliteiten tussen de netbeheerders ten einde bij te dragen tot de garantie aan de netgebruikers van een spanningskwaliteit die beantwoordt aan de karakteristieken van de norm NBN EN 50160, en dit in de mate dat de middelen redelijkerwijs beschikbaar zijn. § 2. Het toegelaten niveau van storingen op het koppelpunt veroorzaakt op het transmissienet en gewestelijk transmissienet door het distributienet wordt bepaald door de normen die algemeen worden toegepast op Europees niveau, evenals door de technische rapporten IEC 61000-3-6 en 61000-3-7.

Art. 129.§ 1. De distributienetbeheerder en de beheerders aan wiens net zijn net gekoppeld is, preciseren in de overeenkomst bedoeld in artikel 124, de overleg-, mededelings- en uitvoeringsmodaliteiten inzake geplande of niet geplande, tijdelijke of permanente overschakelingen van belasting tussen koppelpunten. § 2. Indien de veiligheid of de betrouwbaarheid van de netten aan wiens netten zijn net gekoppeld is het noodzaken, stelt de distributienetbeheerder aan de netbeheerders van deze netten, bijkomende informatie ter beschikking betreffende het verwachte belastingsdiagram per koppelpunt.

Art. 130.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet stelt per welbepaald tijdsinterval, een afnamerecht op een forfaitaire hoeveelheid reactieve energie ter beschikking, in inductief en capacitief regime. § 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van § 3, is deze forfaitaire hoeveelheid reactieve energie per tijdsinterval en per koppelpunt gelijk aan 32.9 % van de hoeveelheid actieve energie afgenomen op dit koppelpunt tijdens dit tijdsinterval. § 3. Deze forfaitaire hoeveelheid reactieve energie per tijdseenheid en per koppelpunt mag niet lager zijn dan 3.29 % van de hoeveelheid actieve energie die overeenstemt met de duurtijd van het tijdsinterval vermenigvuldigd met het op dit koppelpunt ter beschikking gesteld vermogen, zoals bepaald in artikel 126 § 3, 3°. § 4. Het positieve verschil tussen de hoeveelheid in inductief regime en de forfaitaire hoeveelheid, toegewezen overeenkomstig dit artikel, wordt ten laste gelegd volgens de tarifaire reglementering in voege en de directieven en beslissingen van de CREG. § 5. Het positieve verschil tussen de hoeveelheid in capacitief regime en de forfaitaire hoeveelheid, toegewezen overeenkomstig dit artikel, wordt ten laste gelegd volgens de tarifaire reglementering in voege en de directieven en beslissingen van de CREG.

Art. 131.§ 1. Maandelijks en ten laatste op de tiende werkdag van de volgende maand, deelt de distributienetbeheerder de door hem gevalideerde waarden op kwartuurbasis, geglobaliseerd per evenwichtsverantwoordelijke, mee aan de beheerder van een net aan wiens net zijn net gekoppeld is. § 2. De gegevens bedoeld in § 1 leggen, voor de afgelopen maand en op kwartuurbasis, de verdeling tussen de verschillende evenwichtsverantwoordelijken vast van de totale uitgewisselde energie tussen de betrokken netten. § 3. De distributienetbeheerder waakt erover dat het geheel van de energie op kwartuurbasis uitgewisseld tussen de betrokken netten toegewezen wordt aan de verschillende evenwichtsverantwoordelijken.

Art. 132.Indien de beheerders van twee gekoppelde netten dezelfde vennootschap blijkt te zijn, regelt ze zelf de interfaces tussen beide netten.

Art. 133.Iedere wijziging van één of meerdere artikels van deze Titel dient goedgekeurd te worden door alle betrokken netbeheerders.

TITEL 7. - Eindbepalingen HOOFDSTUK 7.1. - Inwerkingtreding TITEL 8. - Bijlagen HOOFDSTUK 8.1. - Gegevenslijst

Art. 134.§ 1. De onderstaande tabel bevat een lijst met gegevens te leveren door de gebruiker van het gewestelijk transmissienet, op zijn kosten, aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet conform het technisch reglement. § 2. De beheerder van het gewestelijk transmissienet kan van de gebruiker van het gewestelijk transmissienet bijkomende gegevens verkrijgen die hij nodig acht om zijn taken tot een goed einde te brengen. § 3. Mits gemotiveerde kennisgeving aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet kan de gebruiker van het gewestelijk transmissienet de gegevens weglaten die hij niet toepasselijk acht op zijn situatie, zonder afbreuk te doen aan een andersluidende beslissing van de beheerder van het gewestelijk transmissienet.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 135.§ 1. De eerste kolom van de bovenstaande tabel maakt een onderscheid tussen twee types aansluitingen : die van de productie-eenheden ("Pr") en die van de belastingen ("Ch"); voor een belasting die volledig of gedeeltelijk door een lokale productie gevoed wordt, zijn beide types gegevens relevant. § 2. De tweede kolom van de bovenstaande tabel verwijst naar het gedeelte van het technisch reglement waarop de gegevens betrekking hebben : o de planningsgegevens waarvan sprake in artikel 21 worden aangegeven met "P" of "Alle"; o de gegevens waarvan sprake in artikel 44 (oriëntatiestudie) worden weergegeven met 'T' of "Alle"; o de gegevens waarvan sprake in artikel 48 (aansluitingsaanvraag) worden weergegeven met "R" of "Alle"; § 3. De derde kolom van de bovenstaande tabel beschrijft de gevraagde gegevens en technische informatie. Een teken (1) in deze kolom geeft aan dat het overeenkomstige gegeven weggelaten mag worden op voorwaarde dat het merk en het type van de uitrustingen waarop deze van toepassing is worden gespecificeerd. Een teken (2) in deze kolom geeft aan dat ter vervanging van de externe paratoeters van de generator de gebruiker van het gewestelijk transmissienet eveneens de interne parameters mag leveren voldoende om de externe parameters uit af te leiden. § 4. De vierde kolom van de bovenstaande tabel geeft de symbolische voorstelling van het gegeven. § 5. De vijfde kolom van de bovenstaande tabel geeft de meeteenheid weer van de meetbare hoeveelheden. § 6. In de zesde kolom van de bovenstaande tabel geeft de letter T aan dat het gegeven betrekking geeft op een tijdsduur die gepreciseerd wordt in artikel 20. HOOFDSTUK 8.2. - Technische karakteristieken van een aansluiting en van een installatie van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet Art 136. § 1. Bepaalde minimale technische karakteristieken van een installatie van een gebruiker van het gewestelijk transmissienet worden gepreciseerd in de onderstaande tabellen; de niet-vermelde karakteristieken zijn conform de normen bepaald door de beheerder van het gewestelijk transmissienet en gepreciseerd in het aansluitingscontract.

Minimale karakteristieken met betrekking tot de uitrustingen van posten :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

(*) "lightning impuls withstand voltage" (**) volgens beslissing van de beheerder van het gewestelijk transmissienet Minimale karakteristieken met betrekking tot de verbindingen :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

§ 2. Een gemotiveerde aanvraag tot afwijking van § 1 kan gericht worden aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet; indien hij dat toekent, wordt dit gespecificeerd in het aansluitingscontract. HOOFDSTUK 8.3. - Maximaal toegelaten foutafschakeltijden door beveiligingen

Art. 137.§ 1. De maximaal toegelaten foutafschakeltijden door de beveiligingen wordt aangegeven in de volgende tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

(*) Transformator : spanningsniveau = hoogste nominale spanning van de transformator (**) Voor de lijnen is deze waarde van toepassing voor het uiteinde het dichtst bij de fout; voor het andere uiteinde is een foutzfschakeltijd van 500 ms toegelaten. (***) Ook van toepassing voor fout tussen stroomtransformator en vermogenschakelaar § 2. De maximale wederinschakeltijd van een lijn na een meerfasige fout wordt bepaald door de beheerder van het gewestelijk transmissienet in functie van de regelparameters van de beveiligingen van de naburige installaties. § 3. Een gemotiveerde aanvraag tot afwijking van § 1 en 2 kan gericht worden aan de beheerder van het gewestelijk transmissienet; indien hij dat toekent, wordt dit gespecificeerd in het aansluitingscontract. HOOFDSTUK 8.4. - Bijkomende technische voorschriften voor de aansluiting van een productieeenheld Afdeling 8.4.1. - Werkingsvoorwaarden

Art. 138.§ 1. Een productie-eenheid moet synchroon met het elektrisch systeem kunnen werken : 1° zonder beperking in tijd, indien de frequentie begrepen is tussen 48.5 Hz en 51 Hz en onder spanningen, uitgedrukt in percentage van de nominale spanning van de generator, tussen

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

2° tijdens een in gemeenschappelijk akkoord tussen de gebruiker van het gewestelijk transmissienet en de beheerder van het gewestelijk transmissienet bepaalde tijd indien de frequentie tussen 48 Hz en 48.5 Hz alsook tussen 51 Hz en 52.5 Hz ligt. § 2. Het frequentierelais dat de overgang van een productie-eenheid naar een eilandbedrijf bewaakt mag niet geactiveerd worden zolang de frequentie groter of gelijk is aan 48 Hz, behoudens andersluidende bepaling in het aansluitingscontract. § 3. Een productie-eenheid moet, behoudens andersluidende bepaling in het aansluitingscontract : 1 ° over haar gehele werkingsdomein synchroon met het elektrisch systeem kunnen werken als de spanning op het aansluitingspunt, uitgedrukt in proportie van de nominale spanning op dat punt gedurende een spanningsval met beperkte amplitude binnen het gearceerde gebied van de onderstaande grafiek blijft.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

2° over haar gehele werkingsdomein synchroon met het elektrisch systeem kunnen werken als de spanning op het aansluitingspunt, uitgedrukt in proportie van de nominale spanning op dat punt gedurende een spanningsval van belangrijke amplitude binnen het gearceerde gebied van de onderstaande grafiek blijft. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

§ 4. In afwijking van § 3 is de spanning waarmee rekening dient gehouden te worden voor de lokale productie-eenheden, de spanning aan de uitgang van de lokale productie-eenheid. § 5. Specifieke voorschriften worden bepaald door de beheerder van het gewestelijk transmissienet voor asynchrone generatoren en onder meer voor eenheden die gebruik maken van hemieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling. § 6. Tijdens een plotse of grote frequentiewijziging mag geen enkel toestel van een productieeenheid ingaan tegen de werking van de primaire frequentieregeling, voorzien in het technisch reglement. Afdeling 8.4.2. - Beveiligingen

Art. 139.§ 1. De beheerder van het gewestelijk transmissienet plaatst aan de hoogspanningszijde van de aansluiting een vermogensschakelaar waarvan het onderbrekingsvermogen groter dan of gelijk is aan de standaardwaarde, uitgedrukt in kA, gespecificeerd per spanningsniveau in artikel 136. § 2. De eenfasige kortsluitingstroom mag niet groter zijn dan de driefasige kortsluitingstroom. Afdeling 8.4.3. Specificaties voor de productie van reactieve energie

Art. 140.§ 1. Een regelende productie-eenheid moet haar levering van reactief vermogen automatisch en op vraag van de netbeheerder, zonder verwijl, kunnen aanpassen tijdens langzame - in orde van minuten - en plotse - in orde van een fractie van seconde - wijzigingen in de spanning. § 2. Een niet-regelende productie-eenheid moet haar levering van reactief vermogen kunnen aanpassen in functie van de noden van het gewestelijk transmissienet, ten minste door de productie van reactief vermogen te kunnen omschakelen tussen twee niveaus overeengekomen tussen de beheerder van het gewestelijk transmissienet en de gebruiker van het gewestelijk transmissienet. § 3. Voor elke waarde van het actief vermogen dat op het gewestelijk transmissienet kan geïnjecteerd worden tussen het technisch minimum en het maximaal aansluitingsvermogen bij normale exploitatiespanning, moet een regelende productie-eenheid in het aansluitingspunt een reactief vermogen respectievelijk kunnen absorberen of leveren tussen minimum, -0,1 Pnom en 0,45 Pnom waarbij Pnom het nominale vermogen van de eenheid is. § 4. Voor elke spanning op het aansluitingspunt tussen 0.9 en 1.05 maal de normale exploitatiespanning moet de regelende productie-eenheid zich kunnen conformeren aan § 3, behalve bij een beperking veroorzaakt door spanningsbeperkingen van de generator of veroorzaakt door de statorstroom van de generator. Een eventuele statorstroombeperking mag niet tussenkomen bij de snelle regeling van de spanning. De beperkingen op de spanning aan de klemmen van de generator moeten zich conformeren aan artikel 138, §§ 1 tot 5. § 5. In afwijking van §§ 3 en 4 zijn de spanning, het actief en het reactief vermogen waarmee dient rekening gehouden te worden voor lokale productie-eenheden de spanning, het actief en het reactief vermogen aan de uitgang van de lokale productie-eenheid. § 6. De spanningsregelaar van een regelende productie-eenheid is voorzien van een over- en onderbekrachtigingsbegrenzer. Deze werken automatisch en enkel indien het reactief vermogen zich buiten het interval bevindt bepaald door de § § 3, 4 en 5. § 7. De stopzetting van de werking in over- of onderbekrachtigingsbegrenzing gebeurt automatisch en laat opnieuw de primaire spanningsregeling werken van zodra de spanning op het aansluitingspunt zich terug binnen het bereik bevindt beschreven in de § § 2 tot 5. § 8. Binnen het werkingsgebied, dient elke regelende productie-eenheid bij trage spanningswijzigingen AU"" op het aansluitingspunt, op automatische wijze haar reactieve productie AQnt aan te kunnen passen zodat de relatieve gevoeligheidscoëfficiënt % begrepen is tussen 18 en 25.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

met : Q.c, het reactief vermogen gemeten aan de hoogspanningszijde van de opvoertransformator; Pam", het nominaal vermogen van de eenheid;

Urm, de spanning gemeten aan de hoogspanningszijde van de opvoertransformator;

U."P, de normale exploitatiespanning, dat wil zeggen de gemiddelde spanning waarrond het gewestelijk transmissienet geëxploiteerd wordt. § 9. Indien een niet-regelende productie-eenheid uitgerust is met een regelaar bestemd om de referentiewaarde te volgen van het geproduceerd reactief vermogen, dient deze traag te zijn ten opzichte van de primaire spanningsregeling van de regelende eenheden - waarvan de werking ingrijpt op een schaal van seconden - en snel ten opzichte van de dynamica van de transformatoren met automatische regelschakelaars - inwerkende op een schaal van tientallen seconden tot enkele minuten - om zodoende spanningsschommelingen in het elektrisch systeem te vermijden. De tijdsconstante van deze regelaar in gesloten lus moet minstens tussen 10 en 30 seconden kunnen ingesteld worden. HOOFDSTUK 8.5. - Nauwkeurigheidsvereisten van de meetuitrustingen

Art. 141.De nauwkeurigheidsvereisten van de meetuitrustingen worden in onderstaande tabel gespecificeerd.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

(*) De maximaal toegestane totaalfout voor een meetsysteem bij vollast wordt gegeven als indicatieve waarde. Ze wordt berekend op basis van de vectoriele som van de fouten van elke meetuitrusting, namelijk : fout van de spanningstformator met bedrading + fout van de stroomtransformator met bedrading + fout van de meter Om de beste garantie van conformiteit te geven met de vereisten van de toegestane totaalfout zal de beheerder van het gewestelijk transmissienet de nodige maatregelen treffen opdat bij het aansluitingsvermogen elke meetuitrusting gebruikt wordt in zijn normale werkingsdomein. (**) PF= arbeidsfactor HOOFDSTUK 8.6. - Nauwkeurigheidsvereisten voor de ijking van de meetuitrustingen

