Etaamb.openjustice.be
Decreet van 28 september 2018
gepubliceerd op 30 november 2018

Besluit van de Regering tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2018205606
pub.
30/11/2018
prom.
28/09/2018
ELI
eli/besluit/2018/09/28/2018205606/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP


28 SEPTEMBER 2018. - Besluit van de Regering tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, artikel 7;

Gelet op de programmawet van 24 december 2002 (I), artikel 339, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 mei 2018;

Gelet op het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid, artikel 3, tweede lid, artikel 4, derde lid, artikel 5, tweede lid, artikel 6, tweede lid, artikel 7, tweede lid, artikel 8, derde lid, artikel 9, artikel 11, § 4, artikel 13, § 1 en § 4, artikel 14, § 3, artikel 16, tweede lid, artikel 17, tweede lid, artikel 18, tweede lid, artikel 20, tweede lid, artikel 21, § 4, artikel 22, artikel 23, tweede lid, artikel 25, artikel 26, § 4, artikel 33, artikel 34, § 3, artikel 35, eerste en derde lid, artikel 36, tweede lid, artikel 43, artikel 53 en artikel 59, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I) betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen;

Gelet op het besluit van de Regering van 19 oktober 2017 tot vastlegging van de basisdotatie en de bijkomende dotaties ter uitvoering van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 december 2001 houdende toekenning van toelagen aan plaatselijke besturen die geco's tewerkstellen;

Gelet op het protocol nr. S5/2018 van 8 mei 2018 van het sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap;

Gelet op de aanvraag om overleg, ingediend bij de federale minister van Werk op 26 april 2018, met toepassing van artikel 6, § 3bis, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; overwegende dat geen advies is gegeven binnen 30 dagen;

Gelet op het advies van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, gegeven op 24 mei 2018;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 11 juni 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 12 juni 2018;

Gelet op advies 63.843/2/V van de Raad van State, gegeven op 13 augustus 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het advies van de Sociaal-Economische Raad, gegeven op 22 mei 2018;

Gelet op het advies van de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, gegeven op 30 mei 2018;

Op de voordracht van de Minister van Werkgelegenheid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Artikel 1 - Begripsbepaling Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid;2° Minister : de minister van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd voor Werkgelegenheid;3° Ministerie : het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Werkgelegenheid. Voor de toepassing van de hoofdstukken 1 tot 4 en voor de toepassing van artikel 59 is de indiensttreding de dag waarop : 1° de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde werkelijk in dienst genomen wordt;2° een schriftelijke arbeidsovereenkomst is gesloten;3° de aangifte van indiensttreding is ingediend overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. Art. 2 - Personen die gelijkgesteld worden met niet-werkende werkzoekenden De werkloze voormalige grensarbeiders in de zin van de verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels worden gelijkgesteld met een niet-werkende werkzoekende in de zin van artikel 3, 3°, van het decreet, op voorwaarde dat ze : 1° bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling ingeschreven zijn;2° niet leerplichtig zijn;3° de wettelijke pensioenleeftijd niet bereikt hebben. Art. 3 - Periodes die gelijkgesteld worden met de 'duur van de inschrijving bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling' De volgende periodes worden gelijkgesteld met de 'duur van de inschrijving bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling' vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet : 1° de periode waarin de werkzoekende bij de bevoegde overheid van een andere deelstaat als werkzoekende is ingeschreven en gedurende welke hij niet-werkend is;2° de periode binnen een 'periode van inschrijving bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling' waarin de werkzoekende aangeworven is in het kader van een arbeidsovereenkomst, zich in een statutaire rechtspositieregeling bevindt of een hoofdactiviteit als zelfstandige uitoefent, voor zover de totale duur van die periode niet meer dan dertig dagen bedraagt;3° de periode waarin met toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering of de moederschapsverzekering een uitkering wordt betaald die binnen de periode van de inschrijving bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling ligt;4° de periode waarin het leefloon wordt betaald met toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;5° de periode waarin de 'financiële maatschappelijke hulp' wordt betaald aan personen die wegens hun nationaliteit geen recht hebben op het leefloon en die ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister;6° de periode van hechtenis of gevangenisstraf die binnen de periode van de inschrijving bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling ligt;7° de periode van de tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;8° de periode gedurende welke de werkzoekende een PWA-arbeidsovereenkomst overeenkomstig de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst uitvoert;9° de periode van een van de beroepsopleidingen die door de Dienst voor arbeidsbemiddeling of door de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven georganiseerd of erkend zijn en waarvan de lijst door de Minister wordt vastgelegd;10° een periode van hoogstens 12 maanden voor niet-werkende werkzoekenden die niet als werkzoekende ingeschreven waren, omdat ze hun loopbaan vrijwillig onderbroken hebben om voor de opvoeding van hun kinderen te zorgen of om voor een afhankelijk en niet-zelfredzaam familielid te zorgen, en die zich herinschakelen op de arbeidsmarkt;11° de periode van tewerkstelling in het kader van de sociale inschakelingseconomie gedurende welke de werkzoekende recht heeft op de doelgroepvermindering vermeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen;12° de periode gedurende welke de niet-werkende werkzoekende vrijgesteld is van de 'verplichting beschikbaar te zijn' vermeld in de artikelen 89 en 90 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering. De Minister kan de in het eerste lid, 9°, vermelde gelijkgestelde periode voor alle of voor bepaalde beroepsopleidingen beperken.

Art. 4 - Geldigheidsduur van het attest Het attest is vier maanden geldig.

In het attest wordt één van de volgende geldigheidsdatums vermeld : 1° de datum waarop het attest door de Dienst voor arbeidsbemiddeling werd afgegeven, voor zover de niet-werkende werkzoekende nog niet in dienst werd genomen, of;2° de datum van indiensttreding of van het begin van een maatregel vermeld in de artikelen 9, 12 of 13 van het decreet. Het attest wordt uiterlijk op de 20e dag, te rekenen vanaf de datum vermeld in het tweede lid, 2°, bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling aangevraagd.

