Etaamb.openjustice.be
Document van 04 juni 2004
gepubliceerd op 27 april 2005

Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van 24 juni 1999 betreffende de opvang van jonge kinderen

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2005033021
pub.
27/04/2005
prom.
04/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/04/2005033021/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 JUNI 2004. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van 24 juni 1999 betreffende de opvang van jonge kinderen


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 9 mei 1988 tot overname van sommige personeelsleden van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn en tot regeling van het herbergen van kinderen tot twaalf jaar, gewijzigd bij de decreten van 7 mei 1990, 21 januari 1991, 7 januari 2002 en 3 februari 2003;

Gelet op het besluit van de Regering van 24 juni 1999 betreffende de kinderopvang, gewijzigd bij de besluiten van 21 december 2000, 22 juni 2001, 29 oktober 2002 en 18 juni 2003;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 3 juni 2004;

Gelet op het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 mei 2004;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat voorliggend besluit onverwijld in werking moet treden daar drie nieuwe vestigingen inzake buitenschoolse opvang (Büllingen, Eupen, Amel) binnenkort zullen worden geopend of bestaande projecten nu aan de subsidiëringsvoorwaarden voldoen, daar de proeffase van de projecten inzake buitenschoolse opvang beëindigd is en alle nieuwe initiatieven derhalve niet meer in het kader van overeenkomsten worden geregeld, echter onder de toepassing van voorliggend besluit vallen;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Gezin, Besluit : Wijzigingsbepalingen

Artikel 1.Hoofdstuk I van het besluit van de Regering van 24 juni 1999, gewijzigd bij de besluiten van 21 december 2000, 22 juni 2001, 29 oktober 2002 en 18 juni 2003, dat de artikelen 1 tot 5 bevat, wordt vervangen door de volgende bepaling : « HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Begripsbepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° jonge kinderen : de kinderen van 0 tot 3 jaar; 1°bis kinderen : de kinderen van 0 tot 12 jaar; 1°ter kinderopvang : de regelmatige opvang, tegen betaling, buiten de woning van de personen belast met de opvoeding; 2° dienst voor onthaalouders : een instelling die vooral voor de opvang van de jonge kinderen door onthaalouders zorgt, tenminste 25 onthaalouders tewerkstelt en ten minste 50 kinderen regelmatig ontvangt;3° onthaalouder : een natuurlijke persoon die aangesloten is bij een dienst voor onthaalouders echter niet door hem tewerkgesteld is krachtens een arbeidsovereenkomst en die bij voorrang jonge kinderen opvangt die niet de hare zijn;4° kribbe : een opvanginrichting voor jonge kinderen met een minimale opnamecapaciteit van 18 plaatsen;5° projecten : de opdrachten of activiteiten betreffende de kinderopvang die verricht worden in het kader van een overeenkomst gesloten tussen de Regering en een natuurlijke of rechtspersoon;6° persoon belast met de opvoeding : een persoon die krachtens de burgerlijke wetgeving, een mandaat of een van overheidswege genomen beslissing bevoegd is om in het belang van het kind te handelen;7° buitenschoolse opvang : de kinderopvang buiten de schooltijd; 8° D.K.F. : « Dienst für Kind und Familie » (Dienst voor kind en gezin) van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap; 9° Minister : de minister van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Gezinsbeleid;10° zelfstandige onthaalmoeder : een natuurlijke persoon die niet aangesloten is bij een dienst voor onthaalouders en in het kader van een opvangcontract bij voorrang jonge kinderen opvangt die niet de hare zijn;11° GAK : de Gemeentelijke Adviescommissie inzake Kinderopvang;12° decreet : het decreet van 9 mei 1988 tot overname van sommige personeelsleden van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn en tot regeling van het herbergen van kinderen tot twaalf jaar;13° opvangconcept : bevat de pedagogische beginselen, de methodologie, de waarden en het aanbod inzake opvang. Algemene beginselen

Artikel 2.§ 1. De kinderopvang biedt elk kind - onafhankelijk van ras, nationaliteit, geslacht, geloof of overtuiging - optimale mogelijkheden en kansen tot ontplooiing aan.

