Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 oktober 2017
gepubliceerd op 23 oktober 2017

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 21 november 2013 betreffende de erkenning van vennootschappen als activiteitencoöperatie met het oog op de toekenning van toelagen

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2017013665
pub.
23/10/2017
prom.
12/10/2017
ELI
eli/besluit/2017/10/12/2017013665/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 OKTOBER 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 21 november 2013 betreffende de erkenning van vennootschappen als activiteitencoöperatie met het oog op de toekenning van toelagen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 8;

Gelet op de ordonnantie van 21 november 2013 betreffende de erkenning van vennootschappen als activiteitencoöperatie met het oog op de toekenning van toelagen, artikelen 3, 5, § 2, 6, § 2, 8, 9, 13, 14, §§ 2 en 3, 15, § 5, 16, 17, § 3, 18 en 20;

Gelet op de gendertest, uitgevoerd op 8 december 2016;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, verstrekt op 14 februari 2017;

Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting, gegeven op 9 maart 2017;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 20 april 2017;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van Actiris, gegeven op 27 april 2017;

Gelet op advies nr. 61.755/1/V van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 2017, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de wet van 1 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/2007 pub. 14/03/2007 numac 2007200604 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (III), Titel VIII, Hoofdstuk I;

Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juni 2016Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 09/06/2016 pub. 29/06/2016 numac 2016031440 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende bepaling van de met het toezicht en de controle belaste overheden in werkgelegenheidsaangelegenheden en houdende nadere regels met betrekking tot de werking van deze overheden sluiten houdende bepaling van de met het toezicht en de controle belaste overheden in werkgelegenheidsaangelegenheden en houdende nadere regels met betrekking tot de werking van deze overheden;

Op de voordracht van de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Tewerkstelling;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "het bestuur" : Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel;2° "de Gewestelijke werkgelegenheidsinspectie" : de controleurs van het bestuur bedoeld in artikel 12 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juni 2016Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 09/06/2016 pub. 29/06/2016 numac 2016031440 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende bepaling van de met het toezicht en de controle belaste overheden in werkgelegenheidsaangelegenheden en houdende nadere regels met betrekking tot de werking van deze overheden sluiten houdende bepaling van de met het toezicht en de controle belaste overheden in werkgelegenheidsaangelegenheden en houdende nadere regels met betrekking tot de werking van deze overheden;3° "de minister" : de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Tewerkstelling;4° "de ordonnantie" : de ordonnantie van 21 november 2013 betreffende de erkenning van vennootschappen als activiteitencoöperatie met het oog op de toekenning van toelagen;5° "de voorbereidingsfase" : de voorbereidingsfase van het ondernemersproject, die aan de activiteitstest voorafgaat. HOOFDSTUK 2. - Begeleidingsproces van de kandidaat-ondernemer

Art. 2.De erkende activiteitencoöperatie organiseert elk kwartaal een onthaal- en informatiesessie over haar werking.

De activiteitencoöperatie deelt de datum van de onthaal- en informatiesessie te gepasten tijde mee, met name aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en aan Actiris.

Art. 3.De afhoudingen bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, van de ordonnantie worden uitdrukkelijk vermeld in de boekhoudkundige jaarbalans van de activiteitencoöperatie.

Art. 4.Het project ingediend door de projectdrager wordt geanalyseerd door leden van het omkaderingspersoneel die ervaring hebben inzake het opstellen van financiële plannen, marketing, HR-beheer, informatica en handels-, fiscale, sociale en boekhoudkundige regelgeving.

De activiteitencoöperatie controleert de volgende haalbaarheidsvoorwaarden van het economische project : 1° de projectdrager beschikt over de nodige theoretische of praktische competenties voor het ingediende project;2° de projectdrager leeft de toegangsvoorwaarden tot het beroep na zoals bepaald bij de aangenomen of geldende wetten en regelgeving;3° de projectdrager is bereid zich blijvend in te zetten voor het project en begeleid te worden;4° het idee achter het project is precies omschreven en is verenigbaar met de eigenheden van de activiteitencoöperatie;5° geen enkele wettelijke of reglementaire bepaling staat het opstarten van het project binnen een erkende activiteitencoöperatie in de weg.