De Minister legt het model van het attest vast op voorstel van de Dienst voor arbeidsbemiddeling.

Indien een nieuw attest wordt aangevraagd binnen de geldigheidsperiode van het vorige attest, dan wordt een duplicaat afgegeven dat dezelfde geldigheidsduur heeft als het vorige attest.

De Dienst voor arbeidsbemiddeling kan van rechtswege een attest afgeven aan een niet-werkende werkzoekende, als die Dienst over alle nodige inlichtingen beschikt om duidelijk vast te stellen dat de niet-werkende werkzoekende AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde is.

De Dienst voor arbeidsbemiddeling kan een kopie van het attest overzenden aan derden, voor zover die een rechtmatig belang hebben.

Art. 5 - Tewerkstellingsmaatregelen De tewerkstellingsmaatregelen vermeld in artikel 16 van het decreet zijn : 1° de maatregel bepaald in artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;2° de maatregel bepaald in het besluit van de Regering van 26 april 1994 tot bevordering van de tewerkstelling van mindervaliden op de vrije arbeidsmarkt;3° de tewerkstellingsmaatregel in het kader van de sociale inschakelingseconomie gedurende welke de werkzoekende recht had op de doelgroepvermindering vermeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, met uitzondering van de werknemers die binnen het toepassingsgebied vallen van artikel 14, § 1, 3°, § 2, 3°, en § 3, 3°, van hetzelfde besluit;4° de maatregelen bepaald in de artikelen 55, 57, 58 en 61 van het decreet;5° de AktiF- of AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid waarin in het kader van het decreet wordt voorzien. Art. 6 - Nieuwe aanwervingen § 1 - Onder 'nieuwe aanwerving' in de zin van de artikelen 21 en 26 van het decreet wordt verstaan : de indiensttreding van een AktiF-gerechtigde of een AktiF PLUS-gerechtigde, voor zover hij binnen een jaar niet bij dezelfde werkgever of bij een met hem verbonden instelling tewerkgesteld was, met uitzondering van werknemers die bij dezelfde werkgever of een met hem verbonden instelling tewerkgesteld waren in het kader van een tewerkingstellingsmaatregel vermeld in artikel 5. § 2 - Indien een werknemer in het kader van het decreet bij een werkgever tewerkgesteld wordt en na een tussentijdse onderbrekingsperiode binnen het jaar opnieuw bij dezelfde wetgever tewerkgesteld wordt, worden die onderbrekingsperioden - voor de berekening van de perioden en de subsidies vermeld in de artikelen 11, 21 en 26 van het decreet - gelijkgesteld met tewerkingstellingsperioden.

Indien de in artikel 11, § 1, van het decreet vastgelegde duur van toekenning van de AktiF- of AktiF PLUS-subsidies verstreken is, is artikel 5, 5°, niet van toepassing.

In het geval bedoeld in het eerste lid is een overstap tussen de toepassingsgebieden van de hoofdstukken 3 en 4 van het decreet overeenkomstig artikel 30 van het decreet niet mogelijk. § 3 - Voor de toepassing van hoofdstuk 4, afdeling 2, van het decreet is geen nieuw attest nodig, indien de onderbrekingsperiode vermeld in § 2 minder dan twee maanden bedraagt.

Art. 7 - Onverenigbaarheden AktiF-subsidies of AktiF PLUS-subsidies kunnen niet gecumuleerd worden met subsidies die betaald worden met toepassing van het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 betreffende de gesubsidieerde contractuelen (Geco's) aangesteld voor de exploitatie van containerparken.

AktiF-subsidies of AktiF PLUS-subsidies kunnen niet gecumuleerd worden met de tegemoetkoming bepaald in de artikelen 12bis tot 12septies van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector.

HOOFDSTUK 2. - Subsidiëringsvoorwaarden Afdeling 1 - AktiF-gerechtigden Art. 8 - Onvrijwillig verloren betrekking Onder 'onvrijwillig verloren betrekking' in de zin van artikel 5 van het decreet wordt verstaan : 1° het verliezen van de betrekking op grond van ontslag door de laatste werkgever;2° de niet-verlenging van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur;3° het verliezen van de betrekking om officieel vastgestelde gezondheidsredenen en/of psychologische redenen;4° de stopzetting van zelfstandige activiteiten na een faillissement. Als het om een oudere werkzoekende in de zin van artikel 5 van het decreet gaat, moet bij de aanvraag een verklaring op erewoord worden gevoegd die bevestigt dat hij zijn laatste betrekking onvrijwillig verloren heeft.

In afwijking van het tweede lid hoeft de oudere werknemer die de dag vóór de afgifte van het attest of de dag vóór zijn indiensttreding met toepassing van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering uitkeringsgerechtigde werkloze was of officieel vastgestelde gezondheidsredenen en/of psychologische redenen aantoont, geen verklaring op erewoord bij te voegen.

De redenen vermeld in het eerste lid worden op verzoek van de Dienst voor arbeidsbemiddeling of van het Ministerie bewezen aan de hand van de nodige bewijsstukken.