De kinderopvang houdt rekening met de eigen ritme van het kind, bevordert zijn geestelijke en motorische ontwikkeling, zijn creativiteit en zijn bevoegdheid om relaties aan te knopen. Bovendien biedt de kinderopvang elk kind duidelijke kadervoorwaarden en gestructureerde procedures alsmede bewegingsvrijheid aan. § 2. Elke natuurlijke of rechtspersoon alsmede elke feitelijke vereniging die kinderopvang aanbiedt, zorgt voor de kwaliteit van de opvang overeenkomstig de bepalingen van voorliggend besluit die respectievelijk van toepassing zijn.

Artikel 3.Onverminderd tegenstrijdige dwingende wetsbepalingen moeten de personen die hun medewerking verlenen voor de uitvoering van voorliggend besluit de feiten vertrouwelijk behandelen die hen bij de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden.

Erkenning en subsidiëring

Artikel 4.§ 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon alsmede elke feitelijke vereniging die kinderopvang aanbiedt, moet met toepassing van het decreet in het kader van voorliggend besluit erkend worden. § 2. De duur van de erkenning beloopt ten hoogste zes jaar en kan worden verlengd.

De aanvraag om verlenging moet ten vroegste zes maanden en ten laatste drie maanden vóór het verstrijken van de erkenningstermijn worden ingediend. Bij deze aanvraag worden de voor de erkenning vereiste documenten gevoegd voor zover deze gegevens bevatten die sinds de laatste aanvraag om erkenning niet meer actueel zijn. § 3. De opvangstructuren waarop voorliggend besluit toepasselijk is, mogen pas gesubsidieerd worden nadat ze erkend zijn en indien ze een gemiddelde opvangcapaciteit van 6 kinderen hebben.

Gemeentelijke Adviescommissie inzake Kinderopvang

Artikel 5.§ 1. De GAK houdt zich bezig met al de vormen kinderopvang waarop voorliggend besluit toepasselijk is en vervult in deze samenhang volgende opdrachten : - beschrijving van de situatie inzake kinderopvang in de gemeente; - berekening van de behoeften op korte en gemiddelde termijn inzake kinderopvang in de gemeente; - aanbevelingen om het aanbod inzake kinderopvang te verbeteren, rekening houdend met de plaatselijke gegevens; - steun bij de omzetting van de aanbevelingen; - mededeling van de eerste aanbevelingen aan de minister ten laatste één jaar na de oprichting van de GAK; - opstel van een ontwikkelingsbericht inzake kinderopvang in de gemeente waarvoor de GAK territoriaal en materieel bevoegd is, met inbegrip van de om de drie jaar vanaf de oprichting herziene aanbevelingen; - mededeling aan de minister van een advies over de nieuwe plaatselijke initiatieven inzake kinderopvang in de gemeente en betreffende ten minste de volgende punten : - de noodzakelijkheid van het initiatief; - de adequatie van de beoogde lokalen en de situatie ervan; - de inhoud van het opvangconcept; - de kostenbijdrage van de gebruiker; - de mate waarin de leden met het advies instemmen; - adviezen betreffende andere sectoren van het gezinsbeleid, op verzoek van de minister of op eigen initiatief.

De aanbevelingen en het ontwikkelingsbericht worden zowel aan de gemeenteraad als aan de Regering van de Duitstalige Gemeenschap gezonden. § 2. De GAK is samengesteld uit de volgende vertegenwoordigers : - 1 vertegenwoordig(st)er van de gemeente; - 1 vertegenwoordig(st)er van het OCMW; - vertegenwoordig(st)er(s) van de scholen; - vertegenwoordig(st)er(s) van de ouderraden; - 1vertegenwoordig(st)er per inrichtende macht van een kinderopvang in de gemeente; - 1 vertegenwoordiger van de D.K.F.; - andere plaatselijke partners die inzake kinderopvang belangrijk zijn en waarop de GAK een beroep doet. § 3. De D.K.F. steunt, in overeenstemming met de betrokken plaatselijke partners, de oprichting van een GAK in elke gemeente.

De D.K.F. zorgt voor de technische « follow-up » en de proces-verbalen van de GAK, neemt de coördinatie tussen de verschillende adviescommissies waar en geeft de berichten door tussen de GAK en de Regering.

