Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 29 april 1999
gepubliceerd op 18 juni 1999

Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de toepassing van het decreet van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en subsidiëring van de coördinatiecentra voor de thuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031258
pub.
18/06/1999
prom.
29/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/29/1999031258/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 APRIL 1999. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de toepassing van het decreet van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en subsidiëring van de coördinatiecentra voor de thuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg


Het College, Gelet op artikelen 128, 138 en 163 van de Grondwet.

Gelet op het decreet van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en subsidiëring van de coördinatiecentra voor thuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg;

Gelet op het advies van de afdeling « Thuisverzorging en thuishulp » van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijn en Gezondheid, gegeven op 11 maart 1999 en 23 maart 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 maart 1999;

Gelet op het akkoord van het lid van het College belast met Begroting, gegeven op 22 maart 1999;

Gelet op de dringende noodzaak om de nodige maatregelen te nemen voor de uitvoering van het decreet van 4 maart 1999 omdat dit op 1 april 1999 in werking is getreden en van toepassing kan zijn op andere centra of diensten dan die welke vallen onder de overgangsbepalingen in artikel 45 van het decreet van 4 maart 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 april 1999, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van het Lid van het College, bevoegd voor gezondheidsbeleid, na beraad, Besluit : HOOFDSTUK I. - Erkenningsprocedure Afdeling 1. - Aanvraag om voorlopige erkenning

Artikel 1.Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag om voorlopige erkenning worden ingediend bij het lid van het College en dient ze vergezeld te zijn van een project en een administratief dossier die zijn opgemaakt volgens het model dat is geleverd door de administratie en dat de volgende elementen bevat : 1° identificatiegegevens van de inrichtende macht van het coördinatiecentrum of van de dienst, waaronder minstens de naam van de personen die gemachtigd zijn de dienst te vertegenwoordigen en : a) de geactualiseerde statuten die in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, b) de lijst van de leden van de algemene vergadering en van de raad van bestuur, c) het rekeningnummer van het coördinatiecentrum of van de dienst;2° een nota die duidelijk aangeeft hoe werd voldaan aan de bepalingen van de artikelen 3 tot 9 of 25 tot 34 van het decreet en die een nauwkeurige omschrijving geeft van de opdracht(en) van het coördinatiecentrum of de dienst alsook de staat van de samenwerkingsovereenkomsten bedoeld in artikel 11 van het decreet;3° een document met een omschrijving van de actieradius bestreken door het coördinatiecentrum of de dienst zoals voorzien in artikel 6 van het decreet;4° een document met de samenstelling van de equipe, de functie, bekwaamheid, opleiding en de duur van de prestaties van de leden ervan overeenkomstig artikelen 13 en 32 van het decreet;5° een document met het adres van de maatschappelijke zetel en van de activiteitenzetel;6° een document dat aantoont dat het coördinatiecentrum of de dienst een verzekering voor burgerlijke en beroepsaanprakelijkheid heeft afgesloten en gedekt is voor het lopende jaar;7° een beknopt plan van de verschillende lokalen die zijn bestemd voor de activiteiten van het coördinatiecentrum of de dienst alsook de omschrijving van de bestemming ervan en het huurcontract, verkoopcontract of enig ander contract;8° een document met de openingsuren van het coördinatiecentrum of de dienst alsook, eventueel, die van de wachtdiensten en van de regelingen voor spoedgevallen; Het volledige dossier dient voor eensluidend en volledig te worden verklaard. Het dient van een datum te worden voorzien en ondertekend door diegene(n) die gemachtigd is (zijn) om de dienst te vertegenwoordigen.

Art. 2.Wanneer de administratie beschikt over het project en het administratief dossier, bezorgt ze de aanvrager een ontvangstbewijs, wijst ze op de ontbrekende of onvolledige gegevens, verzoekt ze hem hieraan het nodige te doen en behandelt ze de aanvraag wanneer het dossier volledig is. Afdeling 2. - Voorlopige erkenning

Art. 3.Het lid van het College bezorgt de Adviesraad de aanvraag om voorlopige erkenning van het coördinatiecentrum en van de dienst alsook het administratief verslag. De Adviesraad onderzoekt de aanvraag en bezorgt zijn advies aan het lid van het College binnen de twee maand. Het lid van het College kan een kortere termijn vaststellen bij hoogdringendheid.

