Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 september 2007
gepubliceerd op 09 oktober 2007

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toekenning van een premie voor de uitvoering van een bodemonderzoek in het kader van het beheer en de sanering van verontreinigde bodems

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2007031424
pub.
09/10/2007
prom.
20/09/2007
ELI
eli/besluit/2007/09/20/2007031424/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 SEPTEMBER 2007. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toekenning van een premie voor de uitvoering van een bodemonderzoek in het kader van het beheer en de sanering van verontreinigde bodems


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, zoals gewijzigd;

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, zoals gewijzigd;

Gelet op de ordonnantie van 22 december 2006. houdende de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2007;

Gelet op de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems en haar uitvoeringsbesluiten;

Gelet op ordonnantie van 20 december 2002. houdende instemming met de samenwerkingsovereenkomst tussen de Federale staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations;

Gelet op de ordonnantie van 21 juni 2007 houdende instemming met de samenwerkingsovereenkomst van 9 februari 2007 tot wijziging van de samenwerkingsovereenkomst van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations en houdende wijziging van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende milieuvergunningen;

Gelet op het besluit van 21 januari 1999 tot vaststelling van de uitbatingsvoorwaarden voor tankstations, zoals gewijzigd;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 juli 2007;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 23 juli 2007;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op...;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 5 september 2007;

Gelet op advies nr. 43.569/1/V van de Raad van State, gegeven op 4 september 2007, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het Brussels Instituut voor Milieubeheer ongeveer 6000 sites geïnventariseerd heeft waarvoor er een aanwijzing van omvangrijke bodemverontreiniging bestaat;

Overwegende dat het van belang is om de toestand van de bodemverontreiniging van deze sites binnen een redelijke termijn vast te stellen, omwille van de mogelijke risico's die zij inhouden voor de volksgezondheid en voor het leefmilieu;

Overwegende dat het bodemonderzoek waarmee deze vaststelling kan gebeuren, evenals, in voorkomend geval, het bodemonderzoek waarmee het risiconiveau kan worden vastgesteld, niet te verwaarloozen kosten met zich mee kunnen brengen voor de personen die ze moeten uitvoeren;

Overwegende dat, in bepaalde gevallen, de uitvoering van deze onderzoeken ten laste valt van de houders van zakelijke rechten op de desbetreffende percelen, terwijl zij niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de bodemverontreiniging;

Overwegende dat de samenwerkingsovereenkomst van 9 februari 2007 tot wijziging van de samenwerkingsovereenkomst van 13 december 2002 tussen de Federale staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations een nieuwe termijn van zes maanden opent vanaf de inwerkingtreding ervan om een tegemoetkoming van het fonds te vragen;

Overwegende dat het aangewezen is de uitvoering van prospectieve onderzoeken aan te moedigen die nodig zijn voor de indiening van een tegemoetkomingsaanvraag bij het fonds, door middel van een gewestelijke premie;