De gemeente voert het voorzitterschap van de GAK en nodigt op de zittingen uit. »

Art. 2.Artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met volgend lid : « Als de dienst het aantal onthaalouders heeft bereikt waarvoor hij erkend is, dan kan hij om een uitbreidingsvergunning verzoeken. Met het oog op de vergunning om het aantal onthaalouders uit te breiden, dient de dienst de in § 1 van voorliggend artikel vermelde documenten in, voor zover deze gegevens bevatten die sinds de laatste aanvraag om erkenning niet meer actueel zijn. »

Art. 3.In artikel 6, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden « met toepassing van het decreet » ingevoegd na het woord « geacht ».

Art. 4.Artikel 7, lid 2, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 5.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 6.In artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit wordt de inleidende zin als volgt gewijzigd : « Onverminderd de bepalingen vermeld in hoofdstuk IIIbis kan de dienst een buitenschoolse opvang organiseren op voorwaarde dat : »

Art. 7.In artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit wordt de passus « .

Bij de buitenschoolse opvang wordt de voorrang verleend aan de gezinnen waarvan de jonge kinderen al opgenomen worden of zijn » geschrapt.

Art. 8.In artikel 10, lid 1, 3°, van hetzelfde besluit wordt het woord « bij » door « na » vervangen.

Art. 9.In artikel 10, lid 2, van hetzelfde besluit worden de passussen « onder drie jaar » en « onder zeven jaar » geschrapt.

Art. 10.In artikel 10, lid 3, van hetzelfde besluit wordt de passus « bedoeld in punt 2° van » vervangen door « bedoeld in lid 1, 2°, van ».

Art. 11.In artikel 12, § 1, lid 1, wordt de passus « onder drie jaar » geschrapt.

Art. 12.In artikel 12, § 1, lid 1, van hetzelfde besluit wordt de tabel aangevuld als volgt : « 3,5 84-96 167-192 4 97-109 193-218 »

Art. 13.In artikel 12 wordt een § 1bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 1bis. Indien het aantal onthaalouders of het aantal opgevangen kinderen in de loop van een trimester afneemt, dan kan het tewerkgesteld personeel en de subsidiëring ervan behouden worden tijdens een ononderbroken termijn van zes maanden na het einde van het betrokken trimester. Daarna wordt de toelage aangepast. Bij buitengewone omstandigheden kan de minister, op met redenen omkleed verzoek van de dienst en na het advies van de D.K.F. te hebben ingewonnen, één keer deze termijn met drie maanden verlengen. »

Art. 14.In artikel 14, § 1, 1°, van hetzelfde besluit wordt de passus « overeenkomstig de onderrichtingen van de D.K.F. Eens ondertekend wordt het contract aan de D.K.F. betekend » vervangen door « overeenkomstig een modelovereenkomst opgesteld door de dienst. De modelovereenkomst moet door de D.K.F. worden goedgekeurd. De D.K.F. beslist binnen de twee maanden na de ontvangst van het dossier. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt het model geacht goedgekeurd te zijn. »

Art. 15.In artikel 16, § 1, lid 5, van hetzelfde besluit wordt de passus « vóór de sluiting van het contract » vervangen door « vóór het begin van de opvang ».

Art. 16.Artikel 16, § 2, lid 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Ten laatste twee weken vóór het begin van de opvang sluiten de dienst en de persoon belast met de opvoeding een modelcontract af dat door de dienst opgesteld is. Het modelcontract moet door de D.K.F. worden goedgekeurd. De D.K.F. beslist binnen de twee maanden na de ontvangst van het dossier. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt het model geacht goedgekeurd te zijn. »

Art. 17.In artikel 17, § 2, lid 4, van hetzelfde besluit wordt de passus « twee kinderen onder drie jaar » vervangen door « twee jonge kinderen ».

Art. 18.In artikel 18, § 1, lid 3, 3°, van hetzelfde besluit wordt het woord « tegemoetkomingen » vervangen door « algemene sociale hulp ».