Art. 5.§ 1. Als de erkende activiteitencoöperatie de beslissing neemt om een project te weigeren of stop te zetten, zoals bedoeld in artikel 3, §§ 3 of 4 van de ordonnantie, wordt de beslissing schriftelijk betekend aan de projectdrager. § 2. De beslissing bedoeld in paragraaf 1 moet gedateerd worden en de volgende elementen vermelden : 1° de identiteit van de projectdrager;2° de datum waarop de projectdrager zijn/haar project heeft ingediend bij de activiteitencoöperatie;3° de schriftelijke verantwoording van de beslissing, op basis van de bedrijfsmatige voorwaarden van het economische project, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van dit besluit, met inbegrip van de bedrijfsmatige voorwaarden waaraan niet voldaan zou zijn;4° de contactgegevens van de dienst of van een of meerdere instellingen of organisaties bedoeld in artikel 3, § 3, eerste lid, en in artikel 3, § 4, eerste lid van de ordonnantie. § 3. De persoon die gemachtigd is om de activiteitencoöperatie in rechte te binden, ondertekent de beslissing bedoeld in paragraaf 1. § 4. De beslissing bedoeld in paragraaf 1 wordt per aangetekende brief of per elektronisch ondertekende e-mail verstuurd naar de projectdrager. HOOFDSTUK 3. - Erkenning Afdeling 1. - De doelgroep van de kandidaat-ondernemers

Art. 6.Aan de hand van een document of een attest van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn toont de projectdrager aan dat hij over de hoedanigheid van moeilijk te plaatsen werkloze beschikt of dat hij tot een andere kansengroep behoort. Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 7.§ 1. De aanvragende instelling dient haar erkenningsaanvraag in bij het bestuur, uiterlijk op 31 juli, ofwel met een aangetekende brief via de post, ofwel via e-mail, met het erkenningsaanvraagformulier opgesteld door het bestuur.

De erkenningsaanvraag bedoeld in het eerste lid wordt ingediend via het erkenningsaanvraagformulier opgesteld door het bestuur. § 2. De aanvragende instelling voegt bij haar erkenningsaanvraag een dossier dat het volgende omvat : 1° de statuten van de aanvragende instelling;2° een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de activiteiten die de begeleidingsstructuur uitvoert of wil uitvoeren alsook een beschrijving van de gekozen begeleidingsmethode;3° een beschrijving van de materiële en menselijke middelen ingezet voor de begeleiding van de kandidaat-ondernemers, in voorkomend geval met inbegrip van de middelen waarin voorzien wordt voor de daadwerkelijke werksituatie van de kandidaat-ondernemers;4° een overzicht van het personeel dat de kandidaat-ondernemers zal begeleiden, met voor elk personeelslid de vermelding van zijn/haar kwalificaties, beroepservaring en functies bij de aanvragende instelling;5° de onthaalcapaciteit, in voorbereiding, uitgedrukt in aantal plaatsen per jaar;6° een kopie van het inspectieverslag of van de aanvraag tot inspectie van de lokalen door de brandweer alsook elk document afgeleverd door een erkende instelling voor het materiaal dat eventuele risico's inhoudt voor de kandidaat-ondernemers en het bewijs dat ze verzekerd zijn voor arbeidsongevallen en voor hun professionele burgerlijke aansprakelijkheid;7° een gedetailleerde ontwerpbegroting voor het kalenderjaar dat volgt op het lopende jaar of een gedetailleerde ontwerpbegroting voor het lopende kalenderjaar als de erkenning aangevraagd wordt tijdens het eerste kwartaal van dit jaar, en een financieel plan voor de komende drie jaar;8° de meest recente beschikbare financiële balans;9° de verbintenis om met de projectdragers een overeenkomst te sluiten zoals bedoeld in artikelen 82 en 84 van de wet van 1 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/2007 pub. 14/03/2007 numac 2007200604 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (III), die de doelstellingen bepaalt die behaald moeten worden in het kader van een actieplan bij de activiteitencoöperatie;10° de verbintenis om een maandelijkse analytische boekhouding bij te houden per kandidaat-ondernemer;11° een overzicht van de erkenningen, machtigingen, vergunningen, inschrijvingen, registraties en licenties vereist voor de uitoefening van de activiteiten of de daaraan verbonden beroepen waarvoor de erkenning en de subsidies worden aangevraagd;12° een verklaring op eer over de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 8, § 2, 8° van de ordonnantie.Als er reden toe is te twijfelen aan de waarheidsgetrouwheid van deze verklaring op eer kan het bestuur aan de aanvragende instelling een uittreksel uit het strafregister vragen voor de betrokken personen.