Het College beslist over de aanvraag en deelt haar beslissing mee aan de aanvrager.

In de voorlopige erkenning staan de volgende gegevens vermeld : 1° de identificatie van het coördinatiecentrum of van de dienst;2° de activiteitenplaats en desgevallend de actieradius;3° de categorie waarbinnen het coördinatiecentrum of de dienst is erkend;4° de datum van inwerkingtreding van de voorlopige erkenning.

Art. 4.Het College kan op ieder tijdstip overgaan tot de intrekking van de voorlopige erkenning van een coördinatiecentrum indien het zich niet langer houdt aan de erkenningsvoorwaarden voorzien in artikelen 5 tot 18 van het decreet van 4 maart.

Het College kan op ieder tijdstip overgaan tot de intrekking van de voorlopige erkenning van een dienst voor palliatieve zorg en nazorg indien deze zich niet langer houdt aan de erkenningsvoorwaarden voorzien in artikelen 27 tot 38 van het decreet van 4 maart.

Het College bezorgt het coördinatiecentrum of de dienst bij een aangetekende brief met ontvangstbewijs een gemotiveerd voorstel tot intrekking en bezorgt hiervan een afschrift aan de Adviesraad.

Art. 5.Gedurende de periode dat de voorlopige erkenning loopt, verricht de administratie een controle om na te gaan of de werking van het coördinatiecentrum of de dienst overeenstemt met het decreet en dit besluit. Afdeling 3. - Erkenningsaanvraag

Art. 6.Uiterlijk zes maand na de inwerkingtreding van de voorlopige erkenning dient het coördinatiecentrum of de dienst bij het lid van het College een erkenningsaanvraag in, samen met een project en een administratief dossier die zijn opgemaakt volgens het model dat is geleverd door de administratie en met de geactualiseerde elementen voorzien in artikel 1 van dit besluit.

Art. 7.Na ontvangst van voornoemd dossier bezorgt de administratie aan de aanvrager een ontvangstbewijs, behandelt ze de aanvraag en gaat ze na of de werking van het coördinatiecentrum of de dienst overeenstemt met het decreet en dit besluit.

Art. 8.Het lid van het College bezorgt aan de Adviesraad de aanvraag van het coördinatiecentrum of van de dienst, een synthese van het administratief advies en van het inspectieverslag. Deze onderzoekt de aanvraag en bezorgt zijn advies aan het Lid van het College binnen de ttwee maand. Het lid van het College kan een kortere termijn vaststellen bij hoogdringendheid.

Art. 9.Het College beslist over de erkenningsaanvraag en deelt zijn beslissing mee aan het coördinatiecentrum of de dienst. Afdeling 4. - Wijziging van de erkenning

Art. 10.Indien de gegevens, bedoeld in artikel 1 van dit besluit, tijdens de duur van de erkenning wijzigingen ondergaan, dienen deze onmiddellijk te worden meegedeeld aan het lid van het College.

Art. 11.Wanneer de gegevens, voorzien in artikel 1, eerste lid, 1°, a), en 2° of 8°, gewijzigd zijn, wordt een aanvraag tot wijziging van de erkenning ingediend.

Art. 12.De aanvraag tot wijziging van de erkenning wordt behandeld volgens de regels die gelden voor de erkenningsaanvraag. Afdeling 5. - Hernieuwing van de erkenning

Art. 13.De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning wordt door het coördinatiecentrum of de dienst uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de lopende erkenning ingediend. Ze gaat vergezeld van een project en een administratief dossier zoals bedoeld in artikel 1 van dit besluit.

Na ontvangst van voornoemd besluit bezorgt de administratie aan de aanvrager een ontvangstbewijs, behandelt ze de aanvraag en gaat ze na of de werking van de dienst overeenstemt met het decreet.

Art. 14.De hernieuwingsprocedure is vastgesteld in artikelen 7 tot 9 van dit besluit. Afdeling 6. - Intrekking van de erkenning

Art. 15.Het College op ieder tijdstip de erkenning intrekken overeenkomstig artikel 19, § 4 van het decreet.

Het bezorgt bij een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs een gemotiveerde beslissing voor de intrekking van de erkenning aan het coördinatiecentrum of de dienst en bezorgt hiervan een afschrift aan de Adviesraad.

Het coördinatiecentrum of de dienst beschikken over één maand, te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van het voorstel, om hun bemerkingen in te dienen bij het lid van het College, dat daarvan een afschrift bezorgt aan de Adviesraad.