Art. 19.Artikel 18, § 1, lid 5, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Worden deze bewijzen niet voorgelegd, dan wordt de maximale kostenbijdrage aangerekend. »

Art. 20.Artikel 18, § 2, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 21.Artikel 19, lid 2, wordt aangevuld als volgt : « De D.K.F. beslist binnen de twee maanden na de ontvangst van de aanvraag. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn. »

Art. 22.Artikel 20, § 3, lid 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « De D.K.F. beslist binnen de twee maanden na de ontvangst van de aanvraag. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn. »

Art. 23.Artikel 22, lid 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kunnen de erkende diensten, overeenkomstig volgende bepalingen, toelagen verkrijgen voor de aanneembare kosten m.b.t. het personeel, de opvang, het beheer en de voortgezette opleiding. »

Art. 24.Artikel 24, § 2, lid 2, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld als volgt : « De D.K.F. beslist binnen de twee maanden na de ontvangst van de aanvraag. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn. »

Art. 25.Artikel 29, § 1, lid 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 9° het gunstig advies van de GAK van de gemeente waar de kribbe gevestigd is; 10° een advies inzake brandveiligheid uitgereikt door de commandant van de brandweerdienst van de gemeente waar de opvangplaats zich bevindt.»

Art. 26.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 27.Artikel 39 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kunnen de erkende kribben toelagen verkrijgen voor de aanneembare kosten m.b.t. het personeel en de voortgezette opleiding. »

Art. 28.Artikel 40, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de subsidiëring van de personeelskosten wordt de berekeningsbasis aangewend die voor de sectoren « sociale aangelegenheden » en « gezondheid » door de Regering vastgelegd is. »

Art. 29.In hetzelfde besluit wordt na het hoofdstuk III en vóór het hoofdstuk IV een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, dat de volgende artikelen 43bis tot 43quinquies bevat : « HOOFDSTUK IIIbis. - Buitenschoolse opvang Afdeling 1. - Erkenning

Artikel 43bis.§ 1. Om erkend te worden dient de inrichtende macht van de buitenschoolse opvang, hierna « inrichtende macht » genoemd, een aanvraag bij de minister in, waarbij volgende documenten worden gevoegd : 1° de identiteit van de aanvrager;2° het opvangconcept;3° een gunstig advies van de GAK.Indien het aanbod zich tot de bevolking van meerdere gemeenten richt, moet een advies van al de GAK's ingediend worden die territoriaal en materieel bevoegd zijn; 4° een gunstig advies inzake brandveiligheid uitgereikt door de commandant van de brandweerdienst van de gemeente waar de opvangplaats zich bevindt. § 2. Met het oog op de erkenning van een buitenschoolse opvang moet er aan de volgende voorwaarden worden voldaan : 1° de buitenschoolse opvang verschilt duidelijk van het alledaagse schoolleven.Dit verschil is duidelijk zichtbaar in de organisatie, de lokalen en het concept van de opvangsstructuur; 2° de buitenschoolse opvang moet ten minste 4 dagen per schoolweek voor een opvang na de school zorgen;3° de lokalen gebruikt voor de buitenschoolse opvang moeten zodanig ingericht zijn dat de kinderen zich daar vrij en veilig kunnen bewegen;4° binnen een woonkader moet er in een speelruimte met een rusthoek worden voorzien.De kinderen moeten de mogelijkheid hebben om in een veilig kader buiten te spelen. Er moet in een voldoend aantal sanitaire inrichtingen voor de verschillende leeftijdsklassen alsmede in een wasbak worden voorzien. Het begeleidingspersoneel moet per telefoon kunnen worden bereikt; 5° er moet voldaan worden aan alle veiligheidsbepalingen die van toepassing zijn.De inrichtende macht zorgt voor de veiligheid van de kinderen op de weg tussen de school en de opvangplaats. Een verbandetui moet beschikbaar zijn; 6° voor elk opgevangen kind moeten volgende gegevens beschikbaar zijn : - naam, voornaam en adres van het kind - naam, adres en telefoonnummer van de contactpersoon; - adres en telefoonnummer van de huisarts - bijzondere gegevens over de gezondheidstoestand van het kind, indien deze voor het dagelijks omgaan met het kind pertinent zijn; 7° bij het begin van de opvang wordt er aan elke gebruiker een huishoudelijk reglement uitgereikt dat het opvangconcept, het concrete verloop van de opvang, de in artikel 47, § 2, bepaalde beroepsmogelijkheid en de kostenbijdrage van de ouders bevat;8° de inrichtende macht sluit een verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid af voor de opgevangen kinderen;9° het begeleidingspersoneel moet ten minste 18 jaar oud zijn en houder zijn van een brevet van secourist of zich er contractueel toe verplichten binnen één jaar na de aanwerving een EHBO-cursus te volgen.Het bewijs van de deelname aan een EHBO-cursus moet worden geleverd; 10° in doorsnede mag een lid van het begeleidingspersoneel ten hoogste voor 16 kinderen zorgen.Bij gemiddelde aanwezigheid van 17 tot 32 kinderen moeten 2 leden van het begeleidingspersoneel aanwezig zijn.