Onder de analytische boekhouding vermeld in paragraaf 2, 10° verstaan we een boekhouding die overeenstemt met het hoofdstuk 2, van het hoofdstuk 3, ingevoegd van artikel 4 van de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 14/08/2013 numac 2013011345 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van Boek III « Vrijheid van vestiging, dienstverlening en algemene verplichtingen van de ondernemingen », in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek III en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek III, in boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht sluiten houdende invoeging van Boek III "Vrijheid van vestiging, dienstverlening en algemene verplichtingen van de ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek III en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek III, in boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht.

Art. 8.Het bestuur onderzoekt de erkenningsaanvraag en gaat na of die voldoet aan de voorwaarden vastgesteld door de ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen.

Als het bestuur oordeelt dat de voorwaarden opgelegd door de ordonnantie en de uitvoeringsmaatregelen vervuld zijn, stelt het bestuur een maximaal aantal kandidaat-ondernemers voor begeleid door de activiteitencoöperatie die de voorbereidingsfase kunnen ingaan, en het gemiddelde jaarlijkse percentage begeleide kandidaten die zich in de testfase moeten bevinden.

De activiteitencoöperatie begeleidt minstens twintig kandidaat-ondernemers .

Het bestuur verduidelijkt de duur van de erkenning, in overeenstemming met artikel 8, eerste lid van de ordonnantie.

Art. 9.§ 1. Binnen een termijn van zeven kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de erkenningsaanvraag stuurt het bestuur naar de aanvragende instelling, per aangetekende brief of per elektronische post, ofwel een ontvangstbewijs dat vermeldt dat het dossier volledig is, ofwel een bericht met de vraag het dossier te vervolledigen binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst van dit bericht. § 2. Als het bestuur beschikt over een volledig dossier met betrekking tot een erkenningsaanvraag, wordt het dossier onderzocht en samen met het analyseverslag van het dossier bezorgd aan het beheerscomité van Actiris, binnen een termijn van zeven kalenderdagen te rekenen vanaf de verzendingsdatum van het ontvangstbewijs bedoeld in paragraaf 1.

Het beheerscomité van Actiris kan de aanvragende instelling op eigen initiatief of op vraag van de instelling horen. Als de vertegenwoordigers van de maatschappij gehoord worden op initiatief van het beheerscomité van Actiris, dan krijgen ze een oproeping toegestuurd per aangetekende brief. Deze brief vermeldt de punten waarover ze gehoord zullen worden.

Het beheerscomité van Actiris bezorgt het bestuur zijn advies binnen een termijn van zestig kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de adviesaanvraag van het bestuur. Als er binnen de opgelegde termijn geen advies is uitgebracht, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Zodra het bestuur het schriftelijke advies van het beheerscomité van Actiris heeft ontvangen, wordt de erkenningsaanvraag bezorgd aan de regering. § 3. Binnen de 45 kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier spreekt de regering zich uit en bezorgt ze haar beslissing aan het bestuur.

Het bestuur betekent de beslissing van de regering aan de aanvragende instelling via een aangetekende brief en binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de beslissing van de regering.

Het bestuur bezorgt een kopie van de beslissing aan het beheerscomité van Actiris, via een gewone brief.

De beslissing van de regering wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 4. De erkenning treedt in werking op 1 januari van het volgende jaar. Afdeling 3. - Hernieuwing van de erkenning

Art. 10.Artikelen 7, 8 en 9 zijn van toepassing op elke aanvraag tot hernieuwing van de erkenning ingediend door een erkende activiteitencoöperatie.

De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning wordt ten vroegste acht maanden en ten laatste zes maanden voor het verstrijken van de lopende erkenning ingediend. Afdeling 4. - Uitbreiding van de erkenning

Art. 11.§ 1. De procedure beoogd in artikelen 7, §§ 1, 8 en 9 is van toepassing op elke uitbreidingsaanvraag ingediend door een erkende activiteitencoöperatie.