Art. 142.De maximale onzekerheid die toegelaten wordt (in %) voor het ijken van de onderdelen van een txetuitrusting wordt in de volgende tabel gepreciseerd :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Règlement Technique de transport régional d'électricité en Région de Bruxelles-Capitale Table des matières TITRE 1er. - Dispositions générales CHAPITRE 1.1. - Champ d'application et définitions CHAPITRE 1.2. - Tâches et obligations du gestionnaire du réseau de transport Régional Section 1.2.1. - Gestion technique du réseau Section 1.2.2. - Sous-traitance CHAPITRE 1.3. - Modalités d'échange d'informations et confidentialité Section 1.3.1. - Notifications, communications et délais Section 1.3.2. - Confidentialité CHAPITRE 1.4. - Accès de personnes aux installations Section 1.4.1. - Sécurité des personnes et des biens Section 1.4.2. - Accès de personnes aux installations du gestionnaire du réseau de transport régional Section 1.4.3. - Accès de personnes aux installations d'un utilisateur du réseau de transport régional Section 1.4.4. - Travaux au réseau de transport régional ou aux installations de l'utilisateur du réseau de transport régional CHAPITRE 1.5. - Situations d'urgence Section 1.5.1. - Définition des situations d'urgence Section 1.5.2. - Actions du gestionnaire du réseau de transport en situation d'urgence Section 1.5.3. - Suspension des obligations TITRE 2. - Planification du réseau de transport régional CHAPITRE 2.1. - Dispositions générales CHAPITRE 2.2. - Communication des données au gestionnaire du réseau de transport régional CHAPITRE 2.3. - Données incomplètes ou inexactes TITRE 3. - Raccordement au réseau de transport régional CHAPITRE 3.1. - Dispositions générales CHAPITRE 3.2. - Prescriptions techniques Section 3.2.1. - Prescriptions générales Section 3.2.2. - Prescriptions complémentaires pour le raccordement d'une unité de production CHAPITRE 3.3. - Procédures concernant un raccordement Section 3.3.1. - Etude d'orientation Section 3.3.2. - Demande de raccordement et projet de raccordement Section 3.3.3. - Contrat de raccordement Section 3.3.4. - Mise en service d'un raccordement Section 3.3.5. - Mise hors service et démantèlement d'un raccordement Section 3.3.6. - Dispositions transitoires CHAPITRE 3.4. - Utilisation, entretien et conformité du raccordement Section 3.4.1. - Dispositions générales Section 3.4.2. - Conformité du raccordement Section 3.4.3. - Fourniture de services auxiliaires Section 3.4.4. - Essais sur les raccordements et sur les installations des utilisateurs du réseau de transport régional TITRE 4. - Accès au réseau de transport régional CHAPITRE 4.1. - Généralités CHAPITRE 4.2. - Contrat d'accès CHAPITRE 4.3. - Aspects opérationnels Section 4.3.1. - Dispositions générales Section 4.3.2. - Consigne de puissance active Section 4.3.3. - Interruption d'un accès Section 4.3.4. - Refus d'accès Section 4.3.5. - Programme d'accès Section 4.3.6. - Prélèvement d'énergie réactive Section 4.3.7. - Echange de données Section 4.3.8. - Fonctionnement anormal Section 4.3.9. - Mesures d'intervention en situation d'urgence Section 4.3.10. - Coordination des unités de production CHAPITRE 4.4. - Services auxiliaires Section 4.4.1. - Réglage de la tension et de la puissance réactive Section 4.4.2. - Gestion des congestions Section 4.4.3. - Compensation des pertes du réseau de transport régional Section 4.4.4. - Services auxiliaires fournis au gestionnaire du réseau de transport TITRE 5. - Mesures CHAPITRE 5.1. - Dispositions générales Section 5.1.1. - Cadre Section 5.1.2. - Principes généraux CHAPITRE 5.2. - Dispositions relatives aux systèmes de mesure Section 5.2.1. - Dispositions générales Section 5.2.2. - Normes et prescriptions Section 5.2.3. - Localisation des systèmes de mesure Section 5.2.4. - Scellés Section 5.2.5. - Précision Section 5.2.6. - Perturbations et erreurs Section 5.2.7. - Entretien et inspections Section 5.2.8. - Etalonnages Section 5.2.9. - Gestion administrative des données techniques autres que les données de mesure CHAPITRE 5.3. - Dispositions relatives aux données de mesure Section 5.3.1. - Collecte et traitement des données de mesure Section 5.3.2. - Validation et corrections des données de mesure Section 5.3.3. - Archivage et protection des données Section 5.3.4. - Mise à disposition des données de mesure Section 5.3.5. - Plaintes et rectifications CHAPITRE 5.4. - Dispositions transitoires TITRE 6. - Code de collaboration CHAPITRE 6.1. - Généralités TITRE 7. - Dispositions finales CHAPITRE 7.1. - Entrée en vigueur TITRE 8. - Annexes CHAPITRE 8.1. - Liste des données CHAPITRE 8.2. - Caractéristiques techniques d'un équipement de raccordement et d'une installation d'un utilisateur du réseau de transport régional CHAPITRE 8.3. - Temps maximal d'élimination d'un défaut par protections CHAPITRE 8.4. - Prescriptions techniques complémentaires pour le raccordement d'unités de production Section 8.4.1. - Conditions de fonctionnement Section 8.4.2. - Protections Section 8.4.3. - Spécifications pour la production d'énergie réactive CHAPITRE 8.5. - Exigences de précision des équipements de mesure CHAPITRE 8.6. - Exigences de précision pour l'étalonnage des équipements de mesure TITRE 1er. - Dispositions générales CHAPITRE 1.1. - Champ d'application et définitions Article 1er. Le présent Règlement Technique de transport régional d'électricité en Région de Bruxelles-capitale, ci-après dénommé en abrégé « règlement technique », est établi en vertu de l'art. 11 de l'ordonnance relative à l'organisation du marché de l'électricité en Région de Bruxelles-Capitale du 19 juillet 2001 et constitue à la fois le Règlement de réseau prévu par le § 1er dudit article et le Règlement de comptage prévu par son § 2. Il comprend les prescriptions et les règles relatives à la gestion du réseau de transport régional et à l'accès à celui-ci, en vue de veiller à son exploitation sûre et efficace, son développement coordonné et son interopérabilité avec les réseaux interconnectés, ainsi que les mesures à prendre pour assurer la confidentialité des informations personnelles et commerciales dont le gestionnaire du réseau de transport régional a connaissance dans l'accomplissement de sa mission.

Art. 2.Pour l'application du présent document, il y a lieu d'entendre par : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld CHAPITRE 1.2. - Tâches et obligations du gestionnaire du réseau de transport régional Section 1.2.1. - Gestion technique du réseau

Art. 3.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional exécute les tâches et obligations qui lui incombent en vertu de la loi et de l'ordonnance en vue d'assurer la gestion du transport d'énergie électrique entre utilisateurs du réseau de transport régional tout en surveillant, maintenant et, le cas échéant, en rétablissant la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional, avec les moyens dont il dispose, dans le respect de l'environnement et d'une gestion rationnelle de la voirie publique. § 2. Nonobstant le § 1, le gestionnaire du réseau de transport régional veille à maintenir le droit de priorité aux productions d'électricité à partir d'installations de cogénération de qualité ou d'installations qui utilisent des sources d'énergie renouvelable. § 3. Le gestionnaire du réseau de transport régional fournit le service de raccordement et d'accès au réseau de transport régional. § 4. Le gestionnaire du réseau de transport régional, en concertation avec les gestionnaires du réseau de transport et de distribution, surveille et contrôle la qualité de l'approvisionnement et de la stabilité du réseau de transport régional à l'aide d'un système qui permet de déterminer au moins les indices de qualité suivants : a) la fréquence des interruptions;b) la durée moyenne des interruptions;c) la durée annuelle des coupures. Le gestionnaire du réseau de transport régional rend public, au moins annuellement, un rapport sur la qualité et la fiabilité de l'approvisionnement dans le réseau. § 5. Le gestionnaire du réseau de transport régional met en oeuvre les moyens qui lui sont raisonnablement disponibles pour prévenir les interruptions à l'accès au réseau de transport régional ou, en cas d'interruption, pour y remédier le plus vite possible. § 6. Le gestionnaire du réseau de transport régional collecte et traite les mesures et les comptages requis pour ses propres tâches, en ce compris la gestion des équipements et des procédés en matière de mesure et de comptage, de même que l'acquisition, la validation et le traitement des données de mesure et de comptage.

Art. 4.Le gestionnaire du réseau de transport régional agit de manière objective et transparente et s'abstient de discrimination entre utilisateurs du réseau, fournisseurs, ou autres personnes concernées par le transport régional d'électricité.

Section 1.2.2. - Sous-traitance

Art. 5.§ 1er. Nonobstant les article 3 § 1er et article 114, § 3, le gestionnaire du réseau de transport régional peut confier tout ou en partie l'exploitation journalière de ses activités à une ou plusieurs société(s) exploitante(s). § 2. Nonobstant l'art. 3 § 1er, le gestionnaire du réseau de transport régional peut confier à un organisme indépendant la mise en oeuvre des essais ou inspections visés aux article 15, article 57, article 67, article 69 et article 70.

CHAPITRE 1.3. - Modalités d'échange d'informations et confidentialité.

Section 1.3.1. - Notifications, communications et délais

Art. 6.§ 1er. Le Chapitre 8.1 comprend une liste d'informations que le gestionnaire du réseau de transport régional peut obtenir des utilisateurs du réseau. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut obtenir les informations complémentaires dont il estime avoir besoin pour des raisons de sécurité de fiabilité et d'efficacité du réseau de transport régional. § 2. L'utilisateur du réseau de transport régional informe sans délai le gestionnaire du réseau de transport régional d'une modification de ses installations dans la mesure où celle-ci exige une adaptation des informations communiquées précédemment.

Art. 7.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional met les informations suivantes à la disposition du public : 1. les conditions générales des contrats à conclure en vertu du règlement technique;2. les procédures qui sont d'application et auxquelles le règlement technique fait référence;3. les formulaires nécessaires à l'échange des informations conformément au règlement technique;4. les tarifs d'accès au réseau de transport régional. § 2. Sans préjudice de la non publication des données et informations confidentielles ou commercialement sensibles dont il a connaissance en vertu du règlement technique, le gestionnaire du réseau de transport régional veille à rendre accessible à quiconque le souhaite, éventuellement via Internet, les informations utiles aux utilisateurs du réseau de transport régional, et notamment les conditions générales, contrats types et formulaires prévus en vertu du règlement technique.

Art. 8.§ 1er. Une notification ou communication faite en exécution du règlement technique a lieu par écrit, selon les formes et conditions prévues à l'art. 2281 du Code civil, avec identification de l'expéditeur et du destinataire. Sauf stipulation contraire, le gestionnaire du réseau de transport régional détermine le format des documents dans lesquels ces informations sont échangées. § 2. Par dérogation au § 1er, le dépôt, la communication ou la notification des informations portant sur des échanges d'électricité dans le cadre de l'exploitation du réseau de transport régional s'effectue par le recours à des moyens électroniques d'échanges de données déterminés par le gestionnaire du réseau de transport régional. § 3. En cas d'urgence, des informations peuvent être échangées oralement mais sont alors confirmées le plus rapidement possible conformément aux § 1er et 2. § 4. Les informations commerciales échangées par courrier électronique seront délivrées avec fourniture d'une preuve d'envoi, selon un protocole déterminé par le gestionnaire du réseau de transport régional. § 5. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut élaborer des mesures techniques et organisationnelles relatives aux informations à échanger afin de veiller à leur confidentialité telle que définie à la Section 1.3.2.

Art. 9.§ 1er. En l'absence de dispositions explicites en la matière dans le règlement technique, le gestionnaire du réseau de transport régional, les utilisateurs du réseau de transport régional, les fournisseurs, et les personnes concernées par le transport régional d'électricité s'efforcent de communiquer dans les meilleurs délais les informations nécessaires conformément au règlement technique. § 2. Les délais indiqués dans le règlement technique se comptent de minuit à minuit. Ils commencent à courir le jour ouvrable qui suit le jour de la réception de la notification explicite visée à l'article 8; en l'absence de cette dernière, les délais commencent à courir le jour ouvrable qui suit le jour de la prise de connaissance de l'événement qui y donne cours. Les délais comprennent le jour de l'échéance.

Art. 10.Les dépôts, communications ou notifications dont question dans le règlement technique sont valablement effectués à la dernière adresse notifiée à cette fin par le destinataire.

Art. 11.Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine le support sur lequel il tient les registres prévus par le règlement technique. Si les registres sont tenus sur un support informatique, le gestionnaire du réseau de transport régional prend les dispositions nécessaires pour conserver en sécurité au moins une copie non altérée sur un support identique.

Section 1.3.2. - Confidentialité

Art. 12.Une personne qui communique des informations en exécution du règlement technique identifie comme telles les informations confidentielles ou commercialement sensibles. Leur destinataire ne peut les communiquer à un tiers, sauf dans les cas suivants : 1. La communication au tiers est requise dans le cadre d'une procédure judiciaire ou imposée par les autorités.2. Des dispositions légales ou réglementaires imposent la divulgation ou la communication des informations en question.3. Une autorisation préalable a été émise par la personne dont émanent les informations.4. L'information est habituellement accessible ou disponible dans le public.5. La communication de l'information par le gestionnaire du réseau de transport régional est indispensable pour une raison technique ou de sécurité, ou pour la gestion du réseau de transport régional ou pour la concertation avec d'autres gestionnaires de réseau.Le tiers destinataire de cette information en assure alors la confidentialité.

CHAPITRE 1.4. - Accès de personnes aux installations Section 1.4.1. - Sécurité des personnes et des biens.

Art. 13.Les dispositions légales et réglementaires applicables en matière de sécurité des biens et des personnes, y compris les règles normatives telles que notamment le « RGPT » et le « RGIE », et la norme NBN EN 50110-1 « Exploitation d'installations électriques » et la norme NBN EN 50110-2 « Exploitation d'installations électriques (annexes nationales) » et leurs éventuels amendements ultérieurs sont d'application pour les personnes intervenant sur le réseau de transport régional, y compris le gestionnaire du réseau de transport régional, les utilisateurs du réseau de transport régional, les fournisseurs, les responsables d'équilibre, les autres gestionnaires de réseau et leur personnel respectif, ainsi que des tiers intervenant sur le réseau de transport régional à la demande des personnes précitées.

Section 1.4.2. - Accès de personnes aux installations du gestionnaire du réseau de transport régional

Art. 14.§ 1er. L'accès de personnes aux biens sur lesquels le gestionnaire du réseau de transport régional possède un droit de propriété ou d'utilisation a lieu conformément aux procédures d'accès et de sécurité du gestionnaire du réseau de transport régional et moyennant son accord explicite préalable. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional a un droit d'accès permanent ou immédiat sur demande orale aux installations sur lesquelles il possède un droit de propriété ou d'utilisation et qui sont situées dans une propriété d'un utilisateur du réseau de transport régional. § 3. L'utilisateur du réseau de transport régional qui soumet l'accès de personnes à un de ses biens à des procédures d'accès spécifiques ou à des prescriptions de sécurité particulières en informe le gestionnaire du réseau de transport régional. A défaut, le gestionnaire du réseau de transport régional suit ses propres prescriptions de sécurité.

Section 1.4.3. - Accès de personnes aux installations d'un utilisateur du réseau de transport régional

Art. 15.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut accéder aux raccordements et aux installations faisant fonctionnellement partie du réseau de transport régional afin d'y effectuer ou d'y organiser une inspection, un essai, une intervention ou une manoeuvre. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut accéder aux installations influençant le réseau de transport régional afin d'y effectuer ou d'y organiser une inspection. § 3. Si la situation le permet, les accès visés au §§ 1 et 2 sont notifiés par le gestionnaire du réseau de transport régional à l'utilisateur du réseau de transport régional au minimum 3 jours ouvrables à l'avance; en outre, lorsque les installations de l'utilisateur du réseau de transport régional sont susceptibles d'être affectées, dans leur fonctionnement ou leur exploitation, par l'inspection, l'essai, l'intervention, ou la manoeuvre envisagés, le moment de l'accès est déterminé en concertation avec l'utilisateur du réseau de transport régional. § 4. Avant d'effectuer un accès visé au § 1 et 2, l'utilisateur du réseau de transport régional informe le gestionnaire du réseau de transport régional des prescriptions de sécurité à appliquer. A défaut, le gestionnaire du réseau de transport régional suit ses propres prescriptions de sécurité.

Section 1.4.4. - Travaux au réseau de transport régional ou aux installations de l'utilisateur du réseau de transport régional

Art. 16.§ 1er. Lorsqu'il juge que la sécurité ou la fiabilité du réseau de transport régional le nécessite, le gestionnaire du réseau de transport régional peut mettre un utilisateur du réseau de transport régional en demeure d'adapter une installation sur laquelle ce dernier possède un droit de propriété ou d'utilisation. La mise en demeure décrit les travaux nécessaires, leur motivation et leur délai d'exécution. En cas de défaut d'exécution dans le délai fixé, le gestionnaire du réseau de transport régional peut effectuer les travaux aux frais de l'utilisateur du réseau de transport régional défaillant. § 2. Lorsque l'efficacité du réseau de transport régional le nécessite, le gestionnaire du réseau de transport régional peut demander à un utilisateur du réseau de transport régional d'adapter une installation sur laquelle ce dernier possède un droit de propriété ou d'utilisation. Le gestionnaire du réseau de transport régional motive sa requête et détermine, après concertation avec l'utilisateur du réseau de transport régional, les travaux nécessités par l'adaptation demandée ainsi que le délai d'exécution de ceux-ci. En cas de défaut d'exécution dans les délai fixés, le gestionnaire du réseau de transport régional peut effectuer les travaux aux frais de l'utilisateur du réseau défaillant.

