Etaamb.openjustice.be
Document van 22 mei 2014
gepubliceerd op 24 september 2014

Besluit van de Regering betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2014205395
pub.
24/09/2014
prom.
22/05/2014
ELI
eli/besluit/2014/05/22/2014205395/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 MEI 2014. - Besluit van de Regering betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang


DE REGERING VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, artikel 7;

Gelet op het decreet van 31 maart 2014 betreffende de kinderopvang, artikel 2, tweede lid, artikel 7, tweede, derde en vierde lid, artikel 8, § 1, tweede en vijfde lid, en § 3, artikel 9, tweede lid, artikel 10, § 1, eerste lid, en § 2, artikel 11, tweede lid, artikel 12, tweede lid, artikel 15, § 3, derde lid, artikel 16, derde lid, en artikel 22;

Gelet op het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, artikel 3.2, laatste lid;

Gelet op het besluit van de Regering van 18 januari 2007 betreffende de kinderopvang;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 3 april 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 3 april 2014;

Gelet op advies 55.982/3 van de Raad van State, gegeven op 5 mei 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het advies van de adviesraad voor gezins- en generatievraagstukken, gegeven op 5 mei 2014;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Gezinsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : Titel 1. - Algemene bepalingen Hoofdstuk 1. - Inleidende bepalingen Afdeling 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° kinderen : overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 1°, en tweede lid van het decreet, personen die de volle leeftijd van twaalf jaar nog niet bereikt hebben resp., wat de buitenschoolse opvang betreft, personen die deze leeftijd wel bereikt hebben en lager onderwijs volgen; 2° baby's en peuters : kinderen tot de volle leeftijd van drie jaar;3° kinderopvang : overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 2°, van het decreet, de regelmatige opvang van kinderen tegen betaling en in vastgelegde ruimten, buiten de woning van de personen belast met de opvoeding;4° dienstverrichter : overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 3°, van het decreet, natuurlijke persoon of rechtspersoon resp.vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die in hoofdberoep, bijberoep of als vrijwilliger kinderopvang aanbiedt; 5° persoon die werkzaam is in de kinderopvang : overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 4°, van het decreet, natuurlijke persoon die als dienstverrichter of in opdracht van een dienstverrichter werkzaam is en zelf kinderen opvangt of direct en regelmatig met opgevangen kinderen in contact komt;6° dienst voor onthaalouders : dienstverrichter die bij voorrang baby's en peuters opvangt en eventueel buitenschoolse opvang door aangesloten onthaalouders aanbiedt;7° aangesloten onthaalouder : persoon die werkzaam is in de kinderopvang en die in opdracht van een dienst voor onthaalouders - zonder door een arbeidsovereenkomst met die dienst verbonden te zijn - bij voorrang baby's en peuters van anderen opvangt en/of eventueel buitenschoolse opvang aanbiedt;8° zelfstandige onthaalouder : dienstverrichter en persoon die werkzaam is in de kinderopvang die zelfstandig, in het kader van een opvangcontract, bij voorrang baby's en peuters van anderen opvangt en/of eventueel buitenschoolse opvang aanbiedt;9° crèche : dienstverrichter die baby's en peuters in collectieve vorm opvangt en een opvangcapaciteit van ten minste 18 plaatsen heeft;10° mini-crèche : een door overheids- of privé-instellingen gefinancierde dienstverrichter die baby's en peuters in collectieve vorm opvangt en een opvangcapaciteit van ten minste zes en ten hoogste veertien plaatsen heeft;11° locatie voor buitenschoolse opvang : dienstverrichter die kinderopvang buiten de schooltijd aanbiedt;12° diensten voor kinderopvang : de dienstverrichters beschreven in de bepalingen onder 6°, 9°, 10° en 11°;13° centrum voor kinderopvang : dienstverrichter die tegelijk ten minste een erkende dienst voor onthaalouders, een erkende crèche en een erkende locatie voor buitenschoolse opvang aanbiedt;14° initiatief voor occasionele kinderopvang : dienstverrichter die kinderen van vier maanden tot zes jaar af en toe en voor korte duur in collectieve vorm opvangt;15° GAK : Gemeentelijke Adviescommissie inzake Kinderopvang;16° inspectie : de inspecteurs die de Regering overeenkomstig artikel 17, § 1, van het decreet heeft aangewezen;17° departement : het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Gezin;18° Minister : de minister van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd voor het gezinsbeleid;19° decreet : het decreet van 31 maart 2014 betreffende de kinderopvang. Afdeling 2. - Algemene beginselen

Art. 2.Overeenkomstig artikel 6 van het decreet moet elke onder dit besluit vallende dienstverrichter die kinderopvang aanbiedt, ter uitvoering van dit besluit erkend zijn voordat hij van start gaat.

Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4 voldoen de onder dit besluit vallende dienstverrichters, om erkend te worden, aan de erkenningsvoorwaarden vermeld in het decreet of in dit besluit.

Art. 3.Overeenkomstig artikel 12 van het decreet kunnen alleen erkende, onder dit besluit vallende dienstverrichters binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen subsidie voor kinderopvang ter uitvoering van dit besluit ontvangen.

Art. 4.Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 6 tot 12 van het decreet worden de dienstverrichters met wie de Regering overeenkomstig titel 6 een overeenkomst tot uitvoering van een lokaal project sluit, voor de duur van die overeenkomst als erkende dienstverrichters beschouwd. De nadere regels worden in de overeenkomst gepreciseerd.

Art. 5.Elke erkende dienstverrichter waarborgt de kwaliteit van de opvang overeenkomstig de bepalingen van het decreet en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit die op die dienstverrichter van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2. - Gemeentelijke Adviescommissie inzake Kinderopvang Afdeling 1. - Samenstelling en werkwijze

Art. 6.De gemeenteraad van elke gemeente van het Duitse taalgebied installeert een GAK en legt het huishoudelijk reglement van die commissie vast.

Art. 7.§ 1 - De GAK bestaat uit : 1° een vertegenwoordiger van het gemeentecollege;2° een vertegenwoordiger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente;3° telkens één vertegenwoordiger per school die op het grondgebied van de gemeente gevestigd is;4° telkens één vertegenwoordiger per ouderraad van de scholen vermeld in de bepaling onder 3°. Voor elk in het eerste lid vermeld werkend lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen. § 2 - Tot de GAK behoren ook met raadgevende stem : 1° een vertegenwoordiger van de Minister;2° een vertegenwoordiger van het departement;3° telkens één vertegenwoordiger van de diensten voor kinderopvang of van de initiatieven voor occasionele kinderopvang die op het grondgebied van de gemeente werkzaam zijn;4° één vertegenwoordiger van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;5° andere plaatselijke partners die belangrijk zijn voor de kinderopvang en die door de GAK bij de beraadslagingen betrokken worden.

Art. 8.De vertegenwoordiger van het gemeentecollege zit de vergaderingen van de GAK voor. De voorzitter organiseert die vergaderingen op eigen initiatief of op schriftelijk verzoek van een belangstellende en/of op schriftelijk verzoek van een potentiële dienstverrichter.

Een personeelslid van de gemeentediensten woont de vergaderingen van de GAK bij en maakt onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter de notulen op.

De vertegenwoordiger van het departement woont de vergaderingen bij als deskundige en zorgt voor de technische follow-up en de informatie-uitwisseling tussen de GAK's van de verschillende gemeenten van het Duitse taalgebied.

De vertegenwoordiger van de Minister zorgt voor de informatie-uitwisseling tussen de GAK en de Regering. Afdeling 2. - Opdrachten

Art. 9.§ 1 - Op verzoek van de Minister en binnen de door hem gestelde termijn of op eigen initiatief verstrekt de GAK de Minister advies over de volgende punten : 1° de berekening van de behoeften inzake kinderopvang in de gemeente op korte en middellange termijn;2° het doen van aanbevelingen om het aanbod inzake kinderopvang te verbeteren, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden en het vaststellen van de kwantitatieve en kwalitatieve voorwaarden die daarvoor vervuld moeten zijn. § 2 - De GAK geeft advies over alle nieuwe lokale initiatieven voor kinderopvang, met uitzondering van initiatieven die betrekking hebben op de erkenning van zelfstandige onthaalouders resp. de toelating van aangesloten onthaalouders, en zendt haar advies toe aan de Minister.

Daartoe bezorgt de potentiële dienstverrichter alle daartoe nodige stukken vooraf aan de GAK. In het advies worden ten minste de volgende punten behandeld : 1° de behoefte aan het nieuwe initiatief voor kinderopvang, met inachtneming van de geografische, demografische en socio-economische omstandigheden;2° de geschiktheid en de ligging van de geplande ruimten;3° het opvangconcept;4° de geplande opvangcapaciteit;5° de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding;6° indien het advies niet unaniem is : een uiteenzetting van de verschillende standpunten. De GAK bezorgt haar advies aan de Minister binnen 90 dagen na ontvangst van de stukken van de potentiële dienstverrichter. § 3 - Bij de oprichting van een nieuwe locatie voor buitenschoolse opvang die wordt aangeboden door een centrum voor kinderopvang en die tegelijk door de Duitstalige Gemeenschap en één of meer gemeenten gesubsidieerd wordt, verstrekt de GAK een advies overeenkomstig artikel 153.

Hoofdstuk 3. - Indexering van de subsidies

Art. 10.De bedragen vastgelegd in de artikelen 72, § 2, tweede lid, artikel 74, eerste lid, artikel 76, § 1 en § 2, eerste lid, artikel 93, § 1, eerste lid, artikel 94, artikel 106, artikel 116, eerste lid, artikel 135, § 1, eerste en tweede lid, en artikel 137, alsook het bedrag van 3,52 euro vastgelegd in artikel 82, § 3, zijn gekoppeld aan de indexering van de wedden van de openbare dienst van de Duitstalige Gemeenschap op basis van de spilindex 138,01.

Titel 2. - Diensten voor kinderopvang Ondertitel 1. - Gemeenschappelijke inhoudelijke bepalingen Hoofdstuk 1. - Toepassingsgebied

Art. 11.Deze ondertitel is van toepassing op de diensten voor kinderopvang vermeld in artikel 1, 12°.

Hoofdstuk 2. - Algemene erkenningsvoorwaarden Afdeling 1. - Bepalingen inzake persoonsgegevens

Art. 12.Overeenkomstig artikel 7, eerste lid, van het decreet zorgen de diensten voor kinderopvang ervoor dat de personen die in de kinderopvang werkzaam zijn en die van hen een opdracht hebben gekregen, de volgende stukken hebben ingediend voordat ze van start gaan met hun activiteit : 1° een uittreksel uit het strafregister (model 2) van zichzelf en, indien de kinderopvang in hun woning plaatsvindt, van alle meerderjarigen die deel uitmaken van het gezin en/of regelmatig in contact zullen komen met de opgevangen kinderen.Indien die personen hun woonplaats in het buitenland hebben, beschikken ze over een gelijkwaardig document van een bevoegde overheid waaruit blijkt dat ze een activiteit kunnen uitoefenen op het gebied van opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, jeugdbijstand, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen; 2° een medisch attest dat niet ouder is dan twee maanden, dat bekrachtigt dat de gezondheidstoestand van betrokkene hem toelaat voor kinderen te zorgen en dat hij geen tekenen van fysiek of psychisch lijden of geen fysieke of psychische beperkingen vertoont die een gevaar voor de gezondheid van de opgevangen kinderen kunnen betekenen;3° voor zover dit niet blijkt uit het medisch attest vermeld in 2°, voor de vrouwelijke personen die werkzaam zijn in de kinderopvang en jonger zijn dan 55 jaar en, indien de kinderopvang in hun woning plaatsvindt, voor de andere vrouwelijke leden van hun gezin die jonger zijn dan 55 jaar, een medisch bewijs dat ze immuun zijn voor rodehond. De weigering van een eventueel nog noodzakelijke inenting wordt alleen aangenomen op grond van een gemotiveerd medisch attest.

Art. 13.De diensten voor kinderopvang leggen in hun contracten en overeenkomsten met de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang vast dat die personen : 1° elke wezenlijke verandering in hun gezondheidstoestand zo snel mogelijk aan de dienst meedelen;2° overeenkomstig artikel 7, eerste lid, van het decreet geen professionele of niet-professionele activiteit uitoefenen die onverenigbaar is met kinderopvang of die hen tijdens de openingstijden van de kinderopvangvoorziening van de zorg voor de kinderen zou kunnen afhouden.

Art. 14.De diensten voor kinderopvang bieden de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang en die een opdracht van hen hebben gekregen, jaarlijks minstens tien uur gratis voortgezette opleiding aan. Afdeling 2. - Opvangconcept

Art. 15.De diensten voor kinderopvang werken een opvangconcept uit.

Het opvangconcept bevat minstens : 1° de doelstellingen van het aanbod;2° de pedagogische principes;3° de manier waarop de pedagogische principes in praktijk worden gebracht;4° de gestandaardiseerde werkprocessen van de kerntaken;5° de manier waarop samengewerkt wordt met de personen belast met de opvoeding;6° de manier waarop samengewerkt wordt met andere diensten;7° de manier waarop samengewerkt wordt met vrijwilligers;8° de maatregelen inzake gezondheidspromotie;9° de informatie over het klachtenbeheer;10° de openingstijden en de manier waarop contact kan worden opgenomen met de dienst;11° de procedurerichtlijnen bij vermoeden of vaststelling van kindermishandeling, kindermisbruik en/of kinderverwaarlozing, besmettelijke ziekten, aanhoudende gedragsstoornissen, vermoeden of vaststelling van ontwikkelingsachterstand, alsook de procedurerichtlijnen voor de omgang met kinderen met een lichamelijke of geestelijke beperking. Afdeling 3. - Huishoudelijk reglement

Art. 16.De diensten voor kinderopvang maken een huishoudelijk reglement op.

Het huishoudelijk reglement bevat minstens : 1° de openingstijden en de manier waarop contact kan worden opgenomen met de dienst;2° de hoofdlijnen van het opvangconcept;3° de ouderbijdragen;4° de rechten en plichten van de personen belast met de opvoeding;5° de informatie over het klachtenbeheer dat in artikel 15, tweede lid, 9°, wordt vermeld.6° in voorkomend geval de gegevens over de mogelijkheid om stagiairs op te nemen. Afdeling 4. - Verzekeringen

Art. 17.De diensten voor kinderopvang sluiten een aansprakelijkheidsverzekering en een brandverzekering voor de uitoefening van hun activiteit.

Hoofdstuk 3. - Inrichting van de ruimten

Art. 18.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 174 is dit hoofdstuk alleen van toepassing op de crèches, mini-crèches en locaties voor buitenschoolse opvang.

Art. 19.Overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van het decreet vindt de kinderopvang plaats in een daarvoor geschikte omgeving en in ruimten die voldoende groot, veilig en proper zijn. Er is een ruimte voor buitenactiviteiten die bij voorkeur aan de opvangruimten grenst.

Art. 20.De opvangruimten en alle ruimten die voor de kinderen toegankelijk zijn, voldoen aan de volgende criteria : 1° gemakkelijk bereikbaar en toegankelijk, bijvoorbeeld door goede bereikbaarheid voor het verkeer of door de opvang bij voorkeur op de benedenverdieping te laten plaatsvinden;2° voor zover niet nader gedefinieerd, stemt de grootte van de ruimten overeen met het aantal opgevangen kinderen, zodat deze zich vrij kunnen bewegen;3° er zijn verscheidene speelruimten;4° er is een rustruimte;5° in de opvangvoorzieningen waar maaltijden voor kinderen worden voorbereid, is een keukenblok met een aanrecht, kookgelegenheid en koelkast;6° de ruimten zijn ingericht met het voor de opvang noodzakelijke meubilair en met voldoende speelgoed;7° de ruimten zijn in goede toestand en er wordt voor gezorgd dat dit zo blijft;8° de begeleiders zijn telefonisch bereikbaar in de ruimten.

Art. 21.De diensten voor kinderopvang richten de ruimten waartoe de kinderen toegang hebben zo veilig mogelijk in. De diensten voor kinderopvang dragen er zorg voor dat alle mogelijke gevaren en risico's worden opgespoord. Ze nemen alle nodige maatregelen om een veilige omgeving te scheppen met verminderd gevaar voor ongevallen.

Voor de veilige inrichting van de ruimten gelden de volgende criteria : 1° er wordt op de verkeersveiligheid gelet;2° de buitenruimte en de toegang daartoe zijn beveiligd;3° de ruimten zijn zo ingedeeld en ingericht dat de begeleiders visueel toezicht op de kinderen kunnen houden;4° er wordt verwarmd met centrale verwarming.Er mogen geen verwarmingselementen worden gebruikt waaraan de kinderen zich kunnen verbranden. De radiatoren zijn doeltreffend beveiligd; 5° de diensten voor kinderopvang nemen alle nodige maatregelen om een CO-vergiftiging te voorkomen.Daarom zorgen ze ervoor dat de installaties voor verwarming, warm water en luchtafvoer regelmatig onderhouden worden; 6° producten die de gezondheid kunnen schaden, zoals pesticiden, herbiciden en insecticiden, worden alleen gebruikt in afwezigheid van de kinderen en met inachtneming van voorzorgsmaatregelen;7° wenteltrappen mogen door kinderen tot zes jaar alleen in begeleiding van volwassenen worden gebruikt en de toegang is beveiligd met traphekjes;8° indien de kinderen toegang hebben tot verhoogde terrassen, moeten die terrassen beveiligd zijn door een balustrade of een omheining;9° de balustrades en/of omheiningen beantwoorden aan de richtlijnen van de Minister;10° de vensters en deuren gaan op een veilige manier open en dicht;11° gevaarlijk scherpe kanten, hoeken of uiteinden zijn niet voorhanden of worden adequaat beveiligd;12° de stopcontacten, de schakelaars en alle elektrische toestellen of installaties die gevaar kunnen opleveren, worden buiten het bereik van de kinderen gehouden of worden adequaat beveiligd;13° poetsmiddelen, chemische producten, licht ontvlambare stoffen, medicamenten en andere voorwerpen die gevaarlijk kunnen zijn, worden veilig en buiten het bereik van de kinderen opgeborgen;14° zwembaden, plonsbadjes, tuinvijvers, waterpoelen of andere waterpartijen zijn zo afgedekt en beveiligd dat kinderen er niet bij kunnen;15° zowel binnen als buiten worden giftige planten buiten het bereik van de kinderen gehouden;16° in elke opvangvoorziening staat een EHBO-doos met materiaal dat beantwoordt aan de richtlijnen van de Minister;17° in de slaap- en opvangruimten zijn rookmelders aangebracht overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 2004 betreffende de aanwezigheid van brandmelders in de woningen.

Art. 22.De diensten voor kinderopvang letten op de hygiëne en nemen bij alle activiteiten de nodige hygiënemaatregelen, in het bijzonder bij het verzorgen van de kinderen, het poetsen van de ruimten, het bereiden van de maaltijden en het wegdoen van afval.

Voor de hygiëne van de ruimten gelden de volgende criteria : 1° er zijn voldoende aan de verschillende leeftijdsgroepen aangepaste sanitaire inrichtingen en lavabo's;2° er is voldoende natuurlijke verlichting en verluchting.De verlichting en verluchting worden aangepast aan de activiteiten die in de ruimten plaatsvinden; 3° bij de verwarming van de ruimten kan rekening worden gehouden met de buitentemperatuur;4° er is een doeltreffende zonnewering;5° bij normale weersomstandigheden bedraagt de temperatuur in de regel 18°C in de slaapruimten en 20°C tot 22°C in de opvangruimten;6° alle ruimten kunnen eenvoudig proper gehouden worden;7° de ruimten en het materiaal worden regelmatig gereinigd.De manier waarop de vloeren, de oppervlakten en het materiaal worden gereinigd, is verenigbaar met de kinderopvang; 8° het afval wordt dagelijks naar een van de kinderopvang afgezonderde ruimte gebracht die zich bij voorkeur buiten bevindt;9° het bouwmateriaal en de toestand ervan mogen niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de kinderen. Hoofdstuk 4. - Algemene verplichtingen Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden en inrichting van de ruimten

Art. 23.Na hun erkenning blijven de diensten voor kinderopvang voldoen aan de algemene en bijzondere erkenningsvoorwaarden die in het decreet of in deze titel worden vermeld en blijven ze voldoen aan de voorgeschreven inrichting van de ruimten. Afdeling 2. - Opvangconcept

Art. 24.Bij het begin van de opvang en bij latere wijzigingen lichten de diensten voor kinderopvang de personen belast met de opvoeding in over het opvangconcept vermeld in artikel 15, over de klantenservice en over de verplichtingen van de diensten voor kinderopvang en van de personen belast met de opvoeding.

