Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 15 maart 1999
gepubliceerd op 01 juni 1999

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening en educatief optreden

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1999029257
pub.
01/06/1999
prom.
15/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/15/1999029257/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MAART 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening en educatief optreden


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming;

Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd;

Gelet op het advies van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd, gegeven op 7 oktober 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 december 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 22 december 1999;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 4 januari 1999 over de aanvraag om advies aan de Raad van State, dat binnen een termijn van niet langer dan een maand moest worden uitgebracht;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 februari 1999, met toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999, Arrête : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.De bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening en educatief optreden die in aanmerking komen onder de instellingen die huisvesting bezorgen aan de jongeren, vermeld in de artikelen 1, 14° en 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd worden in dit besluit vastgelegd. HOOFDSTUK II. - De opdrachten

Art. 2.De dienst voor hulpverlening en educatief optreden, hierna de dienst genoemd, heeft als opdracht aan de personen bedoeld bij artikel 1, 1° tot 4° van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, een educatieve hulp in hun familiaal leefmilieu te bezorgen of hulp te verlenen inzake autonoom logement aan de jongeren bedoeld bij artikel 1, 1° en 2° van voormeld decreet.

Onder educatieve hulp wordt verstaan elke vorm van hulpverlening of opvoedingsoptreden die toelaat de opvoedingssituatie van de jongeren te verbeteren wanneer deze bedreigd is hetzij door het gedrag van de jongere, hetzij door de moeilijkheden in de uitvoering van hun ouderlijke verplichtingen door de personen die in feite de jongere onder hun bewaring hebben, behoudens de privé-personen aan wie zijn bewaring is toevertrouwd met toepassing van het voormeld decreet of van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. De dienst moet op elk ogenblik kunnen optreden volgens de modaliteiten bepaald door de beslissingsinstantie.

Art. 3.§ 1. De dienst werkt op mandaat van een beslissingsinstantie d.i. de adviseur voor de hulpverlening aan de jeugd of de directeur voor de hulpverlening aan de jeugd of de jeugdrechtbank in het kader van de toepassing van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd of van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. § 2. Het erkend opvoedingsproject van de dienst bepaalt het aantal mandaten dat de dienst gelijktijdig mag ten laste nemen. Dit aantal bedraagt ten minste 12 en ten hoogste 24 mandaten. § 3. Het mandaat vermeldt de namen van de jongeren, de nagestreefde doeleinden, de motieven en de duur ervan die ten hoogste 6 maanden is.

Op met redenen omklede beslissing kan de beslissingsinstantie het mandaat hernieuwen. § 4. Wanneer ten minste drie jongeren tegelijkertijd de in artikel 2 bedoelde hulp krijgen, indien die jongeren dezelfde verblijfplaats hebben en uit eenzelfde fratrie komen, levert de beslissingsinstantie slechts een enkel mandaat af. Zij bezorgt er een tweede indien er bij de hulpverlening in dezelfde voormelde situaties vier of zes jongeren betrokken zijn. Een derde mandaat kan gegeven worden, indien er meer dan zes jongeren deze hulp genieten. § 5. De dienst stuurt ten minste een eerste verslag naar de beslissingsinstantie binnen de twee maanden die volgen op de datum van het mandaat, en vervolgens vóór het verstrijken van het mandaat. De beslissingsinstantie kan op gelijk welk ogenblik een bijkomend verslag vragen.

Deze verslagen bevatten een ontleding van de situatie, van haar evolutie en elk gegeven dat de plaatsingsoverheid toelaat de adequatie van de bezorgde hulp te evalueren.

Wanneer de dienst door de jeugdrechtbank gemandateerd wordt, zendt hij afschrift van de verslagen naar de dienst voor gerechtelijke bescherming.

Art. 4.De dienst is ertoe gemachtigd, naast de bij artikel 3, § 1 bedoelde mandaten, andere jongeren hulp te bieden die hem door een natuurlijke persoon of een andere publiekrechtelijke persoon of door de jeugdrechtbank werden toevertrouwd voor situaties die niet vallen onder het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd of onder de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.

De tenlasteneming van de andere jongeren bedoeld bij § 1 mag in geen geval een weigering van tenlasteneming verantwoorden in het kader van een mandaat zoals bedoeld bij artikel 3, § 1.