Art. 9 - Aanvullende voorwaarden voor het behoud van de AktiF-subsidie voor slachtoffers van herstructureringen Om in aanmerking te komen voor een AktiF-subsidie overeenkomstig artikel 7 van het decreet : 1° is de niet-werkende werkzoekende houder van de 'verminderingskaart herstructureringen' vermeld in artikel 15/1 van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;2° is de niet-werkende werkzoekende hoogstens houder van een opleidingstitel vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet. Afdeling 2 - AktiF PLUS-gerechtigden Art. 10 - Verminderde arbeidsgeschiktheid Als 'verminderd arbeidsgeschikt' in de zin van artikel 8, tweede lid, 1°, van het decreet wordt de niet-werkende werkzoekende beschouwd die : 1° voldoet aan de medische voorwaarden om aanspraak te maken op een inkomensvervangende tegemoetkoming of op een integratietegemoetkoming in het kader van de wetgeving betreffende tegemoetkomingen aan gehandicapten;2° als doelgroepwerknemer bij een beschutte werkplaats of een sociale werkplaats tewerkgesteld was;3° op basis van een lichamelijke of verstandelijke beperking van minder dan 66 % aanspraak kan maken op hogere gezinsbijslagen;4° een attest van de directie-generaal Personen met een handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid heeft voor de toekenning van sociale en fiscale voordelen;5° een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 33 % heeft die overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 141 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering werd vastgesteld door een arts die erkend is door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;6° door de Dienst voor arbeidsbemiddeling ingedeeld is bij de personen die het verst van de arbeidsmarkt af staan op grond van een combinatie van psycho-medisch-sociale factoren die zijn gezondheid en/of maatschappelijke integratie en zo ook zijn integratie op de arbeidsmarkt dermate belemmeren dat hij binnen de volgende 12 maanden niet meer in staat is aan het reguliere economische circuit deel te nemen of in het kader van begeleid en aangepast werk te werken;7° een blijvende arbeidsongeschiktheid heeft die wordt vastgesteld door een arts die erkend is door de Dienst voor arbeidsbemiddeling en die overeenstemt met het percentage vermeld in 5°.8° een ondersteuningsplan overlegt dat is opgesteld door de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven in het kader van de taken vermeld in artikel 11, § 1, 2° en 3°, van het decreet van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven. Art. 11 - Niveautest voor het bepalen van het taalniveau Voor de toepassing van artikel 8, tweede lid, 4°, van het decreet zorgt de Dienst voor arbeidsbemiddeling voor een niveautest om het taalniveau van de werkzoekende te bepalen als deze noch een diploma of officieel attest heeft waaruit blijkt dat hij het minimaal vereiste taalniveau B1 in Duits heeft, noch een diploma of officieel attest heeft waaruit blijkt dat hij het minimaal vereiste taalniveau B1 in Frans heeft.

De geldigheidsduur van de resultaten van de niveautests of van een diploma waaruit een lager taalniveau blijkt, bedraagt 24 maanden.

Art. 12 - Maatregelen voor socio-professionele integratie Bij de maatregelen voor socio-professionele integratie vermeld in artikel 9 van het decreet gaat het om voorbereidende maatregelen en integratiemaatregelen.

De Minister bepaalt de lijst van de maatregelen vermeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK 3. - Algemene subsidies Afdeling 1 - Gemeenschappelijke bepalingen Art. 13 - Begripsbepaling Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder 'subsidies' verstaan: de AktiF- of AktiF PLUS-subsidies vermeld in de artikelen 11 of 13 van het decreet.

Art. 14 - Opleidingsmaatregelen De opleidingsmaatregelen vermeld in artikel 13, § 1, van het decreet zijn : 1° de individuele opleiding in een onderneming vermeld in hoofdstuk IV van het besluit van de Executieve van 12 juni 1985 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de personen die een beroepsopleiding ontvangen; 2° de instapstage bepaald in hoofdstuk 4.1 van hetzelfde besluit; 3° de opleiding in een bedrijf vermeld in het besluit van de Regering van 10 september 1993 houdende oprichting en regeling van een stelsel voor opleiding in een bedrijf met het oog op de voorbereiding van de inschakeling van de mindervaliden in het arbeidsproces;4° de leertijd vermeld in artikel 7 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's;5° de industriële leertijd vermeld in de wet van 19 juli 1983 op het industrieel leerlingwezen. Maatregelen van andere deelstaten die een gelijkwaardige doelstelling hebben of op een vergelijkbare wijze georganiseerd zijn als de maatregelen vermeld in het eerste lid, worden ook beschouwd als opleidingsmaatregelen in de zin van artikel 13, § 1, van het decreet.

Afdeling 2 - Subsidiëringsvoorwaarden Art. 15 - Subsidiëringsvoorwaarden Aan de toekenning van de subsidies worden de volgende voorwaarden verbonden : 1° de voorwaarden gesteld in het decreet worden vervuld;2° de indiensttreding of het begin van de maatregel vermeld in de artikelen 9, 12 of 13 ligt binnen de geldigheidsduur van het attest;3° de AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigde wordt in dienst genomen in het kader van een schriftelijke arbeidsovereenkomst conform de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten die een bepaling bevat waarin de AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigde ingelicht wordt over het feit dat de opzeggingstermijn overeenkomstig artikel 37/5 van de voormelde wet van 3 juli 1978 zeven dagen bedraagt;4° de tewerkstelling van de AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigde is in overeenstemming met de openbare orde en de openbare veiligheid;5° de AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigde wordt tewerkgesteld overeenkomstig de bezoldigingsbepalingen en andere arbeidsvoorwaarden;6° de bezoldiging of andere extralegale voordelen van de AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigde stemmen overeen met hetgeen een personeelslid voor dezelfde of een vergelijkbare functie zou ontvangen. Afdeling 3 - Indienstnemingsprocedure en klachtenprocedure Art. 16 - Indienstnemingsprocedure § 1 - Om een subsidie voor de indienstneming van een AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigde te ontvangen, dient de werkgever de aanvraag in elektronische vorm of papiervorm in bij het Ministerie.

De aanvraag wordt uiterlijk op de 45e dag, te rekenen vanaf de dag van de indiensttreding van de AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigde, ingediend. § 2 - Het Ministerie onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag.

De Minister bezorgt zijn beslissing aan de werkgever binnen 15 dagen na indiening van de aanvraag.

Art. 17 - Klachtenprocedure In geval van een weigering kan de werkgever een klacht indienen bij de Minister.

De werkgever zendt de met redenen omklede klacht met alle relevante stukken aan de Minister; dit geschiedt aangetekend of tegen ontvangstbewijs binnen een maand na ontvangst van de weigering.

De Minister beslist binnen 45 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de klacht, over de toekenning van de subsidies.

Afdeling 4 - Subsidiëringsvoorwaarden Art. 18 - Nadere regels voor de betaling In geval van een gunstige beslissing van de Minister overeenkomstig de artikelen 16 en 17 betaalt het Ministerie de subsidies maandelijks als voorschot.