De hoofdlijnen van het opvangconcept worden opgenomen in een informatiebrochure voor de personen belast met de opvoeding en worden hen samen met het opvangcontract tegen ontvangstbewijs overhandigd.

Indien de dienst een website heeft, kan het concept op die site worden ingezien. Afdeling 3. - Huishoudelijk reglement

Art. 25.De diensten voor kinderopvang overhandigen het huishoudelijk reglement vermeld in artikel 16 bij het begin van de opvang tegen ontvangstbewijs aan de personen belast met de opvoeding. Indien de dienst een website heeft, kan het huishoudelijk reglement op die site worden ingezien. Afdeling 4. - Samenwerking met de personen belast met de opvoeding

Art. 26.De diensten voor kinderopvang nemen de opvangaanvragen in ontvangst en verwerken ze overeenkomstig de bepalingen van het decreet en dit besluit.

De regelmatige uitwisseling van gedachten en de samenwerking met de personen belast met de opvoeding verloopt zoals bepaald in het opvangconcept vermeld in artikel 15.

Art. 27.De diensten voor kinderopvang zorgen ervoor dat de personen belast met de opvoeding telefonisch of persoonlijk contact kunnen opnemen met de contactpersonen om inlichtingen te krijgen of problemen te bespreken, zo nodig ook buiten de gewone kantooruren.

De spreektijden en de uitzonderingen daarop worden bij het begin van de opvang meegedeeld aan de personen belast met de opvoeding.

Art. 28.De diensten voor kinderopvang sluiten voor het begin van de opvang een schriftelijk opvangcontract met de personen belast met de opvoeding.

De opvang begint pas nadat het opvangcontract door alle partijen is ondertekend.

In het opvangcontract wordt bepaald dat de personen belast met de opvoeding of de dienst voor kinderopvang het contract voor de opvang van een baby of peuter kan opzeggen met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden. De dienst kan die termijn inkorten, indien de personen belast met de opvoeding hun rekeningen niet betalen of de opvangsituatie dat in het belang van het kind vereist.

Art. 29.De diensten voor kinderopvang, met uitzondering van de diensten voor onthaalouders, zenden de personen belast met de opvoeding elk jaar in januari een plan met de bindende gegevens omtrent de sluitingsdagen.

Sluitingsdagen naar aanleiding van voortgezette opleidingen worden minstens vier maanden op voorhand aan de personen belast met de opvoeding meegedeeld.

Art. 30.De diensten voor kinderopvang ontvangen van het departement de fiscale attesten voor de personen belast met de opvoeding, vullen die attesten in en zenden ze door aan de personen belast met de opvoeding.

Art. 31.Bij het begin van de opvang maken de diensten voor kinderopvang de personen belast met de opvoeding er schriftelijk attent op dat ze zich rechtstreeks tot het departement kunnen wenden bij meningsverschillen tussen de dienst en de personen belast met de opvoeding die niet via het klachtenbeheer vermeld in artikel 15, tweede lid, 9°, opgelost kunnen worden. Afdeling 5. - Brandveiligheid

Art. 32.Na de inwerkingtreding van de erkenning bezorgen de diensten voor kinderopvang het departement alle zes jaar een gunstig advies van de bevoegde commandant van de brandweerdienst over de brandveiligheid van de ruimten waar de opvang plaatsvindt; dat advies mag niet ouder zijn dan zes maanden.

Een dergelijk advies moet bovendien bij elke belangrijke wijziging van de structuur van het gebouw van de opvangvoorziening of te allen tijde op verzoek van het departement worden ingediend. Afdeling 6. - Rapportering

Art. 33.De diensten voor kinderopvang dienen jaarlijks, behalve in het eerste jaar van de opvang, uiterlijk op 1 februari een overzichtslijst in met het personeel dat in het vorige kalenderjaar werkelijk beschikbaar was.

Deze overzichtslijst bevat de volgende gegevens over alle personeelsleden afzonderlijk : naam, geboortedatum, diploma resp. kwalificatie, functie, indiensttreding, effectieve dienstanciënniteit, arbeidsregeling, eventuele subsidies in het kader van tewerkstellingsmaatregelen, de toepasselijke barema's en de brutojaarwedde.

Art. 34.§ 1 -De diensten voor kinderopvang dienen jaarlijks, behalve in het eerste jaar van de opvang, uiterlijk op 1 juni een activiteitenverslag over het vorige kalenderjaar in bij het departement.

Het activiteitenverslag bevat : 1° het aantal openingsdagen en de openingstijden;2° het totaal aantal aanwezigheden;3° het totaal aantal van de gemiddelde aanwezigheden;4° de beantwoorde en onbeantwoorde aanvragen voor opvang van baby's en peuters;5° de analyse en de evaluatie van de activiteiten;6° de perspectieven wat de toekomst van de opvangstructuur betreft;7° het aantal werkelijk beschikbare personeelsleden en hun functie, in voorkomend geval aangesloten onthaalouders inbegrepen;8° een overzicht van de bezochte voortgezette opleidingen. § 2 - De diensten voor kinderopvang die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden, dienen, samen met het in § 1 vermelde activiteitenverslag, een resultatenrekening en een balans van het vorige opvangjaar, alsook een budgettair voorstel voor het volgende opvangjaar in bij het departement. § 3 - Indien het activiteitenverslag, de balans, de resultatenrekening of het budgettair voorstel te laat worden ingediend, kan bij één maand vertraging 5 % van de subsidie en bij twee of meer maanden vertraging 10 % van de subsidie ingehouden worden.

Art. 35.De diensten voor kinderopvang houden een aanwezigheidsregister bij.

De diensten voor kinderopvang maken per opgevangen kind een dossier op dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° naam, voornaam en adres van het kind;2° naam, adres en telefoonnummer van de contactpersoon/contactpersonen;3° naam, adres en telefoonnummer van de huisarts;4° bijzondere gegevens over de gezondheidstoestand van het kind, indien deze voor de dagelijkse omgang met het kind relevant zijn. Ondertitel 2. - Gemeenschappelijke procedurebepalingen Hoofdstuk 1. - Toepassingsgebied

Art. 36.Deze ondertitel is van toepassing op de diensten voor kinderopvang vermeld in artikel 1, 12°.

Hoofdstuk 2. - Erkenning Afdeling 1. - Voorlopige erkenning

Art. 37.§ 1 - Om een voorlopige erkenning te krijgen, dienen de dienstverrichters een aanvraag in bij het departement.

Bij de aanvraag worden de volgende stukken en gegevens gevoegd : 1° de identiteit van de aanvrager;2° de statuten van de rechtspersoon;3° het bewijs van de behoefte aan opvang;4° de aangevraagde opvangcapaciteit;5° het financieringsconcept;6° de vastlegging van de ouderbijdragen;7° de beschrijving van de infrastructuur;8° de functiebeschrijving van het personeel;9° de identiteit en kwalificatie van de personen die in de kinderopvang werkzaam zijn, alsook de identiteit en kwalificatie van het administratief personeel;10° het model van de overeenkomst tussen de dienstverrichter en de personen die in de kinderopvang werkzaam zijn, met vermelding van de verplichtingen vervat in de artikelen 12, 13 en 14;11° het opvangconcept beschreven in artikel 15;12° het huishoudelijk reglement beschreven in artikel 16;13° het bewijs dat de verzekeringen vermeld in artikel 17 afgesloten zijn;14° het huishoudelijk reglement waarin uitsluitsel wordt gegeven over de werkwijze van de dienstverrichter;15° het model van het opvangcontract tussen de dienstverrichter en de personen belast met de opvoeding;16° een gunstig advies van de bevoegde commandant van de brandweerdienst dat niet ouder is dan zes maanden en dat betrekking heeft op de brandveiligheid van de opvangruimten;17° het gunstige advies van de GAK van de gemeente waar de opvang zal plaatsvinden, gegeven overeenkomstig artikel 9, § 2.Indien het aanbod zich tot de bevolking van meerdere gemeenten richt, dienen alle territoriaal en materieel bevoegde GAK's een advies in. § 2 - Gaat het om een voorlopige erkenning van een dienst voor onthaalouders, dan worden bovendien de volgende stukken en gegevens bijgevoegd : 1° de in artikel 58 vermelde manier waarop kandidaten die een toelating als aangesloten onthaalouder aanvragen, geschikt worden bevonden;2° het in artikel 59 vermelde model voor het opvangconcept van de aangesloten onthaalouders;3° het aangevraagde aantal aangesloten onthaalouders dat tot de dienst voor onthaalouders toegelaten kan worden;4° de beschrijving van de samenwerking met de aangesloten onthaalouders. Gaat het om de voorlopige erkenning van een dienst voor onthaalouders, dan hoeft - in afwijking van § 1, 16° - geen advies inzake brandveiligheid te worden bijgevoegd. § 3 - Gaat het om de voorlopige erkenning van een locatie voor buitenschoolse opvang, dan wordt bovendien een stuk bijgevoegd waarin staat hoe men denkt nagegaan of aan de voorwaarden gesteld in artikel 110, § 2, 1° en 2°, is voldaan.

Gaat het om de voorlopige erkenning van een locatie voor buitenschoolse opvang die door een centrum voor kinderopvang wordt aangeboden en die tegelijk door de Duitstalige Gemeenschap en één of meer gemeenten gesubsidieerd wordt, dan worden bovendien de adviezen en besluiten vermeld in artikel 153 bijgevoegd.

Art. 38.Het departement onderzoekt of de ingediende aanvraag om erkenning volledig is en onderzoekt de bijgevoegde stukken. Indien de aanvraag volledig is, controleert het departement de ruimten waar de opvang zal plaatsvinden.

Binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen 60 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of een voorlopige erkenning wordt toegekend. In de voorlopige erkenning wordt het volgende vastgelegd : het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen en in voorkomend geval de opvangcapaciteit. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de voorlopige erkenning als geweigerd.

Art. 39.De voorlopige erkenning wordt verleend voor zes maanden.

De aanvrager mag de dienst voor kinderopvang pas openen als hij de voorlopige erkenning heeft ontvangen.

Art. 40.Tijdens de duur van de voorlopige erkenning voert de inspectie één of meer controles uit om na te gaan of aan de algemene en bijzondere erkenningsvoorwaarden wordt voldaan.

Na die controle stelt de inspectie op grond van haar bevindingen een inspectieverslag op. Uiterlijk 60 dagen voor het verstrijken van de voorlopige erkenning wordt dat inspectieverslag aan de Minister en aan de betrokken dienst voor kinderopvang bezorgd.

Art. 41.§ 1 - Op gemotiveerd verzoek kan de dienst voor kinderopvang uiterlijk 60 dagen voor het verstrijken van de voorlopige erkenning de Minister vragen om de voorlopige erkenning eenmaal voor een duur van hoogstens zes maanden te verlengen.

De Minister beslist binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, of de voorlopige erkenning wordt verlengd.

Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de verlenging als geweigerd. § 2 - De Minister kan de voorlopige erkenning op eigen initiatief eenmaal voor hoogstens zes maanden verlengen.

Art. 42.§ 1 - Tijdens de duur van de voorlopige erkenning delen de diensten voor kinderopvang elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 5°, 8°, 12°, 13°, 14° en 16°, binnen 15 dagen schriftelijk mee aan het departement. § 2 - Tijdens de duur van de voorlopige erkenning kan het departement de diensten voor kinderopvang te allen tijde om een actuele stand van de gegevens vermeld in § 1 verzoeken.

Art. 43.Wijzigingen van de gegevens vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, 4°, 6°, 7°, 10°, 11° en 15°, alsook § 2, eerste lid, 1°, 2° en 3°, moeten vooraf worden goedgekeurd. Daartoe dienen de diensten voor kinderopvang een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen 15 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de wijziging wordt goedgekeurd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd.

De dienst voor kinderopvang kan de wijzigingen pas na ontvangst van een toezegging uitvoeren. Afdeling 2. - Erkenning

Art. 44.§ 1 - Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 41 beslist de Minister, binnen 30 dagen voor het verstrijken van de voorlopige erkenning, of op basis van het inspectieverslag vermeld in artikel 40 een erkenning wordt toegekend. In de erkenning wordt het volgende vastgelegd : het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen en in voorkomend geval de opvangcapaciteit. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de erkenning als geweigerd. § 2 - Indien de erkenning geweigerd wordt, kan de aanvrager beroep instellen bij de Regering.

De aanvrager zendt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, per aangetekende brief of per brief met ontvangstbevestiging aan de Regering en dit binnen 15 dagen na ontvangst van de weigering van de aanvraag, respectievelijk na het verstrijken van de termijn vermeld in § 1.

De Regering licht het departement en de inspectie over het beroep in.

Deze bezorgen de Regering binnen een door haar gestelde termijn het administratief dossier en delen haar elk een standpunt mee.

De Regering beslist binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, of de erkenning wordt toegekend. De erkenning legt het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen vast.

Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de erkenning als geweigerd.

Art. 45.De erkenning wordt voor onbepaalde duur verleend.

Art. 46.Indien de dienst voor kinderopvang op het in artikel 44 vermelde tijdstip niet voldoet aan één of meer erkenningsvoorwaarden, kan de Minister zijn beslissing hoogstens zes maanden uitstellen om de dienst voor kinderopvang de mogelijkheid te geven aan alle erkenningsvoorwaarden te voldoen.

Met inachtneming van de termijnen bepaald in artikel 44 blijft de voorlopige erkenning geldig tot de Minister een beslissing heeft genomen.

Art. 47.§ 1 - Tijdens de duur van de erkenning delen de diensten voor kinderopvang elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 5°, 8°, 12°, 13°, 14° en 16°, binnen 30 dagen schriftelijk mee aan het departement. § 2 - Tijdens de duur van de erkenning kan het departement de diensten voor kinderopvang te allen tijde om een actuele stand van de gegevens vermeld in § 1 verzoeken.

Art. 48.Wijzigingen van de gegevens vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, 4°, 6°, 7°, 10°, 11° en 15°, alsook § 2, eerste lid, 1°, 2° en 3°, moeten vooraf worden goedgekeurd. Daartoe dienen de diensten voor kinderopvang een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen 30 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de wijziging wordt goedgekeurd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd.

De dienst voor kinderopvang kan de wijzigingen pas na ontvangst van een toezegging uitvoeren.

Hoofdstuk 3. - Schorsing en intrekking van de erkenning Afdeling 1. - Schorsing van de erkenning

Art. 49.§ 1 - Het departement maakt de inspectie attent op alle gevallen waarin een dienst voor kinderopvang, volgens de informatie waarover het beschikt, zich vermoedelijk niet houdt aan één of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit. § 2 - Indien de inspectie, na een aanwijzing in de zin van § 1 of op grond van welke andere aanwijzingen of inlichtingen dan ook, tot de slotsom komt dat de dienst voor kinderopvang één of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet naleeft, maant ze de betrokken dienst voor kinderopvang aan om die verplichtingen binnen 30 dagen na te komen.

Op gemotiveerd verzoek kan de dienst voor kinderopvang, uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van de in het eerste lid gestelde termijn, de inspectie vragen om de termijn eenmaal met hoogstens 30 dagen te verlengen. § 3 - In dringende gevallen kan de inspectie, op basis van een met bijzondere redenen omklede beslissing, een dadelijke aanpassing opleggen.

Art. 50.§ 1 - Indien de dienst voor kinderopvang na de aanmaning vermeld in artikel 49 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, wordt de voorlopige resp. definitieve erkenning, na een advies van de inspectie, door de Minister geschorst.

Voor de schorsing deelt de Minister de betrokken dienst voor kinderopvang per aangetekende brief zijn voornemen mee. De dienst kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van dat voornemen, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen 30 dagen na toezending van de aangetekende brief.

Binnen 15 dagen nadat betrokkene is gehoord, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de erkenning wordt geschorst en voor hoelang.

Die beslissing wordt zo snel mogelijk ter kennis gebracht van de betrokken dienst voor kinderopvang. § 2 - Tijdens de schorsing van de voorlopige resp. definitieve erkenning vangt de betrokken dienst voor kinderopvang geen nieuwe kinderen op.

Indien tijdens de duur van de schorsing minder kinderen worden opgevangen, kan de Minister de eventuele subsidiëring van de betrokken dienst voor kinderopvang voor de duur van de schorsing evenredig verminderen.

Art. 51.§ 1 - Om redenen van volksgezondheid, om veiligheidsredenen en wegens kennelijke schending van de toepasselijke bepalingen kan de Minister, om een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de opgevangen kinderen te voorkomen, beslissen om de voorlopige resp. definitieve erkenning wegens dringende noodzakelijkheid voor onbepaalde duur te schorsen. Indien de dienst voor kinderopvang, na de aanmaning vermeld in artikel 49, § 3, de verplichtingen nog altijd niet nakomt, handelt en beslist de Minister op grond van een advies van de inspectie en door middel van een met bijzondere redenen omklede beslissing.

De schorsing wegens dringende noodzakelijkheid heeft de onmiddellijke voorlopige sluiting van de dienst voor kinderopvang tot gevolg en dit voor onbepaalde duur.

Voor de schorsing deelt de Minister de betrokken dienst voor kinderopvang zijn voornemen zo snel mogelijk mee per fax, per e-mail of via een andere elektronische weg en op dezelfde dag per aangetekende brief. De dienst kan binnen drie dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van het voornemen, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. Hij wordt gehoord binnen tien dagen na toezending van de aangetekende brief.

Binnen vijf dagen nadat betrokkene is gehoord, respectievelijk na het verstrijken van de in het derde lid vermelde termijn, neemt de Minister een beslissing over de schorsing wegens dringende noodzakelijkheid.

Die beslissing wordt zo snel mogelijk ter kennis gebracht van de betrokken dienst. Het departement licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de onmiddellijke voorlopige sluiting van de dienst. § 2 - Indien de problemen die tot de schorsing wegens dringende noodzakelijkheid hebben geleid, verholpen zijn, maakt de Minister zo snel mogelijk een einde aan de schorsing van de voorlopige resp. definitieve erkenning en aan de voorlopige sluiting van de dienst voor kinderopvang. Het departement licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de heropening van de dienst.

Art. 52.Indien de erkenning wordt geschorst, kan de dienst voor kinderopvang beroep instellen bij de Regering. Het beroep is niet opschortend.

De dienst voor kinderopvang zendt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, per aangetekende brief of per brief met ontvangstbevestiging aan de Regering en dit binnen 15 dagen, te rekenen vanaf de derde dag na het verzenden van de beslissing waarbij de erkenning wordt geschorst.

De Regering licht het departement en de inspectie over het beroep in.

Deze bezorgen de Regering binnen een door haar gestelde termijn het administratief dossier en delen haar elk een standpunt mee.

De Regering beslist binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, of het beroep ontvankelijk is. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de beslissing waartegen beroep werd ingesteld als bevestigd. Afdeling 2. - Intrekking van de erkenning

Art. 53.Indien de dienst voor kinderopvang na het verstrijken van de duur van de schorsing vermeld in artikel 50 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, kan de Minister de voorlopige resp. definitieve erkenning, na een advies van de inspectie, intrekken.

Voor de intrekking deelt de Minister de betrokken dienst voor kinderopvang per aangetekende brief zijn voornemen mee. De dienst kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van dat voornemen, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen 30 dagen na toezending van de aangetekende brief.

Binnen 30 dagen nadat betrokkene is gehoord, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de erkenning wordt ingetrokken.

Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken dienst voor kinderopvang toegezonden en wordt, met vermelding van de inwerkingtreding, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het departement licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de intrekking van de voorlopige resp. definitieve erkenning.

Art. 54.Indien de erkenning wordt ingetrokken, kan de dienst voor kinderopvang beroep instellen bij de Regering. Het beroep is niet opschortend.

