Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 23 oktober 2003
gepubliceerd op 25 juni 2004

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende de erkenning van de ondernemingen die gemachtigd zijn de Dienstencheques te gebruiken

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2004033023
pub.
25/06/2004
prom.
23/10/2003
ELI
eli/besluit/2003/10/23/2004033023/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 OKTOBER 2003. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende de erkenning van de ondernemingen die gemachtigd zijn de Dienstencheques te gebruiken


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van het Waalse Gewest van 6 mei 1999 betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake tewerkstelling en opgravingen;

Gelet op het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 10 mei 1999 betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake tewerkstelling en opgravingen;

Gelet op het decreet van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstandsverlening), gewijzigd bij de programmadecreten van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap van 29 juni 1998 en 23 oktober 2000;

Gelet op het decreet van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap van 17 januari 2000 tot oprichting van een Dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij het decreet van 23 oktober 2000;

Gelet op het decreet van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap van 26 juni 2000 houdende oprichting van een Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap;

Gelet op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;

Gelet op het decreet van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap van 3 februari 2003 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 7 december 2001 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 20 december 2002 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de erkenning van ondernemingen die gemachtigd zijn de dienstencheques te gebruiken;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 februari 2003;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 20 oktober 2003;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap, gegeven op 17 december 2002;

Gelet op het advies nr. 35.683/2/V van de Raad van State, gegeven op 28 juli 2003 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen Begripsbepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° dienstencheque : het betaalmiddel zoals bepaald in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;2° onderneming : iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteit of doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten;3° erkende onderneming : de onderneming die erkend is overeenkomstig voorliggend besluit;4° gebruiker : de natuurlijke persoon die gebruik maakt van de dienstencheques;5° Ministerie : de Afdeling « Vorming, Werkgelegenheid en Europese programma's » van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;6° Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;7° erkenningscommissie : de erkenningscommissie waarin hoofdstuk III van dit besluit voorziet;8° Sociaal-Economische Raad : de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap;9° Dienst voor arbeidsbemiddeling : de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap;10° Dienst : de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap. Toepassingsgebied

Art. 2.Voorliggend besluit is van toepassing op ondernemingen die door dienstencheques gefinancierde buurtwerken of -diensten, zoals bepaald in artikel 3, § 2, van dit besluit, binnen het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap wensen uit te voeren. HOOFDSTUK II. - Erkenning Basisbeginselen

Art. 3.§ 1 - Een onderneming is gemachtigd dienstencheques voor de levering van de in § 2 bedoelde buurtwerken of -diensten te gebruiken nadat zij door de Regering erkend is. § 2 - De erkenning kan slechts toegekend worden voor volgende buurtwerken of -diensten : a) hulp aan huis in de vorm van huishoudelijke activiteiten, die kunnen bestaan uit : - het schoonmaken van de woning; - het wassen en strijken van het huishoulinnen; - kleine occasionele naaiwerken; - het doen van de boodschappen; - het bereiden van maaltijden; b) kinderoppas aan huis, afzonderlijk georganiseerd per gezin;c) de begeleiding van bejaarden, zieken of gehandicapten bij hun huishoudelijke taken, bij hun verplaatsingen of bij hun vrijetijdsbestedingen. § 3 - De erkenning wordt afzonderlijk voor iedere van deze sectoren verleend. § 4 - De erkenning is slechts geldig voor de buurtwerken of -diensten die uitgevoerd worden binnen het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap.