Overwegende dat de samenwerkingsovereenkomst van 9 februari 2007 begin september 2007 van kracht zal worden;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid ingeroepen moet worden, gelet op de noodzake lijkheid om de mogelijke begunstigden van het fonds aan te moedigen een prospectief onderzoek uit te voeren binnen een termijn die de indiening van een aanvraag voor tegemoetkoming bij het fonds mogelijk maakt;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° bodemverontreiniging : de verontreiniging van de bodem zoals gedefinieerd in artikel 3, 2° van de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems;2° bodemonderzoek : een verkennend bodemonderzoek, een risicostudie of een prospectief onderzoek;3° verkennend bodemonderzoek (VBO) : een verkennend bodemonderzoek zoals gedefinieerd in artikel 9, 13 en 14 van de ordonnantie van 13. mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems; 4° risicostudie : een risicostudie zoals gedefinieerd in artikel 17 en 18 van de ordonnantie van 13.mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems; 5° prospectief onderzoek : een prospectief onderzoek zoals gedefinieerd in artikel 21 tot 30 van het besluit van 21 januari 1999 tot vaststelling van de uitbatingsvoorwaarden voor tankstations;6° risicoactiviteit : een ingedeelde inrichting zoals gedefinieerd in artikel 3, 3° van de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems en in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9.december 2004 tot vaststelling van de lijst met risicoactiviteiten; 7° exploitant : een exploitant zoals gedefinieerd in artikel 3, 4° van de ordonnantie van 13 mei 2004.betreffende het beheer van verontreinigde bodems; 8° houder van zakelijke rechten : houder van één of meerdere types van zakelijke rechten op een terrein.De lijst der zakelijke rechten is limitatief : volle eigendom; blote eigendom; vruchtgebruik; opstal; erfpacht; recht van gebruik; recht van bewoning. 9° feitelijke gebruiker : de gebruiker zoals gedefinieerd in artikel 2, 12° van de samenwerkingsovereenkomst van 13 december 2002 tussen de Federale staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations;10° instituut : het Brussels Instituut voor Milieubeheer;11° inventaris : de inventaris van de verontreinigde bodems of degene waarvoor sterke aanwijzingen op omvangrijke verontreiniging bestaan, zoals gedefinieerd in artikel 6 van de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems;12° tankstation : een tankstation zoals gedefinieerd in artikel 2, 2° van het besluit van 21 januari 1999 tot vaststelling van de uitbatingsvoorwaarden voor tankstations;13° interregionale samenwerkingsovereenkomst : de samenwerkingsovereenkomst van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, zoals gewijzigd. HOOFDSTUK II. - Hoedanigheid van de aanvragers, de terreinen en de bodemonderzoeken

Art. 2.Een premie voor de uitvoering van een bodemonderzoek in het kader van het beheer en de sanering van verontreinigde bodems kan worden toegekend, indien er aan de in dit besluit gedefinieerde voorwaarden wordt voldaan.

Sectie 1 - Hoedanigheid van de aanvragers

Art. 3.§ 1. Degene die de premie aanvraagt, moet voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden : - natuurlijk persoon of rechtspersoon zijn; - houder zijn of houder geweest zijn van zakelijke rechten op het terrein waarop de premieaanvraag betrekking heeft of feitelijk gebruiker zijn of geweest zijn van het voornoemde terrein; - persoon zijn op wiens last het bodemonderzoek uitgevoerd is. § 2. Worden uitgesloten : - exploitanten van een risicoactiviteit die uitgebaat werd of wordt op het terrein waarop de premieaanvraag betrekking heeft; - veroorzakers van een ongeluk of een nalatigheid waardoor er een vermoeden was of is van een omvangrijke bodemverontreiniging van het terrein waarop de premieaanvraag betrekking heeft; - houders van zakelijke rechten op het terrein waarop de premieaanvraag betrekking heeft, die een bodemonderzoek op het voornoemde terrein geweigerd hebben; - personen tegen wie een proces-verbaal werd uitgeschreven voor een inbreuk op de bepalingen van de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems of van het besluit van 21 januari 1999 tot vaststelling van de uitbatingsvoorwaarden voor tankstations, overeenkomstig artikel 11 van de ordonnantie van 25. maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van de misdrijven inzake leefmilieu, voor het terrein waarop de premie-aanvraag betrekking heeft.

Sectie 2. - Hoedanigheid van de terreinen

Art. 4.§ 1. Het terrein waarop de premieaanvraag betrekking heeft, moet voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden : gelegen zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; opgenomen zijn of geweest zijn in de inventaris als mogelijk vervuild of, zolang de inventaris nog niet helemaal van kracht is, het voorwerp uitmaken of uitgemaakt hebben van een sterk vermoeden van het Instituut van een omvangrijke verontreiniging, onder meer gebaseerd op de vroegere of de huidige exploitatie van een risicoactiviteit, de migratie van een verontreiniging, de aanwezigheid van afval, puin, slakken, as,... of als gevolg van een ongeval, overeenkomstig artikel 6 van de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems. § 2. Worden uitgesloten : - terreinen die reeds het voorwerp uitgemaakt hebben van financiële steun van het Gewest, met uitsluiting van een door dit besluit georganiseerde premie, voor de realisatie van een bodemonderzoek of voor de uitvoering van beheersmaatregelen voor de verontreiniging.

