Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014
gepubliceerd op 22 mei 2014

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigings-regeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2014031407
pub.
22/05/2014
prom.
27/03/2014
ELI
eli/besluit/2014/03/27/2014031407/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 MAART 2014. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigings-regeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 40, § 1, gewijzigd bij de speciale wet van 16 juli 1993;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 februari 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 13/02/2003 pub. 19/03/2003 numac 2003031150 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 februari 2003 tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sluiten tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 26 juni 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting gegeven op 27 maart 2014;

Gelet op het protocol nr. 2013/13 van Sector XV van 18 december 2013;

Gelet op het advies nr. 54.920/2 van de Raad van State, gegeven op 5 maart 2014 in uitvoering van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister van Openbaar Ambt;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de bij arbeidsovereenkomst bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in dienst genomen personen, overeenkomstig de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten.

In afwijking van de alinea 1, is dit besluit niet van toepassingen op de personen die in dienst zijn onder een arbeidsovereenkomst in het kader van de toekenning van een mandaatbetrekking overeenkomstig boek IV van het besluit van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hierna `het statuut' genaamd.

Art. 2.Bij arbeidsovereenkomst kunnen personen in dienst worden genomen uitsluitend om : 1° aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften te voldoen, hetzij voor in de tijd beperkte acties, hetzij voor een buitengewone toename van het werk : 2° ambtenaren te vervangen bij gehele of gedeeltelijke afwezigheid, ongeacht of ze in dienstactiviteit zijn of niet, wanneer de duur van die afwezigheid tot vervanging noopt : 3° bijkomende of specifieke opdrachten te vervullen.4° in het kader van de toekenning van mandaatbetrekkingen overeenkomstig boek IV van het statuut, om te voorzien in de uitvoering van taken die een bijzondere kennis of ruime ervaring op hoog niveau vereisen, beide relevant voor de uit te voeren taken.5° een vacante betrekking in te vullen, die niet kon worden ingevuld door benoeming noch door bevordering na het organiseren van de selectieprocedure met toepassing van artikel 82, § 2 van het statuut.

Art. 3.§ 1. Elke arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan. § 2. In de arbeidsovereenkomst wordt de plaats vermeld waar de werkzaamheden worden verricht.

Elke wijziging van de plaats van tewerkstelling geeft aanleiding tot een bijlage bij de arbeidsovereenkomst. § 3. Indien de functie dit vereist, wordt in de arbeidsovereenkomst een beding opgenomen in verband met de afstand van alle patrimoniale auteursrechten met betrekking tot de huidige en toekomstige werken die het contractuele personeelslid verwezenlijkt tijdens de uitoefening van zijn functie. § 4. De arbeidsovereenkomsten worden door de secretaris-generaal of zijn gemachtigde ondertekend.

Art. 4.De rechten en plichten bepaald in de artikelen 4 tot en met 13 van het statuut zijn op de contractuele personeelsleden van toepassing. HOOFDSTUK II. - Indienstneming Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 5.Om bij arbeidsovereenkomst in dienst te worden genomen is het vereist om aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° de burgerlijke en politieke rechten niet ontnomen zijn;2° de medische geschiktheid bezitten om de functie uit te oefenen, indien de aard van de functie dit vereist;3° houder zijn van een diploma of getuigschrift dat overeenstemt met het niveau van de te verlenen graad onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn voor de ambtenaren krachtens het statuut;4° een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de vereisten aangaande de te verlenen betrekking.5° over een professionele ervaring beschikken van drie jaar voor een functie van rang 2 en zes jaar voor een functie van rang 3.Deze ervaring dient equivalent te zijn aan het niveau van de vacante functie.

Art. 6.De in artikel 2, 1° en 2° bedoelde contractuele personeelsleden worden in dienst genomen in een graad van rang 1.

Art. 7.De contractuele personeelsleden die een vervangingsopdracht vervullen treden in dienst voor een periode die niet langer mag zijn dan de duur van de vervanging.

