Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998
gepubliceerd op 01 september 1998

Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de leercontracten in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1998031378
pub.
01/09/1998
prom.
17/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/17/1998031378/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 1998. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de leercontracten in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op artikelen 138 en 178 van de Grondwet;

Gelet op decreet II van de Franse Gemeenschapsraad houdende toekenning van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het samenwerkingsakkoord inzake de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het Instituut voor Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, dat gesloten is op 20 februari 1995 tussen de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest en dat is goedgekeurd bij decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995, inzonderheid op artikel 5,3°;

Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van het Instituut voor Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, gegeven op 14 mei en 11 juni 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3,§1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 6 augustus 1996;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende dat het Instituut voor permanente opleiding van de middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, de centra voor de opleiding van de Middenklasse, de toezichthoudende afgevaardigden, de bedrijfsleiders en de leerlingen op de hoogte dienen te zijn van de nieuwe bepalingen houdende regeling van de leercontracten vóór de aanvang van het volgende opleidingsjaar, vastgesteld in september 1998;

Overwegende dat bijgevolg de bekendmaking en inwerkingtreding van het besluit onverwijld dienen te gebeuren;

Op voordracht van het Lid van het College belast met de Beroepsopleiding en de Permanente opleiding van de Middenklasse, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Het Instituut voor Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, hierna « het Instituut » genoemd, erkent het leercontract dat voldoet aan de algemene voorwaarden zoals bedoeld in dit besluit, onder voorbehoud van de bijzondere voorwaarden die zijn vastgesteld voor het aanleren van een beroep of van een aantal beroepen krachtens artikel 5,2° van het samenwerkingsakkoord inzake de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het Instituut voor Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, dat gesloten werd op 20 februari 1995 tussen de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest en dat is goedgekeurd bij decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995.

Het Instituut stelt de modaliteiten van de erkenning van het leercontract vast.

Art. 2.Het contract moet betrekking hebben op het aanleren van een zelfstandig beroep dat kan worden vertegenwoordigd in de Hoge Raad van de Middenklasse.

Art. 3.Gezien de mogelijkheden tot bijzondere opleiding in bepaalde beroepen zoals vastgelegd door het Instituut, kan de toezichthoudende afgevaardigde bepalen dat een aanvullende opleiding met betrekking tot welbepaalde punten van het programma wordt gegeven aan de leerling hetzij door een andere bedrijfsleider hetzij via aanvullende praktische beroepscursussen die in de centra worden gegeven.

Art. 4.§1. De onderneming moet erkend zijn als onderneming voor de opleiding in het beroep waarop het contract betrekking heeft overeenkomstig het besluit van de Vergadering van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van ondernemingen in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen. § 2. Wanneer de onderneming een rechtspersoon is, wordt de leercontract gesloten op naam ervan door een natuurlijke persoon die is belast met het daadwerkelijke beheer van de onderneming en die gemachtigd is om deze erbij te betrekken.

Art. 5.De leerling moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° hetzij minstens 15 jaar oud zijn en minstens de eerste twee jaar middelbaar onderwijs hebben gevolgd, en geslaagd zijn voor het tweede jaar indien hij uit het beroepsonderwijs komt;2° hetzij voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht zonder de opleidingsvoorwaarden sub 1° te vervullen op voorwaarde evenwel dat hij geslaagd is in de door het Instituut georganiseerde proef;3° hetzij voldaan hebben aan de bijzondere toelatingsvoorwaarden vastgesteld krachtens artikel 5,2° van het samenwerkingsakkoord inzake de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het Instituut voor Permanente opleiding van de middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, dat gesloten werd op 20 februari 1995 tussen de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest en dat is goedgekeurd bij decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995;4° niet zijn uitgesloten krachtens artikel 26.

Art. 6.De minderjarige leerling moet in staat zijn zelf een leercontract te sluiten en te verbreken mits de uitdrukkelijke of stilzwijgende toelating van zijn vader, moeder of voogd.