Sectie 3. - Hoedanigheid van de bodemonderzoeken

Art. 5.§ 1. Het bodemonderzoek dat het voorwerp van de premieaanvraag uitmaakt, moet voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden Voor een verkennend bodemonderzoek en een risicostudie : - het verkennend bodemonderzoek op het terrein moet na 20 januari 2005 begonnen zijn; de risicostudie op het terrein moet begonnen zijn na 20 januari 2005, na de goedkeuring door het Instituut van een verkennend bodemonderzoek waarbij de aanwezigheid van bodemverontreiniging, die een tussenkomst rechtvaardigt, is vastgesteld, conform de bepalingen van de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems; als de risicostudie op het terrein na de inwerkingtreding van dit besluit begonnen is, moet zij uiterlijk binnen drie maanden volgend op de goedkeuring van het verkennend bodemonderzoek door het Instituut begonnen zijn; het verkennend bodemonderzoek of de risicostudie moet goedgekeurd zijn door het Instituut.

Voor een prospectief onderzoek : - het prospectief onderzoek moet een terrein betreffen waarop een vóór 26 maart 2006 gesloten tankstation werd uitgebaat; - het prospectief onderzoek op het terrein moet begonnen zijn na 26 maart 2004; als het prospectief onderzoek op het terrein na de inwerkingtreding van dit besluit begonnen is, moet het begonnen zijn uiterlijk binnen zes maanden volgend op de inwerkingtreding van de interregionale samenwerkingsovereenkomst zoals gewijzigd; het prospectief onderzoek moet goedgekeurd zijn door het Instituut.

De begindatum van een bodemonderzoek op het terrein komt overeen met de uitvoeringsdatum van de eerste boringswerken die in het kader van dit onderzoek worden uitgevoerd. § 2. Worden uitgesloten : - de verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd krachtens de volgende veroorzakende feiten, bedoeld in artikel 10, 2°, 3° en 5° van de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems : - vóór elke overdracht van de milieuvergunning betreffende een risicoactiviteit; - vóór elke nieuwe risicoactiviteit; - bij stopzetting van een risicoactiviteit. - de risicostudies betreffende bodemverontreiniging waarvoor er een feitelijk oorzakelijk verband met een na 20 januari 2005 uitgebate ingedeelde inrichting kan worden vastgesteld, op basis van deze studies; - de prospectieve onderzoeken betreffende bodemverontreiniging waarvoor er een feitelijk oorzakelijk verband met een na 10 april 1999 uitgebaat tankstation kan worden vastgesteld, op basis van deze onderzoeken. HOOFDSTUK III. - Inhoud van de premie

Art. 6.Het bedrag van de premie verschilt naargelang de twee volgende regimes : Stelsel 1 is van toepassing op bodemonderzoeken op het terrein die voor de inwerkingtreding van dit besluit begonnen zijn.

Stelsel 2 is van toepassing op bodemonderzoeken op het terrein die na de inwerkingtreding van dit besluit begonnen zijn.

De begindatum van een bodemonderzoek op het terrein komt overeen met de uitvoeringsdatum van de eerste boringswerken die in het kader van dit onderzoek worden uitgevoerd.

Art. 7.Het bedrag van de premie wordt vastgelegd op een percentage van de uitvoeringskosten van het bodemonderzoek, met inbegrip van, in voorkomend geval, de belasting op de toegevoegde waarde. Een bepaald maximumbedrag mag echter niet overschreden worden.