Art. 8.De bijkomende en specifieke opdrachten stemmen overeen met de betrekkingen uitgeoefend door : 1° de personeelsleden die met de schoonmaak of de bediening in de cafetaria zijn belast (rang E1);2° de ploegbazen van de onder 1° bedoelde personeelsleden (rang E2);3° de personeelsleden die met het onthaal zijn belast (rang C1);4° de verpleegkundigen (rang B1);5° de taxicontroleurs (rang B1);6° de handelsprospectoren (rang B1);7° de economische en handelsattachés (rang A1);8° de experten invest - buitenlandshandel (rang A3);9° de gewestelijke inspecteurs (rang A2);10° Directeur(s) van de gewestelijke inspectie (rang A3);11° experts in financiële controle/audit (rang A2);12° juridisch experten in financiële aangelegenheden (rang A2);13° expert(s) van hoog niveau - front office voor het schuld agentschap (rang A2);14° directeur(s) - front office voor het schuldagentschap (rang A3). Afdeling 2. - Bevoegde overheden

Art. 9.§ 1. Enkel de niet-ingevulde functies voorzien in het personeelsplan zoals bedoeld in artikel 17 van het statuut kunnen het voorwerp uitmaken van een contractuele indienstneming. § 2. De ambtenaar-generaal van het bestuur waar de betrekking wordt ingevuld beslist of de betrekking moet worden ingevuld door een contractuele tewerkstelling. § 3. De dienst belast met het "human resources management", afgekort als het HRM, stelt, overeenkomstig artikel 19 van het statuut, de generieke functiebeschrijvingen op en legt ze ter goedkeuring voor aan de ambtenaar-generaal. § 4. De beslissing tot indienstneming tot en met rang A1 geschiedt door de secretaris-generaal. De beslissing tot indienstneming van hogere rangen wordt genomen door de Regering. Afdeling 3. - Indienstnemingsprocedure

Art. 10.§ 1. De preselectie van de kandidaten gebeurt door het HRM. § 2. De preselectie wordt gevolgd door de organisatie van een specifieke module, waarbij een evaluatie van de specifieke vaardigheden die verbonden zijn aan de vacante betrekking plaatsvindt.

Deze specifieke module wordt georganiseerd zoals bepaald in artikel 49 en volgende van het statuut. Wanneer de aanwerving betrekking heeft op een functie van rang 2 of 3, wordt de selectie gedaan door een commissie samengesteld conform de bevorderingscommissie van artikel 92 van het statuut. § 3. Indien het aantal kandidaten die naar de betrekking in kwestie solliciteren dit rechtvaardigt of als de complexiteit van het aan te werven profiel dit vereist, kan voor de specifieke module een eliminatiemodule met een of meerdere bijkomende proeven georganiseerd worden, overeenkomstig artikel 49 van het statuut.

Het HRM bepaalt voorafgaandelijk de aard van de proef en desgevallend de vaardigheden waarop deze proeven betrekking zullen hebben. § 4. De bepalingen van het statuut strekkende tot de inschakeling van personen met een handicap zijn mutadis mutandis van toepassing op de contractuele indienstneming. HOOFDSTUK III. - Arbeidsregeling en verloven Afdeling 1. - Arbeidsregeling

Art. 11.De arbeidstijd en de arbeidsregeling zijn dezelfde voor contractueel personeel en ambtenaren.

Art. 12.Het contractuele personeelslid met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of van een bepaalde duur van minstens twee jaar wordt geëvalueerd.

De evaluatie heeft tot doel het werk van het contractuele personeelslid in de functie die hij vervult, aan de hand van de functiebeschrijving ervan, doorlopend te beoordelen.

Art. 13.§ 1. De evaluatie van het contractuele personeelslid vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in titel VI van het statuut. § 2. In geval van bevestiging van de verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid door de secretaris-generaal, of indien het contractuele personeelslid tegen de verklaring van beroepsongeschiktheid niet in beroep is gegaan, wordt het contractuele personeelslid door de benoemende overheid ontslagen.

Art. 14.De statutaire bepalingen inzake onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten zijn op de contractuele personeelsleden van toepassing.

Art. 15.De statutaire bepalingen inzake vrijwillige interne mobiliteit zijn op de contractuele personeelsleden van toepassing, degenen bedoeld in artikel 2, 3° uitgezonderd. Afdeling 2. - Verloven

Art. 16.De contractuele personeelsleden genieten dezelfde verloven als degene bepaald in de hoofdstukken III, V en VIII van titel VII van Boek I van het statuut, uitgezonderd de halftijdse vervroegde uittreding, voor zover deze regeling gunstiger is dan die bepaald bij de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bijzondere wetten.