Voorafgaandelijke voorwaarden

Art. 4.§ 1 - Om erkend te worden, moet de onderneming aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de door deze wetgeving betrokken onderneming mag : a) niet in staat van faillissement verkeren, noch in bewezen staat van insolvabiliteit, noch het voorwerp uitmaken van een procedure van faillissementsverklaring en evenmin een gerechtelijk akkoord gevraagd of gekregen hebben;b) onder de bestuurders, de zaakvoerders, de lasthebbers of andere personen die gemachtigd zijn de onderneming te verbinden geen personen tellen die : - het verbod hebben gekregen om dit type functies uit te oefenen, krachtens de wetgeving betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en houdende toekenning aan de rechtbanken van koophandel van de bevoegdheid om dergelijk verbod uit te spreken; - gedurende de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag, aansprakelijk gesteld zijn voor de verbintenissen of de schulden van een gefailleerde vennootschap met toepassing van de artikelen 229, 5°, 265, 315, 456, 4°, en 530 van het Wetboek van vennootschappen; - ontzet zijn uit hun burgerlijke en politieke rechten; 2° de onderneming moet de verplichtingen nakomen waarin de sociale en fiscale wetgeving voorzien, en met name geen achterstallige belastingen verschuldigd zijn, noch achterstallige bijdragen te innen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of door of voor rekening van fondsen voor bestaanszekerheid.De bedragen waarvoor een aflossingsplan werd opgesteld dat naar behoren wordt nageleefd, worden niet als achterstallen beschouwd; 3° de onderneming moet de door dienstencheques gefinancierde werken of diensten laten uitvoeren door werknemers die een contract van onbepaalde duur hebben in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Om bijzonder gegronde redenen kunnen de werknemers ook een tijdelijk contract hebben in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of een interim-contract in de zin van de wet van 24 juli 1987 op de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. Gaat het om een interim-contract, dan komt deze uitzondering slechts in aanmerking, als de gebruiker van de uitzendarbeid in de zin van artikel 7 van de wet van 24 juli 1987 op de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers de erkende onderneming is; 4° de onderneming moet de werken of diensten die gefinancierd worden door dienstencheques laten uitvoeren door werknemers die tenminste halftijds tewerkgesteld worden;5° de onderneming moet de werken of diensten die gefinancierd worden door dienstencheques laten uitvoeren door werknemers die daartoe zijn aangeworven en die op het ogenblik van de aanstelling als niet-tewerkgestelde werkzoekenden zijn ingeschreven bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling;6° de onderneming mag de werken of diensten die gefinancierd worden door dienstencheques niet in onderaanneming uitbesteden aan een andere onderneming of aan om het even welke andere instelling;7° de onderneming mag ten opzichte van de klanten en de werknemers geen onderscheid maken op grond van de seksuele geaardheid, de godsdienst of de levensbeschouwing, een handicap, de leeftijd, de seksuele oriëntatie, het ras of de etnische herkomst;8° de onderneming mag slechts een dienstencheque per gepresteerd arbeidsuur aan de gebruiker verrekenen. § 2 - De onderneming die werken of diensten laat uitvoeren in de sector van de hulp aan huis in de vorm van huishoudelijke activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3, § 2, a), van dit besluit, is bovendien gehouden : 1° aan de klant een kwaliteitsdienstverlening aan te bieden, die het respect voor de menswaardigheid, de welwillendheid, de persoonlijke levenssfeer, de ideologische, filosofische of godsdienstige overtuigingen, het klachtenrecht, de informatie aan en de inspraak van de gebruiker waarborgt, en die rekening houdt met de sociale context van de klant;2° een doeltreffende en efficiënte werking te garanderen en hierbij de grootst mogelijke beroepsbekwaamheid en integriteit aan te bieden en te allen tijde de hoogst mogelijke ethische normen in acht te nemen bij de uitvoering van de opdrachten;3° aan de klant een duidelijk en objectief beeld te geven van haar diensten en werkingsmodaliteiten, van haar doelstellingen, methodes en financiële akkoorden;4° een goede arbeidsomgeving te creëren met billijke arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, arbeids inhoud en arbeidsverhoudingen, in overeenstemming met de in die sector toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst;5° geen werken te laten uitvoeren in een omgeving die onaanvaardbare risico's en gevaren inhoudt voor de werknemers of waar de werknemers het slachtoffer dreigen te worden van misbruik of van enige discriminerende behandeling. § 3 - De onderneming die werken of diensten laat presteren in de sector van de kinderopvang, zoals bedoeld in artikel 3, § 2, b), moet voorafgaandelijk erkend zijn door één van de terzake bevoegde overheden overeenkomstig de wetgevingen of reglementeringen die van toepassing zijn op die sector. § 4 - De onderneming die werken of diensten laat presteren in de sector van de begeleiding van bejaarden, zieken of gehandicapten, zoals bedoeld in artikel 3, § 2, c), moet voorafgaandelijk erkend zijn door één van de terzake bevoegde overheden, overeenkomstig de wetgevingen of reglementeringen die van toepassing zijn op die sector.

