Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 04 mei 2006
gepubliceerd op 28 juli 2008

Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de betoelaging van de erkende centra voor de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2008031378
pub.
28/07/2008
prom.
04/05/2006
ELI
eli/besluit/2006/05/04/2008031378/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 2006. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de betoelaging van de erkende centra voor de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het samenwerkingsakkoord van 20 februari 1995 voor de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de K.M.O.'s en de voogdij over het « Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les Petites et Moyennes Entreprises » (Instituut voor Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand en de K.M.O.'s), goedgekeurd bij decreet van 18 december 1995, inzonderheid op de artikelen 5, 8 en 20bis, vervangen of ingevoegd door het aanhangsel van 4 juni 2003, goedgekeurd bij decreet van 17 juli 2003;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 februari 2006;

Gelet op het akkoord van het Lid van het College belast met Begroting;

Gelet op het advies 40.115/2 van de Raad van State, gegeven op 24 april 2006, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van het Lid van het College belast met beroepsopleiding en permanente vorming ten behoeve van de middenstand;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 127 van de Grondwet.

Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder : - Minister : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met beroepsopleiding en Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen; - Commissie : de Franse Gemeenschapscommissie; - Dienst : de dienst met afzonderlijk beheer « Dienst Vorming K.M.O.'s »; - Centrum : elk centrum voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen dat door de Franse Gemeenschapscommissie erkend is; - samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord gesloten op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest betreffende de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en de voogdij over het Instituut voor Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, gewijzigd bij aanhangsel van 4 juni 2003; - vorming : de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen; - vormingswerkers : de vormingswerkers, zoals bedoeld in het reglement van 16 december 1999 dat van toepassing is op de vormingswerkers van de permanente vorming, die voor onbepaalde tijd aangeworven zijn; - educatieve medewerkers : de educatieve medewerkers, zoals bedoeld in het reglement betreffende de educatieve medewerkers van 20 december 2001, die voor onbepaalde tijd aangeworven zijn; - lesgevers : de vormingswerkers, sprekers of elke andere persoon die prestaties verricht in het kader van de erkende cursussen, die niet voor onbepaalde tijd aangeworven zijn; - leertijd : de leertijd zoals bepaald in artikel 2 van het samenwerkingsakkoord; - ondernemersopleiding : de ondernemersopleiding zoals bepaald in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord; - voortgezette opleiding : de voortgezette opleiding zoals bepaald in artikel 9 van het samenwerkingsakkoord; - basisopleiding : de basisopleiding heeft betrekking op de leertijd en de ondernemersopleiding. HOOFDSTUK II. - Betoelaging Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 3.Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt aan het Centrum een jaarlijkse toelage toegekend voor de uitoefening van de in artikel 22 van het samenwerkingsakkoord bepaalde opdrachten.

De Minister stelt jaarlijks het bedrag vast van de toelage die aan het Centrum wordt toegekend.

Art. 4.De in artikel 2 van dit besluit bedoelde jaarlijkse toelage wordt bestemd voor het dekken van : - de werkingskosten; - de personeelskosten; - de infrastructuurkosten; - de bijzondere kosten. Afdeling II. - Werkingskosten

Art. 5.De werkingskosten hebben betrekking op de kosten voor de organisatie en de werking van de in artikel 22 van het samenwerkingsakkoord bedoelde erkende activiteiten en staan vermeld in de in bijlage I van dit besluit opgenomen lijst met werkingskosten.

Art. 6.De werkingskosten kunnen onder meer dienen om, na ontvangst van het opportuniteitsadvies van de Dienst en mits toelating van de Minister, de kosten te dekken die verbonden zijn aan de aankoop of het huren van kantoormeubilair en -materiaal, schoolmeubilair en -materiaal, didactisch materiaal en de uitrusting voor werkplaatsen en laboratoria en die meer dan 250 euro excl. BTW bedragen.

Art. 7.Het aangekochte meubilair en materiaal is eigendom van het Centrum, maar moet afzonderlijk ingeschreven worden in de inventaris van het vermogen van het Centrum.

Art. 8.§ 1. Het aangekochte meubilair en materiaal kunnen worden vervreemd na machtiging van de Minister. § 2. De opbrengst van de verkoop van het aangekochte meubilair of materiaal moet bestemd worden voor de kosten die door de toelage gedekt worden.