De verloven vermeld in de voorgaande leden worden toegekend volgens de voor de ambtenaren bestaande regeling.

Art. 17.De contractuele personeelsleden mogen niet afwezig zijn indien zij geen verlof of dienstvrijstelling hebben gekregen volgens de voor de ambtenaren bestaande regeling.

Art. 18.Onverminderd de op hen van toepassing zijnde regels zoals deze gelden in de privésector, vallen wegens ziekte afwezige contractuele personeelsleden onder het medisch toezicht van de door de minister daartoe aangestelde medische controledienst volgens de voor de ambtenaren bestaande regeling.

De regelgeving van de federale administratieve gezondheidsdienst is op hen van toepassing voor wat betreft de arbeidsongevallen en beroepsziekten. Afdeling 3. - Vorming

Art. 19.De statutaire bepalingen inzake vorming zijn op de contractuele personeelsleden van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Bezoldigingsregeling

Art. 20.De contractuele personeelsleden ontvangen een bezoldiging die overeenstemt met de wedde die met de graad en de eerste schaal van een ambtenaar verbonden is voor dezelfde of een analoge functie alsmede de daarmee gepaard gaande tussentijdse verhogingen.

Art. 21.Overeenkomstig hun respectievelijk niveau, genieten de volgende contractuele personeelsleden de weddenschaal E 101, C 101, B 101 of A 101 bij hun indienstneming, de weddenschaal E 102, C 102, B 102 of A 102. wanneer zij minstens 9 jaar anciënniteit in hun functie hebben en de weddenschaal E 103, C 103, B 103 of A 103 wanneer zij minstens 18 jaar anciënniteit in hun functie hebben, voor zover zij aan de verplichte vorming hebben deelgenomen en minstens een gunstige evaluatie hebben gekregen : 1° de personeelsleden die met de schoonmaak of de bediening in de cafetaria zijn belast (rang E1);2° de personeelsleden die met het onthaal zijn belast (rang C1);3° de verpleegkundigen (rang B1);4° de taxicontroleurs (rang B1);5° de handelsprospectoren (rang B1);6° de economische en handelsattachés (rang A1).

Art. 22.De volgende contractuele personeelsleden genieten de weddenschaal A200 bij hun indienstneming. Zij genieten respectievelijk de weddenschaal A210 en A220 wanneer zij minstens 9 en 18 jaar anciënniteit in hun functie hebben, voor zover zij de verplichte vorming hebben gevolgd en minstens een gunstige evaluatie hebben gekregen : 1° de gewestelijke inspecteurs (rang A2);2° experts in financiële controle/audit (rang A2);3° juridisch expert in financiële aangelegenheden (rang A2);4° expert van hoog niveau - front office voor de schuld agentschap (rang A2).

Art. 23.De volgende contractuele personeelsleden genieten de weddenschaal A300 bij hun indienstneming. Zij genieten de weddenschaal A310 wanneer zij minstens 9 jaar anciënniteit in hun functie hebben, voor zover zij de verplichte vorming hebben gevolgd en minstens een gunstige evaluatie hebben gekregen : 1° expert invest - buitenlandshandel (rang A3);2° directeur - front office voor de schuldagentschap (rang A3);3° directeur van de gewestelijke inspectie (rang A3).

Art. 24.De contractuele personeelsleden genieten op dezelfde wijze als de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : a) een gewaarborgd minimuminkomen;b) een haard- of standplaatstoelage;c) vakantiegeld;d) een eindejaarstoelage;e) dezelfde vergoedingen en toelagen als degene voor dezelfde of een gelijkwaardige functie : f) Een aanvullende vergoeding voor begrafeniskosten op voorwaarde dat het totaal van de ingevolge de van toepassing zijnde regeling uitgekeerde vergoedingen in de privésector niet meer bedraagt dan het bedrag dat verschuldigd is voor ambtenaren.