Aanvraag

Art. 5.De onderneming die een erkenning wenst te krijgen zendt het Ministerie een aanvraag per aangetekende brief toe op het formulier dat op verzoek bij het Ministerie verkrijgbaar is.

Bij die aanvraag moeten, naargelang de aard van de onderneming, volgende gegevens gevoegd worden : 1° een afschrift van de vier laatste aangiften bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of een attest van het sociaal secretariaat waarbij het gemiddelde aantal werknemers vastgesteld wordt die tijdens de vier aan de aanvraag voorafgaande kwartalen te werk zijn gesteld, uitgedrukt in voltijds equivalenten;2° de statuten en de wijzigingen ervan;3° een verklaring op erewoord dat de onderneming aan de verplichtingen voldoet die bepaald zijn in artikel 4, § 1, 1° en 2°, van voorliggend besluit; 4° de begrotingsontwerpen m.b.t. de bedrijvigheden in het kader van de dienstencheques voor ten minste twee begrotingsjaren; 5° het bewijs dat de onderneming die werken of diensten uitvoert in de sector van de kinderopvang, zoals bedoeld in artikel 3, § 2, b), van voorliggend besluit, en/of in de sector van de begeleiding van bejaarden, zieken of gehandicapten, zoals bedoeld in artikel 3, § 2, c), van voorliggend besluit, in bezit is van de vereiste erkenning (-en) bedoeld in artikel 4, § 3 en/of § 4. § 2 - Het Ministerie bevestigt de ontvangst van de aanvraag. Zo nodig verzoekt het Ministerie de aanvrager om de ontbrekende gegevens achteraf te zenden.

Slechts volledige aanvragen worden door het Ministerie aan de erkenningscommissie overgezonden.

Advies

Art. 6.§ 1 - Binnen de maand na ontvangst van de aanvraag of van de het laatst gezonden gegevens, zendt het Ministerie de aanvraag over aan de erkenningscommissie om een advies in te winnen. § 2 - Binnen drie maanden na ontvangst van de door het Ministerie overgemaakte aanvraag brengt de erkenningscommissie een advies uit. § 3 - Het Ministerie deelt de Regering het advies van de erkenningscommissie mede.

Beslissing

Art. 7.§ 1 - Na ontvangst van het advies van de erkenningscommissie beslist de Regering over de erkenning van de onderneming. De beslissing van de Regering kan van het advies van de erkenningscommissie afwijken.

Brengt de erkenningscommissie geen advies uit na afloop van de in artikel 6, § 2, van voorliggend besluit bepaalde termijn, dan kan de Regering over de erkenning beslissen zonder het advies van de erkenningscommissie. § 2 - Per aangetekende brief brengt het Ministerie de beslissing van de Regering over de erkenning ter kennis van de onderneming en betekent deze eveneens aan de erkenningscommissie.

Aantal van de in voltijds equivalenten uitgedrukte arbeidsplaatsen

Art. 8.De Regering mag in de erkenning het maximaal aantal van de in voltijds equivalenten uitgedrukte arbeidsplaatsen bepalen die de onderneming tot de realisatie van het in de aanvraag voorgestelde ontwerp mag bezetten en de termijn waarin de onderneming deze arbeidsplaatsen moet hebben bezet. Met afloop van die termijn vervallen de nog vacante betrekkingen.

Duur van de erkenning

Art. 9.De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend.