De dienst voor kinderopvang zendt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, per aangetekende brief of per brief met ontvangstbevestiging aan de Regering en dit binnen 15 dagen, te rekenen vanaf de derde dag na het verzenden van de beslissing waarbij de erkenning wordt ingetrokken.

De Regering licht het departement en de inspectie over het beroep in.

Deze bezorgen de Regering binnen een door haar gestelde termijn het administratief dossier en delen haar elk een standpunt mee.

De Regering beslist binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, of het beroep ontvankelijk is. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de beslissing waartegen beroep werd ingesteld als bevestigd.

Hoofdstuk 4. - Beëindiging van de kinderopvang

Art. 55.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 51 heeft de in artikel 53 bedoelde intrekking van de voorlopige resp. definitieve erkenning of de weigering van een definitieve erkenning tot gevolg dat de betrokken dienst binnen 30 dagen wordt gesloten.

Met de sluiting van de dienst worden de opvang van alle kinderen en de eventuele subsidiëring door de Duitstalige Gemeenschap beëindigd.

Art. 56.§ 1 - De diensten voor kinderopvang delen elke vrijwillige tijdelijke of definitieve stopzetting van hun activiteit die niet aan een intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 53 te wijten is, schriftelijk mee aan het departement. Een uitzondering daarop vormen vakantieperioden en feestdagen.

De dienst voor kinderopvang deelt zijn voornemen minstens drie maanden voor de geplande tijdelijke stopzetting en zes maanden voor de geplande definitieve stopzetting schriftelijk mee aan de Minister. § 2 - De definitieve stopzetting van de activiteit van de dienst voor kinderopvang heeft van rechtswege de intrekking van de erkenning tot gevolg.

Met de definitieve stopzetting van de activiteit van de dienst worden de opvang van alle kinderen en de eventuele subsidiëring door de Duitstalige Gemeenschap beëindigd.

Art. 57.Indien een dienst voor kinderopvang aan een andere organiserende instantie wordt overgedragen, blijft de erkenning gedurende zes maanden na de overdracht geldig op voorwaarde dat de nieuwe organiserende instantie een erkenning aanvraagt overeenkomstig de bepalingen van deze titel.

Indien het departement binnen de termijn gesteld in het eerste lid geen aanvraag heeft ontvangen, komt dit neer op een definitieve stopzetting van de activiteit overeenkomstig artikel 56, § 2.

Ondertitel 3. - Bijzondere bepalingen Hoofdstuk 1. - Diensten voor onthaalouders Afdeling 1. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden

Art. 58.De dienst voor onthaalouders werkt een procedure uit om te bepalen hoe kandidaten die een toelating als aangesloten onthaalouder aanvragen, geschikt worden bevonden.

Bij deze procedure wordt rekening gehouden met de opvoedkundige competenties, de beschikbare tijd, de hygiënische omstandigheden, de ruimtelijke opvangmogelijkheden, de behoefte in de gemeente of in het dorp en de bereidheid om samen te werken met de dienst voor onthaalouders en de personen belast met de opvoeding.

Art. 59.De dienst voor onthaalouders maakt een model op voor het opvangconcept van de aangesloten onthaalouders. Afdeling 2. - Bijzondere verplichtingen

Art. 60.§ 1 - De dienst voor onthaalouders zorgt ervoor dat de bepalingen van titel 3 worden nageleefd.

De dienst voor onthaalouders vertrouwt de opvang van kinderen uitsluitend toe aan aangesloten onthaalouders die overeenkomstig titel 3 toegelaten werden. Hij sluit hiervoor een schriftelijke overeenkomst met hen. § 2 - Onder de volgende voorwaarden kan de dienst voor onthaalouders buitenschoolse opvang organiseren : 1° de opvang van baby's en peuters heeft voorrang;2° het maximale aantal opvangdagen van de dienst voor onthaalouders en het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen per aangesloten onthaalmoeder worden niet overschreden;3° de aangesloten onthaalouder kan vrij beslissen of hij al dan niet buitenschoolse opvang aanbiedt.

Art. 61.Door de aangesloten onthaalouders een opdracht te geven, verplicht de dienst voor onthaalouders zich ertoe : 1° de aangesloten onthaalouders bij hun taken te begeleiden en de contacten met de personen belast met de opvoeding aan te moedigen resp.te vergemakkelijken; 2° de voor de opvang van kinderen noodzakelijke basisuitrusting ter beschikking te stellen;3° voor de sociale zekerheid van de aangesloten onthaalouders te zorgen overeenkomstig het toepasselijke sociaal statuut;4° een aansprakelijkheidsverzekering en een arbeidsongevallenverzekering voor de aangesloten onthaalouders te sluiten;5° ervoor te zorgen dat de aangesloten onthaalouders het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen, vermeld in artikel 132, en het opvangkapitaal vermeld in artikel 133 niet overschrijden;6° voor de voortgezette opleiding van de aangesloten onthaalouders te zorgen.Bij het begin van elk kalenderjaar bezorgt de dienst voor onthaalouders de onderwerpen van de voortgezette opleidingen ter informatie aan het departement.

Art. 62.§ 1 - De dienst voor onthaalouders beschikt minstens over het sociaal-psychologisch geschoold personeel bepaald in de volgende cumulatieve tabel :

Aantal opvangdagen

Aantal sociaal-psychologisch geschoolde personeelsleden

7.420 - 14.840

0,5

14.841 - 18.500

1

18.501 - 22.600

1,5

22.601 - 26.700

1,75

26.701 - 30.800

2

30.801 - 35.300

2,25

35.301 - 39.800

2,5

39.801 - 44.300

2,75

44.301 - 50.000

3

50.001 - 55.700

3,25

55.701 - 61.400

3,5

61.401 - 67.100

4

67.101 - 72.800

4,5


Voor de berekening van de personeelssleutel worden halve opvangdagen gelijkgesteld met hele dagen. Een 1/3-opvangdag wordt voor één derde berekend. § 2 - Elk personeelslid vermeld in § 1 werkt minstens halftijds. § 3 - Het sociaal-pedagogisch geschoold personeel beschikt minstens over een bewijs van een hogeschoolopleiding van korte duur op het gebied van sociaal werk, sanitaire en verpleegkundige wetenschappen, pedagogie, psychologie, opvoedingswetenschappen, vormingswetenschappen of over een met één van die opleidingen gelijkgesteld diploma.

De Minister kan houders van andere kwalificaties toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige beroepservaring of bijzondere opleiding kunnen bewijzen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd. § 4 - In gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan de Minister de dienst voor onthaalouders een termijn toekennen waarbinnen deze dienst aan de normen vervat in dit artikel moet voldoen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd. § 5 - In afwijking van artikel 72, § 1, tweede lid, wordt voor de subsidiëring van de personen vermeld in § 3, tweede lid, de door de Regering voor de personeelssubsidiëring in de sectoren "Sociale Aangelegenheden" en "Gezondheid" bepaalde weddeschalen voor maatschappelijk assistent als hoogste subsidie in aanmerking genomen.

Art. 63.De dienst voor onthaalouders beschikt over een secretariaat.

De voor het secretaraat bevoegde medewerker is minstens halftijds aangesteld. Hij beschikt minstens over een bewijs van hoger secundair onderwijs.

Art. 64.De dienst voor onthaalouders zorgt minstens van maandag tot vrijdag gedurende tien uur per dag voor de opvang van baby's en peuters en dit gedurende 220 werkdagen per kalenderjaar.

Art. 65.De coördinatie van de opvangaanvragen en de toewijzing van een plaats bij de aangesloten onthaalouders geschiedt via de dienst voor onthaalouders.

De opvang kan ook 's nachts of op zater-, zon- en feestdagen plaatsvinden.

Art. 66.Indien mogelijk zorgt de dienst voor onthaalouders voor de continuïteit van de opvang van het kind bij tijdelijke onbeschikbaarheid van een aangesloten onthaalouder.

Art. 67.Om aanspraak te kunnen maken op opvang, dienen de personen belast met de opvoeding een opvangaanvraag in bij de dienst voor onthaalouders.

Elke opvangaanvraag wordt opgenomen in een register van de dienst voor onthaalouders dat minstens de volgende gegevens bevat : de identiteit en de leeftijd van het kind, de datum van de opvangaanvraag, de opvangtijden, het aantal opvangdagen per maand, de aangevraagde begindatum voor de opvang en eventueel het vastgelegde einde van de opvang.

Ten laatste acht weken vóór de aangevraagde opvang deelt de dienst voor onthaalouders de persoon belast met de opvoeding mee of de opvang vanaf de aangevraagde datum al dan niet mogelijk is.

Indien geen opvang kan worden aangeboden, wordt dit in het register vermeld, met vermelding van de reden waarom.

Art. 68.§ 1 - Zieke kinderen kunnen opgevangen worden voor zover er geen gevaar bestaat voor de andere opgevangen kinderen.

In twijfelgevallen kan de dienst voor onthaalouders een medisch attest verlangen.

Als een kind om gezondheidsredenen langer dan twee dagen afwezig is, kan de dienst voor onthaalouders, voordat hij het kind weer opvangt, een medisch attest verlangen dat bewijst dat het betrokken kind geen besmettingsgevaar inhoudt voor de andere opgevangen kinderen. § 2 - De dienst voor onthaalouders beveelt de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen aan om die overeenkomstig de richtlijnen van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren te laten inenten.

Art. 69.De dienst voor onthaalouders nodigt alle personen belast met de opvoeding minstens alle twee jaar samen uit om hun standpunten in het opvangconcept te kunnen inbouwen. Afdeling 3. - Subsidiëring

Art. 70.Onder voorbehoud van de toepassing van een beheerscontract als bedoeld in artikel 13 van het decreet kunnen erkende diensten voor onthaalouders, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling subsidie krijgen.

Art. 71.§ 1 - Om subsidie te kunnen krijgen, moet de dienst voor onthaalouders aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° hij telt minstens 7.420 opvangdagen voor baby's en peuters; 2° zijn minimale bezettingsgraad ligt tijdens de 212 vastgelegde openingsdagen gemiddeld bij 70 %. § 2 - De bezettingsgraad vermeld in § 1, 2°, wordt één keer per jaar berekend op basis van de werkelijke aanwezigheden, waarbij halve opvangdagen gelijkgesteld worden met volledige dagen. Een 1/3-opvangdag wordt voor één derde berekend. Voor de berekening van de bezettingsgraad wordt de volgende formule toegepast : Theoretische maximale opvangcapaciteit : 212 T x opvangcapaciteit = X; berekening van de bezettingsgraad : werkelijk aantal opvangdagen = Y = % van X. Voor aangesloten onthaalouders die slechts een deel van het jaar werkzaam zijn, wordt de bezettingsgraad naar rato van het aantal gewerkte dagen berekend. § 3 - Na de opening van een nieuwe dienst voor onthaalouders begint een driejarige startfase voor de berekening van de gemiddelde minimale bezettingsgraad.

In afwijking van § 1, 2°, kan de gemiddelde bezettingsgraad in het eerste kalenderjaar na de opening tussen 30 % en 50 % liggen. In het tweede kalenderjaar kan ze tussen 50 % en 70 % liggen.

In het derde kalenderjaar van die startfase moet een bezettingsgraad van 70 % gehaald worden. Indien die bezettingsgraad niet bereikt wordt, is de in artikel 72, § 4, vermelde aanpassing van de subsidiëring van de personeelskosten van toepassing. Indien het om een dienst voor onthaalouders met hoogstens 14.480 opvangdagen gaat, wordt de subsidiëring vanaf het volgende jaar stopgezet.

Voor zover een dienst voor onthaalouders na de driejarige startfase in een van de volgende kalenderjaren de in § 1 vermelde bezettingsgraad niet bereikt, is de in artikel 72, § 4, vermelde aanpassing van de subsidiëring van de personeelskosten van toepassing. Indien het om een dienst voor onthaalouders met hoogstens 14.480 opvangdagen gaat, kan die dienst het volgende jaar nog subsidie krijgen. Indien hij na dat kalenderjaar nog altijd niet aan de gemiddelde minimale bezettingsgraad voldoet, wordt de subsidiëring vanaf het volgende jaar stopgezet.

Art. 72.§ 1 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten worden de berekeningsbasissen toegepast die de Regering voor de sectoren "Sociale aangelegenheden" en "Gezondheid" heeft vastgelegd.

Alleen de kosten van personeelsleden die houder zijn van de in dit hoofdstuk toegestane diploma's worden in aanmerking genomen. § 2 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten voor het sociaal-pedagogisch geschoold personeel van de dienst voor onthaalouders wordt de tabel bepaald in artikel 62, § 1, in aanmerking genomen. Indien in het kader van tewerkstellingsmaatregelen subsidies worden verkregen, worden die subsidies afgetrokken.

Voor het sociaal-pedagogisch geschoold personeel met een voltijdse betrekking wordt een forfaitair bedrag van 116,82 euro per maand toegekend voor de reiskosten. Bij een deeltijdse betrekking wordt het bedrag naar rato verminderd. § 3 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten van de medewerker die in het secretariaat van de dienst voor onthaalouders aangesteld is, wordt de volgende cumulatieve tabel in aanmerking genomen :

Aantal opvangdagen

Aantal Medewerkers

35.301 - 50.000

0,5

50.001 - 64.700

0,75

64.701 - 79.400

1

79.401 - 94.100

1,25


Voor de berekening van de personeelssleutel worden halve opvangdagen gelijkgesteld met hele dagen. Een 1/3-opvangdag wordt voor één derde berekend.

Indien in het kader van tewerkstellingsmaatregelen subsidies worden verkregen, worden die subsidies afgetrokken. § 4 - Om de twee jaar wordt de subsidiëring van de personeelskosten aangepast op basis van het totale aantal opvangdagen van de twee voorafgaande kalenderjaren. In februari van het jaar van de aanpassing wordt de dienst voor onthaalouders ingelicht over de personeelsformatie die vanaf september van hetzelfde jaar gesubsidieerd kan worden. § 5 - Indien aan de dienst voor onthaalouders een termijn wordt toegekend waarbinnen die dienst aan de normen vervat in artikel 62 moet voldoen, blijft de subsidiëring overeenkomstig deze afdeling onaangetast.

Art. 73.§ 1 - Voor de aanneembare opvangkosten ontvangt de dienst voor onthaalouders een subsidie die overeenstemt met het verschil tussen de dagelijkse vergoeding van de aangesloten onthaalouders bepaald in artikel 135, § 1, en de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding, met inbegrip van de retributie vermeld in artikel 85, § 2. § 2 - De dienst voor onthaalouders kan een aanvullende subsidie van 50 % van de dagelijkse vergoeding vermeld in artikel 135, § 1, ontvangen voor de opvang van kinderen met een beperking of met bijzondere zorgbehoeften, voor zover die kinderen meer begeleiding en aandacht nodig hebben.

Te dien einde dient de dienst voor onthaalouders een individuele schriftelijke aanvraag in bij het departement, samen met een door een gespecialiseerde instelling of een geneesheer-specialist uitgebracht advies of eventueel een sociaal verslag. De Minister beslist binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd. § 3 - De Duitstalige Gemeenschap betaalt de werkgeversbijdragen en de premies voor de arbeidsongevallenverzekering van de aangesloten onthaalouders terug aan de dienst voor onthaalouders.

Art. 74.Voor de administratieve kosten ontvangt de dienst voor onthaalouders een subsidie van 1,14 euro per kind voor elke opvangdag waarvoor een retributie moet worden betaald.

Voor de berekening van de subsidie worden halve opvangdagen gelijkgesteld met hele dagen. Een 1/3-opvangdag wordt voor één derde berekend.

Art. 75.De retributie vermeld in artikel 85, § 2, wordt afgetrokken van de totale jaarlijkse subsidie van het daaropvolgende jaar; de dienst voor onthaalouders krijgt 20 % van die retributie als dossierkosten.

Art. 76.§ 1 - Voor de organisatie van de voortgezette opleiding van de aangesloten onthaalouders vermeld in artikel 125 en de voortgezette opleiding van het sociaal-pedagogisch geschoold personeel vermeld in artikel 14, alsook voor de aanschaffing van pedagogische hulpmiddelen, ontvangt de dienst voor onthaalouders een jaarlijks forfaitair bedrag van hoogstens 4.500 euro. De subsidie wordt eerst uitbetaald nadat het departement de ingediende bewijzen onderzocht heeft. § 2 - Aanvullend ontvangt de dienst voor onthaalouders voor elke aangesloten onthaalouder die minstens tien uur per jaar aan voortgezette opleidingen deelgenomen heeft, een jaarlijks forfaitair bedrag van 108,90 euro dat overeenkomstig artikel 137 aan de deelnemende aangesloten onthaalouder moet worden uitbetaald.

Om deze subsidie voor voortgezette opleiding te kunnen ontvangen, bezorgt de dienst voor onthaalouders het departement elk jaar uiterlijk op 1 februari de lijst met de onthaalouders die in het afgelopen kalenderjaar aan voortgezette opleidingen hebben deelgenomen.

Art. 77.De dienst voor onthaalouders dient de trimestriële bewijzen voor de subsidiëring ten laatste zes weken na het einde van het betrokken trimester bij het departement in.

Indien de trimestriële bewijzen te laat worden ingediend, kan bij één maand vertraging 5 % van de subsidie en bij twee of meer maanden vertraging 10 % van de subsidie ingehouden worden.

Art. 78.Met behoud van de toepassing van artikel 70 kent de Minister, op aanvraag van de dienst voor onthaalouders, de subsidies vermeld in deze afdeling toe, na voorafgaand onderzoek door het departement. De subsidieaanvragen worden bij het departement ingediend, samen met de eventueel noodzakelijke bewijzen. Afdeling 4. - Kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding

Art. 79.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de diensten voor onthaalouders die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden.

Art. 80.Voor de toepassing van deze afdeling geldt : 1° baby's en peuters : in afwijking van artikel 1, 2°, kinderen die de volle leeftijd van vier jaar nog niet bereikt hebben;2° bij de opvang van baby's en peuters : a) opvang voor een hele dag : kinderopvang van vijf tot tien uur per dag;b) opvang voor een halve dag : kinderopvang van hoogstens vijf uur per dag;c) langdurige opvang : kinderopvang van meer dan tien uur per dag.3° bij de opvang van kinderen in het kader van buitenschoolse opvang : a) opvang voor een hele dag : kinderopvang van vijf tot tien uur per dag;b) opvang voor een halve dag : kinderopvang van drie tot vijf uur per dag;c) opvang voor één derde van een dag : kinderopvang van hoogstens drie uur per dag;d) langdurige opvang : kinderopvang van meer dan tien uur per dag.

Art. 81.§ 1 - De dienst voor onthaalouders zorgt ervoor dat de personen belast met de opvoeding hun opvangaanvraag binnen drie maanden bevestigen door betaling van het in de bijlage bepaalde reservatiegeld. Bij een gebrek aan opvangplaatsen kan het reservatiegeld binnen drie maanden na de toezegging van de opvangplaats betaald worden.

Het reservatiegeld wordt niet terugbetaald als de personen belast met de opvoeding dan toch geen gebruik maken van de overeengekomen opvang.

Indien de overeengekomen opvang niet kan worden aangeboden, betaalt de dienst voor onthaalouders het reservatiegeld onmiddellijk terug aan de personen belast met de opvoeding, tenzij hij een andere regeling met hen treft.

Ten laatste drie maanden na afloop van het opvangcontract wordt het reservatiegeld op initiatief van de dienst voor onthaalouders terugbetaald of wordt het afgetrokken van de eventueel nog te betalen bedragen.

De personen belast met de opvoeding worden op de hoogte gebracht van de nadere regels omtrent de betaling en de terugbetaling van dat reservatiegeld. § 2 - Indien de personen belast met de opvoeding geen gebruik maken van de overeengekomen opvang, geeft de dienst voor onthaalouders 50 % van het ingehouden reservatiegeld aan de aangesloten onthaalouder die de plaats waarvan geen gebruik wordt gemaakt vrijgehouden heeft.

Art. 82.§ 1 - De kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding, met inbegrip van hun bijdrage om de extra afvalkosten vermeld in artikel 136 te dekken, wordt betaald in de vorm van een dagelijks forfaitair bedrag dat is vastgesteld overeenkomstig de tabel die bij dit besluit is gevoegd.