Wanneer er een uitbreidingsaanvraag ingediend wordt bij de regering tijdens de geldigheidsperiode van een erkenning toegekend voor twee jaar, dan moet de uitbreidingsaanvraag ten vroegste acht en ten laatste zes maanden voor het verstrijken van de lopende erkenning ingediend worden.

Als de uitbreidingsaanvraag voor de erkenning ingediend wordt tijdens de geldigheidsperiode van een erkenning hernieuwd voor onbepaalde duur, dan kan de uitbreidingsaanvraag één keer per jaar ingediend worden, uiterlijk op 31 juli.

De uitbreidingsaanvraag wordt naar het bestuur verzonden, dat de ontvangst ervan bevestigt via ofwel een aangetekende brief ofwel elektronische post. § 2. Bij de uitbreidingsaanvraag wordt een dossier gevoegd dat de wijzigingen omvat die aangebracht zijn aan het oorspronkelijke erkenningsaanvraagdossier besproken in artikel 7, alsook de bijgewerkte kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de activiteiten die de begeleidingsstructuur uitvoert of van plan is uit te voeren alsook een beschrijving van de gekozen methode. § 3. De erkenningsuitbreiding wordt van kracht vanaf 1 januari van het volgende jaar. Afdeling 5. - Opschorting van de mogelijkheid om een erkennings- en

uitbreidingsaanvraag in te dienen

Art. 12.Als de beschikbare begrotingskredieten overschreden dreigen te worden bij de toekenning van nieuwe subsidies beoogd in hoofdstuk IV van de ordonnantie, dan wordt de mogelijkheid om een erkenningsaanvraag door de aanvragende instellingen, zoals besproken in artikel 8 van de ordonnantie, alsook de mogelijkheid voor een erkende activiteitencoöperatie om een aanvraag in te dienen tot uitbreiding van de toegekende erkenningen, zoals besproken in artikel 9 van de ordonnantie, bij regeringsbeslissing geschorst tot er nieuwe begrotingskredieten beschikbaar worden.

Deze beslissing wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van het bestuur. HOOFDSTUK 4. - Subsidies

Art. 13.§ 1. Het forfaitaire jaarbedrag bedoeld in artikel 13, § 1, tweede lid, 1° van de ordonnantie wordt vastgesteld op 1.000 euro, vermenigvuldigd met het personenaantal waarvoor de activiteitencoöperatie erkend is.

Het variabele bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 13, § 1, tweede lid, 2° van de ordonnantie, dat aan elke erkende activiteitencoöperatie wordt toegekend, wordt bepaald op basis van : 1° het aantal kandidaat-ondernemers dat uitgenodigd wordt om hun economische activiteit te testen in overeenstemming met artikel 3, § 5, van de ordonnantie, berekend als jaarlijks gemiddelde over het kalenderjaar, en;2° het aantal gunstige uitstromen naar een beroepsactiviteit, berekend als jaarlijks gemiddelde over het kalenderjaar. § 2. Het aantal kandidaat-ondernemers dat uitgenodigd wordt om hun economische activiteit te testen in overeenstemming met artikel 3, § 5 van de ordonnantie, berekend als jaarlijks gemiddeld over het kalenderjaar wordt vermenigvuldigd met 2.500 euro.

Overeenkomstig artikel 3, § 5 van de ordonnantie is het startplan van de kandidaat-ondernemer operationeel als het voldoet aan de volgende economische leefbaarheidsvoorwaarden : 1° de activiteit, het product en de door de kandidaat-ondernemer ontwikkelde dienst voldoen, in voorkomend geval, aan de aangenomen of geldende wetten en regelgevingen;2° het project omvat : a) een gedetailleerde beschrijving van het product of de dienst;b) het project omvat een analyse van de beoogde klanten;c) het project omvat een marktanalyse;d) het project omvat een verkoopbeleid;e) het project omvat een analyse van de voor zijn leefbaarheid nodige middelen inzake personeel, materiaal en infrastructuur en op financieel vlak;f) het project omvat een beschrijving van de beheersinstrumenten van het project. Voor het economische leefbaarheidscriterium bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 2°, d), moet er onder verkoopbeleid verstaan worden het prijsbeleid en het zoeken naar klanten voor het voorgestelde product of de voorgestelde dienst. § 3. De gunstige uitstromen naar een beroepsactiviteit stemmen uitsluitend overeen met de volgende gunstige uitstroom na de testfase : 1° de oprichting van een individueel bedrijf of een vennootschap;2° de overgang naar werk in loondienst dat verschilt van een betrekking beoogd in artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en voor zover de betrokkene minimaal in dienst wordt genomen in het kader van een arbeidscontract van bepaalde duur van zes maanden, dat minimaal voorziet in een halftijds werkschema. Het jaarlijkse gemiddelde over het kalenderjaar van het aantal bedrijfsoprichtingen na de testfase wordt vermenigvuldigd met maximum 500 euro voor de toekenning van het variabele bedrag van de subsidie.