Art. 25.§ 1. De geldelijke anciënniteit wordt berekend volgens de voor de ambtenaren bestaande regeling. § 2. De periodes van niet gewaarborgd inkomen, met uitzondering van de het moederschapsverlof en de periodes van moederschapsbescherming bedoeld in de artikelen 41bis, 42, § 1, 43, § 1 en 43bis van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, evenals de periodes met verminderde prestaties om medische redenen worden niet in aanmerking genomen voor de tussentijdse verhogingen of om een hogere weddenschaal te bekomen. § 3. De periode tijdens dewelke het personeelslid een evaluatie met vermelding "onder voorbehoud" of "onvoldoende" heeft gekregen, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit die nodig is om een hogere weddenschaal te bekomen.

Art. 26.De effectief onder arbeidsovereenkomst gepresteerde diensten in de privé-sector of als zelfstandige komen in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit, indien deze een vereiste vormden bij de aanwerving en ten belope van het aantal jaren ervaring die vereist worden bij de aanwerving.

Art. 27.De geldelijke anciënniteit van een personeelslid kan nooit meer bedragen dan de reële duur van de werkelijk gepresteerde diensten.

Art. 28.Bij deeltijdse arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden worden naar rata van de deeltijdse prestaties bezoldigd. HOOFDSTUK V. - Bijzondere regelingen Afdeling 1. - De functie van gewestelijk inspecteur

Art. 29.Een modelovereenkomst tot indienstneming van gewestelijke inspecteur wordt opgesteld en door de Regering goedgekeurd. Deze modelovereenkomst regelt alle aspecten omtrent de functie van gewestelijk inspecteur.

Art. 30.De uitoefening van een functie van gewestelijke inspecteur of directeur van de gewestelijke inspectie is onverenigbaar met elk mandaat die door een gemeenteraad verleend wordt. Elk mandaat van burgemeester of voorzitter van het O.C.M.W. is eveneens onverenigbaar met de uitoefening van een functie van gewestelijke inspecteur of directeur van de gewestelijke inspectie. Afdeling 2. - De functie van economisch en handelsattaché

Art. 31.§ 1. Bij afwijking van artikel 10 § 4 wordt de beslissing betreffende de indienstneming van een economische en handelsattaché genomen door de Regering. § 2. Een modelovereenkomst tot indienstneming van economische en handelsattaché wordt opgesteld en door de Regering goedgekeurd. Deze modelovereenkomst regelt de diverse aspecten van de functie van economisch en handelsattaché. § 3. Het artikel 3, § 2 is niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst van de economische en handelsattachés. De wijziging van de plaats van uitvoering van de arbeidsovereenkomst van de economische en handelsattaché wordt geregeld door specifieke clausules in de modelovereenkomst, bedoeld in § 2. De wijziging van de plaats van uitvoering van de arbeidsovereenkomst geeft geen aanleiding tot de opmaak van een bijlage bij de overeenkomst.

Art. 32.In afwijking van het artikel 190 van het statuut, hebben de economische en handelsattachés recht op 30 werkdagen vakantie per jaar.

In afwijking van het artikel 199 van het statuut, hebben de economische en handelsattachés tevens recht op de Belgische en plaatselijke wettelijke feestdagen naar rata van maximum elf dagen per jaar.

Die dagen dienen tijdens het lopende jaar te worden genomen. Als de indienstneming of het einde van de arbeidsovereenkomst tijdens het jaar plaatsheeft wordt dat aantal dagen in overeenstemming gebracht met het aantal gepresteerde maanden.

Art. 33.Aan de economische en handelsattachés wordt een postvergoeding toegekend ter compensatie van met de uitoefening van hun opdracht in het land waar zij deze vervullen verbonden kosten.

De postvergoeding is als volgt samengesteld :- een basisvergoeding; - een verwijderingsvergoeding; - een hardship-vergoeding.

Elke vergoeding wordt berekend overeenkomstig de regels voor de vergoedingen zoals bepaald in de modelovereenkomst van economische en handelsattaché. HOOFDSTUK VI. - De ontbinding van de arbeidsovereenkomst

Art. 34.Indien professionele tekortkomingen of diverse gebreken, buiten het geval van dringende redenen of een verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid bedoeld in artikel 14, § 2, worden vastgesteld die een ontslag verantwoorden, stelt de hiërarchische meerdere een omstandig verslag op waarin deze worden opgenomen.