CHAPITRE 1.5. - Situations d'urgence Section 1.5.1. - Définition des situations d'urgence

Art. 17.Est considérée comme une situation d'urgence : 1. une situation de force majeure, en particulier : 1° la catastrophe naturelle découlant des tremblements de terre, inondations, tempêtes, cyclones ou des autres circonstances climatologiques exceptionnelles, 2° une explosion nucléaire ou chimique et ses conséquences, 3° des indisponibilités non programmées des installations, y compris une situation d'incidents multiples, un virus informatique, un effondrement du système informatique pour des raisons autres que la vétusté ou le manque d'entretien de ces installations, 4° l'impossibilité technique, temporaire ou permanente, pour le réseau de transport régional de transporter de l'énergie électrique en raison de perturbations au sein de la zone de réglage causées par des flux d'énergie au sein d'une autre zone de réglage ou entre deux ou plusieurs autres zones de réglage et dont l'identité des acteurs du marché concernés par ces flux d'énergie n'est pas connue du gestionnaire du réseau de transport régional et ne peut raisonnablement l'être;5° l'impossibilité d'opérer sur le réseau de transport régional en raison d'un conflit collectif et qui donne lieu à une mesure unilatérale, des employés ou groupes d'employés ou un autre conflit social, 6° l'incendie, l'explosion, le sabotage, l'acte de nature terroriste, l'acte de vandalisme, les dégâts provoqués par des actes criminels, la contrainte de nature criminelle et les menaces de même nature, 7° la guerre déclarée ou non, la menace de guerre, l'invasion, le conflit armé, l'embargo, la révolution, la révolte, 8° le fait du Prince;2. une situation faisant suite à la force majeure et dans lesquelles doivent être prises des mesures exceptionnelles et temporaires pour faire face aux conséquences de la force majeure afin de pouvoir maintenir ou rétablir le fonctionnement sûr et fiable du réseau de transport régional;3. une situation définie comme telle par l'autorité compétente et par laquelle cette autorité peut imposer des mesures exceptionnelles et temporaires aux gestionnaire du réseau de transport régional ou aux utilisateurs du réseau de transport régional afin de pouvoir maintenir ou rétablir le fonctionnement sûr et fiable du réseau de transport régional;4. une situation faisant suite à un événement qui, bien qu'il ne puisse pas être qualifié de force majeure selon l'état actuel de la jurisprudence et de la doctrine, exige, selon la conviction du gestionnaire du réseau de transport régional ou de l'utilisateur du réseau de transport régional, une intervention urgente et orientée du gestionnaire du réseau de transport régional afin de pouvoir maintenir ou rétablir le fonctionnement sûr et fiable du réseau de transport régional, ou d'empêcher d'autres dommages. Section 1.5.2. - Actions du gestionnaire du réseau de transport en situation d'urgence

Art. 18.§ 1er. En situation d'urgence, quelle que soit la personne l'ayant invoqué, ou lorsque le gestionnaire du réseau de transport régional estime raisonnablement qu'une situation d'urgence peut se concrétiser à brève échéance, le gestionnaire du réseau de transport régional prend les actions qu'il juge nécessaires afin de remédier aux effets de la situation d'urgence sur la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional. Les modalités d'application de ces actions sont précisées dans les contrats conclus en vertu du règlement technique et conformes à celui-ci. § 2. Les actions que le gestionnaire du réseau de transport régional prend dans le cadre du § 1er lient les personnes concernées. § 3. Nonobstant le § 1er, si une situation d'urgence porte simultanément sur le réseau de transport et le réseau de transport régional, les actions visées au § 1er sont prises conformément au règlement technique fédéral et aux règles techniques émises par l'Union pour la Coordination du Transport de l'Electricité (UCTE).

Section 1.5.3. - Suspension des obligations

Art. 19.§ 1er. Une obligation non financière devenue irréalisable par la survenue d'une situation d'urgence est suspendue pendant la durée de celle-ci. § 2. La personne dont une obligation est suspendue en vertu du § 1 notifie cette suspension aux tiers concernés ainsi que les raisons et la durée raisonnablement prévisible de la suspension; elle met en oeuvre tous les moyens dont elle dispose pour minimiser la durée et les effets de la suspension.

Titre 2. - Planification du réseau de transport régional CHAPITRE 2.1. - Dispositions générales

Art. 20.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional établit un plan d'investissements en vue d'assurer la continuité et la fiabilité de l'approvisionnement sur le réseau de transport régional sur la base des informations qu'il reçoit conformément au présent Titre. Le plan d'investissement couvre une période de sept ans; il est adapté chaque année pour les sept années suivantes et communiqué au Service au plus tard le 30 juin de l'année qui précède la période visée par le plan. La première période visée par ces plans débute le 1er janvier 2004. § 2. Le plan comprend une estimation détaillée des besoins en capacité de transport régional, avec indication des hypothèses sous-jacentes, et mentionne le programme d'investissements que le gestionnaire du réseau de transport régional prévoit pour pouvoir couvrir ces besoins.

CHAPITRE 2.2. - Communication des données au gestionnaire du réseau de transport régional

Art. 21.§ 1er. Les données de planification sont celles identifiées comme telles au Chapitre 8.1. § 2. Annuellement et de leur propre initiative, les utilisateurs du réseau de transport régional notifient au gestionnaire du réseau de transport régional, selon un calendrier défini par ce dernier, leur meilleure estimation des données de planification disponibles relatives aux 7 années suivant l'année en cours. § 3. Un utilisateur du réseau de transport régional peut notifier au gestionnaire du réseau de transport régional les autres informations utiles non citées parmi les données de planification. § 4. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut, moyennant demande motivée, obtenir d'un utilisateur du réseau de transport régional ou d'un tiers concerné des données complémentaires, non citées parmi les données de planification, qu'il juge nécessaires pour remplir ses obligations de produire un plan d'investissement. Après concertation avec la personne concernée, le gestionnaire du réseau de transport régional détermine le délai raisonnable dans lequel ces données complémentaires lui sont notifiées.

Art. 22.L'utilisateur du réseau de transport régional qui envisage de mettre en service ou de déclasser une unité de production raccordée au réseau de transport régional, notifie au gestionnaire du réseau de transport régional, au plus tard douze mois avant la réalisation effective de cette mise en service ou de ce déclassement, les données identifiées par l'abréviation comme telles au Chapitre 8.1. Cette notification ne préjuge ni de l'accord, ni du refus du gestionnaire du réseau de transport régional, ni de la décision finale de l'utilisateur du réseau de transport régional quant à son intention.

CHAPITRE 2.3. - Données incomplètes ou inexactes

Art. 23.Au cas où le gestionnaire du réseau de transport régional juge la notification des données de planification ou des données complémentaires incomplète, imprécise, erronée ou déraisonnable, il peut obtenir de l'utilisateur du réseau de transport régional les corrections ou données complémentaires concernées. Après concertation avec l'utilisateur du réseau de transport régional, le gestionnaire du réseau de transport régional détermine le délai raisonnable dans lequel ces corrections et données complémentaires lui sont notifiées.

Art. 24.L'utilisateur du réseau de transport régional qui n'est pas en mesure de notifier les données demandées conformément aux article 21 à article 23 en informe le gestionnaire du réseau de transport régional et motive les raisons de la notification incomplète.

Art. 25.Le gestionnaire du réseau de transport régional ne peut être tenu responsable des conséquences sur le plan d'investissements d'erreurs ou d'omissions dans les données de planification qu'il a reçues ou de la notification hors délai de ces données.

TITRE 3. - Raccordement au réseau de transport régional CHAPITRE 3.1. - Dispositions générales

Art. 26.Le Titre 3 s'applique 1° aux raccordements, quelle que soit la personne qui en possède un droit de propriété ou d'utilisation et nonobstant les spécifications techniques et les modes d'utilisation et d'entretien des systèmes de mesure précisés au Titre 5;2° aux installations influençant le réseau de transport régional;3° aux installations raccordées par une ligne directe ou qui font partie d'une ligne directe;4° aux installations qui font fonctionnellement partie du réseau de transport régional.

Art. 27.§ 1er. Nonobstant les article28, article 68 et article 95, l'utilisateur du réseau de transport régional, ou un tiers mandaté par lui, gère et entretient les installations sur lesquelles il possède un droit de propriété ou d'utilisation. § 2. Par dérogation au § 1er, le gestionnaire du réseau de transport régional, ou une personne mandatée par lui, est seul habilité à effectuer une intervention ou une manoeuvre sur une installation faisant fonctionnellement partie du réseau de transport régional; les frais des interventions et manoeuvres sont à charge de l'utilisateur du réseau de transport régional lorsqu'elles sont effectuées à sa demande ou lorsqu'elles trouvent leur origine dans ses autres installations. § 3. Par dérogation au § 1er, le gestionnaire du réseau de transport régional détermine, après concertation avec l'utilisateur du réseau de transport régional, les procédures d'exploitation et d'entretien des installations influençant le réseau de transport régional.

Art. 28.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional est seul habilité à étendre, modifier, renforcer, entretenir et exploiter le réseau de transport régional et la partie d'un raccordement sur laquelle il possède un droit de propriété ou d'utilisation. § 2. Les demandes de nouveau raccordement ou de mise en place d'un nouvel équipement de raccordement sont introduites auprès du gestionnaire du réseau de transport régional par toute personne susceptible de fournir un document valant preuve qu'il dispose ou disposera, en propriété ou en utilisation, de tous les droits relatifs à la gestion, l'utilisation, le renforcement et la cession de ces installations.

Art. 29.§ 1er. Un utilisateur du réseau de transport régional autorise le gestionnaire du réseau de transport régional à utiliser gratuitement ses équipements de raccordement ou ses installations faisant fonctionnellement partie du réseau de transport régional au profit d'un autre utilisateur du réseau de transport régional, sans préjudice du droit de la personne attributaire d'obtenir une compensation de la personne bénéficiaire. § 2. Lorsqu'un équipement de raccordement est établi ou est prévu de l'être sur un terrain qui n'est pas la propriété du gestionnaire du réseau de transport régional et dont un utilisateur du réseau de transport régional possède un droit d'utilisation, 1° si l'équipement de raccordement est affecté totalement ou partiellement à l'utilisateur du réseau de transport régional, ce dernier met gratuitement à la disposition du gestionnaire du réseau de transport régional un espace conforme aux conditions posées par celui-ci et dont l'emplacement est déterminé de commun accord, 2° l'utilisateur du réseau de transport régional prend toutes les dispositions qu'on peut raisonnablement attendre de lui afin de prévenir les dommages au réseau de transport régional, aux raccordements et aux installations d'un autre utilisateur du réseau de transport régional;3° lorsque c'est techniquement possible, l'utilisateur du réseau de transport régional veille à ce que le gestionnaire du réseau de transport régional puisse installer des équipements de raccordement complémentaires, sans préjudice du droit de rémunération équitable du propriétaire du terrain concerné par l'utilisateur du raccordement complémentaire;4° l'utilisateur du réseau de transport régional veille à ce que le gestionnaire du réseau de transport régional ait le droit et la possibilité de remplacer tout ou partie de l'équipement de raccordement;5° l'utilisateur du réseau de transport régional veille à ce qu'il ne soit pas porté atteinte aux droits de propriété, d'utilisation, d'accès et de contrôle effectif du gestionnaire du réseau de transport régional sur l'équipement de raccordement. § 3. Les modalités d'exécution des § 1er et 2 sont spécifiées dans le contrat de raccordement.

CHAPITRE 3.2. - Prescriptions techniques Section 3.2.1. - Prescriptions générales Sous-section 3.2.1.A. - Généralités

Art. 30.Les prescriptions techniques spécifiées dans le présent Titre poursuivent notamment les objectifs suivants : 1° contribuer à ce que les conditions d'exploitation du réseau de transport régional applicables ou planifiées au point de raccordement soient suffisantes pour accepter les raccordements, les installations de l'utilisateur du réseau de transport régional et, le cas échéant, une extension du réseau de transport régional sans porter préjudice au bon fonctionnement du réseau de transport régional ou des installations d'autres utilisateurs du réseau de transport régional et sans rétroaction préjudiciable, notamment aux points de vue stabilité, harmoniques, inter-harmoniques, déséquilibre, flicker, variations rapides de tension, courant de court-circuit apporté, au réseau de transport régional ou aux installations d'autres utilisateurs du réseau de transport régional;2° promouvoir le développement harmonieux du réseau de transport régional.

Art. 31.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine les normes techniques, rapports techniques et autres règles de référence applicables aux équipements de raccordement et aux installations des utilisateurs du réseau de transport régional. Ces normes, rapports et règles sont citées dans le contrat de raccordement et aisément consultables par des tiers, par exemple via un site Internet. Une modification apportée à une norme s'applique aux équipements de raccordement existants et aux installations existantes des utilisateurs du réseau de transport régional si la norme ou une obligation légale le prévoit et ne nécessite pas d'amendement aux contrats conclus en vertu du règlement technique. § 2. Les prescriptions techniques générales minimales applicables aux équipements de raccordement et aux installations d'un utilisateur du réseau de transport régional sont précisées au chapitre 8.2.

Art. 32.§ 1er. Les travées des raccordements sont équipées de protections afin d'éliminer sélectivement un défaut dans un délai maximum, y compris le temps de fonctionnement du disjoncteur et d'extinction de l'arc, précisé au Chapitre 8.3. Ces protections sont spécifiées par le gestionnaire du réseau de transport régional dans le contrat de raccordement. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut, le cas échéant et moyennant motivation, imposer des prescriptions spécifiques à un raccordement en fonction des caractéristiques locales particulières du réseau de transport régional. § 3. Des installations électriques alimentées par des raccordements distincts ne peuvent pas être reliées entre elles, sauf autorisation préalable du gestionnaire du réseau de transport régional. § 4. Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine, après consultation de l'utilisateur du réseau de transport régional, en ce qui concerne les aspects non couverts par le règlement technique, les exigences techniques minimales et les paramètres de réglage à mettre en oeuvre pour le raccordement au réseau de transport régional dont notamment : 1° le schéma unifilaire, en ce compris la première travée de raccordement au départ du réseau de transport régional, la structure du poste dont cette travée fait partie et les jeux de barres de ce poste;2° les caractéristiques techniques fonctionnelles minimales des installations de raccordement. § 5. Après consultation de l'utilisateur de transport régional, le gestionnaire du réseau détermine sur le schéma unifilaire notamment : 1° les points de raccordement;2° les points d'interface;3° les points d'injection et/ou de prélèvement;4° les points de mesure. § 6. Les exigences techniques minimales, les paramètres de réglage et les autres dispositions visées aux §§ 5 et 6 sont spécifiés dans le contrat de raccordement visé à l'article 53.

Art. 33.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine les spécifications techniques fonctionnelles minimales à mettre en oeuvre en ce qui concerne les installations de l'utilisateur du réseau de transport régional, afin d'assurer la sécurité, la fiabilité et l'efficacité du réseau de transport régional. Les exigences fonctionnelles minimales portent : 1° sur les performances des installations de l'utilisateur du réseau de transport régional au droit du point d'interface en terme de : (a) puissances de court-circuit monophasées et triphasées maximales que l'installation de l'utilisateur du réseau de transport régional est susceptible d'injecter dans le réseau de transport régional;(b) délai maximum d'élimination du courant de défaut par les protections principales et de réserve;(c) régime du neutre des installations de l'utilisateur du réseau de transport régional (mise à la terre, impédances incorporées, couplages des transformateurs);(d) niveaux maximum autorisés d'émission de perturbations injectées dans le réseau de transport régional par l'installation de l'utilisateur du réseau de transport régional;2° sur les caractéristiques techniques des installations de l'utilisateur du réseau de transport régional raccordées au niveau de tension du point d'interface ou, à défaut -par exemple lorsque les installations de l'utilisateur du réseau de transport régional débutent par une transformation de tension-, sur les caractéristiques techniques des installations de l'utilisateur du réseau de transport régional raccordées au premier niveau de tension directement relié au niveau de tension du point d'interface par une transformation simple, en terme de : (a) niveau d'isolement;(b) courant de court circuit de dimensionnement;(c) pouvoir de coupure des disjoncteurs.3° d'une façon générale sur un équipement susceptible d'influencer significativement la qualité de la tension ou d'induire des perturbations dans le réseau de transport régional;4° sur les moyens de télécommunication à installer chez l'utilisateur du réseau de transport régional.5° après concertation avec l'utilisateur de réseau de transport régional, (a) sur les verrouillages et les automatismes à installer chez l'utilisateur du réseau de transport régional;(b) sur les solutions techniques et les paramètres de réglage à mettre en oeuvre dans le cadre du code de sauvegarde et du code de reconstitution. § 2. Les exigences techniques, les paramètres de réglage et les autres dispositions visées au § 1er sont précisés dans le contrat de raccordement visé à l'article 53.

Art. 34.L'utilisateur du réseau de transport régional et le gestionnaire du réseau de transport régional conviennent, pour les aspects non couverts par le règlement technique et qui sont liés à la sécurité, la fiabilité et l'efficacité du réseau de transport régional : 1° du schéma unifilaire de la structure du réseau de l'utilisateur du réseau de transport régional comprenant : (a) les plans de tension des installations de l'utilisateur de réseau de transport régional contenant le ou les points d'interface;(b) les connexions possibles entre les différents raccordements, y compris les transformateurs, ainsi que celles relatives aux éventuelles installations de production;(c) les éventuelles installations de compensation d'énergie réactive;(d) la définition du couplage, des tensions nominales et des éventuels plots de réglage des transformateurs pouvant connecter différents raccordements;(e) les équipements raccordés à ces plans de tension susceptibles d'engendrer des perturbations.2° des éventuels ré-enclenchements automatiques prévus pour les lignes aériennes.3° des modes d'exploitation du raccordement principal et du raccordement de secours.

Art. 35.L'utilisateur du réseau de transport régional communique de sa propre initiative au gestionnaire du réseau de transport régional les informations relatives à ses installations qui ont un impact sur la qualité, la fiabilité et l'efficacité du système électrique dont notamment : 1° les caractéristiques des équipements de compensation situés dans les installations de l'utilisateur du réseau de transport régional;2° l'apport de puissance de court-circuit des installations de l'utilisateur du réseau de transport régional ou, à défaut, la puissance totale des moteurs installés dans les installations de l'utilisateur du réseau de transport régional, ou, à défaut la proportion de la charge de l'utilisateur de transport régional utilisée pour l'alimentation de moteurs à courant alternatif.