Deze onderzoekt het voorstel tot intrekking van de erkenning en bezorgt zijn advies aan het College binnen de twee maand. Indien deze termijn wordt overschreden wordt aan het advies voorbijgegaan.

De beslissing van het College wordt bij een aangetekende brief bezorgd aan het coördinatiecentrum of de dienst. Afdeling 7. - Vrijwillige sluiting

Art. 16.Wanneer de inrichtende macht besluit het coördinatiecentrum of de dienst vrijwillig te sluiten, geeft ze van deze beslissing, uiterlijk drie maand vóór de sluiting, kennis aan het lid van het College. HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden voor de coördinatiecentra Afdeling I. - Wachtdiensten en -regelingen

Art. 17.§ 1. De wachtregeling zoals bedoeld in artikel 8, § 2, van het decreet dient te voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° Verzekerd zijn door iemand die de nodige kennis bezit om gepast te antwoorden op de vraag van de begunstigde over elke verstrekker.2° Ervoor zorgen dat de begunstigde een beroep kan doen op een verpleger buiten de arbeidsuren en -dagen. De arbeidsuren en -dagen verlopen van maandag tot vrijdag tussen 7 uur en 18 uur.

Wanneer het coördinatiecentrum zelf niet instaat voor de volledige permanentie gedurende 24u/24u en 7 dagen op 7, sluit het een overeenkomst af met de dienst die voor het centrum een deel van de permanentie op zich neemt. De overeenkomst, waarin de beroepsbekwaming van het wachtpersoneel, de wederzijdse verplichtingen van het coördinatiecentrum en de wachtdienst alsook de desbetreffende dagen en uren zijn vermeld, wordt gevoegd bij de erkenningsaanvraag van het coördinatiecentrum. § 2. De wachtregeling zoals bedoeld in artikel 9, § 2, van het decreet dient te voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° Verzekerd zijn door iemand die de nodige kennis bezit om gepast te antwoorden op de vraag van de begunstigde over elke verstrekker.2° Wanneer het coördinatiecentrum zelf niet instaat voor de volledige permanentie gedurende 24u/24u en 7 dagen op 7, sluit het een overeenkomst af met de dienst die voor het centrum een deel van de permanentie op zich neemt.De overeenkomst, waarin de beroepsbekwaming van het wachtpersoneel, de nadere regelen voor de permanente toegang tot de dossiers voor de coördinatie van de patiënten, de wederzijdse verplichtingen van het coördinatiecentrum en de wachtdienst alsook de desbetreffende dagen en uren zijn vermeld, wordt gevoegd bij de erkenningsaanvraag van het coördinatiecentrum. Afdeling 2. - Overeenkomsten met de diensten- en zorgverstrekkers

Art. 18.§ 1. De overeenkomsten tussen het coördinatiecentrum en de verstrekkers of groepen verstrekkers bepalen dat de wederzijdse gegevensoverdracht dient te gebeuren met de volgende middelen : 1° via alle telecommunicatiemiddelen;2° via vergaderingen, georganiseerd door het coördinatiecentrum krachtens artikel 16 van het decreet;3° door gebruikmaking van de verbindingsfiche bedoeld in artikel 15, § 2, van het decreet. § 2. Het coördinatiecentrum verbindt zich ertoe aan de verstrekker alle gegevens te bezorgen die hij nodig heeft om zijn zorg of diensten te kunnen verstrekken. § 3. De verstrekker verbindt zich ertoe het coördinatiecentrum op de hoogte te houden over de evolutie en de opvolging van de toestand en de behoeften van de begunstigde. Afdeling 3. - Personeel van het coördinatiecentrum

Art. 19.§ 1. Het coördinatiecentrum van categorie 1 beschikt over twee voltijdse coördinators. De werkduur mag niet minder dan een half-time bedragen. § 2. Het coördinatiecentrum van categorie 2 beschikt over drie voltijdse coördinators, één voltijds administratief medewerker en een halftijdse directiemedewerker. De werkduur mag niet minder dan een half-time bedragen. § 3. Het coördinatiecentrum van categorie 3 beschikt over vier voltijdse dagcoördinators, vier voltijdse nachtcoördinators, één voltijds administratief medewerker en een voltijdse directiemedewerker. De werkduur mag niet minder dan een half-time bedragen.