Art. 9.§ 1. De werkingskosten omvatten ook de uitbetaling van de presentiegelden : - van de lesgevers die in het kader van de vorming op missie zijn; - van de vormingswerkers die aanwezig zijn bij het mondelinge eindexamen van de vorming; - van de leden van de examencommissies die in het kader van de vorming georganiseerd worden, met uitzondering van de commissieleden die aangeworven zijn onder arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. § 2. Er wordt presentiegeld toegekend voor vergaderingen van minstens twee en een half uur. § 3. Het presentiegeld bedraagt euro 24,17. Als er dezelfde dag een tweede vergadering wordt gehouden, wordt het bedrag van het presentiegeld voor de tweede vergadering teruggebracht tot euro 16,36.

Als een vergadering langer dan 5 uur duurt, bedraagt het presentiegeld euro 40,53.

Art. 10.De werkingskosten omvatten eveneens de terugbetaling : - van de verplaatsingskosten van het in artikel 10 bedoelde personeel dat in het kader van de vorming op missie is, mits voorlegging van bewijsstukken en overeenkomstig de regels bepaald in het besluit van 7 februari 2002 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest houdende reglementering inzake parkoerskosten. - van de verplaatsingskosten van de leerlingen die tijdens de leertijd regelmatig cursussen beroepskennis volgen en mits voorlegging van bewijsstukken. De tussenkomst wordt beperkt tot het deel van de kosten dat het bedrag van 5,00 euro overschrijdt voor een heen- en terugreis. Afdeling III. - Personeelskosten

Art. 11.§ 1. De personeelskosten omvatten de bezoldigingen van de vormingswerkers en de educatieve medewerkers, evenals de bezoldigingen en honoraria van de lesgevers.

Art. 12.De in artikel 10 bedoelde bezoldigingen en honoraria worden berekend op basis van de in bijlagen II, III, IV en V van dit besluit vastgestelde salarisschalen.

Art. 13.De personeelskosten omvatten ook de werkgeverslasten met betrekking tot de in artikel 10 bedoelde bezoldigingen en honoraria en de uitbetaling van het vakantiegeld. Afdeling IV. - Infrastructuurkosten

Art. 14.§ 1. De infrastructuurkosten hebben betrekking op de kosten voor het huren, aankopen, bouwen, uitbreiden, verbouwen of inrichten van de gebouwen waarin de activiteiten van de vorming georganiseerd worden. § 2. Indien de gebouwen waarin de activiteiten van de vorming georganiseerd worden, gehuurd worden, hangt de toekenning van de toelage voor infrastructuurkosten af van de voorlegging van een huurovereenkomst waarvan de bepalingen door de Minister goedgekeurd moeten zijn. § 3. Indien het gaat om het aankopen, bouwen, uitbreiden, verbouwen of inrichten van gebouwen waarin de activiteiten van de vorming georganiseerd worden, moet de toelage voor infrastructuurkosten het Centrum toelaten de lasten te dragen van een lening waarvan het bedrag en de voorwaarden door de Minister bepaald of aanvaard zijn.

Art. 15.De infrastructuurkosten kunnen, na akkoord van de Minister, ook zware herstellingswerken omvatten voor een minimumwaarde van 12.500,00 euro excl. BTW, evenals herstellingen met betrekking tot de ruwbouw of werken om de gebouwen in overeenstemming te brengen met de milieu- en veiligheidsvoorschriften.

Art. 16.De Dienst ziet toe op het goede verloop van de werkzaamheden waarvoor een toelage wordt toegekend bij de voorlopige en de definitieve oplevering van de genoemde werkzaamheden. Afdeling V. - Bijzondere kosten

Art. 17.Mits toelating van de Minister kunnen bijzondere kosten die verband houden met kosten die voor de vorming gemaakt worden door de jaarlijkse toelage gedekt worden. HOOFDSTUK III. - Vaststelling, vereffening en controle van de toelage

Art. 18.Onverminderd zijn wettelijke verplichtingen, dient het Centrum een boekhouding bij te houden waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten die door de toelage gedekt worden en de kosten die door de eigen inkomsten van het Centrum gedekt worden.

Art. 19.Het Centrum dient bij de opmaak van zijn begroting de uitgaven en inkomsten op te delen per type opleiding. Onder type opleiding wordt verstaan : de leertijd, de ondernemersopleiding en de voortgezette opleiding. Deze opdeling dient op haar beurt verder te worden opgesplitst op grond van de verschillende soorten kosten, zoals bepaald in artikel 3 van dit besluit.