De gemiddelde aanwezigheden worden berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per trimester te delen; 11° aan het begeleidingspersoneel worden voortgezette opleidingen en raadgevingen gratis aangeboden. § 3. De D.K.F. brengt een advies uit over de lokalen - overeenkomstig de richtlijnen vastgelegd in de bijlage 3 van voorliggend besluit -, over het opvangconcept, over de conformiteit met de toepasselijke rechtelijke bepalingen en over de opportuniteit van de buitenschoolse opvang. § 4. De minister beslist over de aanvraag om erkenning na het advies van de D.K.F. te hebben ingewonnen. Afdeling 2. - Subsidiëring

Algemene bepalingen

Artikel 43ter.§ 1. Slechts de erkende structuren voor buitenschoolse opvang kunnen binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen de in artikel 43quinquies bedoelde toelagen verkrijgen, voor zover er voldaan wordt aan de in dit hoofdstuk vermelde voorwaarden.

De aanvraag om subsidiëring kan tegelijkertijd met de aanvraag om erkenning worden ingediend. § 2. Elke persoon belast met de opvoeding heeft toegang tot de buitenschoolse opvang. De voorrang wordt verleend aan de kinderen van werkende ouders, van stagiaires en van personen die om sociale of medische redenen niet voor de opvang van de kinderen kunnen zorgen. § 3. De inrichtende macht bepaalt het door zijn opvangsaanbod bestreken gebied, waarbij zijn aanbod zich in principe aan de kinderen van alle scholen uit het betreken gebied richt. § 4. Naast de in artikel 43bis, § 4, vermelde documenten bevat de aanvraag om subsidiëring ook een financieringsplan met een schatting van de uitgaven en ontvangsten.

Bepalingen inzake personeel

Artikel 43quater.§ 1. De kinderen moeten begeleid worden door een personeel met een opleiding i.v.m. het kind of de opvoeding. § 2. Indien geen persoon met een opleiding i.v.m. het kind of de opvoeding beschikbaar is wegens een bewezen gebrek aan personeel, kan de inrichtende macht een met redenen omklede aanvraag om afwijking bij de D.K.F. indienen. De D.K.F. beslist binnen de twee maanden na de ontvangst van de aanvraag. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn. De D.K.F. keurt de aanvraag schriftelijk goed als de bekwaamheden van het lid van het begeleidingspersoneel met de door hem vastgelegde richtlijnen overeenstemmen. De aanstelling van begeleidingspersoneel zonder opleiding i.v.m. het kind of de opvoeding kan pas plaatsvinden nadat de D.K.F. deze goedkeuring heeft gegeven. § 3. De inrichtende macht zorgt ervoor dat elk personeelslid een voortgezette opleiding van ten minste 10 uren per jaar volgt. Deze voortgezette opleiding betreft thema's zoals de gezondheidseducatie, de psychologie en de algemede opvoeding van het kind alsmede de ontwikkeling van de opdrachten die het begeleidingspersoneel toevertrouwd worden. § 4. De buitenschoolse opvang moet over een begeleidingspersoneel beschikken overeenkomstig de volgende personeelssleutel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De gemiddelde aanwezigheden worden berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per trimester te delen.

Financiële bepalingen

Artikel 43quinquies.§ 1. De inrichtende macht vereist van de gebruikers een persoonlijke kostenbijdrage en voorziet in een sociaal tarief voor de gezinnen met een laag inkomen. § 2. Bij het begin van de buitenschoolse opvang wordt een toelage van 50 % aan de inrichtende macht verleend voor de inrichtingskosten van een vestiging, ten belope van euro 2.500 per vestiging, waarbij deze toelage tijdens twee jaar kan worden aangevraagd. Bij de aanvraag om subsidiëring moeten een lijst met het noodzakelijk materieel en een kostenraming gevoegd worden.