Art. 20.Alvorens nieuw personeel aan te werven, dient het coördinatiecentrum in het raam van dit decreet het reeds door het coördinatiecentrum aangeworven GESCO-personeel dat de vereiste beroepsbekwaming heeft, aan te werven. Voor het GESCO-personeel dat thans coördinatiefuncties uitoefent doch niet de vereiste beroepsbekwaming heeft, dient het coördinatiecentrum aan het lid van het College een afwijking aan te vragen. Afdeling 4. - Werking

Art. 21.Het coördinatiedossier zoals bedoeld in artikel 15, § 1 van het decreet omvat meer bepaald de volgende gegevens : 1° de administratieve gegevens betreffende de begunstigde : naam, voornaam, geboortedatum, adres, telefoon, ziekenfonds 2° de sociale gegevens 3° de kenmerken van de woning : verdieping, lift, badkamer, sanitair, verwarming, telefoon 4° een analyse van de behoeften van de begunstigde wat de verzorging en diensten betreft 5° het steunplan dat is opgesteld door het coördinatiecentrum in overleg met de behandelend geneesheer : type, frequentie, geraamde duur en eventueel uurrooster van de verzorging en diensten alsook de externe actoren : familie, entourage 6° de bemerkingen vanwege de verstrekkers over de toestand van de begunstigde volgens de modaliteiten voorzien in artikel 20 van dit besluit 7° een regelmatige evaluatie en aan het eind van de tenlasteneming, door de coördinator van het steunplan in overleg met de behandelend geneesheer Art.22. De verbindingsfiche, bedoeld in artikel 15, § 2 van het decreet wordt opgesteld volgens het model dat door de administratie is opgemaakt en omvat de volgende gegevens : 1° een document met vermelding van de geleverde verpleegkundige verzorging;2° een document met vermelding van de geleverde kinesitherapeutische verzorging;3° een document met vermelding van de verstrekkingen van de gezinshelpsters, bejaardenhelpsters en helpsters in het huishouden;4° een document met vermelding van de andere verstrekkingen;5° een document dat is bestemd voor de overdracht van boodschappen tussen verstrekkers.

Art. 23.Het coördinatiecentrum belegt minstens tweemaal per maand de vergaderingen bedoeld in artikel 16, § 1 van het decreet. De behandelend geneesheer wordt op die vergaderingen uitgenodigd.

De verstrekkers ondertekenen een aanwezigheidsregister. Dit register omvat de beknopte notulen van de vergadering zonder vermelding van de naam van de begunstigen wier toestand wordt besproken tijdens de vergadering.

Art. 24.Het statistisch verslag, bedoeld in artikel 18 van het decreet wordt opgesteld op basis van het model dat door de administratie is opgemaakt.

Het omvat een signalementsfiche, de activiteitenstatistieken van het coördinatiecentrum en de gegevens van de begunstigden. HOOFDSTUK III. - Categorieën van coördinatiecentra en programmatie

Art. 25.Naast de criteria bedoeld in artikel 20 van het decreet, zijn de kwantitatieve en kwalitatieve criteria per categorie de volgende : 1° het jaargemiddelde van het aantal begunstigden voor wie een steunplan werd opgesteld 2° het percentage aan verrichte verstrekkingen buiten de werkuren en -dagen (per soort verstrekking) 3° de keuze van de menu's en de mogelijkheid tot aangepaste menu's 4° het gebruik van een vragenlijst voor de begunstigde of diens entourage over de verleende verzorging en diensten Deze vragenlijst wordt gevoegd bij het individuele dossier van de begunstigde na 3 maand tenlasteneming of op het eind indien de periode van de tenlasteneming korter is.

Art. 26.De coördinatiecentra dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK IV. - Toekenning van de subsidies aan de coördinatiecentra

Art. 27.Bij de subsidies voor de personeelskosten wordt rekening gehouden met de evolutie van de anciënniteit en de indexering. De indexering volgt de regels die gelden voor de indexering van de weddes in de openbare diensten.