Het eerste voorschot wordt uitbetaald op basis van de gegevens vervat in de aanvraag. De volgende voorschotten worden uitbetaald op basis van de gegevens vervat in het loonbewijs van de vorige maand.

De schriftelijke arbeidsovereenkomst wordt direct na de beslissing vermeld in de artikelen 16 of 17 aan het Ministerie toegezonden.

Indien die niet ingediend is op de dag waarop het voorschot voor het eerst zou moeten worden betaald, wordt de subsidie niet als voorschot uitbetaald.

Art. 19 - Loonbewijzen De werkgever dient de loonbewijzen uiterlijk binnen de eerste twee weken na het verstrijken van de maand waarop ze betrekking hebben bij het Ministerie in. De loonbewijzen kunnen ook elektronisch ingediend worden.

Na het verstrijken van die termijn wordt de subsidie niet meer als voorschot uitbetaald.

Na het verstrijken van een termijn van drie maanden na de maand waarop de loonbewijzen betrekking hebben, wordt de subsidie in kwestie niet meer uitbetaald.

Art. 20 - Beperking en verrekening met andere tegemoetkomingen § 1 - Het totale subsidiebedrag per jaar kan de som van de volgende bedragen niet overschrijden : 1° de brutowedde van de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde;2° het vakantiegeld van de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde;3° de eindejaarspremie die op grond van de toepasselijke wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten aan de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde moet worden betaald of de voorgeschreven tegemoetkoming in de vervoerskosten van en naar het werk;4° de bedragen die de werkgever moet betalen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Per AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde wordt de subsidie verminderd met het bedrag van andere openbare tegemoetkomingen in de loonkosten, als het totaal van die tegemoetkomingen hoger is dan het totaal van de loonkosten. § 2 - De werkgever is ertoe verplicht het Ministerie onmiddellijk op de hoogte te brengen van elke wijziging in de arbeidsbetrekking en elke toekenning van openbare tegemoetkomingen in de loonkosten van de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde.

Art. 21 - Ten onrechte betaalde subsidies De werkgever trekt de ten onrechte betaalde subsidies af van de nog niet gestorte bedragen en vordert de ten onrechte betaalde subsidies in voorkomend geval terug. Een subsidie wordt als ten onrechte betaald beschouwd, als het Ministerie vaststelt dat de werkgever subsidies ontvangen heeft, hoewel overeenkomstig de toepassing van het decreet of van dit besluit geen subsidie of minder subsidie had moeten worden uitbetaald.

Art. 22 - Indexering De Minister kan de subsidies, binnen de perken van de beschikbare financiële middelen, per 1 januari van elk jaar aanpassen door het indexcijfer van de maand maart van het vorige kalenderjaar te delen door het indexcijfer van de maand maart van het voorlaatste kalenderjaar en te vermenigvuldigen met de op het tijdstip van de indexering geldende subsidie.

Als basis voor de vergelijking van de indexcijfers dient het gezondheidsindexcijfer ingevoerd bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

HOOFDSTUK 4. - Bijzondere subsidies Afdeling 1 - Projectgebonden betrekkingen Onderafdeling 1 - Algemene bepalingen Art. 23 - Begripsbepaling Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder 'subsidies' verstaan: de AktiF-subsidies of AktiF PLUS-subsidies vermeld in artikel 21 van het decreet.

Art. 24 - Projectgebonden betrekking Onder 'projectgebonden betrekking' in de zin van artikel 20 van het decreet wordt verstaan : projecten voor de uitvoering waarvan AktiF-subsidies of AktiF PLUS-subsidies worden toegekend met inachtneming van de volgende criteria : 1° de mate waarin het project de maatschappelijke behoefte in het Duitse taalgebied dekt;2° de financiële haalbaarheid van het project, beoordeeld aan de hand van de bestaande balansen tot hoogstens drie jaar terugwerkend vanaf de aanvraag en aan de hand van een financieringsplan voor de duur van het project;3° de inachtneming van het beginsel van duurzame ontwikkeling;4° de prioriteitsorde van de projecten die op basis van de onder 1°, 5° en 6° vermelde criteria moet worden vastgelegd binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen van de Duitstalige Gemeenschap;5° de meerwaarde die uit de goedkeuring van de betrekking voortvloeit voor het tewerkstellingsbeleid;6° de verenigbaarheid van de activiteiten van de instelling met het vastgestelde regeringsbeleid;7° de inspanningen van de werkgever om eigen inkomsten te genereren, zonder in te druisen tegen de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen;8° de voorlegging van een advies of inspectieverslag door het Ministerie;9° het supraregionale karakter van de activiteiten;10° het feit dat het bestaan van een werkgever en/of van het project gebonden is aan het behoud van een AktiF-subsidie of AktiF PLUS-subsidie of het feit dat het voortbestaan van de instelling in het gedrang komt als een of meer AktiF-subsidies of AktiF PLUS-subsidies geschrapt worden;11° de activering of ondersteuning van vrijwilligerswerk;12° de consolidatie van wat goed functioneert;13° de voorlegging en concrete omzetting van een arbeidsmarkgericht concept voor voortgezette opleidingen voor de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde;14° het innovatieve karakter van het project. Onderafdeling 2 - Procedure voor projectaanvragen Art. 25 - Projectaanvraag Om subsidie te krijgen voor de indienstneming van AktiF-gerechtigden of AktiF PLUS-gerechtigden dient de werkgever bij het Ministerie een projectaanvraag in via een formulier dat door het Ministerie ter beschikking wordt gesteld.

De projectaanvraag omvat : 1° de identificatiegegevens van de werkgever;2° de projectbeschrijving die de elementen vermeld in artikel 24 bevat;3° het aantal aangevraagde betrekkingen;4° een financieringsplan voor de volledige duur van het project. Art. 26 - Goedkeuring van het project Nadat het Ministerie de projectaanvraag onderzocht heeft, beslist de Minister over de aanvraag.

Het Ministerie bezorgt de beslissing aan de werkgever.

Art. 27 - Verlenging van het project Een jaar voordat het goedgekeurde project afloopt, kan overeenkomstig de artikelen 25 en 26 een verlenging aangevraagd worden.