Art. 36.En cas de modification de la situation du réseau de transport régional, le gestionnaire du réseau de transport régional peut obtenir que l'utilisateur du réseau de transport régional apporte à ses frais les adaptations nécessaires aux protections dans ses installations, afin de maintenir leur sélectivité.

Sous-section 3.2.1.B. - Perturbations et dommages

Art. 37.§ 1er. Les installations de l'utilisateur du réseau de transport régional ne peuvent être source de risques, de dommages ou de nuisances aux installations du gestionnaire du réseau de transport régional ou de tiers. § 2. Hormis le cas d'une action erronée du gestionnaire du réseau de transport régional, l'utilisateur du réseau de transport régional assume seul la responsabilité des dommages induits par ses installations. En cette matière, l'utilisateur du réseau de transport régional garantit le gestionnaire du réseau de transport régional contre une action de tiers. § 3. Le gestionnaire du réseau de transport régional assume seul la responsabilité des dommages directs induits par ses installations et résultant d'une faute lourde de sa part.

Art. 38.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional met en oeuvre tous les moyens qui lui sont raisonnablement disponibles pour que la tension à un point de raccordement soit au moins conforme à la norme EN 50160. La norme EN 50160 est applicable à tous les niveaux de tension prévus au règlement technique. § 2. Le niveau admissible des perturbations engendrées sur le réseau de transport régional par les équipements de raccordement et les installations des utilisateurs du réseau de transport régional est déterminé par les normes généralement appliquées dans les secteurs comparables au niveau européen et notamment par les rapports techniques CEI 61000-3-6 et CEI 61000-3-7. § 3. L'utilisateur du réseau de transport régional met en oeuvre les moyens adéquats afin que les installations dont il a la gestion n'engendrent pas sur le réseau de transport régional des phénomènes perturbateurs qui dépassent les limites visées au § 2 ou dans le contrat de raccordement ou qui perturbent la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional ou qui donnent lieu à un prélèvement additionnel d'énergie réactive, défini à l'article 83 ou dans le contrat de raccordement.

A défaut, le gestionnaire du réseau de transport régional peut, moyennant motivation de sa décision, faire mettre en oeuvre lesdits moyens à charge de l'utilisateur du réseau de transport régional.

Sous-section 3.2.1.C. - Identification des équipements

Art. 39.§ 1er. Un équipement de raccordement est identifié selon une codification établie par le gestionnaire du réseau de transport régional. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine, après concertation avec l'utilisateur du réseau de transport régional, les équipements faisant partie des installations de ce dernier qui sont identifiés selon la codification visée au § 1er. § 3. Les équipements visés aux §§ 1er et 2 sont munis d'une plaque indiquant leur codification.

Section 3.2.2. - Prescriptions complémentaires pour le raccordement d'une unité de production

Art. 40.Des prescriptions techniques complémentaires pour le raccordement d'unités de production sont spécifiées au Chapitre 8.4.

Art. 41.§ 1er. L'utilisateur du réseau de transport régional et le gestionnaire du réseau de transport régional conviennent, pour les aspects non précisés par le règlement technique et qui ont un impact sur la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional, des exigences techniques minimales et des paramètres de réglage des installations de production de l'utilisateur du réseau de transport régional, dont notamment : 1° le domaine de fonctionnement du générateur dans le plan actif-réactif en fonction de la tension d'exploitation;2° l'adaptation du régulateur turbine à l'îlotage de l'unité de production : capacité et moment de l'îlotage;3° la plage de réglage du gain du régulateur de vitesse;4° le statisme réactif;5° la stabilité statique et dynamique;6° la résistance aux creux de tension du générateur et des équipements auxiliaires;7° le plafond d'excitation;8° la synchronisation au réseau de transport régional en exploitation normale et exceptionnelle;9° la capacité de l'unité de production de fournir des services auxiliaires;10° pour les ensembles de production comprenant plusieurs unités de production avec auxiliaires communs et unités de production à cycle combiné, la possibilité de pannes de mode commun, y compris le contrôle-commande;11° le Power System Stabiliser (PSS);12° le transformateur élévateur : puissance, rapport de transformation, tension de courtcircuit, mise à la terre du point neutre, limitation du courant de court-circuit monophasé. § 2. Les exigences techniques minimales, les paramètres de réglage et les autres dispositions visées au § 1er sont spécifiés dans le contrat de raccordement.

Art. 42.Si des unités de production sont connectées au même point de raccordement, le règlement technique est applicable séparément à chacune d'elles.

Art. 43.Le gestionnaire du réseau de transport régional établit en concertation avec le Service les prescriptions techniques adaptées aux unités de production qui utilisent des sources d'énergie renouvelable et aux unités de cogénération de qualité. Ces prescriptions techniques sont rendues aisément consultables par des tiers, par exemple via un site Internet.

CHAPITRE 3.3. - Procédures concernant un raccordement Section 3.3.1. - Etude d'orientation

Art. 44.§ 1er. Les demandes d'étude d'orientation d'un nouveau raccordement ou d'adaptation d'un raccordement existant, d'un équipement de raccordement ou de leur mode d'exploitation sont à introduire auprès du gestionnaire du réseau de transport régional. § 2. Une demande d'étude d'orientation contient les informations suivantes : 1° l'identité et les coordonnées du demandeur d'étude et, s'il s'agit d'une société, la raison sociale et la dénomination, la forme juridique et le siège social et les documents attestant les pouvoirs des signataires de la demande;2° la localisation géographique et la puissance du raccordement projeté; 3° le formulaire de demande d'étude d'orientation, disponible auprès du gestionnaire du réseau de transport régional, dûment complété et contenant les données techniques générales et les paramètres technologiques du raccordement projeté, identifiées comme telles au chapitre 8.1, 4° l'engagement du demandeur d'étude de payer le tarif lié à l'étude d'orientation. § 3. Dans un délai de dix jours ouvrables suivant l'introduction de la demande d'étude d'orientation, le gestionnaire du réseau de transport régional vérifie si la demande est complète et informe le demandeur d'étude des informations ou documents faisant éventuellement défaut, en indiquant le délai pour compléter sa demande. § 4. Si le gestionnaire du réseau de transport régional estime que la demande d'étude d'orientation est déraisonnable au regard de la sécurité, de la fiabilité et de l'efficacité du réseau de transport régional, il le notifie et le motive au demandeur dans le même délai. § 5. Le gestionnaire du réseau de transport régional notifie au demandeur d'étude d'orientation la complétude ou non-complétude de sa demande d'étude d'orientation.

Art. 45.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional évalue une demande d'étude d'orientation complète eu égard notamment : 1° au maintien de l'intégrité, de la sécurité, de la fiabilité et de l'efficacité du réseau de transport régional;2° au bon fonctionnement du réseau de transport régional quant à la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité des installations des utilisateurs du réseau de transport régional;3° à la nécessité de promouvoir le développement harmonieux du réseau de transport régional;4° aux raccordements déjà existants et aux réservations existantes de capacités d'injection ou de prélèvement;5° au respect de la loi et de l'ordonnance;6° au respect du droit de l'environnement et de l'aménagement du territoire;7° au maintien d'une capacité de transport nécessaire à l'approvisionnement des besoins futurs liés à des obligations de service public selon les dispositions légales. § 2. L'étude peut porter sur d'autres points déterminés d'un commun accord par le gestionnaire du réseau de transport régional et le demandeur d'étude d'orientation. § 3. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut obtenir du demandeur d'étude d'orientation, dans un délai de dix jours ouvrables, des données complémentaires nécessaires à l'examen de la demande d'étude d'orientation.

Art. 46.L'introduction d'une demande d'étude d'orientation et son examen par le gestionnaire du réseau de transport régional ne fait naître dans le chef de ce dernier aucune obligation de déterminer ou d'attribuer une réservation de capacité telle que visée à l'article 49. L'étude d'orientation ne préjuge pas des options finales qui seront prises dans l'éventuel contrat de raccordement.

Art. 47.§ 1er. Dans les meilleurs délais, et au plus tard 40 jours ouvrables après l'introduction de la demande d'étude d'orientation, sous réserve de l'extension de ce délai suite à l'application éventuelle de l'article 44, § 3, le gestionnaire du réseau de transport régional notifie au demandeur le résultat de son étude d'orientation et les informations techniques ci-après ou toute autre à convenir : 1° un schéma du raccordement ou de l'adaptation projetée;2° le cas échéant, les contraintes spécifiques, techniques, légales ou autres, liées à la localisation du raccordement ou de l'adaptation projetée;3° le cas échéant, les éléments nécessaires pour la mise en conformité des équipements de raccordement et des installations de l'utilisateur du réseau de transport régional ou des adaptations projetées avec la loi et avec l'ordonnance;4° le cas échéant, la nécessité de procéder à une étude sur des appareils de filtrage et de compensation ou sur la stabilité du réseau de transport régional;5° le cas échéant, une évaluation indicative des éventuels renforcements à apporter au réseau de transport régional pour le raccordement ou l'adaptation projetée, et une évaluation indicative de la durée normale requise à cet effet;6° une évaluation indicative des délais pour la réalisation des travaux de raccordement ou d'adaptation projetés;7° une estimation indicative des coûts pour la réalisation des travaux de raccordement ou d'adaptation projetés. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut refuser, en tout ou en partie, la demande de fournir des informations techniques visées au § 1er lorsque le demandeur d'étude d'orientation n'a pas fourni, dans des délais raisonnables, les données complémentaires requises par le gestionnaire du réseau de transport régional. Dans ce cas, le gestionnaire du réseau de transport régional notifie au demandeur d'étude d'orientation son refus motivé.

Section 3.3.2. - Demande de raccordement et projet de raccordement

Art. 48.§ 1er. La réalisation d'un nouveau raccordement, la modification d'un raccordement existant ou d'une installation influençant le réseau de transport régional ou de leur mode d'exploitation est subordonnée à l'introduction auprès du gestionnaire du réseau de transport régional d'une demande de raccordement. La personne demanderesse est nommée ci-après "demandeur de raccordement". § 2. Une demande de raccordement contient les informations suivantes : 1° l'identité et les coordonnées du demandeur de raccordement et, s'il s'agit d'une société, la raison sociale et la dénomination, la forme juridique, le siège social et la copie des statuts de celle-ci, et les documents attestant des pouvoirs des signataires de la demande;2° la localisation géographique, la puissance et les caractéristiques détaillées et techniques du raccordement projeté et des installations à raccorder au réseau de transport régional; 3° le « formulaire de raccordement », disponible auprès du gestionnaire du réseau de transport régional, dûment complété et comprenant les données techniques identifiées au chapitre 8.1, 4° pour les demandes d'un nouveau raccordement ou de modification d'un raccordement existant, un document attestant le respect de l'article 28 § 2;5° son engagement à payer le tarif lié à l'étude de détail en vue d'un nouveau raccordement ou en vue de l'adaptation d'un raccordement existant. § 3. Dans un délai de dix jours ouvrables suivant l'introduction de la demande de raccordement, le gestionnaire du réseau de transport régional vérifie si la demande est complète et informe le demandeur de raccordement des informations ou documents faisant éventuellement défaut, en indiquant le délai pour compléter sa demande.

Art. 49.§ 1er. Lorsque le gestionnaire du réseau de transport régional juge complète une demande de raccordement, il attribue au demandeur de raccordement une réservation de capacité tenant compte de la capacité demandée et de la localisation du raccordement. § 2. Par dérogation au § 1er, l'attribution d'une capacité dans le cadre d'une demande de raccordement d'une unité de production et jusqu'à la notification du projet de raccordement visé à l'article 52 s'effectue moyennant la fourniture de la preuve par le demandeur de raccordement d'une déclaration préalable ou d'une autorisation en vertu de l'art. 4 de la loi du 29 avril 1999.

Art. 50.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional évalue une demande de raccordement eu égard notamment : 1° au maintien de l'intégrité, de la sécurité, de la fiabilité et de l'efficacité du réseau de transport régional;2° au bon fonctionnement du réseau de transport régional quant à la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité des installations des utilisateurs du réseau de transport régional;3° à la nécessité de promouvoir le développement harmonieux du réseau de transport régional;4° aux raccordements déjà existants et aux réservations existantes de capacités d'injection ou de prélèvement;5° au respect de la loi et de l'ordonnance;6° au respect du droit de l'environnement et de l'aménagement du territoire;7° au maintien d'une capacité de transport nécessaire à l'approvisionnement des besoins futurs liés à des obligations de service public selon les dispositions légales, 8° à la priorité à donner, dans la mesure du possible compte tenu de la continuité d'approvisionnement nécessaire, aux installations de production utilisant des sources d'énergie renouvelable ou aux unités de cogénération. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut, dans un délai raisonnable, obtenir du demandeur de raccordement les données complémentaires qu'il juge nécessaires aux fins d'examen d'une demande de raccordement.

Art. 51.§ 1er. Dans les soixante jours ouvrables après réception de la demande dûment complétée au sens de l'article 48 § 3, le gestionnaire du réseau de transport régional et le demandeur de raccordement examinent ensemble les informations techniques fournies par le demandeur de raccordement dans sa demande de raccordement et conviennent des solutions techniques qui seront précisées dans le contrat de raccordement. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional notifie au demandeur de raccordement le résultat de l'examen de sa demande de raccordement. § 3. Lorsqu'une demande de raccordement n'a pas été précédée d'une demande d'étude d'orientation introduite conformément aux l'article 44et suivants, le délai visé au § 1er est prolongé de 30 jours ouvrables. § 4. Le délai visé au § 1er peut être prolongé de commun accord entre le gestionnaire du réseau de transport régional et le demandeur de raccordement si la complexité de la demande de raccordement l'exige. § 5. A défaut de solutions techniques conformes à la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional dans le délai visé aux §§ 1er à 3, la procédure de raccordement prend fin sans conclusion d'un contrat de raccordement et entraîne l'annulation de la réservation de capacité visée à l'article 49.

Art. 52.§ 1er. Au plus tard 30 jours ouvrables après la conclusion d'un accord sur les solutions techniques visé à l'article 51, le gestionnaire du réseau de transport régional notifie au demandeur de raccordement un projet de raccordement qui sert de base à l'établissement d'un contrat de raccordement. § 2. Le délai visé au § 1er peut être prolongé de commun accord entre le gestionnaire du réseau de transport régional et le demandeur du raccordement si la complexité de la demande de raccordement ou le nombre de variantes à étudier l'exige.

Section 3.3.3. - Contrat de raccordement

Art. 53.§ 1er. La mise en service d'un nouveau raccordement, la modification d'un raccordement existant, ou la modification d'une installation influençant le réseau de transport régional, ou de leur mode d'exploitation, susceptible d'avoir un impact sur la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional est subordonnée à la conclusion par le demandeur de raccordement d'un contrat de raccordement ou le cas échéant d'un avenant à un contrat de raccordement existant. § 2. Sur requête du demandeur de raccordement, le gestionnaire du réseau de transport régional peut attribuer un caractère mineur à une modification d'un raccordement existant ou d'une installation du demandeur de raccordement ou de leur mode d'exploitation; le gestionnaire du réseau de transport régional motive son refus éventuel. En dérogation au § 1er, le gestionnaire du réseau de transport régional peut autoriser une modification à caractère mineur sans conclusion d'un avenant au contrat de raccordement. En tout état de cause, le demandeur de raccordement n'est pas dispensé d'obtenir le certificat de conformité du raccordement visé à l'article 57 § 3.

Art. 54.§ 1er. Au plus tard 30 jours ouvrables après notification du projet de raccordement visé à l'art. 52, le gestionnaire du réseau de transport régional et le demandeur de raccordement concluent un contrat de raccordement selon les modalités visées aux article 53 à article 55. § 2. A défaut d'un contrat de raccordement dans le délai visé au § 1er, la procédure de raccordement prend fin et la réservation de capacité visée à l'article 49 est annulée.