Het jaarlijkse gemiddelde over het kalenderjaar van het aantal personen dat overgaat naar werk in loondienst na de testfase wordt vermenigvuldigd met maximum 250 euro voor de toekenning van het variabele bedrag van de subsidie.

Als het jaarlijkse gemiddelde van het aantal personen dat overgaat naar werk in loondienst hoger ligt dan 25% van het totale aantal gunstige uitstromen, is er geen enkele subsidie verschuldigd voor die uitstromen naar loondienst die hoger liggen dan 25%. Om het maximale aantal toegelaten uitstromen naar loondienst te berekenen, worden in de aantallen de cijfers na de komma afgerond tot het dichtstbij gelegen hogere getal.

Met het oog op de toepassing van dit artikel worden tewerkstellingen bij een tewerkstellingscoöperatie als werknemer in loondienst beschouwd als bedrijfsoprichtingen. HOOFDSTUK 5. - Uitbetaling van de subsidies

Art. 14.§ 1. Met het oog op de toekenning van de subsidies dient de erkende activiteitencoöperatie elk jaar, binnen de periode van 1 januari tot 15 februari, een financieringsaanvraag in bij de regering.

De financieringsaanvraag wordt verstuurd naar het bestuur, ofwel via een aangetekende brief met de post, ofwel per elektronische post, met het formulier opgesteld door het bestuur.

De financieringsaanvraag bedoeld in het eerste lid wordt ingediend via het financieringsaanvraagformulier opgesteld door het bestuur. § 2. Het bestuur onderzoekt de financieringsaanvraag om te bepalen of ze voldoet aan de voorwaarden bepaald door de ordonnantie en de uitvoeringsmaatregelen. Het bestuur houdt in voorkomend geval rekening met de evaluatie van de activiteitencoöperatie, bedoeld in artikel 18, van het voorgaande jaar. Binnen de vijftien kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de financieringsaanvraag door het bestuur, en onverminderd het digitale ontvangstbewijs dat de aanvragende instelling of de erkende activiteitencoöperatie ontvangt bij een financieringsaanvraag die per elektronische post wordt verstuurt, verstrekt het bestuur een kennisgeving : 1° van de ontvangst, met vermelding van de ontvangstdatum;2° van de volledigheid of onvolledigheid van het dossier. Als het dossier volledig is, dan bezorgt het bestuur het aan de regering.

Als het dossier onvolledig is, betekent het bestuur met de post aan de aanvrager dat de financieringsaanvraag onontvankelijk is, met een overzicht van de documenten, stukken en gegevens die ontbreken. De aanvrager verstuurt deze documenten naar het bestuur via een aangetekende zending met de post of per elektronische post.

De aanvrager van wie het dossier onvolledig is, beschikt over acht dagen om het dossier te vervolledigen, te rekenen vanaf de dag na de betekening van het bestuur inzake de onvolledigheid van de aanvraag.

Hij/Zij bezorgt de stukken aan het bestuur via een aangetekende brief met de post of per elektronische post. § 3. Binnen de vijftien dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de ontbrekende documenten, stukken of gegevens bedoeld in de tweede paragraaf ontvangen werden, en onverminderd het digitale ontvangstbewijs bij verzending per elektronische post, verstrekt het bestuur een kennisgeving : 1° van de ontvangst van de ontbrekende documenten, stukken of gegevens, met vermelding van de datum;2° van de volledigheid van het dossier. Als het dossier volledig is, dan bezorgt het bestuur het aan de regering.

Als het bestuur bij het verstrijken van de termijn van acht dagen vermeld in paragraaf 2, vierde lid, niet over alle ontbrekende documenten, stukken of gegevens beschikt, is de aanvraag definitief niet-ontvankelijk voor het boekjaar in kwestie. Het bestuur brengt de aanvrager hiervan op de hoogte.