Art. 20.De ontwerpbegroting wordt jaarlijks ingediend bij de Dienst.

Ze dient vergezeld te zijn van een tabel met de voorziene toegestane uitgaven per soort kosten.

Art. 21.De vereffening van het geordonnanceerde bedrag gebeurt via driemaandelijkse schijven en op grond van de volgende modaliteiten : - een eerste schijf van 30 % die uiterlijk op 15 februari wordt gestort; - een tweede schijf van 30 % die uiterlijk op 15 mei wordt gestort; - een derde schijf van 30 % die uiterlijk op 15 september wordt gestort.

Het restbedrag wordt, na verificatie van de bewijsstukken door de Dienst, uiterlijk op 30 oktober van het volgende jaar gestort.

Art. 22.Deze bewijsstukken moeten ten laatste op 30 juni van het volgende jaar door het Centrum worden overgemaakt, vergezeld van een samenvattende tabel van alle toegestane uitgaven opgemaakt per soort kosten, zoals bepaald in artikel 3 van dit besluit.

Deze bewijsstukken omvatten alle facturen, ontvangstbewijzen, nota's, contracten en alle andere betalingsbewijzen ter staving van de werkelijke uitgaven.

Elke niet gerechtvaardigde uitgave of uitgave waarvan de verantwoording niet aanvaardbaar is, wordt afgetrokken van het restbedrag.

Als het niet gerechtvaardigde deel van de jaarlijkse toelage groter is dan het restbedrag, wordt het deel dat groter is dan het restbedrag afgetrokken van de toelage waar het Centrum het volgende boekjaar aanspraak op kan maken.

De samenvattende tabel van de personeelskosten dient vergezeld te zijn van een bewijsstuk met het aantal erkende en gepresteerde lesuren, samen met de loonfiches en honorariumfiches voor dit aantal lesuren. HOOFDSTUK IV. - Kosten voor de samenstelling van de dossiers

Art. 23.De kosten voor de samenstelling van de dossiers, voortkomend uit het afsluiten van een leercontract of stageovereenkomst, die ten laste zijn van de bedrijfsleider, worden geïnd door de Dienst.

De kosten voor de samenstelling van de dossiers bedragen : - 75 euro voor de leercontracten; - 128 euro voor de stageovereenkomsten.

Art. 24.§ 1. In afwijking van artikel 23 van dit besluit zullen er geen dossierkosten worden aangerekend in de volgende gevallen : - als er een nieuw contract wordt afgesloten nadat het oorspronkelijke contract tijdens de proeftijd werd verbroken, voor zover dat het nieuwe contract binnen de zes maanden na het verbreken van het oude contract getekend wordt; - als de rechtsvorm, de handelsnaam of het adres wijzigt; - als er tijdens de looptijd van het contract sprake is van een wijziging van beroep binnen dezelfde onderneming; - als er een verandering van dossierbeheerder plaatsvindt. § 2. Als het leercontract wordt omgezet in een stageovereenkomst, wordt aan de bedrijfsleider een toeslag van 53 euro gevraagd. § 3. Als de stageovereenkomst wordt omgezet in een leercontract, wordt het verschil niet terugbetaald aan de bedrijfsleider.

Art. 25.De verbreking van een contract zonder dat een nieuw contract wordt afgesloten, geeft geen recht op terugbetaling van de dossierkosten.

Art. 26.De opbrengsten uit de dossierkosten worden voor 66 % aan het Centrum gestort en moeten voor de in Afdeling II van dit besluit bedoelde werkingskosten worden bestemd. HOOFDSTUK V. - Slot- en opheffingsbepalingen

Art. 27.De winsten die het Centrum maakt, moeten prioritair worden bestemd voor de kosten die voortkomen uit de basisopleiding en na goedkeuring door de Minister van een door het Centrum voorgesteld herbestemmingsplan.

Art. 28.Het reglement van de Raad van Bestuur van het Instituut voor Permanente vorming ten behoeve van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen van 20 mei 1999 tot vaststelling van de financiële tussenkomst van het Instituut in de Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, die door het samenwerkingsakkoord wordt geregeld, wordt opgeheven wat betreft de bevoegdheid van de Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen die ressorteert onder de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 29.Het Lid van het College dat bevoegd is voor de Beroepsopleiding en de Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 30.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2006.

Brussel op 4 mei 2006.