De kostenbijdrage dekt niet de kosten voor dieetvoeding, biologische voeding, geneesmiddelen, luiers, poedermelk en specifieke, door de personen belast met de opvoeding gewenste producten. § 2 - Het toepasselijke percentage van het dagelijkse forfaitaire bedrag vermeld in § 1 wordt berekend als volgt : 1° voor een hele opvangdag (5 tot 10 uur) : 100 % 2° voor een halve opvangdag (tot 5 uur) : 60 % 3° voor een 1/3-opvangdag in het kader van buitenschoolse opvang (0 tot 3 uur) : 40 % 4° voor langdurige opvang (meer dan 10 uur) : 100 % + elk aangevangen uur overeenkomstig § 3. In afwijking van het eerste lid zijn de volgende bijdragepercentages voor kinderopvang van toepassing : 1° bij gelijktijdige opvang van twee baby's of peuters bedraagt de bijdrage per kind 70 % .Onder gelijktijdige opvang wordt verstaan : de opvang door een dienst voor onthaalouders en/of door een crèche die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd wordt; 2° in geval van gelijktijdige opvang van minstens twee kinderen van eenzelfde persoon belast met opvoeding waarvan één minstens drie jaar oud is, bedraagt de bijdrage 100 % voor een kind onder drie jaar en 70 % voor een kind van drie jaar en meer;3° voor gezinnen met minstens drie kinderen fiscaal ten laste, bedraagt de bijdrage 70 % per kind;4° voor kinderen met een beperking die recht op hogere kinderbijslag hebben, bedraagt de bijdrage per kind 70 %. § 3 - Voor langdurige opvang betalen de personen belast met de opvoeding, naast het dagelijks forfaitair bedrag dat berekend wordt met toepassing van §§ 1 tot 2, een forfaitair bedrag van 3,52 euro per uur en per kind, voor zover het berekende gezinsinkomen meer dan 1.500 euro bedraagt.

Art. 83.§ 1 - De kostenbijdrage wordt berekend op basis van het gezamenlijke maandelijkse netto-inkomen van het gezin van de personen belast met de opvoeding.

Als netto-inkomen geldt voor de toepassing van dit artikel het netto-inkomen vermeld in artikel 6 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.

Echtgenoten, feitelijk samenwonenden en alleenstaanden worden voor de toepassing van dit artikel als een gezin beschouwd. § 2 - De referentiemaand voor de berekening van de kostenbijdrage bij het begin van de opvang is de maand die aan het begin van de opvang voorafgaat. Indien die maand op grond van de actuele situatie van het gezin niet representatief is, geldt de eerstvolgende representatieve maand als referentiemaand.

De referentiemaand voor de jaarlijkse aanpassing van de kostenbijdrage is de maand november. Indien die maand op grond van de actuele situatie van het gezin niet representatief is, geldt de eerstvolgende representatieve maand als referentiemaand.

Een jaarlijkse aanpassing van de bijdrage gebeurt in januari. § 3 - De dienst voor onthaalouders zorgt ervoor dat de personen belast met de opvoeding bij het begin van de opvang de dienovereenkomstige inkomstenbewijzen indienen. Worden deze bewijzen niet voorgelegd, dan wordt de maximale kostenbijdrage gevraagd.

In plaats van die bewijzen kan de dienst voor onthaalouders ook het laatste aanslagbiljet aanvaarden. In dat geval stemmen de inkomsten overeen met het daarin vermelde belastbaar inkomen verhoogd met 20 % .

De inkomsten vermeld op het nieuwe aanslagbiljet worden jaarlijks ten laatste op 1 juli in aanmerking genomen. § 4 - De dienst voor onthaalouders wijst de personen belast met de opvoeding erop dat ze elke wijziging van het gezinsinkomen die ten minste 10 % van de overeenkomstig voorliggend artikel bepaalde inkomsten bedraagt, onmiddellijk aan de dienst voor onthaalouders moeten meedelen. De dienst voor onthaalouders past de kostenbijdrage dienovereenkomstig aan vanaf de maand volgend op de wijziging.

Wordt een verhoging met ten minste 10 % van de inkomsten niet meegedeeld, dan past de dienst voor onthaalouders het toepasselijke tarief overeenkomstig de in de bijlage bij dit besluit bepaalde kostenbijdrage toe, verhoogd met een forfaitaire onkostenvergoeding van 10 % van het berekende ontbrekende bedrag, en dit met terugwerkende kracht vanaf die inkomstenverhoging.

Art. 84.Wegens de bijzondere financiële situatie van de personen belast met de opvoeding of als het gezinsinkomen lager is dan het wettelijk leefloon, kan de dienst voor onthaalouders voor een maximale duur van drie maanden de kostenbijdrage dienovereenkomstig verminderen. De dienst voor onthaalouders onderzoekt vooraf de bijzondere financiële situatie.

Voor zover de in het eerste lid vermelde situatie vermoedelijk voortduurt, dient de dienst voor onthaalouders, als die verlaagde bijdrage wordt ingewilligd en uiterlijk 30 dagen vóór het verstrijken van de ingewilligde termijn, bij het departement een met redenen omklede aanvraag in om de verlaagde kostenbijdrage verder te kunnen toepassen. Opdat de verlaagde kostenbijdrage verder kan worden toegepast, moet de persoon belast met de opvoeding bewijzen dat hij overeenkomstig het decreet van 29 april 1996 betreffende de schuldbemiddeling en de afbetaling van schulden een schuldbemiddeling volgt. Binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen 30 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de verlaagde kostenbijdrage verder wordt toegepast. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

Art. 85.§ 1 - In het kader van het opvangplan vastgelegd in het opvangcontract beschikken de personen belast met de opvoeding, bij een opvang van vijf hele dagen per week, over een krediet van 35 hele dagen per opvangjaar voor de afwezigheid van het kind. Bij deeltijdse opvang worden de kredietdagen naar rato verminderd.

Aan die kredietdagen worden toegevoegd : 1° de wettelijke feestdagen, de dag van de Duitstalige Gemeenschap, tweede kerstdag en carnavalsmaandag;2° de afwezigheidsdagen van het kind wegens een ziekenhuisopname en de daarmee samenhangende herstelperiode, gestaafd door een medisch attest;3° de afwezigheidsdagen van de aangesloten onthaalouder wegens ziekte;4° de verlofdagen van de aangesloten onthaalouder;5° de afwezigheidsdagen van de aangesloten onthaalouder wegens een besmettelijke ziekte van een gezinslid. § 2 - Afwezigheden van de baby of peuter die het toegekende aantal kredietdagen overstijgen, gelden als opvangdagen waarvoor de dienst voor onthaalouders van de personen belast met de opvoeding een retributie van 60 % van de overeenkomstig artikel 83 vastgelegde kostenbijdrage eist.

Als een baby of peuter wegens een chronische ziekte bijzonder vaak afwezig is, kan men de te betalen kostenbijdrage geheel of gedeeltelijk laten vallen. Daarvoor dient de dienst voor onthaalouders een met redenen omklede aanvraag bij het departement in, waarbij een bericht van de maatschappelijk werker en een medisch advies gevoegd is. Binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen 30 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of men de kostenbijdrage geheel of gedeeltelijk laat vallen. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

Hoofdstuk 2. - Crèches Afdeling 1. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden

Art. 86.§ 1 - De crèche heeft een opvangcapaciteit van minstens 18 plaatsen. § 2 - Indien de opvangcapaciteit wordt aangepast, moet die aanpassing vooraf worden goedgekeurd.

Daartoe dient de crèche een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen 15 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de aanpassing wordt goedgekeurd.

Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd.

Art. 87.Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 19 tot 22 gelden de volgende aanvullende voorwaarden voor de inrichting van de ruimten van de crèches : 1° de minimale oppervlakte van de totale ruimte van de crèche bedraagt 12 m2 per opvangplaats, waarvan minstens 7 m2 als speel-, verzorgings- en eetruimte en 2 m2 als slaap- en rustruimte;2° indien de crèche ondergebracht is in een gebouw dat nog voor andere doeleinden dan kinderopvang wordt gebruikt, is er een afzonderlijke toegang voor de crèche;3° de crèche is zo ingericht dat de toegang van mensen van buitenaf wordt gecontroleerd;4° de ruimte voor buitenactiviteiten vermeld in artikel 19 kan veilig worden vergrendeld;5° de trappen zijn uitgerust met gesloten treden en de toegang tot de trappen is beveiligd met traphekjes.De trappen zijn uitgerust met een dubbele handlijst, één op kinderhoogte en één op volwassenenhoogte.

Indien dat ontbreekt, mogen de trappen alleen onder begeleiding van volwassenen gebruikt worden. Wenteltrappen mogen niet gebruikt worden door de kinderen, noch alleen, noch in begeleiding van volwassenen; 6° in alle ruimten die voor de kinderen toegankelijk zijn, is de vloerbekleding antislip.Er worden geen vloerkleden gebruikt; 7° in de ruimten bestemd voor de opvang bedragen de openingen voor daglicht ten minste een zesde van de vloeroppervlakte;8° de slaapruimte is van de andere ruimten gescheiden en zo geconcipieerd dat er geluidsisolatie ten opzichte van de andere ruimten bestaat.Indien zuigelingen opgevangen worden, is er een gescheiden rustruimte voor hen; 9° de uitrusting van de slaapruimtes voldoet aan de richtlijnen van de Minister;10° de crèche beschikt over een isoleerkamer met zichtcontact op de opvangruimten;11° de keuken vermeld in artikel 20, 5°, is zo ingericht dat de maaltijden snel en eenvoudig kunnen worden uitgedeeld;12° de verzorgingsruimte is uitgerust met voldoende wastafels en verzorgingstafels en met toiletten en handwastafels die aan de leeftijd van de kinderen zijn aangepast;13° op openingsdagen worden de ruimten dagelijks gepoetst.De manier waarop de vloeren en de oppervlakten worden gereinigd, is verenigbaar met de kinderopvang; 14° de crèche zorgt ervoor dat het materiaal en het beddengoed regelmatig gewassen resp.gereinigd wordt; 15° eventuele zandbakken zijn zo afgedekt dat verontreiniging voorkomen wordt.Het zand wordt minstens één keer per jaar vervangen. Afdeling 2. - Bijzondere verplichtingen

Art. 88.§ 1 - De crèche zorgt ervoor dat voldoende kinderbegeleiders aanwezig zijn en beschikt minstens over het aantal kinderbegeleiders bepaald in de volgende cumulatieve tabel :

Aantal plaatsen

Aantal kinderbegeleiders

18

3

21

3,5

24

4

27

4,5

30

5

33

5,5

36

6

39

6,5

42

7

45

7,5

48

8


§ 2 - De crèche beschikt minstens over het sociaal-pedagogisch geschoold personeel bepaald in de volgende cumulatieve tabel :

Aantal plaatsen

Aantal sociaal-pedagogisch geschoold personeel

18

0,5

21

0,5

24

0,75

27

0,75

30

1

33

1

36

1,25

39

1,25

42

1,50

45

1,50

48

1,75


§ 3 - Voor de functie van invaller beschikt de crèche minstens over het aantal kinderbegeleiders bepaald in de volgende cumulatieve tabel :

Aantal plaatsen

Aantal kinderbegeleiders in de functie van invaller

18

0,5

21

0,5

24

0,75

27

0,75

30

1

33

1

36

1,25

39

1,25

42

1,50

45

1,50

48

1,75


§ 4 - Elk personeelslid vermeld in de §§ 1 tot 3 werkt minstens halftijds. § 5 - De kinderbegeleiders beschikken minstens over een bewijs dat ze opgeleid zijn tot kinderverzorger, kinderbegeleider, opvoeder of over een met één van die opleidingen gelijkgesteld diploma.

De Minister kan houders van andere kwalificaties toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige beroepservaring of bijzondere opleiding kunnen bewijzen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

Indien er wegens een bewezen personeelsgebrek geen personen beschikbaar zijn met een opleiding die verband houdt met kinderopvang of opvoeding, kan de crèche gedurende maximaal vier maanden houders van andere kwalificaties toelaten. Indien het personeelsgebrek blijft bestaan, vraagt de crèche uiterlijk twee maanden voor het einde van de termijn van vier maanden een met redenen omklede afwijking aan bij de Minister. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

De Minister keurt de aanvraag goed als de bekwaamheden van de betrokken begeleider overeenstemmen met zijn richtlijnen. § 6 - In afwijking van artikel 92, § 1, tweede lid, wordt voor de subsidiëring van de personen vermeld in § 5, tweede lid, de door de Regering voor de personeelssubsidiëring in de sectoren "Sociale Aangelegenheden" en "Gezondheid" bepaalde weddeschalen voor kinderbegeleider als hoogste subsidie in aanmerking genomen. § 7 - Artikel 62, §§ 3 tot 5, geldt mutatis mutandis ook voor de crèches.

Art. 89.Artikel 64 en de artikelen 67 tot 69 gelden mutatis mutandis ook voor de crèches. Afdeling 3. - Subsidiëring

Art. 90.Onder voorbehoud van de toepassing van een beheerscontract als bedoeld in artikel 13 van het decreet kunnen erkende crèches, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling subsidie krijgen.

Art. 91.§ 1 - Om gesubsidieerd te kunnen worden, moet de minimale bezettingsgraad van de crèche tijdens de 220 vastgelegde openingsdagen gemiddeld bij 70 % liggen. § 2 - De bezettingsgraad wordt eenmaal per jaar berekend op basis van de werkelijke aanwezigheden, waarbij zowel de hele als de halve dagen als volledige aanwezigheden tellen. Voor de berekening van de bezettingsgraad wordt de volgende formule toegepast : Theoretische maximale opvangcapaciteit : 220 T x opvangcapaciteit = X; berekening van de bezettingsgraad : werkelijk aantal opvangdagen = Y = % van X. § 3 - Na de opening van een nieuwe crèche begint een driejarige startfase voor de berekening van de gemiddelde minimale bezettingsgraad.

In afwijking van § 1 kan de gemiddelde bezettingsgraad in het eerste kalenderjaar na de opening tussen 30 % en 50 % liggen. In het tweede kalenderjaar kan hij tussen 50 % en 70 % liggen.

In het derde kalenderjaar van die startfase moet een gemiddelde bezettingsgraad van 70 % gehaald worden. Indien die bezettingsgraad niet gehaald wordt, wordt het aantal erkende plaatsen verminderd.

Indien het om een crèche met 18 plaatsen gaat, wordt de subsidiëring vanaf het volgende jaar stopgezet.

Indien een crèche na de driejarige startfase in één van de daaropvolgende kalenderjaren de in § 1 vermelde bezettingsgraad niet behaalt, kan ze nog één jaar voortgezet worden. Indien ze na dat kalenderjaar nog altijd niet aan de gemiddelde minimale bezettingsgraad voldoet, wordt het aantal erkende plaatsen verminderd.

Indien het om een crèche met 18 plaatsen gaat, wordt de subsidiëring vanaf het volgende jaar stopgezet. § 4 - Het aantal plaatsen kan slechts worden uitgebreid als tijdens twee opeenvolgende kalenderjaren een gemiddelde bezettingsgraad van minstens 80 % van de beschikbare plaatsen gehaald werd.

Art. 92.§ 1 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten worden de berekeningsbasissen toegepast die de Regering voor de sectoren "Sociale aangelegenheden" en "Gezondheid" heeft vastgelegd.

Alleen de kosten van personeelsleden die houder zijn van de in dit hoofdstuk toegestane diploma's worden in aanmerking genomen. § 2 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten van de crèche wordt de volgende cumulatieve tabel in aanmerking genomen :

Aantal plaatsen

Aantal opvangdagen

Aantal kinderbegeleiders

Aantal sociaal- pedagogisch geschoold personeel

Aantal kinderbegeleiders met functie van invaller

18

2.772

3

0,5

0,5

21

3.234

3,5

0,5

0,5

24

3.696

4

0,75

0,8

27

4.158

4,5

0,75

0,8

30

4.620

5

1

1

33

5.082

5,5

1

1

36

5.544

6

1,25

1,25

39

6.006

6,5

1,25

1,25

42

6.468

7

1,50

1,50

45

6.930

7,5

1,50

1,50

48

7.392

8

1,75

1,75


Indien in het kader van tewerkstellingsmaatregelen subsidies worden verkregen, worden die subsidies afgetrokken. § 3 - Artikel 72, § 5, geldt mutatis mutandis ook voor de crèches.

Art. 93.§ 1- De crèche kan voor de opvang van kinderen met een beperking of met bijzondere zorgbehoeften, voor zover die kinderen meer begeleiding en aandacht nodig hebben, een aanvullende subsidie van 9,26 euro per hele opvangdag en van 5,55 euro per halve opvangdag ontvangen.

Te dien einde dient de crèche een individuele schriftelijke aanvraag in bij het departement, samen met een door een gespecialiseerde instelling of een geneesheer-specialist uitgebracht advies of eventueel een sociaal verslag. Binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen zestig dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de subsidie wordt toegekend. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd. § 2 - Voor de toepassing van dit artikel geldt mutatis mutandis ook artikel 97.

Art. 94.Voor de organisatie van de voortgezette opleiding vermeld in artikel 14 ontvangt de crèche een jaarlijks forfait van hoogstens 745 euro.

Art. 95.De artikelen 77 tot 78 gelden mutatis mutandis ook voor de crèches. Afdeling 4. - Kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding

Art. 96.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de crèches die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden.

Art. 97.Voor de toepassing van deze afdeling geldt : 1° baby's en peuters : in afwijking van artikel 1, 2°, kinderen die de volle leeftijd van vier jaar nog niet bereikt hebben;2° bij de opvang van baby's en peuters : a) opvang voor een hele dag : kinderopvang van vijf tot tien uur per dag;b) opvang voor een halve dag : kinderopvang van hoogstens vijf uur per dag;c) langdurige opvang : kinderopvang van meer dan tien uur per dag.

Art. 98.De artikelen 81 tot 85 gelden mutatis mutandis ook voor de crèches, met uitzondering van artikel 81, § 2, artikel 82, § 2, eerste lid, 3°, en artikel 85, § 1, tweede lid, 5°.

Hoofdstuk 3. - Mini-crèches Afdeling 1. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden

Art. 99.§ 1 - De mini-crèche heeft een opvangcapaciteit van minstens zes en hoogstens 14 plaatsen. § 2 - Artikel 86, § 2, geldt mutatis mutandis ook voor de mini-crèches.

Art. 100.Artikel 87 geldt mutatis mutandis ook voor de mini-crèches. Afdeling 2. - Bijzondere verplichtingen

Art. 101.§ 1 - De mini-crèche zorgt ervoor dat voldoende kinderbegeleiders aanwezig zijn en beschikt minstens over het aantal kinderbegeleiders bepaald in de volgende cumulatieve tabel :

Aantal plaatsen

Aantal kinderbegeleiders

6 - 8

1,25

9 - 11

1,75

12 - 14

2,25


§ 2 - De mini-crèche beschikt minstens over het sociaal-pedagogisch geschoold personeel bepaald in de volgende cumulatieve tabel :

Aantal plaatsen

Aantal sociaal- pedagogisch geschoold personeel

6-14

0,50


§ 3 - Voor de functie van invaller beschikt de mini-crèche minstens over het aantal kinderbegeleiders bepaald in de volgende cumulatieve tabel :

Aantal plaatsen

Aantal invallers/ kinderbegeleiders

6-14

0,50


§ 4 - Elk personeelslid vermeld in de §§ 1 tot 3 werkt minstens halftijds.

Het sociaal-pedagogisch geschoold personeel kan ook in de kinderopvang werkzaam zijn. § 5 - Artikel 62, §§ 3 tot 4, en artikel 88, § 5, gelden mutatis mutandis ook voor de mini-crèches.

Art. 102.De mini-crèche zorgt minstens van maandag tot vrijdag gedurende negen uur per dag voor de opvang van baby's en peuters en dit gedurende 220 werkdagen per kalenderjaar.

Art. 103.De artikelen 67 tot 69 gelden mutatis mutandis ook voor de mini-crèches. Afdeling 3. - Subsidiëring

Art. 104.Onder voorbehoud van de toepassing van een beheerscontract als bedoeld in artikel 13 van het decreet kunnen erkende mini-crèches, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling subsidie krijgen.