Bij ontstentenis van deze toelating kan deze worden vervangen door de jeugdrechtbank op verzoek van het openbaar ministerie of van een familielid. De vader, moeder of voogd wordt op voorhand gehoord of opgeroepen.

Onder voorbehoud van het voorgaande kan de rechter tot wiens bevoegdheid de betwisting betreffende de in dit besluit bedoelde contracten behoort, een voogd ad hoc benoemen om de afwezige of verhinderde voogd in het geding te vervangen.

Art. 7.Het leercontract is conform de door het Instituut opgestelde standaardovereenkomst en wordt ondertekend in aanwezigheid van de contracterende partijen en de toezichthoudende afgevaardigde. Elk van de partijen ontvangt een exemplaar ervan.

Het opleidingsprogramma van het beroep, zoals uitgewerkt door het Instituut, gaat als bijlage bij het gesloten contract en maakt er deel van uit.

Art. 8.De duur van het leercontract is gelijk aan de duur van het opleidingsplan zoals vastgesteld door de toezichthoudende afgevaardigde.

In geval van verbreking van het contract moet de duur van het latere overeenkomst gelijk zijn aan de duur van de resterende te volgen opleiding.

Art. 9.Het leercontract omvat een proefperiode van drie maanden.

Art. 10.Aan de hand van het dossier dat is gevoegd bij de aanvraag om erkenning van het contract moet kunnen worden nagegaan of 1° het contract conform de standaardovereenkomst bedoeld in artikel 7 is;2° de onderneming erkend is voor het beroep waarop het contract betrekking heeft;3° de leerling voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5;4° de duur van het contract overeenstemt met de duur vermeld in het opleidingsplan;5° de leerling werd ingeschreven op de lijst van de werknemers die bezorgd is aan de de Geneeskundige interbedrijvendienst. Het dossier dat is gevoegd bij de erkenningsaanvraag wordt aan het Instituut bezorgd binnen de twee maanden die volgen op de begindatum van de uitvoering van het contract.

Het Instituut beslist over de aanvraag om erkenning uiterlijk binnen de maand waarin het dossier is ontvangen. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de partijen. Deze kunnen beroep indienen overeenkomstig artikel 28.

Art. 11.De contracterende partijen verbinden zich ertoe onmiddellijk alle problemen voortvloeiend uit de uitvoering van het contract voor te leggen de toezichthoudende afgevaardigde.

Deze bemiddelt bij onenigheid tussen de partijen. Indien geen akkoord wordt bereikt of indien de partijen of één ervan weigeren gevolg te geven aan de oproeping, bezorgt de toezichthoudende afgevaardigde aan het Instituut binnen de vijftien dagen een verslag met het proces-verbaal van verhoor van de partijen.

Art. 12.De rechtsvervolgingen naar aanleiding van de leercontract verjaren één jaar na de beëindiging ervan of vijf jaar na het feit dat aanleiding heeft gegeven tot de rechtsvervolging, waarbij deze laatste termijn niet langer mag duren dan één jaar na de beëindiging van de leercontract. HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van de partijen

Art. 13.De bedrijfsleider en de leerling bejegenen elkaar met respect.

Ze dienen het goed fatsoen en de goede zeden in acht te nemen tijdens de uitvoering van het contract.