Art. 28 - Wijzigingen van het project De werkgever dient overeenkomstig de artikelen 25 en 26 voor elke wijziging van het goedgekeurde project een aanvraag in, in het bijzonder wat de toegestane activiteiten betreft.

Als een voltijds tewerkgestelde AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde vervangen wordt door verscheidene deeltijdse personeelsleden of omgekeerd, wordt dit niet als een wijziging beschouwd.

Onderafdeling 3 - Subsidiëringsvoorwaarden Art. 29 - Subsidiëringsvoorwaarden Aan de toekenning van de subsidies worden de volgende voorwaarden verbonden : 1° de naleving van de voorwaarden vastgelegd in artikel 15;2° de indienstneming van de AktiF-gerechtigde en AktiF PLUS-gerechtigde binnen zes maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand na de in artikel 26 vermelde goedkeuring. Onderafdeling 4 - Indienstnemingsprocedure en klachtenprocedure Art. 30 - Indienstnemingsprocedure en klachtenprocedure Voor de procedure om een subsidie voor de indienstneming van AktiF-gerechtigden en AktiF PLUS-gerechtigden te ontvangen en voor de klachtenprocedure gelden de nadere regels bepaald in de artikelen 16 en 17.

Art. 31 - Vervanging Een AktiF-gerechtigde en AktiF PLUS-gerechtigde die zijn betrekking heeft verlaten, kan vervangen worden om de subsidies verder te ontvangen. De werkgever behoudt het recht op de subsidie vastgelegd overeenkomstig artikel 21 van het decreet, indien de vervanging heeft plaatsgevonden binnen zes maanden na het vertrek van de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde.

Onderafdeling 5 - Nadere regels voor de subsidiëring Art. 32 - Nadere regels voor de betaling In geval van een gunstige beslissing van de Minister overeenkomstig artikel 30 gelden voor de subsidiëring de nadere regels bepaald in hoofdstuk 3, afdeling 4.

Art. 33 - Niet-uitbetaling aan bepaalde instellingen In afwijking van artikel 32 worden de subsidies niet uitbetaald, als de werkgevers instellingen zijn als vermeld in artikel 2, 2°, a), van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 34 - Overdracht van AktiF-gerechtigden of AktiF PLUS-gerechtigden De goedgekeurde subsidie voor de tewerkstelling van een AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde kan voor de verdere tewerkstelling van de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde bij een andere in artikel 19 van het decreet vermelde werkgever door die werkgever overgenomen worden, als het doel van het project waarvoor de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde verder tewerkgesteld wordt en de taken van de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde bij de nieuwe werkgever vergelijkbaar zijn met het tot dusver nagestreefde doel en de tot dusver uitgevoerde taken.

De huidige werkgever deelt de Minister ten minste dertig dagen voor de geplande overdracht schriftelijk mee dat hij van plan is om de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde aan een andere werkgever over te dragen. In die schriftelijke kennisgeving verklaart hij uitdrukkelijk dat hij afstand doet van de goedgekeurde subsidies ten gunste van de toekomstige werkgever. Bij die schriftelijke kennisgeving voegt hij een verklaring van de toekomstige werkgever waarin deze zich ertoe verplicht de sociale voordelen, de opzeggingstermijn, de wedde en de dienstanciënniteit waarop de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde bij de vorige werkgever recht had, te behouden. Voor zover de arbeidsrechtelijke en sociaalrechtelijke voordelen van de nieuwe werkgever gunstiger zijn dan die van de oorspronkelijke werkgever, verplicht de nieuwe werkgever zich ertoe die ook voor de overgedragen AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde te laten gelden.

Binnen dertig dagen na ontvangst van die schriftelijke kennisgeving en van de verklaring beslist de minister of, en onder welke voorwaarden, de goedgekeurde subsidie op de toekomstige werkgever kan worden overgedragen.

De in dit artikel beschreven situatie wordt niet als een 'nieuwe aanwerving' beschouwd.

Afdeling 2 - Betrekkingen in het kader van een overeenkomst Onderafdeling 1 - Algemene bepalingen Art. 35 - Begripsbepaling Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder : 1° werkgevers : de werkgevers vermeld in artikel 24 van het decreet;2° subsidies : de AktiF- of AktiF PLUS-subsidies vermeld in artikel 26 van het decreet;3° geco-toelagen : de subsidies die toegekend werden met toepassing van het koninklijk besluit nr.474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, zoals van kracht op 31 december 2018; 4° geco's : de gesubsidieerde contractuelen bepaald in artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit nr.474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, zoals van kracht op 31 december 2018.

Onderafdeling 2 - Bestemming Art. 36 - Tegemoetkoming in de loon- en weddekosten Binnen de perken van de begrotingsmiddelen van de Duitstalige Gemeenschap kunnen de werkgevers, via een overeenkomst tussen enerzijds de werkgever en anderzijds de Minister, een tegemoetkoming in de loon- en weddekosten voor de tewerkstelling van AktiF-gerechtigden en AktiF PLUS-gerechtigden ontvangen overeenkomstig de artikelen 38 of 39.

In afwijking van het eerste lid kunnen meergemeentezones van de lokale politie een tegemoetkoming in de loon- en weddekosten alleen bekomen voor werknemers die overeenkomstig artikel 118 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus tot het niet-statutair administratief of logistisch personeel behoren.

Art. 37 - Overeenkomst over de overdrachten In geval van een overdracht in de zin van artikel 28 van het decreet wordt in de desbetreffende overeenkomst tussen de gemeenten en de andere werkgevers en de Minister op zijn minst het budget vermeld dat de betrokken gemeenten hebben overgedragen aan de werkgevers met een activiteit in de betrokken gemeente, voor zover de begunstigde van de overdracht geen andersluidend advies heeft gegeven op het ogenblik dat de overeenkomst bij het Ministerie werd ingediend.

In afwijking van de artikelen 38 en 39 kunnen de overeenkomsten betreffende de overdrachten van het budget van de gemeente aan andere werkgevers één keer per jaar gewijzigd worden op basis van een verzoek van de gemeente dat uiterlijk op 1 november moet worden ingediend.