Het percentage en het maximumbedrag zijn : - voor stelsel 1 : 30 % en euro 1.100; - voor stelsel 2 : 60 % en euro 2.200. HOOFDSTUK IV. - Wijze van aanvragen en toekennen van de premie

Art. 8.De aanvraag van de premie wordt ingediend na de uitvoering en de goedkeuring van het bodemonderzoek door het Instituut op basis van de door de erkende expert in bodemverontreiniging werkelijk gefactureerde kosten.

Voor stelsel 1 moet de premieaanvraag binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit ingediend worden.

Voor stelsel 2 moet de premieaanvraag binnen drie maanden na de goedkeuring door het Instituut van het bodemonderzoek dat het voorwerp van de aanvraag uitmaakt, ingediend worden.

Na deze termijnen zal elke premieaanvraag als nietontvankelijk worden beoordeeld.

Art. 9.Elke premieaanvraag moet naar het Instituut gestuurd worden.

Op straffe van niet-ontvankelijkheid moet de premieaanvraag de volgende documenten bevatten : - een premieaanvraagformulier, conform het model in bijlage I, ingevuld, gedateerd en getekend; - een kopie van het bewijs van zakelijke rechten, momenteel of in het verleden, op het terrein waarop de premieaanvraag betrekking heeft of een bewijs van de status van gebruiker, momenteel of in het verleden, van het voornoemde terrein door de aanvrager; - een kopie van de identiteitskaart van de aanvrager; - een kopie van de factuur betreffende de uitvoering van het bodemonderzoek dat het voorwerp van de premieaanvraag uitmaakt, opgesteld op naam van de aanvrager door een erkende expert in bodemverontreiniging, gedateerd en getekend door deze laatste; - een betalingsbewijs van de factuur, gedateerd en getekend door de aanvrager.

Art. 10.Het Instituut deelt aangetekend de beslissing betreffende het al dan niet toekennen van de premie binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag aan de aanvrager mee.

In geval van toekenning, verduidelijkt het Instituut het bedrag van de premie. In geval van weigering motiveert het Instituut zijn beslissing.

Art. 11.De premie wordt aan de aanvrager uitbetaald binnen drie maanden na de kennisgeving van de toekenning, bedoeld in artikel 10.

Art. 12.De premie wordt toegekend binnen de perken van de beschikbare budgetten. HOOFDSTUK V. - Terugbetaling

Art. 13.Het Instituut kan overgaan tot de controle van de echtheid van de door de aanvragers geleverde informatie.

Wanneer blijkt dat de informatie fout of onvolledig werd overgedragen aan het Instituut, is de aanvrager verplicht om het bedrag van de van het Instituut ontvangen premie terug te storten, alsook de bijkomende interesten berekend tegen de wettelijke rentevoet geldend op de datum van de beslissing tot terugvordering. Deze terugbetaling vindt plaats zonder afbreuk aan een eventuele gerechtelijke vervolging.

Brussel, 20 september 2007.

Door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op straffe van niet-ontvankelijkheid moeten de volgende documenten bij dit aanvraagformulier voor een premie worden gevoegd : - kopie van het bewijs van zakelijke rechten, momenteel of in het verleden, op het terrein waarop de premieaanvraag betrekking heeft of bewijs van de status van feitelijk gebruiker, momenteel of in het verleden, van het voornoemde terrein; - kopie van de identiteitskaart (en voor de aanvragers met een elektronische identiteitskaart ook het verblijfsattest, dat door uw gemeentebestuur wordt afgeleverd); - kopie van de factuur betreffende de uitvoering van het bodemonderzoek dat het voorwerp van de premieaanvraag uitmaakt, opgesteld op naam van de aanvrager door een erkende expert in bodemverontreiniging, gedateerd en getekend door deze laatste; - betalingsbewijs van de factuur, gedateerd en getekend door de aanvrager.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toekenning van een premie voor de uitvoering van een bodemonderzoek in het kader van het beheer en de sanering van verontreinigde bodems.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK

^