Art. 28.§ 1. De forfaitaire vergoeding per verstrekker en per vergadering zoals bedoeld in artikel 24 van het decreet is vastgesteld op 500 frank. Het jaarlijks maximumbedrag voor deze vergoedingen is vastgesteld op : 1° 100.000 frank voor een coördinatiecentrum van categorie 1; 2° 200.000 frank voor een coördinatiecentrum van categorie 2; 3° 300.000 frank voor een coördinatiecentrum van categorie 3;

Dit bedrag is begrepen in het totale forfaitair bedrag dat is vastgesteld in artikel 29 van dit besluit. § 2. De vergoeding voor de thuiswacht van het verpleegkundig personeel van het coördinatiecentrum van categorie 3 is vastgesteld op 1.000 frank per nacht of per dag die geen werkdag is en tijdens welke de verstrekker kan worden opgeroepen door het coördinatiecentrum. Ze dekt niet de verstrekkingen die door de verstrekker zijn verricht gedurende deze perioden. Deze vergoedingen zijn begrepen in het forfaitair totaalbedrag dat is vastgesteld in artikel 29 van dit besluit. § 3. De jaarlijkse opleidingsvergoeding is vastgesteld op 10.000 frank per voltijds equivalent. Dit bedrag is begrepen in het forfaitair totaalbedrag dat is vastgesteld in artikel 29 van dit besluit.

Art. 29.Het jaarlijks forfaitair bedrag voor de werkingskosten is vastgesteld als volgt : 1° 600.000 frank voor een centrum van categorie 1; 2° 1.200.000 frank voor een centrum van categorie 2; 3° 2.400.000 frank voor een centrum van categorie 3.

Art. 30.De subsidies worden uitbetaald per driemaandelijks voorschot van 25 % van de totale subsidie op 15 februari, 15 mei en 15 augustus en 20 % van de totale subsidie op 15 november.

Het saldo van de subsidie wordt uiterlijk uitbetaald op 30 november van het jaar dat volgt op het dienstjaar inzoverre de bewijsstukken, de rekeningen en balansen en het activiteitenverslag zoals bedoeld in artikel 18 van het decreet ten laatste op 31 mei van het jaar dat volgt op het bedoelde dienstjaar zijn bezorgd.

De werkingskosten die in aanmerking komen voor subsidiëring zijn vastgesteld in de bijlage van dit besluit. HOOFDSTUK V. - Voorwaarden tot erkenning van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg Afdeling 1. - Wachtdiensten

Art. 31.§ 1 De wacht- en surveillancedienst bedoeld in artikel 33, § 1 van het decreet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9 van dit decreet en artikel 17, § 1 van dit besluit voor de coördinatiecentra. § 2 De wachtdienst bedoeld in artikel 33, § 2 van het decreet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 17, § 2 van dit decreet en moet een verpleger van wacht of van het coördinatiecentrum waarmee hij samenwerkt, buiten de werkuren en -dagen kunnen sturen naar de patiënt. Afdeling 2. - Personeel van de dienst

Art. 32.De ervaring op het vlak van palliatieve zorg en nazorg zoals bedoeld in artikel 32 van het decreet dient minstens 2 jaar te bedragen en moet opgedaan zijn in : 1° hetzij een ziekenhuis dat gespecialiseerd is in palliatieve zorg;2° hetzij een equipe van een dienst voor palliatieve zorg en nazorg of een vereniging die actief is op het vlak van de palliatieve zorg en nazorg.Deze vereiste geldt niet voor het administratief personeel.

Het lid van het College kan een afwijking van deze vereiste toekennen wanneer een werknemer deelneemt aan een navorming inzake palliatieve zorg. Afdeling 3. - Werking

Art. 33.Het dossier bedoeld in artikel 35 van het decreet omvat minstens de volgende gegevens : 1° de administratieve gegevens van de patiënt : naam, voornaam, geboortedatum, adres, telefoon, ziekenfonds;2° de sociale gegevens;3° een analyse van de behoeften van de patiënt op het vlak van de palliatieve zorg en nazorg;4° de verleende zorg alsook de voorziene en uitgevoerde samenwerkingsverbanden;5° een regelmatige evaluatie, en aan het eind van de tenlasteneming van de patiënt, van de toestand van de patiënt in overleg met de behandelend geneesheer.

Art. 34.Het statistisch verslag, bedoeld in artikel 38 van het decreet wordt opgesteld op basis van het model dat door de administratie is opgemaakt.