Art. 55.§ 1er. Le contrat de raccordement contient au moins les éléments suivants : 1° les conditions générales relatives à : a) la preuve de la solvabilité financière du cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional;b) les modalités pour le recouvrement par ou pour le gestionnaire du réseau de transport régional des impayés éventuels du cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional;c) les modalités de paiement, termes et délais concernant les factures adressées au cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional;d) les dispositions relatives à la confidentialité des informations commerciales relatives au cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional;e) le règlement des litiges, y compris le cas échéant, les clauses de conciliation et d'arbitrage;f) les dispositions générales à prendre en cas de situation d'urgence par le cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional;g) les modalités et les conditions de résiliation et de suspension du contrat de raccordement conformément au règlement technique;h) les modalités de retrait temporaire du certificat de conformité visé à l'article 57 § 3 et les périodes maximales de ce retrait en cas d'application des mesures prévues à l'article 66;i) la procédure applicable et les dispositions qui peuvent être prises par le gestionnaire du réseau de transport régional lorsqu'un équipement de raccordement ou une installation raccordée est susceptible de porter préjudice à la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional ou d'une installation d'un utilisateur du réseau de transport régional;j) la condition suspensive prévue à l'article 57;2° les conditions particulières notamment relatives à : a) l'identité et les coordonnées des parties ainsi que celles de leurs représentants respectifs;b) la durée du contrat de raccordement;c) les garanties financières à fournir par le cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional;d) l'identification du raccordement et notamment sa localisation géographique et sa tension nominale;e) la puissance apparente maximale du raccordement;f) le schéma de raccordement et les modes d'exploitation du raccordement;g) l'identification des équipements de raccordement et des installations du cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional;h) les modalités relatives à la conformité des équiments de raccordement et des installations du cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional;i) les dispositions relatives aux droits de propriété et d'utilisation du raccordement;j) les dispositions et spécifications minimales à respecter par le cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional ou ses installations notamment en matière de caractéristiques techniques, de mesures et comptages, de changements de modes d'exploitation, d'entretien, de fonctionnalités des protections, la sécurité des biens et des personnes;k) les dispositions concernant l'accessibilité aux équiments de raccordement et aux installations du cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional;l) la possibilité et les modalités de modification ou d'interruption de la puissance sur le point d'injection ou de prélèvement;m) le cas échéant, les dispositions spécifiques prises par le cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional pour assurer l'insensibilité de ses installations aux creux de tension;n) le cas échéant, les dispositions spécifiques relatives à la qualité;o) le cas échéant, les dispositions spécifiques concernant la fourniture de services auxiliaires par le cocontractant du gestionnaire du réseau de transport régional;p) les modalités et les délais pour la réalisation du raccordement;q) les modalités de prise en charge des frais encourus par le gestionnaire du réseau de transport régional et le demandeur de raccordement en matière de contrôle des raccordements et des installations du demandeur de raccordement, conformément aux article 55, article 69 et article 70. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine dans le contrat de raccordement des spécifications techniques additionnelles au § 1 pour qu'une unité de production soit autorisée à fournir un service auxiliaire au réseau de transport régional. § 3. La conclusion d'un contrat de raccordement n'empêche pas le gestionnaire du réseau de transport régional, moyennant notification motivée, de revoir, pour des raisons de sécurité, de fiabilité ou d'efficacité du réseau de transport régional, les exigences techniques minimales et paramètres de réglage établis pour le plan de protection du raccordement.

Art. 56.En cas de transfert de propriété ou d'usage d'une installation d'un utilisateur du réseau de transport régional, le repreneur conclut dans les plus brefs délais un contrat de raccordement.

Section 3.3.4. - Mise en service d'un raccordement

Art. 57.§ 1er. Deux conditions requises pour la mise en service d'un raccordement sont la conformité de celui-ci et des installations du demandeur de raccordement avec les prescriptions du règlement technique et du contrat de raccordement, et la vérification par des essais concluants de l'absence de risque de dommages ou de nuisances que la mise en service du raccordement ferait courir au réseau de transport régional ou aux installations d'un utilisateur du réseau de transport régional ou à la qualité de la tension. § 2. Aux fins d'examen des conditions visées au § 1er, le demandeur de raccordement fournit au gestionnaire du réseau de transport régional les données concernant ses installations spécifiées au chapitre 8.1 et le gestionnaire du réseau de transport régional peut effectuer des essais sur ces installations. Le gestionnaire du réseau de transport régional et le demandeur de raccordement conviennent d'une procédure, d'un calendrier et des moyens à utiliser pour la mise en oeuvre des essais. A défaut d'accord, le gestionnaire du réseau de transport régional prend une décision raisonnable qu'il notifie, en la motivant, au demandeur de raccordement. Le gestionnaire du réseau de transport régional notifie également le résultat des essais au demandeur de raccordement. § 3. Le gestionnaire du réseau de transport régional constate le cas échéant la réalisation des conditions visées au § 1 et le notifie au demandeur de raccordement sous forme d'un certificat de conformité. § 4. Si l'examen ou les essais visés au § 2 montrent la non conformité d'une installation au règlement technique ou au contrat de raccordement, le demandeur de raccordement apporte à l'installation, à ses frais, les modifications requises dans un délai fixé par le gestionnaire du réseau de transport régional. § 5. Les essais visés au § 2, de même que de nouveaux essais effectués après les éventuelles modifications visées au § 4 sont à charge du demandeur de raccordement.

Art. 58.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional et le demandeur de raccordement se chargent, chacun pour leurs équipements de raccordement respectifs, d'introduire les demandes nécessaires pour l'obtention des autorisations et des permis requis pour leur exploitation. A cette fin, le demandeur de raccordement et le gestionnaire du réseau de transport régional s'apportent l'aide nécessaire. § 2. Ni le gestionnaire du réseau de transport régional, ni le demandeur du raccordement ne sont responsables de conséquences dues à l'absence de permis ou d'autorisation visés au § 1er, y compris en cas d'un refus ou d'un retard de l'autorité compétente pour délivrer les autorisations ou permis.

Art. 59.Un raccordement ne peut être mis en service que si le fournisseur et le responsable d'équilibre désignés par le demandeur de raccordement conformément à l'article 71 sont enregistrés pour ce raccordement dans le registre d'accès visé à l'article 71.

Art. 60.Les frais de la mise en service d'un raccordement sont à charge du demandeur de raccordement.

Section 3.3.5. - Mise hors service et démantèlement d'un raccordement

Art. 61.§ 1er. Sur demande d'une personne concernée et moyennant notification préalable aux personnes concernés, le gestionnaire du réseau de transport régional peut mettre hors service un raccordement dont il n'est plus fait usage, sauf opposition d'un utilisateur du réseau de transport régional qui atteste que le raccordement lui sert de secours et qui accepte de participer aux frais d'entretien du raccordement selon des modalités à convenir avec le gestionnaire du réseau de transport régional. § 2. La mise hors service d'un raccordement est concrétisée par le retrait du certificat de conformité visé à l'article 57 § 3. § 3. Un raccordement hors service peut être remis en service aux conditions des article 57 et suivants.

Art. 62.§ 1er. Sur demande d'une personne concernée, le gestionnaire du réseau de transport régional peut faire procéder au démantèlement d'un raccordement hors service depuis un an, moyennant approbation préalable des tiers concernés; une personne s'opposant à un démantèlement doit accepter de participer aux frais d'entretien du raccordement selon des modalités à convenir avec le gestionnaire du réseau de transport régional. § 2. Le démantèlement d'un raccordement et la remise en pristin état des locaux, voies d'accès et terrain sont à charge de l'utilisateur du réseau de transport régional.

Section 3.3.6. - Dispositions transitoires

Art. 63.Jusqu'à la conclusion d'un contrat de raccordement, les conventions antérieures concernant un raccordement existant et conformes au règlement technique restent d'application.

CHAPITRE 3.4. - Utilisation, entretien et conformité du raccordement Section 3.4.1. - Dispositions générales

Art. 64.L'utilisateur du réseau de transport régional et le propriétaire d'installations raccordées veillent à prévenir tout dommage au raccordement, au réseau de transport régional et aux installations d'un autre utilisateur du réseau de transport régional; ils garantissent la compétence technique de leur personnel.

Section 3.4.2. - Conformité du raccordement

Art. 65.§ 1. Un utilisateur du réseau de transport régional ou un propriétaire d'installations raccordées notifie immédiatement au gestionnaire du réseau de transport régional un dommage, une anomalie ou une non-conformité aux prescriptions légales ou réglementaires qu'il peut raisonnablement constater. § 2. Dans les meilleurs délais suivant la notification visée au § 1er, le gestionnaire du réseau de transport régional se rend sur place afin d'examiner les mesures à prendre pour remédier à l'anomalie notifiée.

Art. 66.§ 1er. Lorsqu'un équipement de raccordement ou une installation d'un utilisateur du réseau de transport régional n'est pas conforme au règlement technique ou au contrat de raccordement, le gestionnaire du réseau de transport régional peut, après concertation avec l'utilisateur du réseau de transport régional, retirer pour une période déterminée et moyennant motivation, le certificat de conformité du raccordement visé à l'article 57 § 3. § 2. Le certificat de conformité retiré conformément au § 1 ne pourra être délivré à nouveau qu'après la mise en conformité et la réalisation d'essais concluants, conformément à l'article 70.

Section 3.4.3. - Fourniture de services auxiliaires

Art. 67.§ 1er. Un utilisateur du réseau de transport régional peut proposer au gestionnaire du réseau de transport régional de fournir un service auxiliaire si ses installations sont conformes au règlement technique et au contrat de raccordement, et notamment aux prescriptions pour la fourniture de services auxiliaires. § 2. Moyennant la réalisation d'essais concluants, le gestionnaire du réseau de transport régional attribue une habilitation à fournir un service auxiliaire à l'utilisateur du réseau de transport régional visé au § 1er. L'habilitation est renouvelée périodiquement moyennant réitération d'essais concluants. § 3. Lorsque le fonctionnement d'une unité de production n'est pas conforme au règlement technique ou au contrat de service auxiliaire, ce fait étant constaté par exemple lors de la mesure des performances en exploitation courante, le gestionnaire du réseau de transport régional notifie le retrait de l'habilitation visée au § 2 en motivant celui-ci. Le gestionnaire du réseau de transport régional n'attribuera une nouvelle habilitation que conformément au § 2. § 4. Le contrat de raccordement spécifie les essais visés au § 2 et précise de quelle partie ils sont à charge.

Section 3.4.4. - Essais sur les raccordements et sur les installations des utilisateurs du réseau de transport régional Sous-section 3.4.4.A. - Essais demandés et réalisés par un utilisateur du réseau de transport régional

Art. 68.§ 1er. Un utilisateur du réseau de transport régional ne peut, sans autorisation préalable du gestionnaire du réseau de transport régional, effectuer un essai sur un équipement de raccordement ou une installation influençant le réseau de transport régional. La demande d'autorisation est motivée et mentionne au moins l'installation concernée, les informations techniques relatives à l'essai demandé, sa nature, la procédure envisagée et son calendrier. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional évalue l'impact d'un essai demandé conformément au § 1 sur la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional et des installations des utilisateurs du réseau de transport régional; il peut pour ce faire obtenir du demandeur d'autorisation les informations complémentaires nécessaires. Le gestionnaire du réseau de transport régional notifie ensuite au demandeur son accord ou son refus, ce dernier étant motivé. § 3. L'utilisateur du réseau de transport régional visé au § 1 assume la responsabilité de l'essai mené sous son autorité; il informe le gestionnaire du réseau de l'état d'avancement des essais ainsi que de tout changement par rapport à la demande d'autorisation visée au § 1. § 4. La mise en oeuvre d'un essai visé au § 1 et les fournitures le concernant sont à charge du demandeur. § 5. Un accord donné conformément au § 2, ne délie pas le demandeur des essais des obligations qui découlent du règlement technique et des contrats conclus en vertu de celui-ci.

Sous-section 3.4.4.B. - Essais réalisés par le gestionnaire du réseau de transport régional à l'initiative d'un utilisateur du réseau de transport régional en cas de perturbation électrique

Art. 69.§ 1er. Nonobstant l'article 70, l'utilisateur du réseau de transport régional qui présume ou constate des perturbations sur ses installations, en informe le gestionnaire du réseau de transport régional dans les plus brefs délais. § 2. Dans les cas visés au § 1er, le gestionnaire du réseau de transport régional et l'utilisateur du réseau de transport régional conviennent des essais à réaliser sur les installations concernées et sur d'autres installations sur lesquelles ils l'estiment nécessaire. A défaut d'accord, le gestionnaire du réseau de transport régional prend une décision raisonnable et la notifie à l'utilisateur du réseau de transport régional. § 3. Le gestionnaire du réseau de transport régional effectue les essais visés au § 2 et notifie leurs résultats à l'utilisateur du réseau de transport régional. § 4. Si les essais visés au § 2 démontrent un manquement dans le chef du gestionnaire du réseau de transport régional, d'un autre utilisateur du réseau de transport régional ou d'un tiers, la partie défaillante prend en charge les coûts des essais visés au § 2 et des fournitures les concernant. Dans le cas contraire, ces coûts sont à charge de l'utilisateur du réseau de transport régional visé au § 1er. § 5. Lorsque le rapport visé au § 3 montre une non conformité au règlement technique ou aux contrats conclus en vertu de celui-ci, la partie défaillante apporte sans délai et à ses frais les modifications nécessaires aux installations concernées.

Sous-section 3.4.4.C. - Essais de conformité à l'initiative du gestionnaire du réseau de transport régional

Art. 70.§ 1er. Pour des raisons liées à la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional, le gestionnaire du réseau de transport régional peut vérifier la conformité d'un raccordement et d'une installation d'un utilisateur du réseau de transport régional au règlement technique ou au contrat de raccordement. A cette fin, le gestionnaire du réseau de transport régional peut notamment : 1° obtenir sans délai de l'utilisateur du réseau de transport régional les informations nécessaires à cet effet;2° contrôler le raccordement et les installations de l'utilisateur du réseau de transport régional;3° effectuer ou faire effectuer des essais sur les installations de l'utilisateur du réseau de transport régional en cas de présomption de non conformité de celles-ci. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional et l'utilisateur du réseau de transport régional conviennent d'une procédure, d'un calendrier et des moyens à utiliser pour la mise en oeuvre des essais visés au § 1er. A défaut d'accord, la décision appartient au gestionnaire du réseau de transport régional, qui la notifie et la motive à l'utilisateur du réseau de transport régional. § 3. Le résultat des essais visés aux § 1er et 2 est transmis dans les meilleurs délais à l'utilisateur du réseau de transport régional. Si un fonctionnement non conforme est constaté, les coûts des essais et des fournitures les concernant sont à charge de l'utilisateur du réseau de transport régional.

TITRE 4. - Accès au réseau de transport régional CHAPITRE 4.1. - Généralités

Art. 71.§ 1er. Par point d'accès, l'utilisateur du réseau de transport régional désigne un fournisseur et un responsable d'équilibre pour une période d'au moins trois mois. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional tient un registre d'accès dans lequel sont consignés, par point d'accès, le détenteur d'accès et les personnes désignées comme fournisseur et responsable d'équilibre conformément au § 1. § 3. Un changement de responsable d'équilibre ou de fournisseur n'est opposable au gestionnaire du réseau de transport régional que s'il lui est notifié au plus tard dix jours ouvrables à l'avance par le détenteur d'accès selon une procédure spécifiée dans le contrat d'accès visé à l'article 73. § 4. Par dérogation au § 1er, l'utilisateur du réseau de transport régional peut désigner par point d'accès plusieurs responsables d'équilibre selon les dispositions relatives du règlement technique fédéral.

Art. 72.§ 1er. En dérogation à l'article 71, à l'égard d'un point d'accès où une charge est alimentée en tout ou partie par une unité de production locale, l'utilisateur du réseau de transport régional peut désigner un responsable d'équilibre chargé du prélèvement et un responsable d'équilibre chargé de l'injection. § 2. En cas de recours au § 1er, le contrat d'accès prévoit une des deux possibilités suivantes : - soit le responsable d'accès chargé du prélèvement est responsable de l'énergie consommée par la charge et le responsable d'accès chargé de l'injection est responsable de l'énergie produite par l'unité de production locale, moyennant des comptages distincts pour l'énergie ainsi consommée ou produite, - soit d'une part le responsable d'équilibre chargé de l'injection est responsable durant les périodes de mesures pendant lesquelles le bilan de l'énergie échangée avec le réseau de transport régional correspond à une injection, et d'autre part le responsable d'équilibre chargé du prélèvement est responsable durant les périodes de mesures pendant lesquelles le bilan de l'énergie échangée avec le réseau de transport régional correspond à un prélèvement; les périodes de mesure visées sont celles dont question à l'article 112.

CHAPITRE 4.2. - Contrat d'accès

Art. 73.§ 1er. L'accès au réseau de transport régional est subordonné à l'existence et à l'exécution conforme d'un contrat d'accès entre le gestionnaire du réseau de transport régional et un utilisateur du réseau de transport régional, ou son fournisseur, ou son responsable d'équilibre; cette partie signataire est alors dénommée "détenteur d'accès". § 2. Le contrat d'accès contient au moins les éléments suivants : 1° les conditions générales relatives à : a) la preuve de la solvabilité financière du cocontractant du gestionnaire du réseau;b) les modalités pour le recouvrement par ou pour le gestionnaire du réseau des impayés éventuels du cocontractant du gestionnaire du réseau;c) les modalités de paiement, termes et délais concernant les factures adressées au cocontractant du gestionnaire du réseau;d) les dispositions relatives à la confidentialité des informations commerciales relatives au cocontractant du gestionnaire du réseau;e) le règlement des litiges, y compris, le cas échéant, les clauses de conciliation et d'arbitrage;f) les dispositions générales à prendre en situation d'urgence par le cocontractant du gestionnaire du réseau;2° les conditions particulières notamment relatives à : a) l'identité et les coordonnées des parties ainsi que celles de leurs représentants respectifs;b) la durée du contrat d'accès;c) les garanties financières à fournir par le cocontractant du gestionnaire du réseau;d) la puissance souscrite pour chacun des points d'injection et /ou de prélèvement;e) l'identité et les données du responsable d'équilibre et du fournisseur désigné par le cocontractant du gestionnaire du réseau, ainsi que la preuve de cette désignation;f) les dispositions relatives à la compensation des pertes actives en réseau.