Art. 105.Om gesubsidieerd te kunnen worden, hanteert de mini-crèche een kostenbijdrage voor de gebruikers en een sociaal tarief voor gezinnen met een laag inkomen.

Art. 106.Voor de organisatie van de mini-crèche ontvangt de dienst voor kinderopvang een jaarlijks forfait van 3.500 euro per plaats.

De dienst voor kinderopvang vraagt die subsidie aan bij het departement en dit uiterlijk op 31 mei van het jaar na het activiteitenjaar.

Art. 107.De artikelen 78, 91 en 93 gelden mutatis mutandis ook voor de mini-crèches.

Hoofdstuk 4. - Locaties voor buitenschoolse opvang Afdeling 1. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden

Art. 108.In de ruimten van de locatie voor buitenschoolse opvang is minstens een gezellige en kindvriendelijk ingerichte speelruimte en rustruimte. Afdeling 2. - Bijzondere verplichtingen

Art. 109.De opvang die door de locatie voor buitenschoolse opvang wordt aangeboden, is duidelijk gescheiden van het dagelijkse schoolleven. Die scheiding komt duidelijk tot uiting in de organisatie, de lokalen en het opvangconcept.

Art. 110.§ 1 - De locatie voor buitenschoolse opvang zorgt ervoor dat voldoende kinderbegeleiders aanwezig zijn en beschikt minstens over het begeleidend personeel bepaald in de volgende cumulatieve tabel :

Gemiddelde aanwezigheid

Aantal begeleiders

1-16

1

17-32

2

33-48

3


De gemiddelde aanwezigheid wordt berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar te delen. § 2 - Het begeleidend personeel voldoet op zijn minst aan de volgende voorwaarden : 1° pedagogische en organisatorische capaciteiten hebben en beschikbaar zijn voor de kinderen en de personen belast met de opvoeding;2° bereid zijn om zijn opvattingen en kennis inzake kinderopvang verder te ontwikkelen;3° bewijzen dat men een EHBO-cursus voor eerste hulp aan baby's, peuters en kinderen heeft voltooid of zich contractueel ertoe verplichten binnen één jaar na de aanwerving zo'n cursus te volgen.De EHBO-kennis wordt om de twee jaar opgefrist. § 3 - In gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan de Minister aan de locatie voor buitenschoolse opvang een termijn toekennen waarbinnen die locatie aan de normen vermeld in § 1 moet voldoen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

Art. 111.De locatie voor buitenschoolse opvang biedt minstens vier dagen per schoolweek voorschoolse en/of naschoolse opvang aan.

De locatie voor buitenschoolse opvang kan ook kinderopvang tijdens de schoolvakanties aanbieden.

Art. 112.De locatie voor buitenschoolse opvang zorgt voor de veiligheid van de kinderen op de weg tussen de school en de lokalen van de buitenschoolse opvang en bij eventuele buitenactiviteiten. Afdeling 3. - Subsidiëring

Art. 113.Onder voorbehoud van de toepassing van een beheerscontract als bedoeld in artikel 13 van het decreet kunnen erkende locaties voor buitenschoolse opvang, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling subsidie krijgen.

Art. 114.§ 1 - Om subsidie te kunnen krijgen, moet de locatie voor buitenschoolse opvang aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het opvangaanbod is in principe bedoeld voor alle kinderen die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied of die als leerling van het gewoon of gespecialiseerd onderwijs ingeschreven zijn;2° de gemiddelde aanwezigheid ligt bij minstens zes kinderen per kalenderjaar.De gemiddelde aanwezigheid wordt berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar te delen. 3° er is een kostenbijdrage voor gebruikers en een sociaal tarief voor gezinnen met een laag inkomen. § 2 - Na de opening van een nieuwe locatie voor buitenschoolse opvang begint een tweejarige startfase.

In afwijking van § 1, 2°, moet de gemiddelde aanwezigheid van minstens zes kinderen in het eerste jaar van de startfase niet bereikt worden.

Indien die gemiddelde minimumaanwezigheid in het tweede jaar van de startfase niet bereikt wordt, wordt de subsidiëring van de locatie vanaf het volgende jaar stopgezet.

Indien een locatie na de tweejarige startfase in één van de daaropvolgende kalenderjaren de in § 1, 2°, vermelde gemiddelde minimumaanwezigheid niet behaalt, kan de locatie het volgende jaar nog verder gesubsidieerd worden. Indien de locatie na dat kalenderjaar nog altijd niet aan de gemiddelde minimumaanwezigheid voldoet, wordt de subsidiëring van de locatie stopgezet.

Art. 115.§ 1 - Om subsidie te kunnen krijgen, zorgt de locatie voor buitenschoolse opvang ervoor dat voldoende kinderbegeleiders aanwezig zijn en beschikt ze minstens over het begeleidend personeel bepaald in de volgende cumulatieve tabel :

Gemiddelde aanwezigheid

Aantal begeleiders

1-10

1

11-22

2

23-36

3

37-50

4

51-64

5


§ 2 - Het begeleidend personeel van de gesubsidieerde locaties voor buitenschoolse opvang voldoet minstens aan de volgende voorwaarden : 1° een opleiding hebben die verband houdt met kinderopvang of opvoeding;2° bereid zijn om zijn opvattingen en kennis inzake kinderopvang verder te ontwikkelen;3° bewijzen dat men een EHBO-cursus voor eerste hulp aan baby's, peuters en kinderen heeft voltooid of zich contractueel ertoe verplichten binnen één jaar na de aanwerving zo'n cursus te volgen.De EHBO-kennis wordt om de twee jaar opgefrist.

De Minister kan houders van andere kwalificaties toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige beroepservaring of bijzondere opleiding kunnen bewijzen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

Indien er wegens een bewezen personeelsgebrek geen personen beschikbaar zijn met een opleiding die verband houdt met kinderopvang of opvoeding, kan de locatie voor buitenschoolse opvang gedurende maximaal vier maanden houders van andere kwalificaties toelaten.

Indien het personeelsgebrek blijft bestaan, vraagt de locatie voor buitenschoolse opvang uiterlijk twee maanden voor het einde van de termijn van vier maanden een met redenen omklede afwijking aan bij de Minister. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

De Minister keurt de aanvraag goed als de bekwaamheden van de betrokken begeleider overeenstemmen met zijn richtlijnen. § 3 - Indien aan de locatie voor buitenschoolse opvang een termijn wordt toegekend waarbinnen zij aan de normen vervat in artikel 110 moet voldoen, blijft de subsidiëring overeenkomstig deze afdeling onaangetast.

Art. 116.De dienst voor kinderopvang krijgt per locatie voor buitenschoolse opvang een eenmalige subsidie voor de eerste uitrusting ten belope van hoogstens 2.000 euro; die subsidie kan binnen een termijn van twee jaar na de erkenning worden aangevraagd. De subsidie wordt eerst uitbetaald nadat het departement de ingediende bewijzen onderzocht heeft.

Wordt de buitenschoolse opvang binnen twee jaar na het opstarten gesloten, moet de dienst voor kinderopvang, indien daarom wordt verzocht, de met middelen van de Duitstalige Gemeenschap aangekochte uitrusting aan het departement bezorgen.

Art. 117.Indien de bepalingen van deze afdeling worden nageleefd en indien de resultatenrekening van de locatie voor buitenschoolse opvang op het einde van het kalenderjaar, rekening houdend met alle ontvangsten, een tekort vertoont, dan neemt de Duitstalige Gemeenschap per locatie 50 % van het tekort voor haar rekening.

In afwijking van het eerste lid neemt de Duitstalige Gemeenschap het eventuele tekort volledig voor haar rekening, indien het gaat om kinderen die gebruik maken of gemaakt hebben van de buitenschoolse opvang en die hun woonplaats niet in het Duitse taalgebied hebben, maar daar wel een school bezoeken of bezocht hebben.

Art. 118.Uiterlijk op 31 mei van het jaar na het activiteitenjaar vraagt de dienst voor kinderopvang de in de artikelen 116 en 117 bedoelde subsidies bij het departement aan.

Art. 119.De artikelen 78 en 93 gelden mutatis mutandis ook voor de locaties voor buitenschoolse opvang.

Titel 3. - Aangesloten onthaalouders Ondertitel 1. - Algemene bepaling

Art. 120.De bepalingen van deze titel zijn uitsluitend als bijzondere verplichtingen overeenkomstig artikel 60, § 1, van toepassing op de dienst voor onthaalouders. Die dienst zorgt ervoor dat de bepalingen van deze titel worden nageleefd.

Ondertitel 2. - Inhoudelijke bepalingen Hoofdstuk 1. - Toelatingsvoorwaarden

Art. 121.De aangesloten onthaalouders leggen de volgende stukken over voordat ze van start gaan met hun activiteiten : 1° een uittreksel uit het strafregister (model 2) van zichzelf en, indien de kinderopvang in hun woning plaatsvindt, van alle meerderjarigen die deel uitmaken van het gezin en/of regelmatig in contact zullen komen met de opgevangen kinderen.Indien ze hun woonplaats in het buitenland hebben, beschikken ze over een gelijkwaardig document van een bevoegde overheid waaruit blijkt dat ze een activiteit kunnen uitoefenen op het gebied van opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, jeugdbijstand, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen; 2° een medisch attest dat niet ouder is dan twee maanden, dat bekrachtigt dat hun gezondheidstoestand hen toelaat voor kinderen te zorgen en dat ze geen tekenen van fysiek of psychisch lijden of geen fysieke of psychische beperkingen vertonen die een gevaar voor de gezondheid van de opgevangen kinderen kunnen betekenen;3° voor zover dit niet blijkt uit het medisch attest vermeld in 2°, voor de vrouwelijke personen die werkzaam zijn in de kinderopvang en jonger zijn dan 55 jaar en, indien de kinderopvang in hun woning plaatsvindt, voor de andere vrouwelijke leden van hun gezin die jonger zijn dan 55 jaar, een medisch bewijs dat ze immuun zijn voor rodehond. De weigering van een eventueel nog noodzakelijke inenting wordt alleen aangenomen op grond van een gemotiveerd medisch attest.

Art. 122.§ 1 - Aangesloten onthaalouders zijn minstens 21 en hoogstens 65 jaar oud. § 2 - In afwijking van § 1 kunnen de aangesloten onthaalouders een afwijking van de bovenste leeftijdsgrens aanvragen.

Daartoe dienen de aangesloten onthaalouders een individuele schriftelijke aanvraag bij de dienst voor onthaalouders in en voegen ze daarbij een positief medisch attest. De dienst voor onthaalouders onderzoekt of betrokkene fysiek en psychisch belastbaar genoeg is om zijn activiteit na de bovenste leeftijdsgrens te kunnen voortzetten en beslist binnen 90 dagen na ontvangst van de volledige aanvraag of de afwijking kan worden toegestaan en voor hoelang. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

De duur van de afwijking is in elk geval beperkt tot hoogstens twee jaar en kan verlengd worden.

De dienst voor onthaalouders legt elke individuele afwijking, alsook de motivering en de duur ervan, schriftelijk vast.

Het departement ontvangt een afschrift van de afwijking.

Art. 123.§ 1 - De aangesloten onthaalouders verplichten zich ertoe : 1° elke wezenlijke verandering in hun gezondheidstoestand zo snel mogelijk aan de dienst voor onthaalouders mee te delen;2° geen professionele of niet-professionele activiteit uit te oefenen die onverenigbaar is met kinderopvang of die hen tijdens de openingstijden van de kinderopvangvoorziening van de zorg voor de kinderen zou kunnen afhouden;3° een aanstelling van minstens 34 % resp.voor 288 opvangdagen toe te staan indien ze opvangaanvragen hebben ontvangen. De bezettingsgraad wordt jaarlijks berekend op basis van de gewerkte opvangdagen, waarbij halve opvangdagen gelijkgesteld worden met hele opvangdagen. Een 1/3-opvangdag wordt voor één derde berekend. § 2 - In afwijking van § 1, 3°, kunnen de aangesloten onthaalouders een in de tijd beperkte afwijking van de vastgelegde minimale werkduur aanvragen.

Een afwijking is alleen mogelijk om gezondheidsredenen. Bij de aanvraag wordt een medisch attest gevoegd.

De dienst voor onthaalouders legt elke individuele afwijking, alsook de motivering en de duur ervan, schriftelijk vast.

Het departement ontvangt een afschrift van de afwijking.

Art. 124.De aangesloten onthaalouders maken een opvangconcept op aan de hand van het model dat de dienst voor onthaalouders overeenkomstig artikel 59 vastlegt.

Art. 125.De aangesloten onthaalouders verklaren zich ertoe bereid regelmatig aan de voortgezette opleidingen van de dienst voor onthaalouders deel te nemen.

Hoofdstuk 2. - Inrichting van de ruimten

Art. 126.Overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van het decreet vindt de kinderopvang plaats in een daarvoor geschikte omgeving en in ruimten die voldoende groot, veilig en proper zijn. Er is een ruimte voor buitenactiviteiten die bij voorkeur aan de opvangruimten grenst.

Art. 127.De opvangruimten en alle ruimten die voor de kinderen toegankelijk zijn, voldoen aan de volgende criteria : 1° voor zover niet nader gedefinieerd, stemt de grootte van de ruimten overeen met het aantal opgevangen kinderen, zodat deze zich vrij kunnen bewegen;2° er is een slaap- en rustruimte;3° er is een keukenblok met een aanrecht, kookgelegenheid en koelkast;4° de ruimten zijn ingericht met het voor de opvang noodzakelijke meubilair en met voldoende speelgoed;5° de ruimten zijn in goede toestand en er wordt voor gezorgd dat dit zo blijft;6° de aangesloten onthaalouders zijn in de ruimten telefonisch bereikbaar.

Art. 128.De aangesloten onthaalouders richten de ruimten waartoe de kinderen toegang hebben zo veilig mogelijk in. De aangesloten onthaalouders dragen er zorg voor dat alle mogelijke gevaren en risico's worden opgespoord. Ze nemen alle nodige maatregelen om een veilige omgeving te scheppen met verminderd gevaar voor ongevallen.

Voor de veilige inrichting van de ruimten gelden de volgende criteria : 1° de buitenruimte en de toegang daartoe zijn beveiligd;2° de ruimten zijn zo ingedeeld en ingericht dat de aangesloten onthaalouders visueel toezicht op de kinderen kunnen houden;3° er wordt verwarmd met centrale verwarming.Er mogen geen verwarmingselementen worden gebruikt waaraan de kinderen zich kunnen verbranden. De radiatoren zijn doeltreffend beveiligd; 4° de aangesloten onthaalouders nemen alle nodige maatregelen om een CO-vergiftiging te voorkomen.Daarom zorgen ze ervoor dat de installaties voor verwarming, warm water en luchtafvoer regelmatig onderhouden worden; 5° producten die de gezondheid kunnen schaden, zoals pesticiden, herbiciden en insecticiden, worden alleen gebruikt in afwezigheid van de kinderen en met inachtneming van voorzorgsmaatregelen;6° de trappen zijn bij voorkeur uitgerust met gesloten treden en de toegang tot de trappen is beveiligd met traphekjes.Indien een trap niet uitgerust is met gesloten treden, mogen kinderen tot zes jaar die alleen in begeleiding van een volwassene gebruiken; 7° wenteltrappen mogen door de kinderen alleen in begeleiding van volwassenen worden gebruikt;8° indien de kinderen toegang hebben tot verhoogde terrassen, moeten die terrassen beveiligd zijn door een balustrade of een omheining;9° de balustrades en/of omheiningen beantwoorden aan de richtlijnen van de Minister;10° de vensters en deuren gaan op een veilige manier open en dicht;11° gevaarlijk scherpe kanten, hoeken of uiteinden zijn niet voorhanden of worden adequaat beveiligd;12° de uitrusting van de slaapruimtes voldoet aan de richtlijnen van de Minister;13° de stopcontacten, de schakelaars en alle elektrische toestellen of installaties die gevaar kunnen opleveren, worden buiten het bereik van de kinderen gehouden of worden adequaat beveiligd;14° poetsmiddelen, chemische producten, licht ontvlambare stoffen, medicamenten en andere voorwerpen die gevaarlijk kunnen zijn, worden veilig en buiten het bereik van de kinderen opgeborgen;15° zwembaden, plonsbadjes, tuinvijvers, waterpoelen of andere waterpartijen zijn zo afgedekt en beveiligd dat kinderen er niet bij kunnen;16° zowel binnen als buiten worden giftige planten buiten het bereik van de kinderen gehouden;17° in elke opvangvoorziening staat een EHBO-doos met materiaal dat beantwoordt aan de richtlijnen van de Minister;18° in de slaap- en opvangruimten zijn rookmelders aangebracht overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 2004 betreffende de aanwezigheid van brandmelders in de woningen;19° voor zover de aangesloten onthaalouder huisdieren heeft die in contact komen met de opgevangen kinderen, zijn de desbetreffende richtlijnen van de Minister van toepassing.

Art. 129.De aangesloten onthaalouders letten op de hygiëne en nemen bij alle activiteiten de nodige hygiënemaatregelen, in het bijzonder bij het verzorgen van de kinderen, het poetsen van de ruimten, het bereiden van de maaltijden en het wegdoen van afval.

Voor de hygiëne van de ruimten gelden de volgende criteria : 1° er zijn voldoende aan de verschillende leeftijdsgroepen aangepaste sanitaire inrichtingen en lavabo's;2° er is voldoende natuurlijke verlichting en verluchting.De verlichting en verluchting worden aangepast aan de activiteiten die in de ruimten plaatsvinden; 3° bij de verwarming van de ruimten kan rekening worden gehouden met de buitentemperatuur;4° er is een doeltreffende zonnewering;5° bij normale weersomstandigheden bedraagt de temperatuur in de regel 18°C in de slaapruimten en 20°C tot 22°C in de opvangruimten;6° alle ruimten kunnen eenvoudig proper gehouden worden;7° de ruimten en het materiaal worden regelmatig gereinigd.De manier waarop de vloeren, de oppervlakten en het materiaal worden gereinigd, is verenigbaar met de kinderopvang; 8° het afval wordt dagelijks naar een van de kinderopvang afgezonderde ruimte gebracht die zich bij voorkeur buiten bevindt;9° eventuele zandbakken zijn zo afgedekt dat verontreiniging voorkomen wordt.Het zand wordt minstens één keer per jaar vervangen; 10° het bouwmateriaal en de toestand ervan mogen niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de kinderen;11° overeenkomstig de wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook is het verboden in de slaap- en opvangruimten te roken. Hoofdstuk 3. - Verplichtingen Afdeling 1. - Toelatingsvoorwaarden en inrichting van de ruimten

Art. 130.Na hun toelating blijven de aangesloten onthaalouders voldoen aan de toelatingsvoorwaarden die in het decreet of in deze titel worden vermeld en blijven ze voldoen aan de voorgeschreven inrichting van de ruimten. Afdeling 2. - Algemene verplichtingen

Art. 131.§ 1 - De aangesloten onthaalouders vangen de kinderen altijd persoonlijk op. § 2 - In afspraak met de dienst voor onthaalouders kunnen de aangesloten onthaalouders op eigen verantwoordelijkheid stagiairs opnemen.

De stagiair geldt als extra begeleider en kan de aangesloten onthaalouders niet vervangen.

Art. 132.§ 1 - De aangesloten onthaalouders mogen hoogstens vier baby's of peuters tot de leeftijd van drie jaar en in totaal hoogstens zes kinderen tegelijk opvangen, waarbij de eigen kinderen van de betreffende leeftijd in het maximale aantal inbegrepen zijn. § 2 - In afwijking van § 1 kunnen de aangesloten onthaalouders een in de tijd beperkte afwijking aanvragen om het maximale aantal kinderen dat tegelijk opgevangen mag worden uit te breiden tot hoogstens zes baby's of peuters en tot in totaal acht kinderen, waarbij de eigen kinderen van de betreffende leeftijd in het maximale aantal inbegrepen zijn.

De afwijking is mogelijk op voorwaarde dat er een gebrek aan kinderopvangplaatsen is en de dienst voor onthaalouders, op grond van de tot nu toe positieve ervaringen met de onthaalouder en de ruimtelijke mogelijkheden die voorhanden zijn, tot de slotsom komt dat die afwijking kan worden toegestaan. Zo'n afwijking kan ten vroegste na één jaar activiteit worden toegestaan.