Art. 14.Het bedrijfsleider is verplicht : 1° erop toe te zien dat de in het programma vastgestelde opleiding aan de leerling wordt gegeven om hem voor te bereiden op de examens en de uitoefening van zijn latere beroep, met name door het ter beschikking stellen van de hulp, middelen en zaken die nodig zijn voor het aanleren van dit beroep;2° de nodige aandacht en zorg te besteden aan de integratie van de leerling in zijn beroepsmilieu;3° de leerling geen taken op te leggen die : a) vreemd zijn aan het beroep waarvoor hij is aangeworven;b) niet in het raam van de opleiding passen;c) gevaar voor zijn gezondheid en veiligheid inhouden;d) verboden zijn krachtens de reglementaire of wetsbepalingen betreffende de arbeid;4° de toezichthoudende afgevaardigde evenals de wettelijke vertegenwoordiger van de leerling indien hij minderjarig is op de hoogte te houden van het verloop van de opleiding in de onderneming,;5° in samenwerking met de toezichthoudende afgevaardigde erop toe te zien dat de leerling : a) nauwgezet de cursussen volgt in een centrum voor permanente opleiding van de middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, wat inhoudt dat de bedrijfsleider de leerling de mogelijkheid moet geven om afwezig te zijn op het werk gedurende de lesuren en heel de dag wanneer de cursussen langer dan een halve dag in beslag nemen;b) deelneemt aan de praktische evaluaties in de werkplaats en aan de examens, wat inhoudt dat de bedrijfsleider de leerling moet laten vertrekken uiterlijk om 16 uur op de vooravond van de dag waarop deze evaluaties en examens plaatsvinden;c) de pedagogische documenten die hij krijgt en met name het vorderingsschema en het stageverslag nauwkeurig bijhoudt;6° de leerling compensatierust toe te staan die overeenstemt met de duur van de cursussen of van de examens binnen de zes dagen die volgen wanneer de cursussen of examens plaatsvinden buiten de dag dat hij op de onderneming aanwezig is;7° de grondstoffen te leveren nodig voor de evaluatie van de praktische opleiding in de werkplaats;8° toe te zien op de toepassing van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers tijdens de uitvoering van hun werk en op de toepassingsbesluiten ervan, met name : a) door de voorschriften van de wet en de uitvoeringsbesluiten ervan na te leven wanneer de taken die zijn toevetrouwd aan de leerling riscico's (kunnen) inhouden voor diens veiligheid en gezondheid;b) de vereiste en passende preventiemaatregelen te nemen, zowel wat betreft de organisatie als de voorzieningen die ter beschikking van de leerlingen zijn gesteld evenals de kleding en de uitrustingen voor persoonlijke bescherming die krachtens deze wet zijn opgelegd;c) door de leerling van bij de aanvang van de uitvoering van het contract in te schrijven op de lijst van de werknemers die aan de Geneeskundige interbedrijvendienst wordt bezorgd;d) door de toezichthoudende afgevaardigde binnen de twee maanden die volgen op de aanvangsdatum van de uitvoering van het contract een document van de Geneeskundige interbedrijvendienst te bezorgen waaruit blijkt dat het geneeskundig onderzoek bij de aanwerving, opgelegd krachtens de voornoemde wet, wel degelijk heeft plaatsgehad;e) door erop toe te zien dat de leerling de geneeskundige onderzoeken ondergaat die zijn opgelegd krachtens voornoemde wet;9° de leerling een passend onderkomen te bieden en hem gezonde en voldoende voeding geven wanneer de bedrijfsleider hem kost en inwoon verschaft;10° de leerling de nodige tijd te geven om zijn religieuze plichten alsook zijn burgerplichten te vervullen;11° alle reglementaire en wetsbepalingen na te komen die worden opgelegd aan een bedrijfsleider die een erkend leercontract heeft ondertekend;12° de leerling onbetaald verlof toe te kennen of het wettelijk verlof aan te vullen met onbetaald verlof dat moet worden opgenomen zoals wettelijk verlof wanneer de leerling volgens de wet geen recht heeft op vakantiedangen of recht heeft op een aantal dagen dat minder is dan de wettelijke maximumduur zodanig dat de leerling voor elke opleidingsjaar een totaal van 20 to 24 dagen verlof heeft al naargelang de uitvoering van het contract 5 of 6 dagen aanwezigheid per week in de onderneming vereist;13° een verzekering af te sluiten tegen ongevallen die de leerling kunnen overkomen tijdens en door de uitvoering van het leercontract : a) gedurende de opleidingsuren in de onderneming en gedurende de uren waarin de leerling de cursussen volgt en deelneemt aan de evaluaties en examens;b) gedurende de weg die de leerling aflegt van huis naar de onderneming of het centrum en omgekeerd alsook van de onderneming naar het centrum en omgekeerd;14° het werkrooster zoals voorzien in het reglement in acht te nemen zonder overschrijding van de maximumgrens zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst die gesloten is in het bevoegd Paritair comité of, bij onstentenis van een dergelijke overeenkomst, de maximumgrens zoals vastgesteld in de arbeidswetgeving, met inbegrip - in alle gevallen- van de tijd die gewijd is aan het bijwonen van de cursussen;15° de leerling minimum 28 uur per week gemiddeld over het hele jaar in de onderneming tewerk te stellen;16° de leerling de maandelijkse minimum leervergoeding uit te betalen, vastgesteld in artikel 15;17° tegemoet te komen in de verplaatsingskosten van de leerling overeenkomstig de wetsbepalingen ter zake;18° de toezichthoudende afgevaardigde en iedereen die door het Insituut is aangeduid, toe te laten om op de plaats van de uitvoering van het contract na te gaan of de verplichtingen waartoe hij zich heeft verbonden, wel worden nagekomen;19° aanvullende pedagogische vervolmakingszittingen bij te wonen onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door het Instituut;20° de leerling op diens verzoek een getuigschrift af te leveren met vermelding van de begin- en einddatum van het contract alsook de aard van de genoten opleiding;21° als een goede huisvader te zorgen voor de persoonlijke zaken die de leerling in bewaring geeft;hij heeft in geen geval het recht om deze zaken achter te houden; 22° de leerling de mogelijkheid te geven om zich bij de toezichthoudende gemachigde te begeven gedurende de opleidingsuren in de onderneming;23° de procedure voorzien in artikel 11 van dit besluit na te leven bij elk probleem naar aanleiding van het contract;24° schriftelijk contact op te nemen vanaf de eerste dag van de uitvoering van het contract met de toezichthoudende afgevaardigde voor de ondertekening van een standaard leercontract en een afschrift hiervan te bewaren in de onderneming.