Art. 74.§ 1er. La conclusion d'un contrat d'accès est subordonnée à l'introduction préalable d'une demande de contrat d'accès, appelée "demande d'accès", auprès du gestionnaire du réseau de transport régional et selon une procédure à établir par ce dernier. § 2. Une demande d'accès contient, entre autres, 1. l'identité du demandeur, dénommé ci-après "demandeur d'accès";2. la date à laquelle le contrat d'accès au réseau de transport régional doit entrer en vigueur;3. le(s) responsable(s) d'équilibre et pour chacun d'eux le fournisseur désigné 4.Pour chaque responsable d'équilibre, une déclaration de la relation contractuelle visé à l'article 71 § 1er; 5. la liste des points d'accès avec, par point d'accès, a) le cas échéant, la liste des unités de production raccordées;b) la puissance souscrite;le cas échéant, la puissance souscrite pour l'injection et celle souscrite pour le prélèvement. § 3. Dans les cinq jours ouvrables suivant l'introduction d'une demande d'accès, le gestionnaire du réseau de transport régional vérifie si la demande est complète. Si elle est incomplète, le gestionnaire du réseau de transport régional signale au demandeur d'accès les informations ou documents qui font défaut et lui accorde un délai pour compléter sa demande.

Art. 75.§ 1er. La procédure visée à l'article 74 § 1er spécifie les conditions de recevabilité d'une demande d'accès par le gestionnaire du réseau de transport régional. Les conditions suivantes sont nécessaires : 1. selon le cas, le demandeur d'accès démontre soit sa qualité de fournisseur, soit son éligibilité en tant qu'utilisateur du réseau de transport régional au sens des art.13 et suivants de l'ordonnance; 2. les personnes désignées comme responsables d'équilibre figurent au registre des responsables d'accès;3. un contrat de raccordement existe pour les points de raccordement correspondant aux points d'accès;4. les puissances souscrites n'excèdent pas les puissances de raccordement correspondantes;5. le demandeur d'accès garantit au gestionnaire du réseau de transport régional que pendant la durée du contrat d'accès les prélèvements et injections seront couverts par un contrat de fourniture. § 2. Une demande d'accès complète parvient au gestionnaire du réseau de transport régional au plus tard le 20 du deuxième mois précédant la mise en oeuvre de l'accès. § 3. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut obtenir du demandeur d'accès les informations complémentaires nécessaires afin d'examiner la demande d'accès. § 4. Dans les douze jours ouvrables de la réception d'une demande d'accès, le gestionnaire du réseau de transport régional transmet au demandeur d'accès un projet de contrat d'accès ou, le cas échéant, lui notifie son refus motivé.

CHAPITRE 4.3. - Aspects opérationnels Section 4.3.1. - Dispositions générales

Art. 76.Le gestionnaire du réseau de transport régional met en oeuvre les moyens techniques et économiques dont il dispose afin de gérer de manière sûre, fiable et efficace les flux d'électricité sur le réseau de transport régional et de transporter la puissance active à concurrence de la puissance souscrite en chacun des points d'accès.

Art. 77.§ 1er. Une intervention ou manoeuvre d'un utilisateur du réseau de transport régional qui altère la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional est subordonnée à l'accord préalable du gestionnaire du réseau de transport régional; le cas échéant, le refus motivé du gestionnaire du réseau de transport régional est notifié à l'utilisateur du réseau de transport régional. § 2. La puissance active réellement prélevée ou injectée sur un raccordement à un point d'accès par un utilisateur du réseau de transport régional ne peut excéder la puissance de raccordement spécifiée dans le contrat de raccordement. Si la puissance apparente n'est pas mesurée, il est tenu compte d'un facteur de puissance cos ??égal à 0,95 sur la puissance injectée ou prélevée.

Section 4.3.2. - Consigne de puissance active

Art. 78.§ 1er. Le responsable d'équilibre pour un point d'injection transmet au producteur les valeurs de consigne de production et en informe simultanément le gestionnaire du réseau de transport régional et le gestionnaire du réseau de transport. § 2. Le responsable d'équilibre communique sans délai au gestionnaire du réseau de transport régional et au gestionnaire du réseau de transport les informations susceptibles d'influencer les procédures de coordination de l'appel des unités de production. § 3. Si le gestionnaire du réseau de transport régional ou le gestionnaire du réseau de transport sont d'avis que des valeurs de consigne de production visées au § 1er peuvent compromettre la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional ou du réseau de transport, le gestionnaire du réseau de transport communique au responsable d'équilibre les modifications des valeurs de consigne de production que ce dernier fait appliquer sans délai par les unités de production, conformément au contrat de coordination de l'appel des unités de production. § 4. L'application du § 3 n'exonère pas les utilisateurs du réseau de transport régional de leurs obligations résultant du règlement technique ou des contrats conclus avec le gestionnaire du réseau de transport régional. § 5. Le responsable d'équilibre supporte les frais encourus par le gestionnaire du réseau de transport régional lorsque la puissance injectée en un point d'injection s'écarte des valeurs de consigne de production, le cas échéant modifiées selon le § 3.

Section 4.3.3. - Interruption d'un accès

Art. 79.Le gestionnaire du réseau de transport régional peut, moyennant concertation préalable avec l'utilisateur du réseau de transport régional, interrompre un accès si la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau de transport régional ou d'un raccordement nécessite la réalisation de travaux sur le réseau de transport régional ou sur un raccordement. Ladite concertation a lieu au moins cinq jours ouvrables à l'avance sauf situation d'urgence. Le gestionnaire du réseau de transport régional y informe l'utilisateur du réseau de transport régional et son fournisseur du début et de la durée probable de l'interruption de l'accès.

Art. 80.Lors d'une interruption imprévue d'un accès, le gestionnaire du réseau de transport régional informe, sur demande, l'utilisateur du réseau de transport régional de la nature, de l'origine et de la durée estimée de l'interruption.

Section 4.3.4. - Refus d'accès

Art. 81.Le gestionnaire du réseau de transport régional peut, moyennant motivation, refuser en tout ou en partie l'accès au réseau de transport régional : 1. en situation d'urgence;2. si le bon fonctionnement du réseau de transport régional ou la sécurité des personnes ou des biens est gravement menacé;3. si l'utilisateur du réseau de transport régional ne se conforme pas au règlement technique. Section 4.3.5. - Programme d'accès

Art. 82.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional désigne, sur base de la puissance prélevée ou injectée ou sur base d'autres critères objectifs et non-discriminatoires, les points d'accès pour lesquels un programme d'accès journalier est requis. § 2. Les procédures applicables aux programmes d'accès journalier sont déterminées par le règlement technique fédéral.

Section 4.3.6. - Prélèvement d'énergie réactive

Art. 83.§ 1er. Par point de prélèvement, le gestionnaire du réseau de transport régional attribue au détenteur d'accès un droit de prélèvement, par intervalle de temps, d'une quantité forfaitaire d'énergie réactive, en régime inductif et en régime capacitif, égale à la plus grande des deux valeurs suivantes : soit 32,9 % de l'énergie active prélevée, soit 3,29 % du produit de la puissance souscrite au point de prélèvement par la durée de l'intervalle de temps. § 2. Les énergies réactives relatives au fonctionnement en régime inductif et au fonctionnement en régime capacitif sont comptabilisées distinctement et ne font pas l'objet de compensation entre elles. § 3. Les différences positives éventuelles entre d'une part l'énergie réactive réellement prélevée en régime capacitif et en régime inductif et d'autre part la quantité forfaitaire attribuée conformément au présent article, sont à charge du détenteur d'accès selon le tarif correspondant. § 4. Pour l'application du présent article, l'intervalle de temps est le quart d'heure.

Section 4.3.7. - Echange de données

Art. 84.Le gestionnaire du réseau de transport régional et l'utilisateur du réseau de transport régional se transmettent, en temps réel et en permanence, des données sur la position des engins de coupure et les mesures de la puissance active et réactive; les modalités de cet échange de données sont définies dans le contrat de raccordement.

Section 4.3.8. - Fonctionnement anormal

Art. 85.§ 1er. L'utilisateur du réseau de transport régional informe sans délai le gestionnaire du réseau de transport régional d'une anomalie de fonctionnement d'une de ses installations susceptible d'influencer immédiatement ou à terme la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau. Il fournit sans délai les informations complémentaires demandées par le gestionnaire du réseau de transport régional. § 2. Dans les meilleurs délais d'un arrêt non programmé, complet ou partiel, d'une unité de production prise en considération pour la coordination de l'appel des unités de production par le gestionnaire du réseau de transport, telle que visée à l'article 87, le responsable d'équilibre en informe le gestionnaire du réseau de transport régional et le gestionnaire du réseau de transport, en précisant la raison et la meilleure prévision de durée de l'arrêt. § 3. Sans préjudice de la confidentialité visée à l'article 12, le gestionnaire du réseau de transport régional communique sans délai aux utilisateurs du réseau de transport régional concernés, l'information pertinente dont il a connaissance et relative à un fonctionnement anormal du réseau de transport régional eu égard à la sécurité, la fiabilité et l'efficacité du réseau de transport régional. § 4. Les mesures prises par le gestionnaire du réseau de transport régional et qui sont nécessaires pour remédier à une perturbation, un fonctionnement anormal ou une situation critique des installations d'un utilisateur du réseau de transport régional, ou pour empêcher la propagation de ces anomalies, sont prioritaires. § 5. Nonobstant l'article 19, la mise en oeuvre des mesures visées au § 4 ne libère pas l'utilisateur du réseau de transport régional de ses obligations découlant du règlement technique et des contrats conclus avec le gestionnaire du réseau de transport régional.

Section 4.3.9. - Mesures d'intervention en situation d'urgence

Art. 86.§ 1er. En situation d'urgence définie à l'article 17 qui ne peut être rétablie malgré l'application des règles de l'art adaptées aux circonstances et avec les moyens dont dispose le gestionnaire du réseau de transport régional, que cette situation d'urgence soit invoquée par le gestionnaire du réseau de transport régional lui-même, un utilisateur du réseau de transport régional, un détenteur d'accès, un autre gestionnaire de réseau ou un tiers concerné, le gestionnaire du réseau de transport régional évalue la situation d'urgence et peut entreprendre les actions nécessaires, et notamment : 1° faire modifier la fourniture de puissance active ou réactive d'une unité de production;2° modifier ou interrompre un prélèvement à un point de prélèvement conformément au contrat liant le gestionnaire du réseau de transport régional et l'utilisateur du réseau de transport régional ou le détenteur d'accès;3° ouvrir un point d'interconnexion;4° enclencher le code de sauvegarde et, en particulier, modifier ou interrompre les prélèvements selon le plan de délestage défini dans le règlement technique fédéral. § 2. Les mesures prises en vertu du § 1er sont temporaires et prioritaires; le gestionnaire du réseau de transport régional peut les modifier sans préavis tant que la situation d'urgence persiste; il les notifie au Service dans les meilleurs délais.

Section 4.3.10. - Coordination des unités de production

Art. 87.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional et le gestionnaire du réseau de transport conviennent des unités de production raccordées au réseau de transport régional à prendre en considération pour la coordination de l'appel des unités de production par le gestionnaire du réseau de transport. Pour ces unités, un contrat de coordination de l'appel des unités de production est conclu entre le gestionnaire du réseau de transport et le responsable d'équilibre. § 2. La coordination de l'appel des unités de production est conforme au règlement technique fédéral. § 3. Le gestionnaire du réseau de transport régional et le gestionnaire du réseau de transport se prêtent mutuellement l'assistance nécessaire lors de l'exécution des §§ 1er et 2.

CHAPITRE 4.4. - Services auxiliaires Section 4.4.1. - Réglage de la tension et de la puissance réactive

Art. 88.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine les prescriptions en matière de disponibilité et de fourniture du réglage de la tension et de puissance réactive; il les spécifie dans des contrats de service auxiliaire conclus au moyen d'une procédure de mise en concurrence ou d'adjudication. § 2. Une unité de production soumise à un contrat de service auxiliaire visé au § 1 dispose de la puissance réactive conformément au contrat précité; dans les limites y prescrites, le producteur s'abstient d'entraver le fonctionnement du régulateur primaire de tension et il se conforme aux consignes de production de puissance réactive communiquées par le gestionnaire du réseau de transport régional; le gestionnaire du réseau de transport régional détermine dans le contrat de services auxiliaires les moyens techniques à mettre en oeuvre pour la communication des consignes de production de puissance réactive. § 3. Lorsque le réglage de la tension et de la puissance réactive mis à disposition du gestionnaire du réseau de transport régional conformément aux § 1er et 2 ne suffit pas à maintenir la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau, les producteurs détenteurs d'un contrat de raccordement, à la demande du gestionnaire du réseau de transport régional, mettent à disposition et fournissent un réglage de la tension et de la puissance réactive à un prix raisonnable sur base de critères établis par la CREG. Dans ce cas, le gestionnaire du réseau de transport régional détermine l'énergie réactive qu'une unité de production met à disposition et, le cas échéant, fournit au réseau de transport régional.

Section 4.4.2. - Gestion des congestions

Art. 89.§ 1er. Les moyens dont dispose le gestionnaire du réseau de transport régional pour atteindre l'objectif fixé à l'article 76 sont notamment : 1. en concertation avec le gestionnaire du réseau de transport, de coordonner l'appel des unités de production conformément à l'article 78;2. de prévoir l'interruption du prélèvement ou d'interrompre le prélèvement d'un utilisateur du réseau de transport régional selon les dispositions contractuelles convenues entre le gestionnaire du réseau de transport régional et l'utilisateur du réseau de transport régional ou le responsable d'équilibre désigné par celui-ci;3. d'invoquer une situation d'urgence conformément aux article 17 et suivants. § 2. Les modalités de l'interruption du prélèvement visée au § 1er sont convenues contractuellement entre le gestionnaire du réseau de transport régional et l'utilisateur du réseau de transport régional ou le responsable d'équilibre. Dans ce dernier cas, le responsable d'équilibre fournit au gestionnaire du réseau de transport régional la preuve qu'il peut mobiliser l'interruption de puissance au point d'accès en question.

Section 4.4.3. - Compensation des pertes du réseau de transport régional

Art. 90.Le gestionnaire du réseau de transport régional fournit le service auxiliaire de compensation des pertes.

Section 4.4.4. - Services auxiliaires fournis au gestionnaire du réseau de transport

Art. 91.§ 1. Les services auxiliaires fournis par un utilisateur du réseau de transport régional au gestionnaire du réseau de transport sont conformes au règlement technique fédéral. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional accorde l'assistance nécessaire au gestionnaire du réseau de transport lors du contrôle de la disponibilité et de la fourniture des services auxiliaires visés au § 1er.

TITRE 5. - Mesures CHAPITRE 5.1. - Dispositions générales Section 5.1.1. - Cadre

Art. 92.Le présent Titre décrit les droits et obligations du gestionnaire du réseau de transport régional et des autres personnes concernées et ayant trait d'une part à la mise à disposition, l'installation, l'utilisation et l'entretien des systèmes de mesure et d'autre part au relevé, au traitement et à la mise à disposition des données de mesure.

Section 5.1.2. - Principes généraux

Art. 93.Chaque point d'accès donne lieu à un comptage si celui-ci est nécessaire à déterminer l'énergie active ou réactive qui y est injectée ou prélevée.

Art. 94.§ 1er. Sans préjudice de la situation existante ni de stipulation contractuelle contraire, le gestionnaire du réseau de transport régional est propriétaire du système de mesure. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional a sur un système de mesure un droit d'utilisation, même lorsque, par dérogation au § 1er, l'utilisateur du réseau de transport régional en est propriétaire.

Dans ce dernier cas, l'utilisateur du réseau de transport régional respecte et fait respecter les dispositions relatives aux systèmes de mesure spécifiées dans le règlement technique et les contrats conclus en vertu de celui-ci.

Art. 95.§ 1er. L'installation des équipements de mesure est réalisée conformément au règlement technique et aux contrats conclus en vertu de celui-ci.. § 2. En dérogation à l'article 27, le gestionnaire du réseau de transport régional et l'utilisateur du réseau de transport régional déterminent le responsable de l'installation et de l'entretien des équipements de mesure. § 3. Le gestionnaire du réseau de transport régional est habilité à exploiter les systèmes de mesure, ainsi qu'à rassembler, à valider, à communiquer et à archiver les données de mesure. Les personnes concernées adoptent les dispositions nécessaires au respect des règles de confidentialité en vigueur. § 4. Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine dans le contrat de raccordement la localisation des systèmes de mesure, qui sont notamment installés : 1° sur chaque raccordement, point d'interconnexion et unité de production lorsqu'un système de mesure est nécessaire pour déterminer l'énergie active ou réactive transitant au point en question;2° sur le raccordement ou l'installation d'un utilisateur du réseau de transport régional lorsque cette installation fournit un service auxiliaire au réseau de transport régional;3° sur chaque raccordement ou installation d'un utilisateur du réseau de transport régional lorsque le gestionnaire du réseau de transport régional est d'avis que cette installation ou la façon dont elle est exploitée peut perturber la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité du réseau. § 5. Les contrats conclus en vertu du règlement technique déterminent notamment les règles régissant les systèmes de mesure telles que les critères techniques de conformité et les règles relatives à la mise en oeuvre et à l'utilisation des systèmes de mesure, à la transmission et la mise à disposition des données de mesure, à l'accès aux installations et aux modalités de paiement. § 6. L'utilisateur du réseau de transport régional prend en charge le coût des services prestés, y compris les fournitures les concernant, conformément au présent Titre et aux contrats conclus en vertu du règlement technique. § 7. Le gestionnaire du réseau de transport régional est gestionnaire de fichier, au sens de la loi du 8 décembre 1992 sur la protection de la vie privée, pour le traitement des données à caractère personnel; les données à caractère personnel se rapportent tant à des personnes physiques que morales.