Het omvat een signalementsfiche, de activiteitenstatistieken van het coördinatiecentrum en de gegevens van de begunstigden. HOOFDSTUK VI. - Toekenning van de subsidies aan de diensten

Art. 35.§ 1 Het forfaitaire subsidiebedrag is vastgesteld op basis van het aantal volbrachte opdrachten, per categorie. 1° voor categorie 1 : 1.300.000 frank voor de uitvoering van de opdracht bedoeld in artikel 26, 4°; 2° voor categorie 2 : 2.750.000 frank voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 26, 3° en 4°; 3° voor categorie 3 : 2.750.000 frank voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 26, 2° en 3; 4° voor categorie 4 : 3.500.000 frank voor de uitvoering van de opdracht bedoeld in artikel 26, 1; 5° voor categorie 5 : 7.500.000 frank voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 26, 1°, 2°, 3° en 4° § 2. Wanneer aan de dienst een subsidie is verleend krachtens een andere wetgeving voor activiteiten van hetzelfde type als die waarvoor de dienst een erkenning heeft gekregen, vemindert het College de forfaitaire subsidie zoals bedoeld in 1° naar gelang van het bedrag van de andere subsidie en de omvang van de uitgaven die er niet door worden gedekt. § 3. Gezien de heterogeniteit van de diensten beoordeelt het College de omvang van de activiteiten op basis van het statistisch verslag bedoeld in art. 38 van het decreet.

Art. 36.De subsidies worden uitbetaald per driemaandelijks voorschot van 25 % van de totale subsidie op 15 februari, 15 mei en 15 augustus en 20 % van de totale subsidie op 15 november.

Het saldo van de subsidie wordt uiterlijk uitbetaald op 30 november van het jaar dat volgt op het dienstjaar inzoverre de bewijsstukken, de rekeningen en balansen en het activiteitenverslag zoals bedoeld in artikel 38 van het decreet ten laatse op 31 mei van het jaar dat volgt op het bedoelde dienstjaar zijn bezorgd.

De werkingskosten die in aanmerking komen voor subsidie zijn vastgesteld in de bijlage van dit besluit. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 37.Het lid van het College bevoegd voor gezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 38.Dit besluit treedt in werking 1 mei 1999.

Brussel, 29 april 1999.

Namens het College : Lid van het College belast met Gezondheid, E. TOMAS Voorzitter van het College, belast met Begroting, H. HASQUIN

Bijlage TOELAATBARE WERKINGSKOSTEN IN HET RAAM VAN HET DECREET VAN 4 MAART 1999 a) Coördinatiecentrum Beheerkosten van het coördinatiepersoneel Arbeidsgeneeskunde Inschrijvingskosten voor seminaries-colloquia Supervisie Sociaal secretariaat Aanwervingskosten Vergoeding voor thuiswacht van de verstrekkers Kosten voor het bijwonen van de coördinatievergaderingen Opleidingskosten Werkingskosten Huur * Stookolie * Electriciteit * Gas * Water * Telefoon * Post * Kantooraccesoires * Informaticamateriaal * Onderhoud van de lokalen * Kantoormateriaal en -meubelen * Autoverzekering * Auto (leasing) * Gewestheffingen * Gemeenteheffingen * Boekhoudkundige erelonen Reclame en advertenties Vergaderingkosten (max.120 BEF per persoon en vergadering) Andere erelonen (gerechtvaardigd door facturen en fiscale fiches al dan niet BTW-plichtig) * te verdelen volgens een sleutel opgemaakt door het centrum b) diensten voor palliatieve zorg en nazorg Beheerkosten van het coördinatiepersoneel Arbeidsgeneeskunde Inschrijvingskosten voor seminaries-colloquia Supervisie Sociaal secretariaat Aanwervingskosten Werkingskosten Huur * Stookolie * Electriciteit * Gas * Water * Telefoon * Post * Kantooraccesoires * Informaticamateriaal * Onderhoud van de lokalen Kantoormateriaal en -meubelen Autoverzekering Auto (leasing) Gewestheffingen * Gemeenteheffingen * Boekhoudkundige erelonen Reclame en advertenties Vergaderingkosten (max.120 BEF per persoon en vergadering) Andere erelonen (gerechtvaardigd door facturen en fiscale fiches al dan niet BTW-plichtig) * te verdelen volgens een sleutel opgemaakt door het centrum Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van het College van de Franse Gemenschapscommissie van 29 april 1999 betreffende de toepassing van het decreet van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en subsidiëring van de coördinatiecentra voor thuisverzorging en thuisdiensten en van de de diensten voor palliatieve zorg en nazorg.

^