De minister beslist over het bedrag van de toelage na het advies van de D.K.F. te hebben ingewonnen.

De toelage wordt uitbetaald nadat de vereiste betalingsbewijzen ingediend en onderzocht zijn. De bewijzen moeten twee keer per jaar worden ingediend, ten laatste op 31 maart en 15 augustus.

Wordt er een einde gemaakt aan de buitenschoolse opvang vóór een termijn van twee jaar na de installatie, dan moet de inrichtende macht, op verzoek van de Regering, de dankzij de middelen van de Duitstalige Gemeenschap aangeworven uitrusting teruggeven. § 3. Indien de resultatenrekening, rekening houdend met alle ontvangsten, op het einde van het kalenderjaar met een tekort wordt afgesloten, neemt de Regering 50 % van het tekort per vestiging op zich ten belope van : - euro 758 als 6 tot 10 kinderen, in doorsnede, tijdens het kalenderjaar opgevangen werden; - euro 1137 als 11 tot 22 kinderen, in doorsnede, tijdens het kalenderjaar opgevangen werden; - euro 1515 als 23 tot 36 kinderen, in doorsnede, tijdens het kalenderjaar opgevangen werden.

De gemiddelde aanwezigheden worden berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar te delen.

Biedt een buitenschoolse opvang een opvang gedurende ten minste één maand per jaar tijdens de schoolvakanties, dan kan deze opvang overeenkomstig hoofdstuk V gesubsidieerd worden. § 4. Indien de opvangsstructuur niet tijdens het hele kalenderjaar bestaat, dan wordt het bedrag vastgelegd in § 3 naar rato berekend. § 5. Ten laatste op 30 maart van het volgende jaar dient elke inrichtende macht een resultatenrekening en een activiteitenverslag over het afgelopen jaar in.

Dit activiteitenverslag vermeldt : - het aantal openingsdagen en de openingsuren; - het totaal aantal aanwezigheden; - het totaal aantal van de gemiddelde aanwezigheden; - het aantal leden van het begeleidingspersoneel; - de analyse en de evaluatie van de activiteiten; - de perspectieven wat de toekomst van de opvangsstructuur betreft. »

Art. 30.Artikel 44, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 6° een bewijs dat een verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid afgesloten is voor de opgevangen kinderen. »

Art. 31.Artikel 44, § 1bis, 9°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « per telefoon kunnen worden bereikt ».

Art. 32.In artikel 44 van hetzelfde besluit wordt een § 1ter ingevoegd, luidend als volgt : « § 1ter. Wijzigingen in de onder de §§ 1 en 1bis van voorliggend artikel vermelde gegevens moeten binnen de maand aan de D.K.F. worden medegedeeld. »

Art. 33.In artikel 44 van hetzelfde besluit wordt een § 2ter ingevoegd, luidend als volgt : « § 2ter. Op verzoek stelt de D.K.F. pedagogisch materieel en inrichtingsmaterieel ter beschikking van de personen erkend in het kader van voorliggend hoofdstuk. Bij beëindiging van de activiteit beslist de D.K.F. dit materieel eventueel terug te vorderen. »

Art. 34.Artikel 44, § 2bis, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « De D.K.F. beslist binnen de twee maanden na de ontvangst van de aanvraag. Wordt geen beslissing genomen binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn. »

Art. 35.Artikel 44, § 3, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « De maximale opvangcapaciteit van elke onthaalouder wordt vermeld in de beslissing houdende de erkenning. »

Art. 36.Artikel 45, lid 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Kunnen de bestaande opvangsvormen niet beantwoorden aan de aanvraag inzake kinderopvang, dan kunnen bijkomende opvangsplaatsen in het kader van projecten met beperkte duur en geografische omvang aangeboden worden. »

Art. 37.In artikel 46 van hetzelfde besluit wordt de passus « en 42 » vervangen door « , 42 en 43quinquies, § 3 ».