De dienst voor onthaalouders legt elke individuele afwijking, alsook de motivering en de duur ervan, schriftelijk vast.

Het departement ontvangt een afschrift van de afwijking.

Art. 133.§ 1 - De aangesloten onthaalouders verplichten zich ertoe een opvangkapitaal van 115 dagen per maand niet te overschrijden.

Het opvangkapitaal is het maximale aantal opvangdagen dat een aangesloten onthaalouder per maand mag werken, waarbij een 1/3-opvangdag voor een derde en een 1/2-opvangdag voor de helft berekend worden. § 2 - In afwijking van § 1 kunnen de aangesloten onthaalouders een in de tijd beperkte afwijking aanvragen om het opvangkapitaal uit te breiden tot hoogstens 138 opvangdagen per maand.

De afwijking is mogelijk op voorwaarde dat er een gebrek aan kinderopvangplaatsen is en de dienst voor onthaalouders, op grond van de tot nu toe positieve ervaringen met de aangesloten onthaalouder en de ruimtelijke mogelijkheden die voorhanden zijn, tot de slotsom komt dat die afwijking kan worden toegestaan. Zo'n afwijking kan ten vroegste na één jaar activiteit worden toegestaan.

De dienst voor onthaalouders legt elke individuele afwijking, alsook de motivering en de duur ervan, schriftelijk vast.

Het departement ontvangt een afschrift van de afwijking.

Art. 134.De dienst voor onthaalouders beveelt de aangesloten onthaalouders aan om hun eigen kinderen overeenkomstig de richtlijnen van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren te laten inenten.

Hoofdstuk 4. - Vergoeding

Art. 135.§ 1 - De dienst voor onthaalouders betaalt aan de aangesloten onthaalouders per opgevangen kind de volgende kostenvergoedingen : 1° 18,51 euro voor een hele opvangdag;2° 11,11 euro voor een halve opvangdag;3° 7,40 euro voor een 1/3-opvangdag in het kader van buitenschoolse opvang. In het kader van langdurige opvang krijgen de aangesloten onthaalouders een aanvullende kostenvergoeding van 3,52 euro voor elk uur bovenop een hele opvangdag.

De bedragen vermeld in deze paragraaf worden met 50 % verhoogd, indien het overeenkomstig artikel 73, § 2, gaat om een kind met een beperking of met bijzondere zorgbehoeften, voor zover die kinderen meer begeleiding en aandacht nodig hebben. § 2 - Voor de toepassing van dit artikel geldt mutatis mutandis ook artikel 80.

Art. 136.De dienst voor onthaalouders betaalt aan de aangesloten onthaalouders een jaarlijks forfaitair bedrag om de extra afvalkosten te dekken. Het bedrag van het jaarlijks forfaitair bedrag moet vooraf door de Minister worden goedgekeurd.

Art. 137.De dienst voor onthaalouders betaalt aan de aangesloten onthaalouders die minstens tien uur per jaar aan de voortgezette opleidingen vermeld in artikel 125 hebben deelgenomen, een jaarlijks forfaitair bedrag van 108,90 euro.

Ondertitel 3. - Procedurebepalingen Hoofdstuk 1. - Toelating

Art. 138.Wie een toelating als aangesloten onthaalouder wil krijgen, dient daartoe een aanvraag in bij de dienst voor onthaalouders.

Bij de aanvraag worden de volgende stukken en gegevens gevoegd : 1° de identiteit van de aanvrager;2° een uitvoerige uiteenzetting van de redenen waarom betrokkene als aangesloten onthaalouder wil werken;3° het aangevraagde maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen;4° de uitvoerige beschrijving van de opvangvoorziening;5° de stukken vermeld in artikel 121;6° in voorkomend geval, de afwijking van de bovenste leeftijdsgrens vermeld in artikel 122, § 2;7° een verklaring dat de aanvrager voldoet aan de toepasselijke bepalingen van het decreet en van dit besluit, alsook, in het bijzonder, aan de toelatingsvoorwaarden vermeld in de artikelen 123 en 125;8° de toestemming die alle meerderjarige bewoners van de ruimten waar opvang wordt aangeboden aan de inspectie geven om die ruimten overeenkomstig artikel 17, § 1, tweede lid, 4°, van het decreet tijdens de openingstijden te bezoeken;9° het opvangconcept vermeld in artikel 124.

Art. 139.De dienst voor onthaalouders onderzoekt of de ingediende aanvraag om toelating volledig is en onderzoekt de bijgevoegde stukken. Indien de aanvraag volledig is, onderzoekt de dienst voor onthaalouders volgens de procedure vervat in artikel 58 of de aanvrager geschikt is.

De dienst voor onthaalouders beslist binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, of de toelating wordt gegeven.

In de toelating wordt het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen, vastgelegd. De beslissing is schriftelijk en gemotiveerd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de toelating als geweigerd.

Het departement ontvangt een afschrift van de toelating.

Art. 140.De toelating is persoonlijk en kan niet worden overgedragen zonder dat een nieuwe aanvraag wordt ingediend.

Art. 141.§ 1 - De toelating wordt toegekend voor zes jaar en kan verlengd worden.

De aangesloten onthaalouder kan de kinderopvang pas na ontvangst van de toelating aanvangen. § 2 - In afwijking van § 1 kan de toelating voor kortere duur gegeven worden : 1° indien de bovenste leeftijdsgrens vastgelegd in artikel 122, § 1, waarschijnlijk tijdens de duur van de toelating bereikt wordt;2° in andere gemotiveerde uitzonderlijke gevallen.

Art. 142.De aangesloten onthaalouders dienen de aanvraag om verlenging van de toelating ten vroegste zes maanden en ten laatste drie maanden voor het verstrijken van de geldigheid van de toelating bij de dienst voor onthaalouders in.

De aanvraag bevat de geactualiseerde stukken vermeld in artikel 138, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°.

Art. 143.§ 1 - Tijdens de duur van de toelating delen de aangesloten onthaalouders elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 138, tweede lid, 4°, 5°, 6°, 8° en 9°, binnen 30 dagen schriftelijk mee aan de dienst voor onthaalouders. § 2 - Tijdens de duur van de toelating kan de dienst voor onthaalouders de aangesloten onthaalouders te allen tijde om een actuele stand van de gegevens vermeld in § 1 verzoeken.

Art. 144.Wijzigingen van de gegevens vermeld in artikel 138, tweede lid, 3°, moeten vooraf worden goedgekeurd.

Daartoe dienen de aangesloten onthaalouders een individuele schriftelijke aanvraag bij de dienst voor onthaalouders in. De dienst voor onthaalouders beslist binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, of de wijziging wordt goedgekeurd. De beslissing is schriftelijk en gemotiveerd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd.

De aangesloten onthaalouder kan de wijzigingen pas na ontvangst van een toezegging uitvoeren.

Hoofdstuk 2. - Schorsing en intrekking van de toelating Afdeling 1. - Schorsing van de toelating

Art. 145.§ 1 - Het departement of de inspectie maakt de dienst voor onthaalouders attent op alle gevallen waarin een aangesloten onthaalouder, volgens de informatie waarover het departement of de inspectie beschikt, zich vermoedelijk niet houdt aan één of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit. § 2 - Indien de dienst voor onthaalouders, na een aanwijzing in de zin van § 1 of op grond van welke andere aanwijzingen of inlichtingen dan ook, tot de slotsom komt dat de aangesloten onthaalouder één of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet naleeft, maant hij betrokkene aan om die verplichtingen binnen 30 dagen na te komen.

Op gemotiveerd verzoek kan de aangesloten onthaalouder, uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van de in het eerste lid gestelde termijn, de dienst voor onthaalouders vragen om de termijn eenmaal met hoogstens 30 dagen te verlengen. § 3 - In dringende gevallen kan de dienst voor onthaalouders, op basis van een met bijzondere redenen omklede beslissing, een dadelijke aanpassing opleggen.

Art. 146.§ 1 - Indien de aangesloten onthaalouder na de aanmaning vermeld in artikel 145 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, schorst de dienst voor onthaalouders de toelating.

Voor de schorsing deelt de dienst voor onthaalouders de betrokken aangesloten onthaalouder per aangetekende brief zijn voornemen mee. De aangesloten onthaalouder kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van dat voornemen, bij de dienst voor onthaalouders een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen 30 dagen na toezending van de aangetekende brief.

Binnen 15 dagen nadat betrokkene is gehoord, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de dienst voor onthaalouders of de toelating wordt geschorst en voor hoelang. De beslissing is schriftelijk en gemotiveerd.

Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken aangesloten onthaalouder bezorgd. Het departement ontvangt een afschrift van de beslissing. § 2 - Tijdens de schorsing van de toelating vangt de betrokken aangesloten onthaalouder geen nieuwe kinderen op.

Art. 147.§ 1 - Om redenen van volksgezondheid, om veiligheidsredenen en wegens kennelijke schending van de toepasselijke bepalingen kan de Minister, om een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de opgevangen kinderen te voorkomen, beslissen om de toelating wegens dringende noodzakelijkheid voor onbepaalde duur te schorsen. Indien de aangesloten onthaalouder, na de aanmaning vermeld in artikel 145, § 3, de verplichtingen nog altijd niet nakomt, handelt en beslist de Minister op grond van een advies van de inspectie en door middel van een met bijzondere redenen omklede beslissing.

De schorsing wegens dringende noodzakelijkheid heeft de onmiddellijke voorlopige sluiting van de kinderopvangvoorziening tot gevolg en dit voor onbepaalde duur.

Voor de schorsing deelt de Minister de betrokken aangesloten onthaalouder zijn voornemen zo snel mogelijk mee per fax, per e-mail of via een andere elektronische weg en op dezelfde dag per aangetekende brief. De aangesloten onthaalouder kan binnen drie dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van het voornemen, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. Hij wordt gehoord binnen tien dagen na toezending van de aangetekende brief.

Binnen vijf dagen nadat betrokkene is gehoord, respectievelijk na het verstrijken van de in het derde lid vermelde termijn, neemt de Minister een beslissing over de schorsing wegens dringende noodzakelijkheid.

Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken aangesloten onthaalouder bezorgd. De dienst voor onthaalouders ontvangt een afschrift van de beslissing en licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de onmiddellijke voorlopige sluiting van de kinderopvangvoorziening.

Indien mogelijk waarborgt de dienst voor onthaalouders overeenkomstig artikel 66 de continuïteit van de opvang van het kind. § 2 - Indien de problemen die tot de schorsing wegens dringende noodzakelijkheid hebben geleid, verholpen zijn, maakt de Minister zo snel mogelijk een einde aan de schorsing van de toelating en aan de voorlopige sluiting van de kinderopvangvoorziening. De dienst voor onthaalouders ontvangt een afschrift van de beslissing en licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de heropening van de kinderopvangvoorziening. Afdeling 2. - Intrekking van de toelating

Art. 148.Indien de aangesloten onthaalouder, na het verstrijken van de duur van de schorsing vermeld in artikel 146, de verplichtingen nog altijd niet nakomt, trekt de dienst voor onthaalouders de toelating in.

Voor de intrekking deelt de dienst voor onthaalouders de betrokken aangesloten onthaalouder per aangetekende brief zijn voornemen mee. De aangesloten onthaalouder kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van dat voornemen, bij de dienst voor onthaalouders een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen 30 dagen na toezending van de aangetekende brief.

Binnen dertig dagen nadat betrokkene is gehoord, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de dienst voor onthaalouders of de toelating wordt ingetrokken. De beslissing is schriftelijk en gemotiveerd.

Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken aangesloten onthaalouder bezorgd. Het departement ontvangt een afschrift van de beslissing. De dienst voor onthaalouders licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de intrekking van de toelating.

Hoofdstuk 3. - Beëindiging van de kinderopvang

Art. 149.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 147 heeft de in artikel 148 bedoelde intrekking van de toelating van een aangesloten onthaalouder tot gevolg dat de kinderopvang binnen 30 dagen wordt beëindigd.

Met de beëindiging van de kinderopvang wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de overeenkomst die met toepassing van artikel 60, § 1, tweede lid, is gesloten.

Art. 150.§ 1 - De aangesloten onthaalouders delen elke vrijwillige tijdelijke of definitieve stopzetting van hun activiteit die niet aan een intrekking van de toelating overeenkomstig artikel 148 te wijten is, schriftelijk mee aan de dienst voor onthaalouders. Een uitzondering daarop vormen vakantieperioden en feestdagen. § 2 - De definitieve stopzetting van de activiteit van de aangesloten onthaalouders heeft van rechtswege de intrekking van de toelating tot gevolg.

Met de definitieve stopzetting van de activiteit wordt de opvang van alle kinderen door de aangesloten onthaalouder beëindigd.

Art. 151.De opvangcontracten die met toepassing van artikel 28 zijn gesloten, blijven door de intrekking van de toelating van de aangesloten onthaalouder resp. door de definitieve stopzetting van de activiteit onaangetast.

Indien de aangesloten onthaalouder de kinderopvang beëindigt, biedt de dienst voor onthaalouders de personen belast met de opvoeding zo snel mogelijk een nieuwe opvangmogelijkheid aan. Indien de persoon belast met de opvoeding het aanbod niet aanneemt of indien de dienst voor onthaalouders geen passende opvang kan aanbieden, wordt het opvangcontract vanaf de dag van de afmelding van rechtswege beëindigd.

Titel 4. - Centra voor kinderopvang Hoofdstuk 1. - Inhoudelijke bepalingen Afdeling 1. - Naleving van de algemene en bijzondere bepalingen

Art. 152.Behalve in de gevallen waarvoor dit hoofdstuk specifieke bepalingen bevat, houden de centra voor kinderopvang zich bij het aanbieden van de diensten vermeld in artikel 163, tweede lid, 3°, aan de gemeenschappelijke en bijzondere bepalingen die overeenkomstig titel 2 en titel 3 van toepassing zijn. Afdeling 2. - Buitenschoolse opvang

Art. 153.§ 1 - Voor locaties voor buitenschoolse opvang die worden aangeboden door een centrum voor kinderopvang en die tegelijk door de Duitstalige Gemeenschap en door één of meer gemeenten gesubsidieerd worden, wordt de erkenningsprocedure aangevat zoals bepaald in dit artikel. § 2 - In afwijking van artikel 37 wordt in de GAK van de betrokken gemeente een uitvoerige behoeftenanalyse voorgesteld en een bijbehorend advies uitgewerkt, voordat een aanvraag om voorlopige erkenning van de locatie voor buitenschoolse opvang wordt ingediend.

Indien uit de behoeftenanalyse blijkt dat de gemiddelde aanwezigheid op minstens zes kinderen per kalenderjaar kan worden geraamd, kan een positief advies gegeven worden.

De voorzitter van de GAK roept de GAK bijeen op initiatief van de gemeente of op schriftelijk verzoek van een geïnteresseerd centrum voor kinderopvang. § 3 - Indien een positief advies is verstrekt, bezorgt de GAK aan de gemeente een aanvraag die op zijn minst de volgende punten bevat : 1° de behoefte aan het nieuwe initiatief inzake kinderopvang;2° de geplande opvangcapaciteit;3° de beschrijving en ligging van de voorgestelde lokalen;4° het gemotiveerde positief advies van de GAK. Indien de gemeente na ontvangst van de aanvraag een positieve beslissing neemt, kan ze bij het centrum voor kinderopvang een aanvraag indienen om een locatie voor buitenschoolse opvang te creëren. § 4 - Indien de gemeente bij het centrum voor kinderopvang een aanvraag indient om een locatie voor buitenschoolse opvang te creëren, dan licht ze tegelijk het in artikel 154 genoemde opvolgingscomité over haar besluit in.

Binnen 45 dagen na ontvangst van die inlichting maakt het opvolgingscomité voor de locatie voor buitenschoolse opvang een gemotiveerd advies over het advies van de GAK waarin het opvolgingscomité zich voor of tegen de erkenning van een nieuwe locatie voor buitenschoolse opvang uitspreekt. § 5 - Uiterlijk zes maanden na het positieve advies van het opvolgingscomité kan het centrum voor kinderopvang bij het departement een aanvraag tot voorlopige erkenning van een nieuwe locatie voor buitenschoolse opvang overeenkomstig artikel 37 indienen. Indien die termijn overschreden wordt, vervalt de overeenkomstig dit artikel aangevatte erkenningsprocedure.

De Minister beslist over de aanvraag overeenkomstig artikel 38 en dit op basis van het positieve advies van de GAK, de positieve beslissing van de gemeente en het positieve advies van het opvolgingscomité.

Art. 154.§ 1 - Er wordt een opvolgingscomité opgericht voor de locaties voor buitenschoolse opvang die door een centrum voor kinderopvang worden aangeboden en die tegelijk door de Duitstalige Gemeenschap en één of meer gemeenten worden gesubsidieerd. § 2 - Het opvolgingscomité is zo samengesteld dat elk gemeentecollege van de negen gemeenten van het Duitse taalgebied één vertegenwoordiger in het comité heeft.

Tot het opvolgingscomité behoren ook met raadgevende stem : 1° een of meer vertegenwoordigers van de Minister;2° een of meer vertegenwoordigers van het departement;3° één of meer vertegenwoordigers van het betrokken centrum voor kinderopvang. Het opvolgingscomité kan rechtsgeldig beraadslagen indien ten minste zes van de negen gemeentevertegenwoordigers aanwezig zijn. Indien het opvolgingscomité wegens een ontoereikend aantal aanwezigen een tweede keer bijeengeroepen wordt, worden alle beslissingen genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

Art. 155.Na de oprichting van een nieuwe locatie voor buitenschoolse opvang die door een centrum voor kinderopvang wordt aangeboden en die tegelijk door de Duitstalige Gemeenschap en één of meer gemeenten gesubsidieerd wordt, begint een startfase van twee jaar.

In het tweede jaar van die startfase moet een gemiddelde aanwezigheid van minstens zes kinderen bereikt worden. Indien die gemiddelde aanwezigheid niet bereikt wordt, wordt de locatie in de loop van de volgende zes maanden gesloten.

Indien een locatie na de tweejarige startfase in één van de daaropvolgende kalenderjaren de in het tweede lid vermelde gemiddelde minimumaanwezigheid niet behaalt, kan de locatie nog een jaar voortgezet worden. Indien de locatie na dat kalenderjaar nog altijd niet aan de gemiddelde minimumaanwezigheid voldoet, wordt ze in de loop van de volgende zes maanden gesloten.

De gemiddelde aanwezigheid wordt berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar te delen. Afdeling 3. - Verscheidene verplichtingen

Art. 156.De centra voor kinderopvang beschikken minstens over een voltijdse leiding.

Die functie wordt uitgeoefend door één of meer personen die over een bewijs van een hogeschoolopleiding van lange duur beschikken.

De Minister kan houders van andere kwalificaties toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige beroepservaring of bijzondere opleiding kunnen bewijzen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

Art. 157.De centra voor kinderopvang beschikken minstens over een halftijdse pedagogische begeleiding.

Die vakkracht beschikt over een bewijs van een hogeschoolopleiding van lange duur.

De Minister kan houders van andere kwalificaties toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige beroepservaring of bijzondere opleiding kunnen bewijzen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

Art. 158.De centra voor kinderopvang dienen de in artikel 34, § 2, vermelde resultatenrekening en balans zowel in voor het centrum in zijn geheel als voor elke afzonderlijke dienst vermeld in artikel 163, tweede lid, 3°. Afdeling 4. - Subsidiëring

Art. 159.Onder voorbehoud van de toepassing van een beheerscontract als bedoeld in artikel 13 van het decreet kunnen erkende centra voor kinderopvang, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk subsidie krijgen.

Art. 160.De volgende personeelskosten van de centra voor kinderopvang kunnen gesubsidieerd worden : 1° een voltijds equivalente betrekking voor de in artikel 156 vermelde leiding;2° een halve equivalente betrekking voor de in artikel 157 vermelde pedagogische begeleiding. Voor de subsidiëring van de personeelskosten worden de berekeningsbasissen toegepast die de Regering voor de sectoren "Sociale aangelegenheden" en "Gezondheid" heeft vastgelegd.

Alleen de kosten van de personeelsleden die houder zijn van de in de artikelen 156 en 157 vastgelegde diploma's worden in aanmerking genomen.