Voor het College : Mevr. F. DUPUIS, Minister, Lid van het College, bevoegd voor Beroepsopleiding en Permanente Vorming van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen B. CEREXHE, Minister-Voorzitter van het College

BIJLAGEN Bijlage I. - Toegestane uitgaven ter verantwoording van de werkingskosten die gedekt worden door de jaarlijkse toelage toegekend aan de erkende centra voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen 1. De in artikel 9 van dit besluit bedoelde verplaatsingskosten 2.De kosten verbonden aan de examens, met inbegrip van de in artikel 8 bedoelde presentiegelden 3. De verzekeringskosten 4.De kosten in verband met de interne administratieve en boekhoudkundige prestaties van het Centrum 5. De kosten voor extern revisoraat 6.De kosten voor het sociaal secretariaat 7. De kosten gekoppeld aan het gebruik van de lokalen (water, elektriciteit, verwarming) 8.De kosten voor de bevoorrading van grondstoffen en benodigdheden die rechtstreeks verband houden met de basisopleiding 9. De kosten voor de in artikel 5 van dit besluit bedoelde uitrusting 10.De kosten voor het onderhoud en het herstellen van het schoolmeubilair en -materiaal, het didactisch materiaal en de uitrusting voor werkplaatsen en laboratoria 11. De bureaukosten 12.De publiciteits- en promotiekosten 13.De telecommunicatiekosten (telefoon, fax, fiscale zegels,...) 14.De kosten verbonden aan de fiscale bedrijfslasten 15.De kosten voor ondersteuning en consultancy op het gebied van informatica 16.De kosten voor bewaking en toezicht 17.De kosten voor erelonen van advocaten 18.De kosten verbonden aan het consortium voor de validering van de competenties Gezien om bij het besluit van 4 mei 2006 te worden gevoegd.

Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie : B. CEREXHE, Minister-Voorzitter Mevr. F. DUPUIS, Minister bevoegd voor Beroepsopleiding en Permanente Vorming van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen

Bijlage II. - Salarisschalen voor hoofdvormingswerkers De hoofdvormingswerkers zijn deze die bedoeld worden in het reglement van 29 juni 2000 dat van toepassing is op de hoofdvormingswerkers van het IFPME-netwerk en op 1 september 2000 van kracht is geworden.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld en worden gekoppeld aan de spilindex 1,3728 van 1 september 2005.

Gezien om bij het besluit van 4 mei 2006 te worden gevoegd.

Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie : B. CEREXHE, Minister-Voorzitter Mevr. F. DUPUIS, Minister bevoegd voor Beroepsopleiding en Permanente Vorming van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen

Bijlage III. - Salarisschalen voor de vormingswerkers « algemene kennis » De vormingswerkers « algemene kennis » zijn deze die bedoeld worden in het reglement van 16 december 1999 dat van toepassing is op de vormingswerkers van de permanente vorming en op 1 januari 2000 van kracht is geworden.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld en worden gekoppeld aan de spilindex 1,3728 van 1 september 2005.

Gezien om bij het besluit van 4 mei 2006 te worden gevoegd.

Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie : B. CEREXHE, Minister-Voorzitter Mevr. F. DUPUIS, Minister bevoegd voor Beroepsopleiding en Permanente Vorming van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen

Bijlage IV. - Salarisschalen voor de educatieve medewerkers De educatieve medewerkers zijn deze die bedoeld worden in het reglement betreffende de educatieve medewerkers van 20 december 2001.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld en worden gekoppeld aan de spilindex 1,3728 van 1 september 2005.

Gezien om bij het besluit van 4 mei 2006 te worden gevoegd.

Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie : B. CEREXHE, Minister-Voorzitter Mevr. F. DUPUIS, Minister bevoegd voor Beroepsopleiding en Permanente Vorming van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen

Bijlage V. Salarisschalen voor de lesgevers De bruto-uurkosten van de lesgevers zijn de volgende : 1. leertijd : euro 21,26 2.ondernemersopleiding : euro 25,16 3. voortgezette opleiding : euro 32,50 Als de lesgevers zelfstandige zijn, worden de salarisschalen met 30 % verhoogd. Gezien om bij het besluit van 4 mei 2006 te worden gevoegd.

Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie : B. CEREXHE, Minister-Voorzitter Mevr. F. DUPUIS, Minister bevoegd voor Beroepsopleiding en Permanente Vorming van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen

^