Art. 38.Artikel 47 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De opvangsvormen bedoeld in voorliggend besluit zijn onderworpen aan het toezicht van de D.K.F. De met het toezicht belaste beambten hebben toegang tot de lokalen van de dienst tijdens de vastgelegde openingsuren en kunnen ter plaatse alle bewijsstukken inzien, alle examens, controles en enquêtes uitvoeren en alle nodige inlichtingen inwinnen om zich te vergewissen dat de toepasselijke rechtsbepalingen nageleefd worden en dat de opportuniteit van de opvangsvorm voortduurt.

De inrichtende machten of de verantwoordelijken van de in voorliggend besluit vermelde opvangsvormen scheppen de voorwaarden die noodzakelijk zijn om de in voorliggend artikel vermelde controles uit te voeren. § 2. Bij geschil tussen de inrichtende macht van een opvangsvorm of de verantwoordelijke ervan en de persoon belast met de opvoeding kan zich deze laatste tot de D.K.F. richten om uitleg te verkrijgen. Deze mogelijkheid moet de persoon belast met de opvoeding bij het begin van een opvang schriftelijk worden medegedeeld. »

Art. 39.In hetzelfde besluit wordt een artikel 47bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 47bis.§ 1. Indien een in het kader van voorliggend besluit erkende persoon, organisatie of inrichting de normen en voorwaarden niet meer vervuld die opgelegd zijn voor de erkenning, dan verzoekt de minister deze persoon, organisatie of inrichting erom deze normen binnen een bepaalde termijn te vervullen en hem daaromtrent alle documenten voor te leggen of bijkomende inlichtingen te verstrekken.

Zo niet kan de minister overeenkomstig de volgende bepalingen de erkenning intrekken of de subsidiëring opschorten of verminderen. § 2. Wenst de minister de erkenning in te trekken of de subsidiëring op te schorten of te verminderen, betekent hij de persoon, organisatie of inrichting een met redenen omklede intentieverklaring. De persoon, organisatie of inrichting beschikt over een termijn van veertien dagen om haar standpunt aan de minister mede te delen. De minister beslist binnen viertien dagen na afloop van die termijn. De beslissing treedt in werking tien dagen nadat de beslissing aan de persoon, organisatie of inrichting betekend wordt.

De intrekking van de erkenning brengt de beëindiging van de erkende activiteit met zich mee. »

Art. 40.Bij hetzelfde besluit wordt een bijlage toegevoegd, luidend als volgt : « Bijlage 3. - Richtlijnen met het oog op het advies over de lokalen gebruikt voor de buitenschoolse opvang Wat de lokalen betreft, brengt de D.K.F. een advies over de volgende punten uit : ? hygiëne; ? lichtbronnen (natuurlijke en kunstverlichting); ? veiligheid : buitenomgeving (straat, trottoirs, afsluiting...) veiligheidsmaatregelen in de lokalen (stopcontacten, trappen, vensters,...); ? aanbeveling m.b.t. de grootte van de lokalen : 4 m2 per kind; ? toestand van de lokalen; ? verdeling binnenhuis (verschillende speelhoeken, verdeling naar leeftijdsklasse); ? mogelijkheid om een keuken te installeren; ? buiteninfrastructuur (tuin, speelmogelijkheden,...); ? sfeer die de kinderen in de smaak valt. » Overgangsbepalingen

Art. 41.§ 1. De bij de inwerkingtreding van voorliggend besluit lopende projecten m.b.t. de buitenschoolse opvang worden beschouwd als overeenkomstig artikel 43bis, ingevoegd door artikel 30 van voorliggend besluit, erkend te zijn en dit tot het einde van hun overeenkomst, echter ten laatste tot 30 juni 2006. Zes maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de gelijkgestelde erkenning moet de inrichtende macht een aanvraag om erkenning overeenkomstig artikel 43bis indienen. § 2. Voor het begeleidingspersoneel dat bij de inwerkingtreding van voorliggend besluit tewerkgesteld is in het kader van lopende projecten m.b.t. de buitenschoolse opvang wordt de afwijking bepaald door artikel 30 van voorliggend besluit in artikel 43quater, § 2, als verleend beschouwd, voor zover deze personen vóór de inwerkingtreding van voorliggend besluit over een afwijking m.b.t. de overeenstemmende vereiste inzake opleiding beschikken die in het kader van het project verleend is.

Slotbepalingen

Art. 42.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 43.De Minister bevoegd inzake Gezin is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 4 juni 2004.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN

^