Art. 161.Het centrum voor kinderopvang dient de trimestriële bewijzen voor de subsidiëring ten laatste zes weken na het einde van het betrokken trimester bij het departement in.

Indien de trimestriële bewijzen te laat worden ingediend, kan bij één maand vertraging 5 % van de subsidie en bij twee of meer maanden vertraging 10 % van de subsidie ingehouden worden.

Art. 162.Met behoud van de toepassing van artikel 159 kent de Minister, op aanvraag van het centrum voor kinderopvang, de subsidies vermeld in deze afdeling toe, na voorafgaand onderzoek door het departement. De subsidieaanvragen worden bij het departement ingediend, samen met de eventueel noodzakelijke bewijzen.

Hoofdstuk 2 - Procedurebepalingen Afdeling 1. - Erkenning

Art. 163.Dienstverrichters die een erkenning als centrum voor kinderopvang willen krijgen, dienen een aanvraag in bij het departement.

Bij de aanvraag worden de volgende stukken en gegevens gevoegd : 1° de identiteit van de aanvrager;2° de statuten van de rechtspersoon;3° het bewijs dat, met inachtneming van de bepalingen van titel 2 en titel 3, de volgende diensten worden aangeboden : a) minstens één dienst voor onthaalouders;b) minstens één crèche;c) minstens één locatie voor buitenschoolse opvang;4° een concept voor de coördinatie van de verschillende diensten van het centrum.

Art. 164.§ 1 - Het departement onderzoekt of de ingediende aanvraag volledig is en onderzoekt de bijgevoegde stukken.

Binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen 60 dagen na ontvangst van het advies van het centrum, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de erkenning wordt toegekend. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de erkenning als geweigerd. § 2 - Indien de erkenning geweigerd wordt, kan de aanvrager beroep instellen bij de Regering.

De aanvrager zendt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, per aangetekende brief of per brief met ontvangstbevestiging aan de Regering en dit binnen 15 dagen na ontvangst van de weigering van de aanvraag, respectievelijk na het verstrijken van de termijn vermeld in § 1.

De Regering licht het departement en de inspectie over het beroep in.

Deze bezorgen de Regering binnen een door haar gestelde termijn het administratief dossier en delen haar elk een standpunt mee.

De Regering beslist binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, of de erkenning wordt toegekend. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de erkenning als geweigerd.

Art. 165.De erkenning wordt voor onbepaalde duur verleend.

De aanvrager mag het centrum voor kinderopvang pas openen als hij de erkenning heeft ontvangen. Afdeling 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning

Art. 166.De artikelen 49 tot 54 gelden mutatis mutandis ook voor de centra voor kinderopvang. Afdeling 3. - Beëindiging van de kinderopvang

Art. 167.De artikelen 55 tot 57 gelden mutatis mutandis ook voor de centra voor kinderopvang.

Titel 5. - Initiatieven voor occasionele kinderopvang Ondertitel 1. - Inhoudelijke bepalingen Hoofdstuk 1. - Erkenningsvoorwaarden Afdeling 1. - Organiserende instantie

Art. 168.Uitsluitend rechtspersonen zonder winstoogmerk worden als organiserende instantie van één of meer initiatieven voor occasionele kinderopvang erkend. Afdeling 2. - Bepalingen inzake persoonsgegevens

Art. 169.De initiatieven voor occasionele kinderopvang stellen de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang en die van hen een opdracht hebben kregen, alsook de hoofdverantwoordelijke en diens plaatsvervanger jaarlijks een voor hen kosteloos opleidingsaanbod ter beschikking.

Art. 170.De artikelen 12 en 13 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang. Afdeling 3. - Opvangconcept

Art. 171.Het initiatief voor occasionele kinderopvang werkt een opvangconcept uit.

Het opvangconcept bevat minstens : 1° de doelstellingen van het aanbod;2° de pedagogische principes;3° de manier waarop samengewerkt wordt met de personen belast met de opvoeding;4° de manier waarop samengewerkt wordt met andere diensten;5° de manier waarop samengewerkt wordt met vrijwilligers;6° de manier waarop personen geschikt worden bevonden om als begeleider in een initiatief voor occasionele kinderopvang te worden toegelaten;7° de maatregelen inzake gezondheidspromotie;8° de informatie over het klachtenbeheer;9° de openingstijden en de manier waarop contact kan worden opgenomen met de dienst;10° de procedurerichtlijnen bij vermoeden of vaststelling van kindermishandeling, kindermisbruik en/of kinderverwaarlozing, besmettelijke ziekten, aanhoudende gedragsstoornissen, vermoeden of vaststelling van ontwikkelingsachterstand, alsook de procedurerichtlijnen voor de omgang met kinderen met een lichamelijke of geestelijke beperking. Afdeling 4. - Huishoudelijk reglement

Art. 172.Artikel 16 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang. Afdeling 5. - Verzekeringen

Art. 173.Artikel 17 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.

Hoofdstuk 2. - Inrichting van de ruimten

Art. 174.§ 1 - De artikelen 19 tot 22 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang. § 2 - Bijkomend gelden volgende voorwaarden voor de inrichting van de ruimten : 1° de trappen zijn uitgerust met gesloten treden en de toegang tot de trappen is beveiligd met traphekjes.De trappen zijn uitgerust met een dubbele handlijst, één op kinderhoogte en één op volwassenenhoogte.

Indien dat ontbreekt, mogen de trappen alleen onder begeleiding van volwassenen gebruikt worden; 2° in alle ruimten die voor de kinderen toegankelijk zijn, is de vloerbekleding antislip.Er worden geen vloerkleden gebruikt; 3° de verzorgingsruimte is uitgerust met voldoende wastafels en verzorgingstafels en met toiletten en handwastafels die aan de leeftijd van de kinderen zijn aangepast. Hoofdstuk 3. - Verplichtingen Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden en inrichting van de ruimten

Art. 175.Na hun erkenning blijven de initiatieven voor occasionele kinderopvang voldoen aan de erkenningsvoorwaarden die in het decreet of in deze titel worden vermeld en blijven ze voldoen aan de voorgeschreven inrichting van de ruimten. Afdeling 2. - Algemene verplichtingen

Art. 176.Het initiatief voor occasionele kinderopvang is minstens twee uur en hoogstens vier uur per dag open. De opvang wordt minstens één dag om de twee weken en hoogstens vier dagen per week aangeboden.

Art. 177.§ 1 - Het maximale aantal opvangdagen ligt voor elk kind bij 90 per jaar. § 2 - In afwijking van § 1 kan het initiatief voor occasionele kinderopvang een gemotiveerde en in de tijd beperkte afwijking aanvragen voor één of meer kinderen.

Daartoe dient het initiatief voor occasionele kinderopvang een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister.

Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de afwijking wordt toegestaan en voor hoelang. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

Art. 178.§ 1 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang vertrouwt de kinderopvang uitsluitend toe aan toegelaten begeleiders van occasionele kinderopvang. Hij sluit hiervoor een schriftelijke overeenkomst met hen. § 2 - Wie een toelating als begeleider van occasionele kinderopvang wil krijgen, moet minstens aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° ten minste 18 en ten hoogste 65 jaar oud zijn;2° geschikt zijn om met kinderen om te gaan;3° bereid zijn om zijn opvattingen en kennis inzake kinderopvang verder te ontwikkelen;4° bereid zijn om deel te nemen aan voortgezette opleidingen en in het bijzonder aan cursussen voor eerste hulp aan baby's, peuters en kinderen. § 3 - In afwijking van § 2, 1°, kan het initiatief voor occasionele kinderopvang een afwijking van de bovenste leeftijdsgrens van een begeleider van occasionele kinderopvang aanvragen.

Daartoe dient het initiatief voor occasionele kinderopvang een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in en voegt het daarbij een positief medisch attest. Het departement onderzoekt of betrokkene fysiek en psychisch belastbaar genoeg is om zijn activiteit na de bovenste leeftijdsgrens te kunnen voortzetten, stelt binnen negentig dagen na ontvangst van de volledige aanvraag een advies op en bezorgt dat advies aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de afwijking wordt toegestaan en voor hoelang. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

De duur van de afwijking is in elk geval beperkt tot hoogstens twee jaar en kan verlengd worden.

Art. 179.§ 1 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang beschikt minstens over het aantal toegelaten begeleiders voor occasionele kinderopvang bepaald in de volgende cumulatieve tabel :

Aantal gelijktijdig aanwezige kinderen

Aantal aanwezige begeleiders van de occasionele kinderopvang

1-5

1

6-10

2

11-15

3

16-20

4

21-25

5

26-30

6


§ 2 - De begeleiders van de occasionele kinderopvang kunnen zowel medewerkers met een arbeidsovereenkomst als vrijwillige medewerkers zijn. § 3 - In gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan de Minister aan het initiatief voor occasionele kinderopvang een termijn toekennen waarbinnen het aan de normen vermeld in § 1 moet voldoen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.

Art. 180.§ 1 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang wijst een hoofdverantwoordelijke aan die minstens aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° aan de voorwaarden van artikel 178, § 2, voldoen;2° bewijzen dat men een cursus voor eerste hulp aan baby's, peuters en kinderen heeft voltooid.De EHBO-kennis wordt om de twee jaar opgefrist; 3° minstens beschikken over een bewijs dat ze opgeleid zijn tot kinderverzorger, kinderbegeleider, opvoeder of over een met één van die opleidingen gelijkgesteld diploma. De Minister kan houders van andere kwalificaties toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige beroepservaring of bijzondere opleiding kunnen bewijzen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen zestig dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd. § 2 - De hoofdverantwoordelijke heeft in het bijzonder tot taak : 1° het pedagogisch concept in praktijk te brengen, samen met het team;2° de begeleiders van occasionele kinderopvang te begeleiden en hen instructies te geven;3° voor het dagelijks bestuur te zorgen;4° als officieel aanspreekpunt te fungeren voor de personen belast met de opvoeding of voor overheidsinstanties;5° de toelating als begeleider van occasionele kinderopvang te geven, na te hebben onderzocht of betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 178, § 2, met inachtneming van de procedure vermeld in artikel 171, tweede lid, 6°. De hoofdverantwoordelijke is in principe elke opvangdag bereikbaar en kan ook in de kinderopvang werkzaam zijn. § 3 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang wijst een plaatsvervanger voor de hoofdverantwoordelijke aan die minstens voldoet aan de voorwaarden gesteld in § 1, eerste lid, 1° en 2°.

Indien de hoofdverantwoordelijke afwezig is, neemt diens plaatsvervanger de taken vermeld in § 2, eerste lid, 1° tot 4°, op zich.

Art. 181.Zieke kinderen kunnen opgevangen worden voor zover er geen gevaar bestaat voor de andere opgevangen kinderen.

In twijfelgevallen kan het initiatief voor occasionele kinderopvang een medisch attest verlangen. Afdeling 3. - Opvangconcept

Art. 182.Artikel 24 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang. Afdeling 4. - Huishoudelijk reglement

Art. 183.Artikel 25 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang. Afdeling 5. - Samenwerking met de personen belast met de opvoeding

Art. 184.§ 1 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang sluit voor het begin van de opvang een schriftelijk opvangcontract met de personen belast met de opvoeding.

De opvang begint pas nadat het opvangcontract door alle partijen is ondertekend. § 2 - Onder voorbehoud van de toepassing van § 1 kunnen de personen belast met de opvoeding gebruik maken van het initiatief voor occasionele kinderopvang zonder hun kind vooraf aan te melden.

Art. 185.Het initiatief voor occasionele kinderopvang deelt de sluitingsdagen tijdig mee aan de personen belast met de opvoeding.

Art. 186.Artikel 26 en de artikelen 30 tot 31 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang. Afdeling 6. - Brandveiligheid

Art. 187.Artikel 32 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang. Afdeling 7. - Rapportering

Art. 188.Het initiatief voor occasionele kinderopvang dient jaarlijks, behalve in het eerste jaar van de opvang, uiterlijk op 1 februari een overzichtslijst in met het personeel dat in het vorige kalenderjaar werkelijk beschikbaar was.

Deze overzichtslijst bevat de volgende gegevens over alle personeelsleden afzonderlijk : naam, geboortedatum, diploma resp. kwalificatie, functie, indiensttreding, effectieve dienstanciënniteit, arbeidsregeling.

Art. 189.§ 1 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang dient jaarlijks, behalve in het eerste jaar van de opvang, uiterlijk op 1 april een activiteitenverslag over het vorige kalenderjaar in bij het departement.

Het activiteitenverslag bevat : 1° het aantal openingsdagen en de openingstijden;2° het totaal aantal aanwezigheden;3° het totaal aantal van de gemiddelde aanwezigheden;4° de analyse en de evaluatie van de activiteiten;5° een overzicht van de bezochte voortgezette opleidingen. § 2 - Artikel 34, §§ 2 tot 3, geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.

Art. 190.Artikel 35 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.

Hoofdstuk 4. - Subsidiëring

Art. 191.Onder voorbehoud van de toepassing van een beheerscontract als bedoeld in artikel 13 van het decreet kunnen erkende initiatieven voor occasionele kinderopvang, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk subsidie krijgen.

Art. 192.Om gesubsidieerd te kunnen worden, hanteert het initiatief voor occasionele kinderopvang een kostenbijdrage voor de gebruikers en een sociaal tarief voor gezinnen met een laag inkomen.

Art. 193.Voor de organisatie van het initiatief voor occasionele kinderopvang krijgt de organiserende instantie een jaarlijks forfaitair bedrag van 45 euro per openingsdag op voorwaarde dat een gemiddelde aanwezigheid van minstens vijf kinderen per kalenderjaar bereikt wordt. De gemiddelde aanwezigheid wordt berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar te delen.

Art. 194.Uiterlijk op 1 april van het jaar na het activiteitenjaar vraagt de organiserende instantie de in artikel 193 bedoelde subsidie bij het departement aan.

Art. 195.Met behoud van de toepassing van artikel 191 kent de Minister, op aanvraag van het initiatief voor occasionele kinderopvang, de subsidies vermeld in dit hoofdstuk toe, na voorafgaand onderzoek door het departement. De subsidieaanvragen worden bij het departement ingediend, samen met de eventueel noodzakelijke bewijzen.

Ondertitel 2. - Procedurebepalingen Hoofdstuk 1. - Erkenning

Art. 196.Om een voorlopige erkenning te krijgen, dient de organiserende instantie daartoe een aanvraag in bij het departement.

Bij de aanvraag worden de volgende stukken en gegevens gevoegd : 1° de identiteit van de aanvrager;2° de statuten van de rechtspersoon;3° het bewijs van de behoefte aan opvang;4° de aangevraagde opvangcapaciteit;5° het financieringsconcept;6° de vastlegging van de ouderbijdragen;7° de beschrijving van de infrastructuur;8° de functiebeschrijving van het personeel;9° de identiteit en de kwalificatie van de personen belast met de begeleiding van de kinderen, van de hoofdverantwoordelijke en van diens plaatsvervanger;10° het model van de overeenkomst tussen het initiatief voor occasionele kinderopvang en de begeleiders van occasionele kinderopvang, met vermelding van de verplichtingen vervat in de artikelen 169 en 170;11° de manier waarop kandidaten die een toelating als begeleider van occasionele kinderopvang aanvragen, geschikt worden bevonden;12° het opvangconcept vermeld in artikel 171;13° het huishoudelijk reglement vermeld in artikel 172;14° het bewijs dat de verzekeringen vermeld in artikel 173 afgesloten zijn;15° het model van het opvangcontract tussen het initiatief voor occasionele kinderopvang en de personen belast met de opvoeding;16° een gunstig advies van de bevoegde commandant van de brandweerdienst dat niet ouder is dan twee maanden en dat betrekking heeft op de brandveiligheid van de opvangruimten;17° het gunstige advies van de GAK van de gemeente waar het initiatief voor occasionele kinderopvang zou worden gevestigd, gegeven overeenkomstig artikel 9, § 2.Indien het aanbod zich tot de bevolking van meerdere gemeenten richt, wordt een advies ingediend door elke bevoegde GAK van de betrokken gemeenten.

Art. 197.§ 1 - Tijdens de duur van de voorlopige resp. definitieve erkenning delen de initiatieven voor occasionele kinderopvang elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 196, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 5°, 8°, 13°, 14° en 16°, binnen 30 dagen schriftelijk mee aan het departement. § 2 - Tijdens de duur van de voorlopige resp. definitieve erkenning kan het departement de initiatieven voor occasionele kinderopvang te allen tijde om een actuele stand van de gegevens vermeld in § 1 verzoeken.

Art. 198.Wijzigingen van de gegevens vermeld in artikel 196, tweede lid, 4°, 6°, 7°, 10°, 11°, 12° en 15°, moeten vooraf worden goedgekeurd.

Daartoe dienen de initiatieven voor occasionele kinderopvang een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister.

Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.

Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de wijziging wordt goedgekeurd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd.

Het initiatief voor occasionele kinderopvang kan de wijzigingen pas na ontvangst van een toezegging uitvoeren.

Art. 199.De artikelen 38 tot 41 en de artikelen 44 tot 46 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.

Hoofdstuk 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning

Art. 200.De artikelen 49 tot 54 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.

Hoofdstuk 3. - Beëindiging van de kinderopvang

Art. 201.De artikelen 55 tot 57 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.

Titel 6. - Lokale projecten voor kinderopvang

Art. 202.Met inachtneming van de bepalingen van het decreet kan het tekort aan kinderopvang dat de bestaande opvangvormen niet kunnen wegwerken, ondervangen worden via tijdelijke en lokale projecten.

De taakomschrijving en de financiering van die projecten worden geregeld in een overeenkomst tussen de dienstverrichter en de Regering.

Titel 7. - Slotbepalingen

Art. 203.Het besluit van de Regering van 18 januari 2007 betreffende de kinderopvang, gewijzigd bij het besluit van 24 juni 2010, wordt opgeheven.

Art. 204.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 205 geldt het volgende voor de dienstverrichters en de in de kinderopvang werkzame personen die op grond van het besluit van de Regering van 18 januari 2007 betreffende de kinderopvang erkend zijn : 1° de diensten voor onthaalouders, crèches, locaties voor buitenschoolse opvang en centra voor kinderopvang worden voor de toepassing van dit besluit als erkend beschouwd.De bestaande erkenningen zijn erkenningen voor onbepaalde duur; 2° de onthaalouders worden aangesloten onthaalouders en worden voor de toepassing van dit besluit als onthaalouders met een toelating beschouwd.De bestaande erkenningen worden als toelatingen beschouwd voor de duur die in de erkenningen van de betrokken onthaalouders is vastgelegd.

Art. 205.De dienstverrichters en de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang hebben vanaf de inwerkingtreding van dit besluit 24 maanden de tijd om eventueel de nodige aanpassingen door te voeren en zo aan de voorschriften van dit besluit te voldoen.

In afwijking van het eerste lid hebben de dienstverrichters vanaf de inwerkingtreding van dit besluit vier jaar de tijd om eventueel de nodige aanpassingen door te voeren en zo aan artikel 158 te voldoen.

Art. 206.De bepaling vervat in artikel 123, § 1, 3°, geldt niet voor aangesloten onthaalouders die voor 1 april 2007 erkend werden.

Art. 207.In afwijking van artikel 155 kunnen de in artikel 155 vermelde locaties voor buitenschoolse opvang die reeds op 1 januari 2013 bestaan en die de in artikel 155 vermelde gemiddelde aanwezigheid van zes kinderen per kalenderjaar in 2013 niet bereiken, nog één kalenderjaar voortgezet worden. Indien ze eind 2014 nog altijd niet aan de gemiddelde minimumaanwezigheid per kalenderjaar voldoen, worden ze in de loop van de volgende zes maanden gesloten.

De in artikel 155 vermelde locaties voor buitenschoolse opvang die reeds op 1 januari 2013 bestaan en die de gemiddelde aanwezigheid van zes kinderen per kalenderjaar vanaf 2014 niet bereiken, kunnen nog één kalenderjaar voortgezet worden. Indien ze na dat kalenderjaar nog altijd niet aan de gemiddelde minimumaanwezigheid per kalenderjaar voldoen, worden ze in de loop van de volgende zes maanden gesloten.

De gemiddelde aanwezigheid wordt berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar te delen.