Overeenkomstig hoofdstuk IV van voorliggend besluit kan de Regering de erkenning schorsen of intrekken.

Verzoek om wijziging of opheffing ingediend door een erkende onderneming

Art. 10.§ 1 - De erkende onderneming kan een verzoek om wijziging of opheffing van de erkenning bij het Ministerie indienen. § 2 - Het verzoek om wijziging is onderworpen aan de artikelen 5, § 2, 6 en 7 van voorliggend besluit. § 3 - Het Ministerie bevestigt aan de onderneming de wijziging of de opheffing van haar erkenning en betekent eveneens de informatie aan de erkenningscommissie.

Fusie, overname of wijziging van de rechtsvorm

Art. 11.Wanneer een erkende onderneming met een andere fuseert, overgenomen wordt of haar rechtsvorm wijzigt, moet zij de Regering er binnen de maand van informeren bij aangetekende brief.

Binnen de vier maanden na ontvangst van de brief bedoeld in het voorafgaande lid beslist de Regering, na ontvangst van het advies van de erkenningscommissie, of de erkende onderneming al dan niet een nieuwe erkenningsaanvraag moet indienen.

Bij gebreke van een regeringsbeslissing binnen deze termijn hoeft de erkende onderneming geen nieuwe aanvraag in te dienen.

De erkende onderneming mag haar bedrijvigheden in het kader van de dienstencheques voortzetten tot afloop van de termijn bepaald in lid 2. HOOFDSTUK III. - Erkenningscommissie Samenstelling en zittingen

Art. 12.§ 1 - De erkenningscommissie bestaat uit : 1° één vertegenwoordiger van de Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid en Gehandicaptenbeleid;2° één vertegenwoordiger van de Minister bevoegd inzake Gezin en Sociale Aangelegenheden;3° één vertegenwoordiger van de Afdeling « Vorming, Werkgelegenheid en Europese programma's » van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;4° één vertegenwoordiger van de Afdeling « Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheiden » van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;5° één vertegenwoordiger van de Dienst;6° één vertegenwoordiger van de Dienst voor arbeidsbemiddeling;7° twee leden van de Sociaal-Economische Raad die de representatieve werkgeversorganisaties vertegenwoordigen;8° twee leden van de Sociaal-Economische Raad die de representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen. De vertegenwoordiger van de Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid neemt het voorzitterschap van de erkenningscommissie waar.

Een medewerker of een medewerkster van het Ministerie zorgt voor het secretariaat van de erkenningscommissie. § 2 - De erkenningscommissie komt ten laatste drie maanden na goedkeuring van voorliggend besluit voor de eerste maal bijeen.

De bijeenroepingen voor de zittingen worden door de voorzitter van de erkenningscommissie ondertekend en door het secretariaat gezonden.

Uitbrengen van een advies

Art. 13.§ 1 - Alle in artikel 12, § 1, lid 1, 1° tot 8°, bedoelde leden van de erkenningscommissie zijn stemgerechtigd. § 2 - De erkenningscommissie mag slechts rechtsgeldig beraadslagen als meer dan de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn. § 3 - De beslissingen van de erkenningscommissie worden bij volstrekte meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde leden genomen.

Bij staking van stemmen is het recht om te beslissen aan de voorzitter opgedragen. § 4 - Om haar opdrachten te vervullen heeft de erkenningscommissie het recht, deskundigen of de betrokken onderneming aan te horen.

Om bijzonder gegronde redenen kan de betrokken onderneming verzoeken, door de erkenningscommissie aangehoord te worden. Te dien einde zendt de onderneming een met redenen omklede aanvraag aan het Ministerie. HOOFDSTUK IV. - Schorsing en intrekking van de erkenning Basisbeginselen