Art. 15.§ 1. De subsidies worden in schijven uitbetaald. Elke schijf wordt voorlopig uitbetaald.

Elke schijf wordt betaald op basis van een schuldvordering. § 2. De eerste uitbetaalde schijf bedraagt 80%. § 3. Het saldo van de subsidie wordt uitbetaald op voorlegging van de verantwoordingsstukken voor het volledige toegekende bedrag. Deze verantwoordingsstukken moeten alle openbare financieringsbronnen vermelden.

De verantwoordingsstukken bedoeld in het eerste lid moeten uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het referentiejaar bezorgd worden.

Om de in artikel 13, § 3, van de ordonnantie vermelde redenen kan de vereffening van het saldo van de subsidie gewijzigd worden.

Het saldo van de subsidie wordt uitbetaald na controle door het bestuur, volgens de nadere regels bepaald door de minister, behalve bij een naar behoren gemotiveerde betwisting. § 4. De minister kan andere uitbetalingsregels bepalen voor de subsidies dan wat vermeld wordt in paragrafen 2 en 3. § 5. Onverminderd de bepalingen van artikel 15 van de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, kan geen enkele door de ordonnantie en dit besluit beoogde subsidie worden verkregen als de door dit besluit bepaalde termijnen niet worden nageleefd. HOOFDSTUK 6. - Controle van de erkenning

Art. 16.§ 1. De regering kan, op voorstel van het bestuur en na ontvangst van het dossier bezorgd door het bestuur en, in voorkomend geval, door de gewestelijke werkgelegenheidsinspectie, de erkenning schorsen van een erkende activiteitencoöperatie in de gevallen bedoeld door artikel 15, §§ 1 en 3 van de ordonnantie. § 2. Aan de schorsingsbeslissing gaat een ingebrekestelling van de activiteitencoöperatie vooraf, per aangetekende brief, waarin de grond en de redenen voor de overwogen schorsing worden meegedeeld.

De activiteitencoöperatie beschikt over een termijn van 15 kalenderdagen vanaf de verzendingsdatum van de ingebrekestelling via een aangetekende brief met de post, zoals bedoeld in het eerste lid, om haar opmerkingen via een aangetekende brief te bezorgen. Binnen diezelfde termijn en in diezelfde vorm kan de activiteitencoöperatie vragen gehoord te worden door het bestuur. De datum van de hoorzitting wordt minstens 15 kalenderdagen vooraf meegedeeld aan de activiteitencoöperatie, via een aangetekende brief. Er wordt een verslag opgesteld van de hoorzitting.

Het bestuur bezorgt het verslag van de hoorzitting aan de regering.

Het bestuur betekent de schorsingsbeslissing aan de activiteitencoöperatie, via een aangetekende brief met de post, maximaal binnen de vijftien dagen na de datum waarop de opmerkingen van de coöperatie ontvangen werden of, in voorkomend geval, de datum van de hoorzitting. Blijft de kennisgeving uit binnen deze termijn, kan de regering afzien van erkenningsschorsing. § 3. De schorsing treedt pas in werking op de vijftiende dag na de kennisgeving van de beslissing, behalve bij een bijzonder gemotiveerde omstandigheid. § 4. Onder voorbehoud van de mogelijkheid tot ambtshalve erkenningsintrekking bedoeld in artikel 15, § 4 van de ordonnantie kan de regering een erkenning enkel intrekken als het bedrijf de redenen voor de schorsing van zijn erkenning niet heeft weggewerkt tijdens de schorsingsperiode. Het bedrijf wordt vijf jaar lang, te rekenen vanaf de kennisgeving van de intrekkingsbeslissing, uitgesloten van het genot van de ordonnantie. § 5. Bij een erkenningsschorsing is er geen enkele subsidie verschuldigd binnen de geldigheidsduur van de schorsingsbeslissing.

Bij een erkenningsintrekking is er geen subsidie meer verschuldigd, en de regering kan de terugbetaling eisen van de al toegekende subsidies die niet noodzakelijk zijn voor de vereffening.

Art. 17.§ 1. Het bestuur kan de erkenning schrappen als de activiteitencoöperatie haar activiteiten definitief stopzet in de gevallen bedoeld in artikel 16, tweede lid van de ordonnantie.