Art. 15.§1. De maandelijkse minimum leervergoeding, bedoeld in artikel 14, 18° bedraagt : a) 7 500 frank voor het eerste leerjaar;b) 10 000 frank voor het tweede leerjaar;c) 13 000 frank voor het derde leerjaar. Indien het bevoegd Paritair comité hogere vergoedingen heeft vastgesteld, dient de bedrijfsleider deze te betalen.

Wanneer het contract voor kortere duur wordt gesloten, moet bij de berekening van de vergoeding aan de leerling rekening worden gehouden met de vroegere opleiding die de verkorting van de leertijd mogelijk maakte.

Deze vergoeding omvat de voordelen in natura die door het bedrijfsleider zijn toegekend zoals ze forfaitair geraamd zijn in de wetgeving betreffende de sociale zekerheid van de werknemers.

Ze is verschuldigd voor zowel de prestaties die de leerling levert in de onderneming als de cursussen die hij volgt en de evaluaties en examens die hij doet in uitvoering van het contract.

Voor de leercontracten die gesloten zijn vanaf 1 januari 1998 vangt de stijging van de maandelijkse minimum leervergoeding aan op de eerste augustus, voorafgaand aan de overgang tot het hogere jaar.

Voor de leercontracten die gesloten zijn vóór 1 januari 1998 wordt de stijging van de maandelijkse minimum leervergoeding behouden tot elke datum van de verjaardag van de sluiting van het contract.

In geval van verlenging van het contract wordt de verhoging van de leervergoeding met een jaar opgeschort. § 2. De bedragen die zijn voorzien in §1, eerste lid, worden jaarlijks aangepast op 1 januari op basis van de index van de consumptieprijzen van de maand december van het voorafgaandelijk jaar.