Onderafdeling 3 - Budget Art. 38 - Gemeenten § 1 - In het kader van een hernieuwbare overeenkomst van ten hoogste vijf jaar beschikken de gemeenten over een jaarlijks budget voor de tewerkstelling van AktiF-gerechtigden en AktiF PLUS-gerechtigden dat de volgende dotaties omvat : 1° een basisdotatie;2° een eerste bijkomende dotatie;3° een tweede bijkomende dotatie. § 2 - Voor de basisdotatie vermeld in § 1, 1°, legt de Regering, binnen de perken van haar beschikbare begrotingsmiddelen, een budget vast dat verdeeld wordt met inachtneming van de geco-toelagen die de gemeenten en de op hun grondgebied gevestigde OCMW's in 2015 werkelijk gebruikt hebben.

De eerste bijkomende dotatie vermeld in § 1, 2°, stemt - per gemeente - overeen met een bedrag van 7.345 euro, vermenigvuldigd met het aantal geco's, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, dat in 2015 op jaarbasis in de gemeente in kwestie en in het OCMW op het grondgebied van die gemeente tewerkgesteld was. Die eerste bijkomende dotatie wordt vastgelegd door de Regering voor de duur van de overeenkomst vermeld in § 1.

Voor de tweede bijkomende dotatie vermeld in § 1, 3°, legt de Regering, binnen de perken van haar beschikbare begrotingsmiddelen, een budget vast dat onder de gemeenten wordt verdeeld evenredig met het aantal niet-werkende werkzoekenden met woonplaats in het Duitse taalgebied die bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling geregistreerd zijn. Referentiemaand voor die berekening is de maand december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de overeenkomst vermeld in § 1 begint.

Art. 39 - Meergemeentezones van de lokale politie, zuivere intercommunales, gemeentebedrijven § 1 - Meergemeentezones van de lokale politie, zuivere intercommunales en autonome gemeentebedrijven kunnen, naast het budget dat de gemeenten die er deel van uitmaken overeenkomstig artikel 37 hebben overgedragen in het kader van een hernieuwbare overeenkomst van ten hoogste vijf jaar, een jaarlijks budget voor de tewerkstelling van AktiF-gerechtigden of AktiF PLUS-gerechtigden krijgen dat een basisdotatie en een bijkomende dotatie omvat. § 2 - Voor de basisdotatie vermeld in § 1 legt de Regering, binnen de perken van haar beschikbare begrotingsmiddelen, een budget vast dat verdeeld wordt met inachtneming van de geco-toelagen die de betrokken, in het eerste lid vermelde en in het Duitse taalgebied gevestigde werkgever in 2015 werkelijk gebruikt heeft.

De bijkomende dotatie vermeld in § 1 stemt per werkgever overeen met een bedrag van 7.345 euro, vermenigvuldigd met het aantal geco's, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, dat in 2015 op jaarbasis tewerkgesteld was bij de betrokken werkgever die in het Duitse taalgebied gevestigd is. Die bijkomende dotatie wordt vastgelegd door de Regering voor de duur van de overeenkomst vermeld in het eerste lid.

Art. 40 - Indexering van het budget Indien de subsidies overeenkomstig artikel 22 geïndexeerd worden, wordt ook het budget dat de Regering overeenkomstig deze afdeling voor de betrokken werkgever heeft vastgelegd, van rechtswege op basis van dezelfde formule aangepast.

Onderafdeling 4 - Subsidiëringsvoorwaarden Art. 41 - Subsidiëringsvoorwaarden Aan de toekenning van de subsidies worden de volgende voorwaarden verbonden: 1° de naleving van de voorwaarden vastgelegd in artikel 15;2° het attest wordt uiterlijk op de 45e dag, te rekenen vanaf de datum van indiensttreding, bij het Ministerie ingediend. Onderafdeling 5 - Nadere regels voor de subsidiëring Art. 42 - Nadere regels voor de betaling Het Ministerie betaalt de subsidie in de vorm van een maandelijks voorschot.

De voorschotten worden uitbetaald op basis van prestatiecoëfficiënten die de werkgever - trimestrieel en ten laatste binnen de maand na het einde van het betrokken trimester - elektronisch bij het Ministerie moet indienen. De prestatiecoëfficiënten worden maandelijks berekend en stemmen overeen met het aantal werkelijk betaalde werkdagen of werkuren, gedeeld door het aantal te betalen werkdagen of werkuren van de maand in kwestie. De aldus berekende maandelijkse prestatiecoëfficiënten worden opgeteld en worden met inachtneming van de arbeidstijdregeling vermenigvuldigd met één twaalfde van de jaarlijkse subsidie.

De maandelijkse voorschotten stemmen overeen met één twaalfde van het budget dat overeenkomstig artikel 38, artikel 39 en, in voorkomend geval, artikel 40 wordt vastgelegd. In de loop van het eerste semester van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor de subsidie wordt uitbetaald, worden de uitbetaalde voorschotten definitief verrekend.

Art. 43 - Niet-indiening van de prestatiecoëfficiënten Als geen prestatiecoëfficiënten worden ingediend, wordt de subsidie in kwestie niet meer uitbetaald na het verstrijken van een termijn van drie maanden na de maand waarop de prestatiecoëfficiënten betrekking hebben.

Art. 44 - Beperking en verrekening met andere tegemoetkomingen De beperking en verrekening van de subsidies met andere tegemoetkomingen valt onder de toepassing van artikel 20.

Onverminderd de toepassing van het eerste lid worden de subsidies vermeld in artikel 26 van het decreet bij een deeltijdse betrekking telkens evenredig verminderd op basis van de arbeidsduur in verhouding tot een voltijdse betrekking bij de betrokken werkgever.

Art. 45 - Ten onrechte betaalde subsidies De inhouding en terugvordering van ten onrechte betaalde subsidies valt onder de toepassing van artikel 21.

Art. 46 - Indexering De indexering valt onder de toepassing van artikel 22.