Art. 208.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

In afwijking van het eerste lid hebben de artikelen 117 en 207 uitwerking met ingang van 1 januari 2013.

Art. 209.De minister bevoegd voor Gezinsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 22 mei 2014.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. MOLLERS Bijlage bij het besluit van de Regering betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang Bijlage

Dagbijdrage van de personen belast met de opvoeding en reservatiegeld

Gezamenlijk maandinkomen

Ouderbijdrage en reservatiegeld in EUR

Inkomen in EUR

Hele dagen

Halve dagen

1/3-dag

Reservatie- geld

Van

Tot

Tarief per dag

Korting

Tarief per halve dag

Korting

Tarief per 1/3-dag

Korting

0,00

495,78

1,39

0,97

0,83

0,58

0,56

0,39

75,00

495,79

520,57

2,01

1,41

1,21

0,85

0,80

0,56

75,00

520,58

545,36

2,36

1,65

1,42

0,99

0,94

0,66

75,00

545,37

570,15

2,75

1,93

1,65

1,16

1,10

0,77

75,00

570,16

594,93

3,15

2,21

1,89

1,32

1,26

0,88

75,00

594,94

619,72

3,45

2,42

2,07

1,45

1,38

0,97

75,00

619,73

644,51

3,57

2,50

2,14

1,50

1,43

1,00

75,00

644,52

669,30

3,72

2,60

2,23

1,56

1,49

1,04

75,00

669,31

694,09

3,84

2,69

2,30

1,61

1,54

1,08

75,00

694,10

718,88

3,99

2,79

2,39

1,67

1,60

1,12

75,00

718,89

743,67

4,12

2,88

2,47

1,73

1,65

1,16

75,00

743,68

768,46

4,26

2,98

2,56

1,79

1,70

1,19

75,00

768,47

793,25

4,56

3,19

2,74

1,92

1,82

1,27

75,00

793,26

818,04

4,71

3,30

2,83

1,98

1,88

1,32

75,00

818,05

842,83

4,83

3,38

2,90

2,03

1,93

1,35

75,00

842,84

867,62

4,98

3,49

2,99

2,09

1,99

1,39

75,00

867,63

892,41

5,11

3,58

3,07

2,15

2,04

1,43

75,00

892,42

917,20

5,26

3,68

3,16

2,21

2,10

1,47

75,00

917,21

941,99

5,38

3,77

3,23

2,26

2,15

1,51

75,00

942,00

966,77

5,53

3,87

3,32

2,32

2,21

1,55

75,00

966,78

991,56

5,65

3,96

3,39

2,37

2,26

1,58

75,00

991,57

1.016,35

5,80

4,06

3,48

2,44

2,32

1,62

75,00

1.016,36

1.041,14

5,93

4,15

3,56

2,49

2,37

1,66

75,00

1.041,15

1.065,93

6,07

4,25

3,64

2,55

2,43

1,70

75,00

1.065,94

1.090,72

6,20

4,34

3,72

2,60

2,48

1,74

75,00

1.090,73

1.115,51

6,35

4,45

3,81

2,67

2,54

1,78

75,00

1.115,52

1.140,30

6,47

4,53

3,88

2,72

2,59

1,81

75,00

1.140,31

1.165,09

6,62

4,63

3,97

2,78

2,65

1,86

75,00


Gezamenlijk maandinkomen

Ouderbijdrage en reservatiegeld in EUR

Inkomen in EUR

Hele dagen

Halve dagen

1/3-dag

Reservatie- geld

Van

Tot

Tarief per dag

Korting

Tarief per halve dag

Korting

Tarief per 1/3-dag

Korting

1.165,10

1.189,88

6,74

4,72

4,04

2,83

2,70

1,89

75,00

1.189,89

1.214,67

6,89

4,82

4,13

2,89

2,76

1,93

75,00

1.214,68

1.239,46

7,02

4,91

4,21

2,95

2,81

1,97

75,00

1.239,47

1.264,25

7,16

5,01

4,30

3,01

2,86

2,00

125,00

1.264,26

1.289,04

7,29

5,10

4,37

3,06

2,92

2,04

125,00

1.289,05

1.313,83

7,44

5,21

4,46

3,12

2,98

2,09

125,00

1.313,84

1.338,62

7,56

5,29

4,54

3,18

3,02

2,11

125,00

1.338,63

1.363,40

7,71

5,40

4,63

3,24

3,08

2,16

125,00

1.363,41

1.388,19

7,83

5,48

4,70

3,29

3,13

2,19

125,00

1.388,20

1.412,98

7,98

5,59

4,79

3,35

3,19

2,23

125,00

1.412,99

1.437,77

8,11

5,68

4,87

3,41

3,24

2,27

125,00

1.437,78

1.462,56

8,26

5,78

4,96

3,47

3,30

2,31

125,00

1.462,57

1.487,35

8,38

5,87

5,03

3,52

3,35

2,35

125,00

1.487,36

1.512,14

8,53

5,97

5,12

3,58

3,41

2,39

125,00

1.512,15

1.536,93

8,65

6,06

5,19

3,63

3,46

2,42

125,00

1.536,94

1.561,72

8,80

6,16

5,28

3,70

3,52

2,46

125,00

1.561,73

1.586,51

8,93

6,25

5,36

3,75

3,57

2,50

125,00

1.586,52

1.611,30

9,07

6,35

5,44

3,81

3,63

2,54

125,00

1.611,31

1.636,09

9,20

6,44

5,52

3,86

3,68

2,58

125,00

1.636,10

1.660,88

9,35

6,55

5,61

3,93

3,74

2,62

125,00

1.660,89

1.685,67

9,47

6,63

5,68

3,98

3,79

2,65

125,00

1.685,68

1.710,46

9,62

6,73

5,77

4,04

3,85

2,70

125,00

1.710,47

1.735,24

9,74

6,82

5,84

4,09

3,90

2,73

125,00

1.735,25

1.760,03

9,89

6,92

5,93

4,15

3,96

2,77

125,00

1.760,04

1.784,82

10,02

7,01

6,01

4,21

4,01

2,81

125,00

1.784,83

1.809,61

10,16

7,11

6,10

4,27

4,06

2,84

125,00

1.809,62

1.834,40

10,29

7,20

6,17

4,32

4,12

2,88

125,00

1.834,41

1.859,19

10,44

7,31

6,26

4,38

4,18

2,93

125,00

1.859,20

1.883,98

10,56

7,39

6,34

4,44

4,22

2,95

125,00

1.883,99

1.908,77

10,71

7,50

6,43

4,50

4,28

3,00

125,00

1.908,78

1.933,56

10,83

7,58

6,50

4,55

4,33

3,03

125,00

1.933,57

1.958,35

10,98

7,69

6,59

4,61

4,39

3,07

125,00

1.958,36

1.983,14

11,11

7,78

6,67

4,67

4,44

3,11

125,00

1.983,15

2.007,93

11,26

7,88

6,76

4,73

4,50

3,15

175,00

2.007,94

2.032,72

11,38

7,97

6,83

4,78

4,55

3,19

175,00


Gezamenlijk maandinkomen

Ouderbijdrage en reservatiegeld in EUR

Inkomen in EUR

Hele dagen

Halve dagen

1/3-dag

Reservatie- geld

Van

Tot

Tarief per dag

Korting

Tarief per halve dag

Korting

Tarief per 1/3-dag

Korting

2.032,73

2.057,51

11,53

8,07

6,92

4,84

4,61

3,23

175,00

2.057,52

2.082,30

11,65

8,16

6,99

4,89

4,66

3,26

175,00

2.082,31

2.107,08

11,80

8,26

7,08

4,96

4,72

3,30

175,00

2.107,09

2.131,87

11,92

8,34

7,15

5,01

4,77

3,34

175,00

2.131,88

2.156,66

12,07

8,45

7,24

5,07

4,83

3,38

175,00

2.156,67

2.181,45

12,20

8,54

7,32

5,12

4,88

3,42

175,00

2.181,46

2.206,24

12,35

8,65

7,41

5,19

4,94

3,46

175,00

2.206,25

2.231,03

12,47

8,73

7,48

5,24

4,99

3,49

175,00

2.231,04

2.255,82

12,62

8,83

7,57

5,30

5,05

3,54

175,00

2.255,83

2.280,61

12,74

8,92

7,64

5,35

5,10

3,57

175,00

2.280,62

2.305,40

12,89

9,02

7,73

5,41

5,16

3,61

175,00

2.305,41

2.330,19

13,02

9,11

7,81

5,47

5,21

3,65

175,00

2.330,20

2.354,98

13,16

9,21

7,90

5,53

5,26

3,68

175,00

2.354,99

2.379,77

13,29

9,30

7,97

5,58

5,32

3,72

175,00

2.379,78

2.404,56

13,44

9,41

8,06

5,64

5,38

3,77

175,00

2.404,57

2.429,35

13,56

9,49

8,14

5,70

5,42

3,79

175,00

2.429,36

2.454,14

13,71

9,60

8,23

5,76

5,48

3,84

175,00

2.454,15

2.478,93

13,83

9,68

8,30

5,81

5,53

3,87

175,00

2.478,94

2.503,71

13,98

9,79

8,39

5,87

5,59

3,91

175,00

2.503,72

2.528,50

14,11

9,88

8,47

5,93

5,64

3,95

175,00

2.528,51

2.553,29

14,25

9,98

8,55

5,99

5,70

3,99

175,00

2.553,30

2.578,08

14,38

10,07

8,63

6,04

5,75

4,03

175,00

2.578,09

2.602,87

14,53

10,17

8,72

6,10

5,81

4,07

175,00

2.602,88

2.627,66

14,65

10,26

8,79

6,15

5,86

4,10

175,00

2.627,67

2.652,45

14,80

10,36

8,88

6,22

5,92

4,14

175,00

2.652,46

2.677,24

14,92

10,44

8,95

6,27

5,97

4,18

175,00

2.677,25

2.702,03

15,07

10,55

9,04

6,33

6,03

4,22

175,00

2.702,04

2.726,82

15,20

10,64

9,12

6,38

6,08

4,26

175,00

2.726,83

2.751,61

15,35

10,75

9,21

6,45

6,14

4,30

175,00

2.751,62

2.776,40

15,47

10,83

9,28

6,50

6,19

4,33

225,00

2.776,41

2.801,19

15,62

10,93

9,37

6,56

6,25

4,38

225,00

2.801,20

2.825,98

15,74

11,02

9,44

6,61

6,30

4,41

225,00

2.825,99

2.850,77

15,89

11,12

9,53

6,67

6,36

4,45

225,00

2.850,78

2.875,55

16,01

11,21

9,61

6,73

6,40

4,48

225,00

2.875,56

2.900,34

16,16

11,31

9,70

6,79

6,46

4,52

225,00


Gezamenlijk maandinkomen

Ouderbijdrage en reservatiegeld in EUR

Inkomen in EUR

Hele dagen

Halve dagen

1/3-dag

Reservatie- geld

Van

Tot

Tarief per dag

Korting

Tarief per halve dag

Korting

Tarief per 1/3-dag

Korting

2.900,35

2.925,13

16,29

11,40

9,77

6,84

6,52

4,56

225,00

2.925,14

2.949,92

16,44

11,51

9,86

6,90

6,58

4,61

225,00

2.949,93

2.974,71

16,56

11,59

9,94

6,96

6,62

4,63

225,00

2.974,72

2.999,50

16,68

11,68

10,01

7,01

6,67

4,67

225,00

2.999,51

3.024,29

16,81

11,77

10,09

7,06

6,72

4,70

225,00

3.024,30

3.049,08

16,93

11,85

10,16

7,11

6,77

4,74

225,00

3.049,09

3.073,87

17,06

11,94

10,24

7,17

6,82

4,77

225,00

3.073,88

3.098,66

17,18

12,03

10,31

7,22

6,87

4,81

225,00

3.098,67

3.123,45

17,30

12,11

10,38

7,27

6,92

4,84

225,00

3.123,46

3.148,24

17,43

12,20

10,46

7,32

6,97

4,88

225,00

3.148,25

3.173,03

17,55

12,29

10,53

7,37

7,02

4,91

225,00

3.173,04

3.197,82

17,68

12,38

10,61

7,43

7,07

4,95

225,00

3.197,83

3.222,61

17,80

12,46

10,68

7,48

7,12

4,98

225,00

3.222,62

3.247,40

17,92

12,54

10,75

7,53

7,17

5,02

225,00

3.247,41

3.272,19

18,05

12,64

10,83

7,58

7,22

5,05

225,00

3.272,20

3.296,97

18,17

12,72

10,90

7,63

7,27

5,09

225,00

3.296,98

3.321,76

18,30

12,81

10,98

7,69

7,32

5,12

225,00

3.321,77

3.346,55

18,42

12,89

11,05

7,74

7,37

5,16

225,00

3.346,56

3.371,34

18,54

12,98

11,12

7,78

7,42

5,19

225,00

3.371,35

3.396,13

18,67

13,07

11,20

7,84

7,47

5,23

225,00

3.396,14

3.420,92

18,79

13,15

11,27

7,89

7,52

5,26

225,00

3.420,93

3.445,71

18,92

13,24

11,35

7,95

7,57

5,30

225,00

3.445,72

3.470,50

19,04

13,33

11,42

7,99

7,62

5,33

225,00

3.470,51

3.495,29

19,16

13,41

11,50

8,05

7,66

5,36

225,00

3.495,30

3.520,08

19,29

13,50

11,57

8,10

7,72

5,40

225,00

3.520,09

3.544,87

19,41

13,59

11,65

8,16

7,76

5,43

275,00

3.544,88

3.569,66

19,53

13,67

11,72

8,20

7,81

5,47

275,00

3.569,67

3.594,45

19,66

13,76

11,80

8,26

7,86

5,50

275,00

3.594,46

3.619,24

19,78

13,85

11,87

8,31

7,91

5,54

275,00

3.619,25

3.644,03

19,91

13,94

11,95

8,37

7,96

5,57

275,00

3.644,04

3.668,81

20,03

14,02

12,02

8,41

8,01

5,61

275,00

3.668,82

3.693,60

20,15

14,11

12,09

8,46

8,06

5,64

275,00

3.693,61

3.718,39

20,28

14,20

12,17

8,52

8,11

5,68

275,00

3.718,40

3.743,18

20,40

14,28

12,24

8,57

8,16

5,71

275,00

3.743,19

3.767,97

20,53

14,37

12,32

8,62

8,21

5,75

275,00


Gezamenlijk maandinkomen

Ouderbijdrage en reservatiegeld in EUR

Inkomen in EUR

Hele dagen

Halve dagen

1/3-dag

Reservatie- geld

Van

Tot

Tarief per dag

Korting

Tarief per halve dag

Korting

Tarief per 1/3-dag

Korting

3.767,98

3.792,76

20,65

14,46

12,39

8,67

8,26

5,78

275,00

3.792,77

3.817,55

20,77

14,54

12,46

8,72

8,31

5,82

275,00

3.817,56

3.842,34

20,90

14,63

12,54

8,78

8,36

5,85

275,00

3.842,35

3.867,13

21,02

14,71

12,61

8,83

8,41

5,89

275,00

3.867,14

3.891,92

21,15

14,81

12,69

8,88

8,46

5,92

275,00

3.891,93

3.916,71

21,27

14,89

12,76

8,93

8,51

5,96

275,00

3.916,72

3.941,50

21,39

14,97

12,83

8,98

8,56

5,99

275,00

3.941,51

3.966,29

21,52

15,06

12,91

9,04

8,61

6,03

275,00

3.966,30

3.991,08

21,64

15,15

12,98

9,09

8,66

6,06

275,00

3.991,09

4.015,87

21,77

15,24

13,06

9,14

8,71

6,10

275,00

4.015,88

4.040,66

21,89

15,32

13,13

9,19

8,76

6,13

275,00

4.040,67

4.065,44

22,01

15,41

13,21

9,25

8,80

6,16

275,00

4.065,45

4.090,23

22,14

15,50

13,28

9,30

8,86

6,20

275,00

4.090,24

4.115,02

22,26

15,58

13,36

9,35

8,90

6,23

275,00

4.115,03

4.139,81

22,39

15,67

13,43

9,40

8,96

6,27

275,00

4.139,82

4.164,60

22,51

15,76

13,51

9,46

9,00

6,30

275,00

4.164,61

4.189,39

22,63

15,84

13,58

9,51

9,05

6,34

275,00

4.189,40

4.214,18

22,76

15,93

13,66

9,56

9,10

6,37

275,00

4.214,19

4.238,97

22,88

16,02

13,73

9,61

9,15

6,41

275,00

4.238,98

4.263,76

23,01

16,11

13,81

9,67

9,20

6,44

275,00

4.263,77

4.288,55

23,13

16,19

13,88

9,72

9,25

6,48

275,00

4.288,56

4.313,34

23,25

16,28

13,95

9,77

9,30

6,51

325,00

4.313,35

4.338,13

23,38

16,37

14,03

9,82

9,35

6,55

325,00

4.338,14

4.362,92

23,50

16,45

14,10

9,87

9,40

6,58

325,00

4.362,93

4.387,71

23,63

16,54

14,18

9,93

9,45

6,62

325,00

4.387,72

4.412,50

23,75

16,63

14,25

9,98

9,50

6,65

325,00

4.412,51

4.437,28

23,87

16,71

14,32

10,02

9,55

6,69

325,00

4.437,29

4.462,07

24,00

16,80

14,40

10,08

9,60

6,72

325,00

4.462,08

4.486,86

24,12

16,88

14,47

10,13

9,65

6,76

325,00

4.486,87

4.511,65

24,24

16,97

14,54

10,18

9,70

6,79

325,00

4.511,66

4.536,44

24,37

17,06

14,62

10,23

9,75

6,83

325,00

4.536,45

4.561,23

24,49

17,14

14,69

10,28

9,80

6,86

325,00

4.561,24

4.586,02

24,62

17,23

14,77

10,34

9,85

6,90

325,00

4.586,03

4.610,81

24,74

17,32

14,84

10,39

9,90

6,93

325,00

4.610,82

4.635,60

24,86

17,40

14,92

10,44

9,94

6,96

325,00


Gezamenlijk maandinkomen

Ouderbijdrage en reservatiegeld in EUR

Inkomen in EUR

Hele dagen

Halve dagen

1/3-dag

Reservatie- geld

Van

Tot

Tarief per dag

Korting

Tarief per halve dag

Korting

Tarief per 1/3-dag

Korting

4.635,61

4.660,39

24,99

17,49

14,99

10,49

10,00

7,00

325,00

4.660,40

4.685,18

25,11

17,58

15,07

10,55

10,04

7,03

325,00

4.685,19

4.709,97

25,24

17,67

15,14

10,60

10,10

7,07

325,00

4.709,98

4.734,76

25,36

17,75

15,22

10,65

10,14

7,10

325,00

4.734,77

4.759,55

25,48

17,84

15,29

10,70

10,19

7,13

325,00

4.759,56

4.784,34

25,61

17,93

15,37

10,76

10,24

7,17

325,00

4.784,35

4.809,13

25,73

18,01

15,44

10,81

10,29

7,20

325,00

4.809,14

4.833,91

25,86

18,10

15,52

10,86

10,34

7,24

325,00

4.833,92

4.858,70

25,98

18,19

15,59

10,91

10,39

7,27

325,00

4.858,71

4.883,49

26,10

18,27

15,66

10,96

10,44

7,31

325,00

4.883,50

4.908,28

26,23

18,36

15,74

11,02

10,49

7,34

325,00

4.908,29

4.933,07

26,35

18,45

15,81

11,07

10,54

7,38

325,00

4.933,08

4.957,86

26,48

18,54

15,89

11,12

10,59

7,41

325,00

4.957,87

4.982,65

26,60

18,62

15,96

11,17

10,64

7,45

325,00

4.982,66

5.007,44

26,72

18,70

16,03

11,22

10,69

7,48

325,00

5.007,45

5.032,23

26,85

18,80

16,11

11,28

10,74

7,52

325,00

5.032,24

5.057,02

26,97

18,88

16,18

11,33

10,79

7,55

325,00

5.057,03

...

27,10

18,97

16,26

11,38

10,84

7,59

375,00


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang.

Eupen, 22 mei 2014.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. MOLLERS

^