Het geïndexeerd bedrag van de progressieve maandelijkse minimum leervergoeding, met inbegrip van de voordelen in natura, mag evenwel niet meer zijn dan het bedrag waarboven de leerling niet langer recht heeft op kinderbijslag.

Het Instituut deelt de partijen schriftelijk de nieuwe bedragen van de maandelijkse leervergoeding mee. § 3. De bedrijfsleider bezorgt naar behoren, met een schriftelijke kwijting, de maandelijkse leervergoeding aan de minderjarige leerling behoudens verzet van de vader, moeder of voogd van de minderjarige leerling.

Indien het belang van de minderjarige leerling dit vereist, kan de jeugdrechtbank op verzoek van het openbaar ministerie of een verwant toelaten dat de minderjarige leerling de leervergoeding int en er geheel of gedeeltelijk over beschikt, of voor hem een voogd ad hoc aanduiden die steeds afzetbaar is en die deze vergoeding beheert voor de pupil. De vader, moeder of voogd worden voorafgaandelijk gehoord of opgeroepen.

Art. 16.De leerling moet : 1° alles in het werk stellen om zijn opleiding tot een goed einde te brengen;2° zijn taken uitvoeren met zorg, integriteit en met oog voor de tijd, plaats en de overeengekomen voorwaarden;3° handelen volgens de orders en instructies vanwege het bedrijfsleider, gemachtigden of beambten met het oog op de uitvoering van het contract;4° nauwgezet de cursussen bijwonen en deelnemen aan de evaluaties van de praktische opleiding in de werkplaats en aan de examens, behalve in geval van vrijstelling, en de pedagogische documenten die hij krijgt nauwgezet bijhouden en aanvullen;5° tijdens de duur van het contract en na de stopzetting ervan geen fabrieks- of zakengeheimen noch persoonlijke of vertrouwelijke zaken openbaar maken waarvan hij kennis had omwille van zijn aanwezigheid in de onderneming;6° zich onthouden van alles wat zijn eigen veiligheid, die van zijn collega's, zijn bedrijfsleider of derden in het gedrang kan brengen en in het bijzonder de veiligheids- en hygiënevoorschriften naleven die gelden voor het beroep;7° het hem toevetrouwde materiaal in goede staat terugbezorgen aan de bedrijfsleider evenals de werkkledij wanneer deze verplicht is bij of krachtens de wet van 4 augustus 1991 betreffende het welzijn van de werknemers tijdens de uitvoering van hun werk;8° zich aandienen bij een psycho-medisch-sociaal centrum op verzoek van de toezichthoudende afgevaardigde;9° de in artikel 11 voorziene procedure naleven bij een probleem naar aanleiding van de uitvoering van het contract;

Art. 17.Wanneer de leerling schade heeft berokkend aan de bedrijfsleider of derden in de uitvoering van zijn leercontract, staat de leerling slechts in voor de opzetschade et beroepsfouten;

Hij staat slechts in voor een lichte fout indien deze in zijn hoofde veeleer repititief dan zeldzaam is;

Ingeval van schade zoals bedoeld in het eerste lid dienen de partijen onmiddellijk de toezichthoudende afgevaardigde op de hoogte te brengen.

De bedrijfsleider kan de hem krachtens dit artikel verschuldigde vergoeding en schadeloosstelling afhouden van de leervergoeding en waarover na de feiten een overeenkomst is bereikt met de leerling of die zijn opgelegd door de rechter.

Het totaal van de afhoudingen mag niet meer bedragen dan één vijfde van de maandelijkse vergoeding, waarvan de eventuele afhoudingen verricht krachtens de fiscale wetgeving en de wetgeving betreffende de sociale wetgeving reeds zijn afgetrokken.

Art. 18.De leerling is niet aansprakelijk voor beschadiging of sleet door het normale gebuik van de zaak, noch voor het verlies veroorzaakt door toeval.