De hiërarchische meerdere hoort en licht het contractueel personeelslid in omtrent het verslag en het voorstel tot ontslag. Het personeelslid kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 35.Het verslag en het voorstel tot ontslag worden verzonden aan de secretaris-generaal of de adjunct-secretaris-generaal of hun afgevaardigde en betekend aan het contractuele personeelslid per aangetekend schrijven.

Art. 36.Het contractueel personeelslid wordt gehoord door de secretaris-generaal of de adjunct-secretaris-generaal. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 37.Na het horen van het personeelslid beslist de secretaris-generaal of de adjunct-secretaris-generaal of het aangewezen is om het personeelslid te ontslaan.

Art. 38.De definitieve beslissing wordt betekend per aangetekend schrijven aan het contractuele personeelslid.

Art. 39.In geval van herstructurering van diensten, die het ontslag van contractuele personeelsleden tot gevolg kan hebben, dient er vooraf overleg met de representatieve vakorganisaties plaats te hebben. HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen

Art. 40.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 februari 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 13/02/2003 pub. 19/03/2003 numac 2003031150 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 februari 2003 tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sluiten betreffende de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd door de besluiten van 20 juli 2006, 26 april 2007, 10 april 2008, 12 mei 2011 en van 15 december 2011, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen Onderafdeling 1. - Algemene overgangsbepalingen

Art. 41.De aanwervingsprocedures voor de betrekkingen die vacant verklaard werd(en) voor de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet op basis van de bepalingen die op deze procedure van toepassing waren voor deze datum.

Art. 42.De evaluatieprocedures, lopende op de dag die de inwerkingstreding van dit besluit voorafgaat, verlopen voorts volgens de bepalingen die toen van toepassing waren.

Deze evaluatieperiodes mogen echter niet langer duren dan één jaar, vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 43.De geldelijke anciënniteit verworven door de contractuele personeelsleden op datum van inwerkingtreding van dit besluit blijft verworven.

Onderafdeling 2. - Overgangsmaatregel voor de opgeheven bijkomende en specifieke opdrachten

Art. 44.De taken, uitgeoefend door de volgende betrekkingen worden niet langer beschouwd als bijkomende en specifieke opdrachten : 1° de vertegenwoordiger en de adjunct-vertegenwoordiger van de Brusselse afvaardiging bij de Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie (rang A2);2° de secretaris (rang A2) en de adjunct-secretaris (rang A1) van de autonome Brusselse sectie van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen;3° de klerken en beambten belast met archeologische opgravingen en hun afhandeling (rang D1 of E1);4° de adjuncten belast met de inventaris van monumenten en landschappen of belast met archeologische opgravingen (rang C1);5° de assistenten belast met de inventaris van monumenten en landschappen of belast met archeologische opgravingen (rang B1);6° de attachés belast met de inventaris van monumenten en landschappen of belast met archeologische opgravingen en hun afhandeling (rang A1);7° de onderzoekers van de gewestelijke inspectiedienst voor de huisvesting (rang B1);8° de financiële auditeurs van de cel inspectie van financiën - controle van Europese structuurfondsen (rang A2);9° de analisten-statistici van de directie analyse en statistiek (rang A2);10° de ICT manager (rang A4) Wanneer een selectie wordt georganiseerd voor een functie gericht op het vervullen van de hierboven opgesomde lijst opdrachten voor statutaire aanwerving of bevordering, zal deze selectie georganiseerd worden volgens artikel 38, laatste gedachtestreep of artikel 82 van het statuut, rekening houdend met het niveau en de rang van de functie. Met toepassing van artikel 36 van het statuut zullen bijzondere toelaatbaarheidsvoorwaarden voor deelname aan deze selectie worden opgelegd. Deze voorwaarden houden specifiek een verband met de opdrachten in kwestie. Voor een functie van rang 2 of 3 dient bovendien respectievelijk drie tot zes jaar nuttige beroepservaring geëist te worden van de kandidaten.

Behoudens de andere redenen tot ontslag voorzien in dit besluit, worden de personeelsleden, aangeworven met een arbeidscontract gericht op het vervullen één van de in deze lijst opgenomen opdrachten, ontslagen wanneer hun specifieke opdracht uitgevoerd wordt door een hiertoe aangeworven of gepromoveerd ambtenaar. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 45.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2014.

Art. 46.De minister bevoegd voor Openbaar Ambt wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 27 maart 2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL

^