Art. 14.§ 1 - Op eigen initiatief of op de voordracht van de erkenningscommissie kan de Regering in volgende gevallen een erkenning gedeeltelijk of geheel schorsen of intrekken : 1° wanneer de erkende onderneming de bepalingen van voorliggend besluit schendt;of 2° wanneer de erkende onderneming het overeenkomstig artikel 8 van voorliggend besluit in de erkenning bepaalde aantal van de in voltijds equivalenten uitgedrukte arbeidsplaatsen overschrijdt;of 3° wanneer de erkende onderneming door dienstencheques gefinancierde buurtwerken of -diensten, zoals bepaald in artikel 3, § 2, van voorliggend besluit, laat uitvoeren in sectoren waarvoor zij niet erkend is;of 4° wanneer de erkende onderneming een maand na afloop van de overeenkomstig artikel 8 van voorliggend besluit in de erkenning bepaalde aanstellingstermijn het bewijs niet geleverd heeft dat zij tenminste een werknemer aangesteld heeft die door dienstencheques gefinancierde buurtwerken of -diensten uitvoert. Schorsing of intrekking voor afzonderlijke sectoren

Art. 15.Wanneer de erkenning voor meer als één van de in artikel 3, § 2, van voorliggend besluit bepaalde sectoren afgegeven is, kan de Regering de schorsing of de intrekking tot afzonderlijke sectoren beperken.

Beslissing

Art. 16.§ 1 - De Regering beslist over de schorsing of de intrekking van de erkenning na ontvangst van een advies van de erkenningscommissie. Om een beslissing over de schorsing of de intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 14, 4°, van voorliggend besluit te nemen, kan de Regering van een advies van de erkenningscommissie afzien. § 2 - In geval van een geschorste erkenning en wanneer de onderneming na een termijn van 6 maanden de in artikel 14, § 1, van voorliggend besluit bepaalde overtredingen altijd nog niet verholpen heeft, wordt de erkenning gedeeltelijk of geheel door de Regering ingetrokken.

Wanneer de Regering over de intrekking tengevolge van een schorsing beslist, kan zij van een advies van de erkenningscommissie afzien. § 3 - Bij aangetekende brief stelt het Minister de onderneming in kennis van de beslissing genomen door de Regering qua schorsing of intrekking van de erkenning en deelt deze eveneens aan de erkenningscommissie mede. HOOFDSTUK V. - Jaarlijks activiteitenverslag en bijkomende informaties Jaarlijks activiteitenverslag

Art. 17.§ 1 - Op 1 maart van elk jaar betekent de erkende onderneming een jaarlijks verslag over haar activiteiten van het afgelopen jaar. § 2 - Naargelang de aard van de onderneming bevat het jaarlijks activiteitenverslag tenminste volgende gegevens : 1° de balans en de exploitatierekeningen;2° gedetailleerde balansen en exploitatierekeningen voor de activiteiten uitgeoefend in het kader van de dienstencheques;3° een activiteitenoverzicht van de onderneming;4° het aantal van de in voltijds equivalenten uitgedrukte arbeidsplaatsen, opgericht in het kader van de dienstencheques;5° de kwalificatie, de voortgezette opleiding en het statuut van de werknemers tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques;6° de evolutie van de arbeidsmogelijkheden binnen de onderneming;7° een gedetailleerd overzicht over de op een andere wijze verkregen subsidies, aanwervingspremies en financiële verlichtingen met betrekking tot de activiteiten uitgeoefend in het kader van de dienstencheques. Bijkomende informaties

Art. 18.De erkende onderneming brengt elke indienstneming of afdanking van werknemers die door dienstencheques gefinancierde werken of diensten uitvoeren ter kennis van het Ministerie. Te dien einde deelt de erkende onderneming de arbeidsovereenkomst of de opzeggingsbrief aan het Ministerie mede binnen de maand na de indienstneming of afdanking. HOOFDSTUK VI. - Controle Inspectie

Art. 19.De door de Regering aangewezen sociale inspecteurs controleren de inachtneming van dit besluit overeenkomstig het decreet van het Waalse Gewest van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid, gewijzigd bij het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 17 januari 2000. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen Inwerkingtreding

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 november 2003.

Uitvoering

Art. 21.De Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 23 oktober 2003.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN

^