Er wordt geen rekening meer gehouden met de gebreken na de oplevering van het werk. HOOFDSTUK III. - Opschorting van de uitvoering van het contract

Art. 19.De uitvoering van de leercontract wordt opgeschort tijdens een zwangerschapsverlof, gedwongen werkloosheid of arbeidsongeschiktheid naar aanleiding van ziekte of een ongeval.

Wanneer de uitvoering van een leercontract voor meer dan zes maanden is opgeschort, wordt de datum van het verstrijken van dit contract opgeschoven naar 31 juli van het jaar dat volgt op het jaar waarin deze moest verstrijken.

Ingeval van opschorting van de leercontract behoudt de leerling het recht op zijn leervergoeding gedurende zeven dagen.

Art. 20.Elk geval van opschorting van het leercontract moet door de bedrijfsleider onverwijld worden meegedeeld aan de toezichthoudende afgevaardigde. HOOFDSTUK IV. - Einde van het contract, opzegging, intrekking van de erkenning

Art. 21.Het leercontract neemt een einde : 1° door het verstrijken van de termijn die is vastgesteld op 31 juli van het einde van het opleidingsjaar, behalve in het geval van een contract van verkorte duur waarvan de termijn wordt uitgesteld om de minimum opleidingsduur van 1 jaar na te leven;2° door de wil van één van de partijen, in de loop van de proefperiode, waarvan schriftelijk kennis wordt gegeven en mits een vooropzeg van 7 dagen;3° wanneer er een zwaarwichtige reden bestaat voor de verbreking voorzien in artikelen 22 en 23 of mits de naleving van de procedure in artikel 11 wanneer een van de partijen een reden inroept die, zonder een ernstige reden te vormen, de goede uitvoering van het contract en bijgevolg van de opleiding in het gedrang brengt;4° wanneer de opschorting van het contract langer duurt dan zes maanden en een van de partijen wenst dat het contract wordt stopgezet;5° door het overlijden van een van de partjien;6° door toeval of overmacht wanneer dit de uitvoering van het contract definitief onmogelijk maakt;7° door de wil van de leerling, waarvan schriftelijk kennis wordt kennis gegeven aan de bedrijfsleider en de toezichthoudende afgevaardigde en mits een vooropzeg van 7 dagen, wanneer hij is aangeworven op basis van een arbeidscontract, wanneer hij benoemd is in een bestuur of zich als zelfstandige vestigt; In afwijking van het eerste lid, 1° kan in bepaalde omstandigheden het einde van het contract bij een wijzigingsclausule worden vastgesteld op een andere datum dan 31 juli van het jaar van het einde van de opleiding, dit op voorstel van de toezichthoudende afgevaardigde en mits akkoord van het Instituut. § 2. Ingeval van de verbreking van het contract moeten de partijen de toezichthoudende afgevaardigde er onmiddellijk van op de hoogte brengen.

Art. 22.De bedrijfsleider kan het bestaan van een zwaarwichtige reden inroepen voor de verbreking die de opzeggging van rechtswege van het leercontract rechtvaardigt wanneer : 1° de leerling : a) zich schuldig maakt aan een daad van oneerlijkheid, ernstige feitelijkheden of beledigingen ten opzichte van de bedrijfsleider of diens personeel;b) bewust zware immateriële of materiële schade toebrengt tijdens of ter gelegenheid van de uitvoering van het contract;c) fabrieksgeheimen openbaar maakt of in serieuze mate indiscreet is in een zakenkwestie;d) ernstig tekortschiet in de naleving van zijn verplichtingen betreffende de goede orde, veiligheid en discipline van de onderneming of de uitvoering van het contract;2° de intrekking of weigering van de erkenning van het contract wordt uitgesproken.