CHAPITRE 5.2. - Dispositions relatives aux systèmes de mesure Section 5.2.1. - Dispositions générales

Art. 96.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut intégrer dans le système de mesure un équipement qu'il juge utile pour la réalisation de sa mission, notamment en vue de mesurer des indices de qualité de la tension ou du courant. § 2. L'utilisateur du réseau de transport régional et le gestionnaire du réseau de transport régional peuvent placer, dans leurs installations et à leurs frais, les appareils qu'ils jugent utiles pour vérifier la précision d'un système de mesure ainsi que l'exactitude des données de mesure, pourvu que ces appareils soient conformes au règlement technique. § 3. Le gestionnaire du réseau de transport régional et l'utilisateur du réseau de transport régional peuvent convenir d'utiliser un système de mesure de ce dernier dans un but de contrôle. § 4. Sur demande de l'utilisateur du réseau de transport régional, le gestionnaire du réseau de transport régional peut accepter d'intégrer des équipements supplémentaires dans le système de mesure visé à l'article 95 § 2 afin de réaliser une mesure de contrôle, s'il juge que ces équipements supplémentaires ne compromettent pas le fonctionnement correct du système de mesure, si ces équipements sont conformes au règlement technique et s'ils ne peuvent influencer la mesure principale. Les frais afférents à ces équipements supplémentaires et à leur placement sont à charge de l'utilisateur du réseau de transport régional. § 5. L'utilisateur du réseau de transport régional veille à ce que les systèmes de mesure qui le concernent soient à l'abri de chocs, de vibrations, de températures extrêmes et en général de ce qui peut leur causer des dommages ou des perturbations.

Section 5.2.2. - Normes et prescriptions

Art. 97.§ 1er. Nonobstant le règlement technique, les équipements utilisés dans un système de mesure sont conformes aux normes belges (NBN) et aux normes internationales applicables aux systèmes de mesure ou à leurs composants. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine et précise dans le contrat de raccordement ou le contrat de services auxiliaires les critères techniques de conformité des systèmes de mesure; ils comprennent notamment : 1° les normes applicables;2° les grandeurs à mesurer et les unités employées;3° la périodicité des mesures et comptages;4° la précision des mesures et comptages;5° le cas échéant, la nécessité de dédoubler un équipement de mesure.

Art. 98.Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine les procédures relatives aux systèmes de mesure que lui-même et l'utilisateur du réseau de transport régional mettent en oeuvre.

Section 5.2.3. - Localisation des systèmes de mesure

Art. 99.§ 1er. Pour les comptages visés à l'article 95 § 4 1°, le point de mesure coïncide avec le point de raccordement, sauf disposition contraire dans le contrat de raccordement. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut décider de placer le point de mesure visé au § 1er ailleurs qu'au point de raccordement, soit de commun accord avec l'utilisateur du réseau de transport régional, soit, en motivant sa décision.

Section 5.2.4. - Scellés

Art. 100.Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine les équipements de mesure qui sont scellés et effectue la pose des scellés; les scellés ne peuvent être brisés sans son accord préalable.

Section 5.2.5. - Précision

Art. 101.Les exigences minimales de précision des systèmes de mesure sont précisées au Chapitre 8.5 Section 5.2.6. - Perturbations et erreurs

Art. 102.Lorsqu'un système de mesure est dédoublé, la seconde mesure remplace la mesure primaire défaillante.

Art. 103.§ 1er. Sauf convention différente figurant dans le contrat de raccordement, le gestionnaire du réseau de transport régional remédie à une panne d'un système de mesure, à l'exclusion des pannes touchant le transfert des données, dans un délai de trois jours ouvrables qui prend cours au moment où le gestionnaire du réseau de transport régional a pris connaissance de la panne. § 2. Lorsqu'un cas de force majeure empêche qu'il soit remédié à la panne dans le délai visé au § 1er, le gestionnaire du réseau de transport régional prend les dispositions nécessaires afin de limiter la perte de données de mesure.

Art. 104.§ 1. Quiconque estimant qu'une erreur significative a affecté une donnée de mesure en informe immédiatement et de manière motivée le gestionnaire du réseau de transport régional et peut demander à ce dernier un contrôle du système de mesure; le gestionnaire du réseau de transport régional prévoit alors ce contrôle dans les plus brefs délais. § 2. Lorsque le contrôle visé au § 1 fait apparaître que le manque de précision du système de mesure est la cause d'une erreur significative, le propriétaire du système de mesure veille à ce qu'un étalonnage du système de mesure soit effectué. § 3. Lorsqu'il apparaît qu'un défaut du système de mesure est la cause d'une erreur significative, le propriétaire du système de mesure y remédie le plus rapidement possible. § 4. Si une erreur significative a été constatée, le gestionnaire du réseau de transport régional corrige les données de mesure erronées du fait de la non conformité des équipements de mesure et rectifie les facturations correspondantes; ces opérations ainsi que celles prévues aux § 1 à 3 sont effectuées aux frais du propriétaire du système de mesure. Dans le cas contraire, les opérations prévues aux § 1 à 3 sont effectuées aux frais du demandeur.

Section 5.2.7. - Entretien et inspections

Art. 105.Nonobstant l'article 100, le propriétaire d'un système de mesure veille à ce qu'il soit conforme au règlement technique.

Art. 106.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut contrôler la conformité des systèmes de mesure au règlement technique et aux contrats conclus en application de celui-ci. A cette fin, le gestionnaire du réseau de transport régional peut accéder aux systèmes de mesure, y compris aux systèmes de mesure dédoublés en vertu de l'article 97 § 2, 5°. § 2. Lorsque les contrôles visés au § 1er démontrent que des systèmes de mesure ne sont pas conformes au règlement technique ou aux contrats conclus en vertu de lui, leur propriétaire met ou fait mettre ces systèmes en conformité, à ses frais, dans les trente jours ouvrables suivant la prise de connaissance de la non conformité.

Section 5.2.8. - Etalonnages

Art. 107.L'étalonnage des équipements de mesure est réalisé avant la mise en service des systèmes de mesure et par la suite périodiquement, selon des modalités déterminées par le gestionnaire du réseau de transport régional dans les contrats conclus en vertu du règlement technique et conformément aux dispositions légales et réglementaires belges.

Art. 108.L'incertitude maximum des étalonnages est précisée au Chapitre 8.6.

Art. 109.§ 1er. L'utilisateur du réseau de transport régional réalise, ou fait réaliser, à ses frais, l'étalonnage des équipements de mesure dont le gestionnaire du réseau de transport régional n'est pas propriétaire. Le rapport d'un étalonnage effectué est notifié au gestionnaire du réseau de transport régional dans les dix jours ouvrables de sa réalisation. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional réalise, ou fait réaliser, l'étalonnage des équipements de mesure dont il est propriétaire et fournit un rapport d'étalonnage à l'utilisateur du réseau de transport régional, à la demande de celui-ci et dans les dix jours ouvrables suivant cette demande.

Art. 110.Un organisme ayant la qualification « Beltest » ou une qualification équivalente est seul habilité à étalonner les équipements de mesure sur base d'un cahier des charges établi par le gestionnaire du réseau de transport régional et qu'il communique à quiconque en fait la demande.

Section 5.2.9. - Gestion administrative des données techniques autres que les données de mesure

Art. 111.§ 1er. Lorsqu'un système de mesure est conforme au règlement technique, le gestionnaire du réseau de transport régional inscrit dans le registre des comptages ces équipements de mesure et leurs spécificités administratives et techniques nécessaires à une bonne gestion des systèmes de mesure et à leurs contrôles : fabricant, type, numéro de série, année de construction, dates de contrôle et d'étalonnage, etc.. Cette inscription atteste, jusqu'à preuve du contraire, de la conformité des équipements de mesure au règlement technique au moment de l'inscription. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional retire du registre des comptages les équipements de mesure qui ne sont plus conformes au règlement technique.

CHAPITRE 5.3. - Dispositions relatives aux données de mesure Section 5.3.1. - Collecte et traitement des données de mesure

Art. 112.Conformément au contrat de raccordement et selon les besoins du gestionnaire du réseau de transport régional, un système de mesure enregistre, pour chaque période de mesure, l'indication de celle-ci, l'énergie active injectée ou prélevée et, le cas échéant, l'énergie réactive injectée ou prélevée. Dans ce dernier cas, une distinction est également faite entre les quatre quadrants lorsque le gestionnaire du réseau de transport régional le juge utile.

Art. 113.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional établit la période des comptages visés à l'article 112 et article 95 § 4/1° de manière à satisfaire, au minimum, aux intervalles de temps spécifiés dans le contrat de raccordement. Sauf dispositions contractuelles contraires, la période de comptage est le quart d'heure § 2. Une période de comptage est repérée par rapport à l'heure 00 :00 :00 du temps national standard. L'écart entre les heures de début et de fin de la période de mesure par rapport à l'heure nationale standard ne peut dépasser dix secondes.

Art. 114.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional transmet les données de mesure enregistrées conformément à l' article 112 vers ses systèmes centraux de collecte de données de mesure, par voie électronique et le cas échéant par télé-lecture. Le gestionnaire du réseau de transport régional détermine les protocoles, les formats, l'encodage et les fréquences de la transmission des données de mesure dans les contrats conclus en vertu du règlement technique. § 2. En dérogation au § 1er, lorsque le gestionnaire du réseau de transport régional n'est pas propriétaire des équipements de mesure, l'utilisateur du réseau de transport régional est responsable de la transmission des données de mesure visée au § 1er, du point de mesure jusqu'à un point de collecte défini par le gestionnaire du réseau de transport régional dans les contrats conclus en vertu du règlement technique. § 3. Le gestionnaire du réseau de transport régional ne peut, pour la collecte des données de mesure, faire appel à des personnes qui sont producteurs, responsables d'équilibre, détenteurs d'autorisation de fourniture, intermédiaires, ou à des entreprises qui leur sont liées. § 4. Lorsque le gestionnaire du réseau de transport régional n'est pas propriétaire des équipements de mesure et qu'en raison d'une perturbation ou d'un défaut du système de mesure ou pour une autre raison, l'obtention des données de mesure ou leur transmission vers le point de collecte n'est pas possible conformément à l' article 112 et aux §§ 1er à 3, le gestionnaire du réseau de transport régional peut, aux frais de l'utilisateur du réseau de transport régional, recueillir les données de mesure ou d'autres données sur place par consultation directe des équipements de mesure, nonobstant les article 13 et article 15.

Art. 115.Le gestionnaire du réseau de transport régional enregistre sous forme électronique les données de mesure spécifiées à l' article 112, en leur associant l'identification du point d'accès, du point de mesure, du fournisseur et du responsable d'équilibre; cet ensemble d'informations est nommé ci-après les données de mesure primitives.

Section 5.3.2. - Validation et corrections des données de mesure

Art. 116.§ 1er. Lorsque le point de mesure ne coïncide pas avec le point de raccordement, le gestionnaire du réseau de transport régional corrige les données de mesure primitives afin de tenir compte des pertes et de toute autre erreur induite par la non coïncidence des deux points. § 2. Le gestionnaire du réseau détermine la méthode de calcul des pertes et erreurs visées au § 1er, qui se base notamment et le cas échéant soit : 1° sur un calcul tenant compte des caractéristiques des installations entre le point de mesure et le point de raccordement;2° sur les résultats de contrôles réalisés sur les installations concernées. § 3. La méthode de calcul visée au § 2 est précisée dans le contrat de raccordement.

Art. 117.§ 1er. Lorsque le gestionnaire du réseau de transport régional ne peut disposer des données de mesure réelles ou lorsqu'il juge que les données de mesure disponibles ne sont pas fiables ou qu'elles sont erronées, il remplace ces données de mesure par des valeurs qu'il estime équitables. § 2. Le processus de substitution visé au § 1er s'appuie sur une ou plusieurs méthode(s) d'estimation, telles que des mesures redondantes, d'autres résultats de mesure dont dispose l'utilisateur du réseau de transport régional, ou une comparaison avec les données d'une période considérée comme équivalente.

Art. 118.Après application des art. article 116 et article 117, le gestionnaire du réseau de transport régional peut soumettre les données de mesure aux formes de contrôle supplémentaires qu'il juge utiles. Les données de mesure sont ensuite réputées validées.

Section 5.3.3. - Archivage et protection des données

Art. 119.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional conserve les données de mesure primitives et les données de mesure validées dans une mémoire non volatile pendant une période d'au moins cinq ans. § 2. Les données de mesure visées au § 1er sont, conformément aux dispositions légales applicables en la matière et conformément aux art 11, § 2; 5, § 4; 10 § 1er et 35 de l'ordonnance, protégées contre l'accès par des tiers.

Section 5.3.4. - Mise à disposition des données de mesure

Art. 120.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional communique des données de mesure à des tiers exclusivement dans le cadre de la facturation des tâches et missions de gestion des réseaux. § 2. Mensuellement pour le mois qui précède, le gestionnaire du réseau de transport régional met à la disposition du détenteur d'accès, par point d'accès, les données de mesure quart-horaire validées ainsi qu'un indice de qualité indiquant si le processus de validation a entraîné une correction des données de mesure primitives; pour au moins 95 % des points d'accès, les données de mesure sont communiquées au plus tard le quatrième jour ouvrable du mois suivant et, pour tous les points d'accès, au plus tard le dixième jour ouvrable de ce mois. § 3. Mensuellement pour le mois qui précède, le gestionnaire du réseau de transport régional met à la disposition du responsable d'équilibre les données de mesure quart-horaire validées, consolidées pour l'ensemble des points d'accès pour lesquels il assume la responsabilité de l'équilibre, ainsi qu'un indice de qualité indiquant si le processus de validation a entraîné une correction des données de mesure primitives; pour au moins 95 % des points d'accès, les données de mesure sont communiquées au plus tard le quatrième jour ouvrable du mois suivant et, pour tous les points d'accès, au plus tard le dixième jour ouvrable de ce mois. § 4. Chaque jour ouvrable pour le jour ouvrable précédent et pour les jours intermédiaires éventuels, le gestionnaire du réseau de transport régional met à la disposition du responsable d'équilibre les données de mesure quart-horaire non-validées sous forme globalisée, c'est-à-dire pour l'ensemble des points d'accès pour lesquels il assume la responsabilité de l'équilibre. § 5. Les données visées au § 2 sont également transmises à l'utilisateur du réseau à sa demande et à ses frais. § 6. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut mettre à la disposition d'un utilisateur du réseau ou d'un détenteur d'accès ou d'un responsable d'équilibre, à la demande de ce dernier, des données de mesure supplémentaires ou d'autres informations, par exemple des impulsions, en provenance du système de mesure. Les frais afférents à ces travaux sont à charge du demandeur.

Section 5.3.5. - Plaintes et rectifications

Art. 121.§ 1er. Les données de mesure communiquées conformément à l'article 120 ne peuvent être contestées que par une personne concernée. § 2. Sauf en cas de faute intentionnelle, une rectification des données de mesure et de la facturation qui en résulte portera au maximum sur une période de dix-huit mois précédant la contestation.

CHAPITRE 5.4. - Dispositions transitoires

Art. 122.§ 1er. Les équipements de mesure en service au moment de l'entrée en vigueur du règlement technique et qui ne sont pas conformes au règlement technique et aux dispositions contractuelles applicables peuvent continuer à être utilisés sauf 1. si ces équipements peuvent porter préjudice à un autre utilisateur du réseau, à un détenteur d'accès, au gestionnaire du réseau de transport régional ou à un tiers, 2.si ces équipements de mesure font l'objet d'un remplacement, 3. à la demande de l'utilisateur du réseau de transport régional. § 2. Dans le cas visé au § 1er, n°1, le propriétaire de ces équipements effectue les adaptations nécessaires à ses frais, dans les trois mois suivant notification par le gestionnaire du réseau de transport régional. § 3. Dans le cas visé au § 1er, n°3, le gestionnaire du réseau de transport régional effectue les adaptations nécessaires en concertation avec l'utilisateur du réseau de transport régional et à charge de ce dernier.

TITRE 6. - Code de collaboration CHAPITRE 6.1. - Généralités

Art. 123.Le gestionnaire du réseau de distribution et les gestionnaires des réseaux auxquels son réseau est interconnecté se prêtent mutuellement la collaboration nécessaire lors de l'exécution des tâches auxquelles les parties sont tenues légalement ou contractuellement.