De gewestelijke werkgelegenheidsinspectie kan gewichtige, nauwkeurige en met elkaar overeenstemmende vermoedens vaststellen die de stopzetting verantwoorden van de activiteiten van de erkende activiteitencoöperatie, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, 3° van de ordonnantie.De gewestelijke werkgelegenheidsinspectie brengt het bestuur hiervan op de hoogte. § 2. Het bestuur betekent de beslissing tot schrapping van de erkenning, per aangetekende brief, zonder uitstel en met onmiddellijke ingang : 1° op de datum van de kennisgeving bedoeld in artikel 16, tweede lid, 1° van de ordonnantie;2° op de datum van het verzoek van de erkende activiteitencoöperatie bedoeld in artikel 16, tweede lid, 2° van de ordonnantie;3° op de datum van de beslissing van het bestuur om de erkenning te schrappen naar aanleiding van gewichtige, nauwkeurige en met elkaar overeenstemmende vermoedens bedoeld in artikel 16, tweede lid, 3° van de ordonnantie.

Art. 18.§ 1. Het jaarlijkse activiteitenverslag, opgesteld op basis van de criteria bedoeld in paragraaf 2, moet de erkende activiteitencoöperatie uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar waar het verslag op slaat indienen bij het bestuur, op basis van het model van jaarlijks activiteitenverslag opgesteld door het bestuur.

Het jaarlijkse activiteitenverslag wordt ofwel per aangetekende brief, ofwel via elektronische weg opgestuurd. Het bestuur bevestigt de ontvangst van dit verslag.

Het bestuur bezorgt het jaarlijkse activiteitenverslag, beoogd in het tweede lid, aan Actiris. § 2. Het bestuur evalueert de vervulling door de erkende activiteitencoöperatie van de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 1, 3°, 4°, 5°, 6° en § 2 van de ordonnantie, op basis van : 1° de volgende kwantitatieve criteria : a) het aantal kandidaat-ondernemers begeleid tijdens de voorbereidingsfase, per jaar, en de evolutie ervan over de duur van de erkenning;b) het aantal kandidaat-ondernemers begeleid tijdens de testfase, per jaar, en de evolutie ervan over de duur van de erkenning;c) het aantal kandidaat-ondernemers dat na hun testfase het ondernemersstatuut verkregen heeft;d) het aantal kandidaat-ondernemers dat een betrekking gevonden heeft als werknemer in loondienst, in overeenstemming met artikel 9, tweede lid, 2° van dit besluit, na de testfase;e) het aantal projectdragers dat omgeschakeld werd aan het begin van of tijdens het project;2° de volgende kwalitatieve criteria : a) de aanpassing van het begeleidingsprogramma aan de behoeften van de kandidaat-ondernemer ;b) het voorgestelde type begeleiding, in die zin, met of zonder daadwerkelijke werksituatie voor de kandidaat-ondernemer ;c) de samenwerkingsverbanden met of zonder overeenkomst op basis van de behoeften van de kandidaat-ondernemer ;d) de geschiktheid van de ingezette materiële en menselijke middelen;e) de kwalificatie en de beroepservaring van het omkaderingspersoneel;3° de volgende sociaaleconomische factoren : a) de evolutie van de arbeidsmarkt, het opduiken van nieuwe beroepen en nieuwe technologie;b) de factoren die verband houden met de diversiteit van het publiek, met inbegrip van de leeftijd, het studieniveau, het geslacht, de nationaliteit;4° de volgende tevredenheidsaanwijzingen : tevredenheidspeilingen en -enquêtes afgenomen door de activiteitencoöperatie bij de projectdragers, kandidaat-ondernemers en hun partners. Voor het kwantitatieve criterium bedoeld in het eerste lid, 1°, c), gaat het bestuur na of alle, over een periode van zesendertig maanden opgerichte ondernemingen nog altijd ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen De statistieken getrokken op basis van de kwantitatieve criteria bedoeld in het eerste lid, 1°, worden uitgesplitst naar geslacht. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 19.De minister bevoegd voor werkgelegenheid wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 20.De ordonnantie en dit besluit treden in werking tien dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 12 oktober 2017.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Tewerkstelling, Economie, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN

^