Art. 23.De leerling kan, mits de toelating voorzien in artikel 6 wanneer hij minderjarig is, het bestaan van een zwaarwichtige reden voor de verbreking inroepen die de opzegging van rechtswege van het leercontract verantwoordt wanneer : 1° de bedrijfsleider of de monitor zich ten opzichte van de leerling schuldig maakt aan een daad van oneerlijkheid, ernstige feitelijkheden of beledigingen;2° de bedrijfsleider of de monitor dergelijke daden van derden ten opzichte van de leerling toelaat;3° de moraliteit van de leerling in het gedrang wordt gebracht tijdens de duur van het contract;4° de bedrijfsleider ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen betreffende de uitvoering van het contract;5° de leerling van beroep wenst te veranderen om zwaarwichtige redenen, mits de de procedure voorzien in artikel 11;6° de monitor die belast is met de opleiding hiervoor niet langer kan instaan;7° de intrekking of de weigering van erkenning van het contract is uitgesproken;8° het contract wordt opgeschort krachtens artikel 27.

Art. 24.§ 1. Het Instituut gaat over tot de intrekking van de erkenning van een leercontract wanneer : 1° een van de partijen valse inlichtingen heeft verstrekt;2° niet langer voldaan wordt aan alle erkenningsvoorwaarden;3° een van de partijen niet langer haar verplichtingen nakomt;4° gebleken is dat naar aanleiding van de evaluaties tijdens de leercursus de leerling niet beschikt over de nodige bekwaamheid voor het verwerven van de kennis die voorzien is tijdens het opleidingsprogramma;5° de leerling beschouwd wordt als niet langer fysiek bekwaam voor de uitvoering van het beroep waarop het leercontract betrekking heeft bij of krachtens de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers tijdens de uitvoering van hun werk; § 2. Het Instituut kan de erkenning intrekken wanneer de partijen niet tot een akkoord zijn gekomen op het einde van de procedure voorzien in artikel 11.

Art. 25.Alvorens de erkenning van een leercontract in te trekken of een van de partijen uit te sluiten in de zin van artikel 26 vraagt het Instituut om het advies van de toezichthoudende afgevaardigde.

Behalve wanneer het voorstel tot intrekking afkomstig is van de Toezichthoudende Commissie zoals voorzien in de reglementering betreffende de permanente evaluatie en de examens in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen dient de toezichthoudende afgevaardigde de contracterende partijen te verzoeken om schriftelijk hun eventuele bemerkingen over te maken; desgevallend roept hij deze op om ze te horen en stelt hij een verslag op dat hij aan het Instituut bezorgt.

Art. 26.De intrekking van de erkenning of de weigering van erkenning van een contract, waarvan de uitvoering reeds een aanvang heeft genomen, kan leiden tot de uitsluiting van de erkenning van leercontracten volgens de procedure bedoeld in artikel 25.

Art. 27.De Administrateur-generaal van het Instituut kan de erkenning van het contract opschorten voor een tijdsduur die hij zelf bepaalt wanneer het belang van de leerling dit rechtvaardigt en nadat het advies is ingewonnen van de Beroepscommissie, bedoeld in artikel 28.

De opschorting van de erkenning van het contract leidt alleszins tot de opschorting van de uitvoering van het contract.

Wanneer de opschorting van het contract meer dan zes maanden duurt, wordt artikel 21, § 1, 4°, van toepassing.

De opschorting van de erkenning vormt een zwaarwichtige reden in de zin van artikel 23.

Art. 28.De contracterende partijen kunnen beroep indienen bij de Administrateur-generaal tegen elke beslissing die genomen is in toepassing van dit besluit overeenkomstig de bepalingen van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 tot regeling van de beroepen en de organisatie en de werking van de Beroepscommissie in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 29.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 24 oktober 1991 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden voor leercontracten en aanwervingen van leerlingen in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, wordt opgeheven.

Art. 30.De leercontracten die zijn gesloten vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit en die erkend zijn in toepassing van het voornoemd besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 24 oktober 1991, worden erkend in de zin van dit besluit.

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1998.

Art. 32.Het Lid van het College belast met Beroepsopleiding en Permanente vorming van de Middenklasse is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 juli 1998.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. ANDRE, Lid van het College belast met Beroepsopleiding en de permanente vorming van de middenklasse H. HASQUIN, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie

^