Art. 47 - Aanpassing aan de beschikbare begrotingsmiddelen De Regering kan de bedragen bepaald in artikel 26 van het decreet met een coëfficiënt vermenigvuldigen om ze aan de beschikbare begrotingsmiddelen van de Duitstalige Gemeenschap aan te passen.

HOOFDSTUK 5. - Ingebrekestelling, schorsing en stopzetting Art. 48 - Ingebrekestelling Als het Ministerie vaststelt dat de werkgever een of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet nakomt of bepalingen van het decreet of dit besluit overtreedt, stelt het Ministerie de werkgever in gebreke om die verplichtingen binnen dertig dagen na te komen en binnen dezelfde termijn zijn standpunt omtrent de hem ten laste gelegde feiten mee te delen.

Op gemotiveerd verzoek kan de werkgever, uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van de in het eerste lid gestelde termijn, het Ministerie vragen om de termijn eenmaal met hoogstens dertig dagen te verlengen.

Art. 49 - Schorsing Indien de werkgever - na de ingebrekestelling vermeld in artikel 48 - de verplichtingen nog altijd niet nakomt, wordt de uitbetaling van de subsidies, na een advies van het Ministerie, door de Minister geschorst.

Voor de schorsing deelt de Minister de betrokken werkgever zijn voornemen aangetekend mee. De werkgever kan binnen dertig dagen na de toezending van de intentieverklaring een met redenen omkleed standpunt indienen bij de Minister.

Binnen 30 dagen na ontvangst van het standpunt, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de uitbetaling wordt geschorst en voor hoelang.

Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken werkgever bezorgd.

Art. 50 - Klacht tegen de schorsing Als de uitbetaling wordt geschorst, kan de werkgever een klacht indienen bij de Regering. De klacht is niet opschortend.

De werkgever zendt de met redenen omklede klacht met alle relevante stukken aan de Regering; dit geschiedt aangetekend of tegen ontvangstbewijs binnen een maand, te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing tot schorsing.

Binnen 45 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de klacht, beslist de Regering of de klacht ontvankelijk is.

Art. 51 - Stopzetting Indien de werkgever - na het verstrijken van de duur van de schorsing vermeld in artikel 49 - de verplichtingen nog altijd niet nakomt, kan de Minister, na een advies van het Ministerie, de uitbetaling van de subsidies definitief stopzetten.

Voor de stopzetting deelt de Minister de betrokken werkgever zijn voornemen aangetekend mee. De werkgever kan binnen dertig dagen na de toezending van de intentieverklaring een met redenen omkleed standpunt indienen bij de Minister.

Binnen dertig dagen na ontvangst van het standpunt, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister over de stopzetting.

Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken werkgever bezorgd.

Art. 52 - Klacht tegen de stopzetting In geval van een stopzetting van de uitbetaling kan de werkgever een klacht tegen de desbetreffende beslissing indienen overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 50.

Art. 53 - Uitsluiting van de toekenning van subsidies Onverminderd de toepassing van artikel 35 en hoofdstuk 7 van het decreet wordt de werkgever op grond van de volgende feiten hoogstens vijf jaar uitgesloten van de toekenning van de subsidies : 1° het voorliggen van een rechtsgeldige beslissing tot opheffing;2° bij herhaalde vaststelling van overtredingen van het decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan. HOOFDSTUK 6. - Rapportering Art. 54 - Rapportering § 1 - Voor de controle vermeld in de artikelen 35 en 37 van het decreet, alsook voor de rapportering vermeld in artikel 43 van het decreet bezorgt de Dienst voor arbeidsbemiddeling minstens om het jaar de volgende inlichtingen aan het Ministerie : 1° welke attesten de Dienst voor arbeidsbemiddeling heeft afgegeven, ingedeeld op basis van de reden waarom de AktiF-subsidies of AktiF PLUS-subsidies werden toegekend, en meer bepaald: a) in geval van AktiF-gerechtigden : of het gaat om de niet-werkende werkzoekenden vermeld in de artikelen 4, 5, 6 of 7 van het decreet;b) in geval van AktiF PLUS-gerechtigden : op basis van welke belemmering bij het vinden van werk vermeld in artikel 8 van het decreet, het attest afgegeven werd;c) of het attest afgegeven werd op basis van een gelijkstelling vermeld in artikel 2 en/of artikel 3;d) het opleidingsniveau van de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde;e) in geval van toepassing van artikel 9, 12 of 13 van het decreet : om welke maatregel het gaat;f) de gemeente waar de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde zijn woonplaats heeft;g) de geboortedatum van de AktiF-gerechtigde of AktiF PLUS-gerechtigde;2° de personen die zich in het rapporteringsjaar, na beëindiging van de AktiF- of AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid, opnieuw bij de Dienst voor Arbeidsbemiddeling ingeschreven hebben, ingedeeld op basis van de reden waarom de AktiF-subsidies of AktiF PLUS-subsidies werden toegekend. De Dienst voor arbeidsbemiddeling bezorgt het Ministerie voor elk attest de inlichtingen vermeld in het eerste lid, 1°, aan het Ministerie.

Indien de Dienst voor arbeidsbemiddeling de inlichtingen vermeld in het eerste lid, 1°, b), betreffende AktiF PLUS-gerechtigden die op basis van artikel 10 AktiF PLUS-subsidies ontvangen, aan het Ministerie bezorgt, splitst de Dienst voor arbeidsbemiddeling die inlichtingen ook op aan de hand van welke van de in artikel 10 vermelde voorwaarden de AktiF PLUS-subsidies toegekend werden. § 2 - Onverminderd andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten het Ministerie, de Dienst voor arbeidsbemiddeling en andere personen die bij de uitvoering van dit besluit betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen. § 3 - Het Ministerie en de Dienst voor arbeidsbemiddeling zijn, elk binnen zijn bevoegdheid, verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in § 1 en worden beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

Het Ministerie en de Dienst voor arbeidsbemiddeling verwerken, elk binnen zijn bevoegdheid, persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van wettelijke of decretale opdrachten, in het bijzonder wat betreft de taken vermeld in de hoofdstukken 2 tot 4 en de hoofdstukken 6 tot 7 van het decreet. Ze mogen de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van hun wettelijke of decretale opdrachten gebruiken.