Art. 124.Le gestionnaire du réseau de distribution négocie de bonne foi, respectivement avec chacun des gestionnaires des réseaux auxquels son réseau est interconnecté, une convention visant : 1° à assurer de manière efficace l'interconnexion des réseaux;2° à assurer la collecte et la transmission des données relatives à la gestion d'un réseau et nécessaires au gestionnaire d'un autre réseau, en vue d'assurer le bon fonctionnement du marché.

Art. 125.La convention de collaboration visée à l'Art 124 traite de tous les aspects qui peuvent avoir directement ou indirectement des conséquences pour les gestionnaires des réseaux concernés, et en particulier : 1° les droits, obligations et responsabilités respectifs et les procédures relatives aux aspects de l'exploitation et d'entretien qui peuvent avoir une influence directe ou indirecte sur la sécurité, la fiabilité ou l'efficacité des réseaux, des raccordements ou des installations des utilisateurs des réseaux concernés;2° les services auxiliaires qu'ils se fournissent respectivement;3° l'équilibre entre la demande et l'offre d'électricité dans la zone de réglage belge;4° la gestion technique des flux d'électricité sur leurs réseaux respectifs;5° la coordination de l'appel des unités de production raccordées à leurs réseaux respectifs;6° les modalités d'accès à leurs réseaux respectifs;7° le mode d'application du code de sauvegarde et de reconstitution;8° les modalités d'échange des données nécessaires relatives aux points 1° à 7° du présent paragraphe ainsi que celles visées à 126, § 2;9° les responsabilités respectives en matière de qualité, de périodicité de mise à disposition et de fiabilité des données visées au 8°, ainsi qu'en matière de respect des délais de notification;10° la confidentialité des données communiquées ou échangées.

Art. 126.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de distribution et les gestionnaires des réseaux auxquels son réseau est interconnecté déterminent de commun accord l'emplacement et les caractéristiques techniques du ou des points d'interconnexion à installer ou à modifier, en vue de l'élaboration de leurs plans d'investissement et ceci conformément aux principes à définir dans la convention de collaboration visée à l'article 124. § 2. Sans préjudice des dispositions du présent règlement technique, le gestionnaire du réseau de distribution et les gestionnaires des réseaux auxquels son réseau est interconnecté se communiquent mutuellement les données de planification nécessaires pour assurer l'application du paragraphe premier. § 3. En annexe à la convention visée à l'Art 124 figure la liste des points d'interconnexion avec leurs caractéristiques techniques, et notamment : 1° la localisation du point d'interconnexion;2° la tension nominale;3° la puissance mise à disposition à ce point. § 4. Toute modification de la puissance mise à disposition en un point d'interconnexion ne peut être mise en oeuvre sans concertation préalable entre les gestionnaires des réseaux concernés.

Art. 127.En cas de désaccord persistant sur la localisation ou les caractéristiques techniques d'un point d'interconnexion au terme de la négociation visée à l'Art 126, § 1er, chaque gestionnaire de réseau introduit sa proposition relative au point d'interconnexion concerné dans le plan d'investissements qu'il établit conformément à la législation en vigueur.

Art. 128.§ 1er. La convention visée à l'article 124 détermine les modalités de la collaboration menée entre gestionnaires de réseaux pour contribuer à garantir, dans la mesure des moyens raisonnablement disponibles, aux utilisateurs de leurs réseaux une qualité de tension répondant aux caractéristiques de la norme NBN EN 50160. § 2. Le niveau admissible de perturbations au point d'interconnexion est déterminé par les normes généralement appliquées au niveau européen, ainsi que par les recommandations techniques CEI 61000-3-6 et 61000-3-7.

Art. 129.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de distribution et les gestionnaires des réseaux auxquels son réseau est interconnecté précisent, dans la convention visée l'Art 124, les modalités de concertation, d'information et d'exécution, relatives aux transferts de charge, planifiés et non planifiés, temporaires et permanents, entre points d'interconnexion. § 2. Lorsque la sécurité ou la fiabilité des réseaux auxquels son réseau est interconnecté le nécessite, le gestionnaire du réseau de distribution met à la disposition des gestionnaires de ces réseaux, des informations complémentaires concernant le diagramme de charge attendu par point d'interconnexion.

Art. 130.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional met à disposition, par intervalle de temps déterminé, un droit de prélèvement d'une quantité forfaitaire d'énergie réactive, en régime inductif et en régime capacitif. § 2. Sous réserve des dispositions du § 3, cette quantité forfaitaire d'énergie réactive par intervalle de temps et par point d'interconnexion, est égale à 32,9 % de la quantité d'énergie active prélevée en ce point d'interconnexion, durant cet intervalle de temps. § 3. Ce droit de prélèvement d'énergie réactive par intervalle de temps ne peut être inférieur, par point d'interconnexion, à 3,29 % de la quantité d'énergie active qui est conforme à la durée de l'intervalle de temps multipliée par la puissance mise à disposition en ce point d'interconnexion, telle que déterminée à l'article 126 § 3, 3°. § 4. La différence positive entre la quantité en régime inductif et la quantité forfaitaire, attribuée conformément au présent article, est prise en charge selon la réglementation tarifaire en vigueur ainsi que les directives et décisions de la CREG. § 5. La différence positive entre la quantité en régime capacitif et la quantité forfaitaire, attribuée conformément au présent article, est prise en charge selon la réglementation tarifaire en vigueur ainsi que les directives et décisions de la CREG.

Art. 131.§ 1er. Mensuellement et au plus tard le dixième jour ouvrable du mois suivant, le gestionnaire d'un réseau de distribution communique les données quart-horaires globalisées par responsable d'équilibre et validées par lui-même, au gestionnaire d'un réseau auquel son réseau est interconnecté. § 2. Les données visées au § 1 établissent, pour le mois écoulé et sur une base quart-horaire, la répartition entre les différents responsables d'équilibre de l'énergie totale échangée entre les réseaux concernés. § 3. Le gestionnaire du réseau de distribution veille à ce que la totalité de l'énergie quart horaire échangée entre les réseaux concernés soit attribuée aux différents responsables d'équilibre.

Art. 132.Si le gestionnaire de deux réseaux interconnectés s'avère être la même personne morale, il règle luimême les interfaces entre ces deux réseaux.

Art. 133.Toute modification d'un ou plusieurs articles du présent Titre doit faire l'objet d'un accord entre l'ensemble des gestionnaires de réseaux concernés.

TITRE 7. - Dispositions finales CHAPITRE 7.1. - Entrée en vigueur TITRE 8. - Annexes CHAPITRE 8.1. - Liste des données

Art. 134.§ 1er. Le tableau ci-après précise une liste des données à fournir par l'utilisateur du réseau de transport régional, à ses frais, au gestionnaire du réseau de transport régional conformément au règlement technique. § 2. Le gestionnaire du réseau de transport régional peut obtenir de l'utilisateur du réseau de transport régional les données complémentaires qu'il juge nécessaires pour mener à bien ses tâches. § 3. Moyennant notification motivée au gestionnaire du réseau de transport régional, l'utilisateur du réseau de transport régional peut omettre les données qu'il estime non applicables à sa situation, sans préjudice d'une décision contraire du gestionnaire du réseau de transport régional.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 135.§ 1er. La première colonne du tableau ci-avant distingue deux types de raccordements : ceux d'unités de production (« Pr ») et ceux de charges (« Ch »); pour une charge alimentée en tout ou partie par une production locale, les deux types de données sont pertinents. § 2. La deuxième colonne du tableau ci-avant se réfère à la partie du règlement technique à laquelle les données ont trait : o les données de planification dont question à l'article 21 sont repérées par « P » ou « Toutes » o les données dont question à l'article 44 (étude d'orientation) sont repérées par « I » ou « Toutes »;. o les données dont question à l'article 48 (demande de raccordement) sont repérées par « R » ou « Toutes ». § 3. La troisième colonne du tableau ci-avant décrit les données et informations techniques demandées. Un signe (1) figurant dans cette colonne indique que la donnée correspondante peut être omise à condition de spécifier la marque et le type des équipements auxquels elle s'applique. Un signe (2) figurant dans cette colonne indique qu'en remplacement des paramètres externes dugénérateur, l'utilisateur du réseau de transport régional peut également fournir les paramètres internes, suffisants pour déduire les paramètres externes. § 4. La quatrième colonne du tableau ci-avant donne la représentation symbolique de la donnée. § 5. La cinquième colonne du tableau ci-avant indique l'unité de mesure des quantités mesurables. § 6. Dans la sixième colonne du tableau ci-avant, la lettre T indique que la donnée concerne une période de durée précisée à l'article 20.

CHAPITRE 8.2. - Caractéristiques techniques d'un équipement de raccordement et d'une installation d'un utilisateur du réseau de transport régional

Art. 136.§ 1er. Certaines caractéristiques techniques minimales d'une installation d'un utilisateur du réseau de transport régional sont précisées dans les tableaux ci-après; les caractéristiques non mentionnées sont conformes aux normes déterminées par le gestionnaire du réseau de transport régional et précisées dans le contrat de raccordement.

Caractéristiques minimales relatives aux équipements de postes :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

(*) Tension de tenue au choc de foudre (« lightning impuls withstand voltage ») (**) selon décision du gestionnaire du réseau de transport régional Caractéristiques minimales relatives aux liaisons :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

§ 2. Une demande motivée de dérogation au § 1er peut être adressée au gestionnaire du réseau de transport régional; s'il l'accorde, elle est spécifiée dans le contrat de raccordement.

CHAPITRE 8.3. - Temps maximal d'élimination d'un défaut par protections

Art. 137.§ 1er. Les temps maximaux d'élimination d'un défaut par les protections sont précisés dans le tableau suivant.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

(*) Transformateur : niveau de tension = tension nominale max. du transformateur (**) Pour les lignes, cette valeur est d'application pour l'extrémité la plus proche du défaut; pour l'autre extrémité, un temps d'élimination de 500 ms est autorisé. (***) Aussi applicable pour défaut entre transformateur de courant et disjoncteur § 2. Le temps maximal du réenclenchement d'une ligne après un défaut polyphasé est déterminé par le gestionnaire du réseau de transport régional en fonction des paramètres de réglage des protections des installations avoisinantes. § 3. Une demande motivée de dérogation aux §§ 1er et 2 peut être adressée au gestionnaire du réseau de transport régional; s'il l'accorde, elle est spécifiée dans le contrat de raccordement.

CHAPITRE 8.4. - Prescriptions techniques complémentaires pour le raccordement d'unités de production Section 8.4.1. - Conditions de fonctionnement

Art. 138.§ 1er. Une unité de production doit pouvoir fonctionner en mode synchrone avec le système électrique : 1° sans limite dans le temps, si la fréquence est comprise entre 48.5 Hz et 51 Hz et sous des tensions, exprimées en pourcentage de la tension nominale du générateur, comprises entre

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

2° pendant un temps déterminé de commun accord entre l'utilisateur du réseau de transport régional et le gestionnaire du réseau de transport régional si la fréquence est comprise entre 48 Hz et 48.5 Hz ainsi qu'entre 51 Hz et 52.5 Hz. § 2. La consigne du relais de fréquence provoquant l'îlotage d'une unité de production ne peut pas être activée tant que la fréquence est égale ou supérieure à 48 Hz, sauf stipulation contraire dans le contrat de raccordement. § 3. Une unité de production doit, sauf stipulation contraire dans le contrat de raccordement : 1° pouvoir fonctionner dans la totalité de son domaine de fonctionnement en mode synchrone avec le système électrique, lorsque la tension au point de raccordement, exprimée en proportion de la tension nominale en ce point, reste, durant un creux de tension d'amplitude limitée, dans la plage hachurée du diagramme ci-après. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

2° pouvoir fonctionner dans la totalité de son domaine de fonctionnement en mode synchrone avec le système électrique, lorsque la tension au point de raccordement, exprimée en proportion de la tension nominale en ce point, reste, durant un creux de tension d'amplitude importante, dans la plage hachurée du diagramme ci-après. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

§ 4. En dérogation au § 3, la tension à prendre en compte pour les unités de production locales est la tension à la sortie de l'unité de production locale. § 5. Des prescriptions spécifiques sont établies par le gestionnaire du réseau de transport régional pour les générateurs asynchrones et notamment pour les installations qui utilisent des sources d'énergie renouvelable et de cogénération. § 6. Lors d'une variation brusque ou importante de la fréquence, aucun dispositif d'une unité de production ne peut contrecarrer l'action du réglage primaire de la fréquence, prévu au règlement technique.

Section 8.4.2. - Protections

Art. 139.§ 1er. Le gestionnaire du réseau de transport régional installe un disjoncteur du côté haute tension du raccordement dont le pouvoir de coupure est supérieur ou égal à la valeur standardisée, exprimée en kA, spécifiée par plan de tension à l'article136. § 2. Le courant de court-circuit monophasé ne peut dépasser le courant de court-circuit triphasé.

Section 8.4.3. - Spécifications pour la production d'énergie réactive

Art. 140.§ 1er. Une unité de production réglante doit pouvoir adapter de manière automatique et à la première demande du gestionnaire du réseau de transport régional, sans délai, sa fourniture de puissance réactive lors de variations lentes -à l'échelle de minutes- et brusques -à l'échelle d'une fraction de seconde- de la tension. § 2. Une unité de production non réglante doit pouvoir adapter sa fourniture de puissance réactive en fonction des besoins du réseau de transport régional, au minimum par une commutation de sa production de puissance réactive entre deux niveaux convenus entre le gestionnaire du réseau de transport régional et l'utilisateur du réseau de transport régional. § 3. Pour toute valeur de la puissance active susceptible d'être injectée sur le réseau de transport régional comprise entre le minimum technique et la puissance maximale de raccordement, à la tension normale d'exploitation, une unité de production réglante doit pouvoir respectivement absorber ou fournir, au point de raccordement, une puissance réactive comprise entre a minima, -0.1 Pnom et 0.45 Pnom où Pnom est la puissance nominale de l'unité. § 4. Pour toute tension au point de raccordement comprise entre 0.9 et 1.05 fois la tension normale d'exploitation, l'unité de production réglante doit pouvoir se conformer au § 3, sauf lors d'une limitation due aux limitations sur la tension du générateur ou sur le courant statorique du générateur. Une limitation éventuelle sur le courant statorique ne peut pas intervenir dans le réglage rapide de la tension. Les limitations sur la tension aux bornes du générateur doivent se conformer à l'article 138, §§ 1 à 5. § 5. En dérogation aux §§ 3 et 4, la tension, la puissance active et réactive dont il faut tenir compte pour les unités de production locales sont la tension, la puissance active et réactive à la sortie de l'unité de production locale. § 6. Le régulateur de tension d'une unité de production réglante est pourvu d'un limiteur de surexcitation et d'un limiteur de sous-excitation. Ceux-ci agissent de façon automatique et seulement si la puissance réactive est en dehors de l'intervalle déterminé par les §§ 3, 4 et 5. § 7. La sortie du fonctionnement en limitation de sur-excitation ou de sous-excitation est automatique et laisse à nouveau agir le réglage primaire de la tension dès que la tension au point de raccordement est revenue dans la plage décrite aux §§ 2 à 5. § 8. A l'intérieur du domaine de fonctionnement, lors de variations lentes de tension euro Unet au point de raccordement, une unité de production réglante doit de façon automatique pouvoir adapter sa production réactive euro Qnet pour que le coefficient de sensibilité relative ?eq soit compris entre 18 et 25.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Qnet désigne la puissance réactive mesurée du côté haute tension du transformateur élévateur;

Pnom désigne la puissance nominale de l'unité;

Unet désigne la tension mesurée du côté haute tension du transformateur élévateur;

Unorm,exp désigne la tension normale d'exploitation, c'est à dire la tension moyenne autour de laquelle le réseau de transport régional est exploité. § 9. Si une unité de production non réglante est munie d'une régulation destinée à respecter une consigne de production de puissance réactive, celle-ci doit être lente vis-à-vis du réglage primaire de tension des unités réglantes -dont l'action produit ses effets à l'échelle des secondes- et rapide vis-à-vis de la dynamique des changeurs de prise de transformateurs commandés par un automate - agissant à l'échelle des dizaines de secondes à quelques minutes- de manière à éviter des oscillations dans le système électrique. La constante de temps en boucle fermée de cette régulation doit être réglable, au minimum, entre 10 et 30 secondes.

CHAPITRE 8.5. - Exigences de précision des équipements de mesure

Art. 141.Les exigences de précision des équipements de mesure sont spécifiées dans le tableau suivant.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

(*) L'erreur totale maximum autorisée pour un système de mesure à pleine charge est donnée à titre indicatif. Elle est calculée sur base de la somme vectorielle des erreurs de chaque équipement de mesure, c'est-à-dire : erreur du tfo de tension avec câblage + erreur du tfo de courant avec câblage + erreur du compteur Afin de donner la meilleure garantie de conformité avec les exigences de l'erreur totale autorisée, le gestionnaire de réseau de transport régional adoptera les règles nécessaires pour qu'à la puissance de raccordement, chaque équipement de mesure soit utilisé dans son domaine de fonctionnement normal. (**) PF= facteur de puissance.

CHAPITRE 8.6. - Exigences de précision pour l'étalonnage des équipements de mesure

Art. 142.L'incertitude maximale autorisée (en %) pour l'étalonnage des composants d'un équipement de mesure est précisée dans la table suivante :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^