De verwerking van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. § 4 - De gegevens mogen tot hoogstens 10 jaar na overzending aan het Ministerie in een vorm bewaard worden die de mogelijkheid biedt de betrokken personen te identificeren. Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd.

HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen Art. 55 - Wijzigingsbepaling Artikel 131quinquies van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 januari 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 september 2004, wordt opgeheven.

Art. 56 - Wijzigingsbepaling Artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 september 2004, wordt opgeheven.

Art. 57 - Wijzigingsbepaling Artikel 6 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I) betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, vervangen bij het koninklijk besluit van 24 januari 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 28 september 2017, wordt vervangen als volgt : "Art. 6 - De doelgroepvermindering vermeld in artikel 339 van de programmawet (I) van 24 december 2002 kan toegekend worden als volgt : 1° ten belope van het forfaitair bedrag G3 voor de werknemers die op de laatste dag van het kwartaal de leeftijd van ten minste 55 jaar bereikt hebben;2° ten belope van het forfaitair bedrag G2 voor de werknemers die op de laatste dag van het kwartaal de leeftijd van ten minste 56 jaar bereikt hebben;3° ten belope van het forfaitair bedrag G1 voor de werknemers die op de laatste dag van het kwartaal de leeftijd van ten minste 59 jaar bereikt hebben; 4° ten belope van het forfaitair bedrag G8 voor de werknemers die op de laatste dag van het kwartaal de leeftijd van ten minste 62 jaar bereikt hebben." Art. 58 - Wijzigingsbepaling In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 2018, wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende : "Art. 6/1 - De loongrens vermeld in artikel 339, eerste lid, 3°, van de programmawet (I) van 24 december 2002 ligt bij 13.942,47 euro." Art. 59 - Wijzigingsbepaling In artikel 14 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2004 en het besluit van de Regering van 28 september 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 4 wordt aangevuld met een bepaling onder 13°, luidende : "13° de tewerkstellingsperioden bij een werkgever vermeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen in het kader van het besluit van het Waals Gewest van 11 mei 1995 betreffende de indienstneming van gesubsidieerde contractuelen door sommige openbare besturen en ermee gelijkgestelde werkgevers, zoals van kracht op 31 december 2017." 2° § 7 wordt opgeheven; 3° het artikel wordt aangevuld met een § 8, luidende : " § 8 - Voor de werkgevers die werknemers tewerkstellen die binnen het toepassingsgebied van dit artikel vallen en die na 31 december 2018 in dienst zijn getreden, wordt de doelgroepvermindering vermeld in dit artikel niet meer toegekend." Art. 60 - Wijzigingsbepaling Artikel 14bis, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2004, wordt opgeheven.

Art. 61 - Opheffingsbepaling Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 2003 en 1 april 2004;2° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 2003 en 1 april 2004;3° het besluit van de Regering van 19 oktober 2017 tot vastlegging van de basisdotatie en de bijkomende dotaties ter uitvoering van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 december 2001 houdende toekenning van toelagen aan plaatselijke besturen die geco's tewerkstellen. Art. 62 - Overgangsbepaling De aanvragen van werkkaarten en de aanvragen tot wijziging van de werkkaarten overeenkomstig de voorwaarden van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden en van het koninklijk besluit van 29 maart 2006 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ter bevordering van de tewerkstelling van laaggeschoolde of erg laag geschoolde jongeren, zoals die koninklijke besluiten van kracht waren op 31 december 2018, door werknemers die vóór de inwerkingtreding van dit besluit in dienst werden genomen, moeten uiterlijk op 30 juni 2019 worden ingediend. Na die datum verliest de werknemer het recht op de activeringen bepaald in de voormelde koninklijke besluiten.

Art. 63 - Overgangsbepaling Voor de werknemers die vóór de inwerkingtreding van dit besluit in dienst zijn getreden, wordt de herinschakelingsuitkering vermeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen en vermeld in artikel 131quinquies van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering verder toegekend.

Art. 64 - Overgangsbepaling Werknemers die vóór de inwerkingtreding van dit besluit in dienst genomen zijn overeenkomstig het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen moeten houder zijn van een attest van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat uiterlijk op 30 juni 2019 werd aangevraagd en waaruit blijkt dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 14, §§ 1 tot 3, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen. Na die datum verliest de werknemer het recht op de activeringen vermeld in de voormelde koninklijke besluiten.

Art. 65 - Overgangsbepaling Voor de werknemers die vóór inwerkingtreding van dit besluit in dienst zijn getreden, blijven de werkgevers de 'financiële tussenkomst' van de OCMW's ontvangen onder de voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en onder de voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief.

Art. 66 - Overgangsbepaling De werknemer die op 31 december 2018 58 jaar oud is en op die dag het recht kan openen op een vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen met toepassing van artikel 339 van de programmawet (I) van 24 december 2002 ten belope van het forfaitair bedrag G1 vermeld in artikel 336 van dezelfde wet, blijft tot de laatste dag van het kwartaal dat voorafgaat aan het kwartaal waarin hij de leeftijd van 59 jaar bereikt, in aanmerking komen voor die vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen.

Art. 67 - Overgangsbepaling Artikel 13 van het decreet is van toepassing op personen die bij inwerkingtreding van het decreet een opleidingsmaatregel vermeld in artikel 14 volgen en die bewijzen dat ze op de dag vóór het begin van die opleidingsmaatregel voldeden aan de voorwaarden voor de AktiF-subsidies of AktiF PLUS-subsidies, voor zover ze in aansluiting daarop bij dezelfde werkgever tewerkgesteld worden.

Art. 68 - Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019, met uitzondering van artikel 59, eerste lid, 1°, dat in werking treedt de dag waarop dit besluit wordt aangenomen.

Art. 69 - Uitvoeringsbepaling De minister bevoegd voor Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 28 september 2018.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, O. PAASCH De Viceminister-President, Minister van Cultuur, Werkgelegenheid en Toerisme, I. WEYKMANS

^