Art. 5.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder aantal situaties beoogd door het opvoedingsproject het gemiddeld aantal situaties die gelijktijdig kunnen behandeld worden. Het aantal effectieve situaties wordt bepaald door de mandaten toevertrouwd aan de dienst. De aanvang van de tenlasteneming stemt overeen met de datum van het mandaat. HOOFDSTUK III. - De betoelaging Afdeling I. - Algemene bepalingen betreffende de toelagen voor

personeelskosten

Art. 6.§ 1. De provisionele jaarlijkse toelage voor personeelskosten bedoeld bij de artikelen 31 tot 33 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, wordt aan de dienst toegekend op basis van : a) Voor 12 aanvaarde situaties : 1° 2,5 opvoeders;2° 0,5 psycho-sociaal;3° 0,5 administratief;4° 0,5 technisch;5° 1 directeur indien de dienst het enig erkend opvoedingsproject is dat afhangt van de inrichtende macht of, indien de dienst erkend is voor verschillende opvoedingsprojecten, 1 coördinator of, desgevallend, een bijkomend lid van het leidend personeel bedoeld bij artikel 7, § 1, c) van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenchap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en voor de toekenning van toelagen aan de diensten voor opvang en educatieve hulpverlening.b) voor de aanvaarde situaties boven de 12, met een maximum van 24 : 1° 0,5 opvoeder per 2 situaties onder wie, in het geval van 24 situaties, 1 hoofdopvoeder onder de opvoeders;2° 0,25 psycho-sociaal per 6 situaties;3° 0,25 administratief per 6 situaties;4° 0,5 technisch per 12 situaties. § 2. Voor de berekening van de in § 1 bedoelde toelage, wordt er rekening gehouden met de lasten berekend op basis van artikel 31, § 1, 1° tot 6° van het bij § 1 bedoeld besluit.

Art. 7.Voor de verantwoording van de provisionele jaarlijkse toelage bedoeld bij vorig artikel, komen enkel de volgende ambten in aanmerking in de personeelscategorieën vermeld in bijlage 3 van het bij artikel 6, § 1 bedoelde besluit : A. Opvoedingspersoneel : alle ambten.

B. Psycho-sociaal personeel : maatschappelijk assistent of maatschappelijk assistent in de strafinrichtingen of assistent in de psychologie; de licentiaten houder van een van de vijf licenties vermeld in de voormelde bijlage 3 behoudens de licentie in de rechten;

C. Administratief personeel : klerk, opsteller of huismeester.

D. Directiepersoneel : directeur met de weddeschaal A of coördinator.

E. Technisch personeel : technisch personeel. Afdeling 2. - Toelagen voor werkingskosten

Art. 8.De provisionele jaarlijkse toelage voor werkingskosten bedoeld bij de artikelen 35 en 36 van het bij artikel 6, § 1, bedoelde besluit wordt aan de dienst toegekend op basis van de volgende bedragen : a) voor een opvoedingsproject met het oog op 12 situatie : 56 500 F, indexeerbaar, per aanvaarde situatie;b) voor de aanvaarde situaties boven de 12 tot 24 : 40 000 F, indexeerbaar, per aanvaarde situatie. Afdeling 3. - Bijzondere financiële bepalingen

Art. 9.§ 1er Voor elke situatie bedoeld bij artikel 4, § 1, worden de kosten voor hulpverlening ten laste genomen door de natuurlijke persoon of de overheidsmacht die de dienst aanvraagt, of, desgevallend, indien de hulpverlening afhangt van een jeugdrechtbank, door de privé-personen of de onderhoudsplichtigen of door iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die verplicht wordt op te treden bij de uitvoering van de beslissing van de rechtbank. § 2. De kosten voor de tenlasteneming bedoeld bij lid 1 worden vastgesteld op een indexeerbare vaste prijs van 251 F per uur. § 3. De prijs per uur bedoeld bij lid 2 wordt ter kennis gebracht van de natuurlijke of publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld bij artikel 4 en van de jeugdrechtbank, voorafgaandelijk aan elke opvang. § 4. Het jaarlijks totaal bedrag van de prijzen per uur bedoeld bij § 2 wordt in mindering gebracht van de toelagen voor personeels- en werkingskosten toegekend aan de dienst, tenzij die dienst kan bewijzen dat hij werkelijk uitgaven heeft gedaan in beide categorieën van voormelde kosten, die de voor deze kosten toegekende toelagen overschrijden, om de opvang van de bij artikel 4, § 1, bedoelde situaties te organiseren. In dat geval is de vermindering gelijk aan het bedrag van de kosten die niet inbegrepen zijn in het gedeelte van de verantwoorde kosten die voormelde toelagen overschrijden. HOOFDSTUK IV. - Algemene, overgangs- en slotbepalingen

Art. 10.Gedurende de achttien maanden die volgen op de inwerkingtreding van dit besluit, moet de dienst, om erkend te worden, opgericht zijn vanuit een dienst die reeds erkend was met toepassing van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 7 december 1987 betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan de personen en diensten belast met de begeleidingsmaatregelen voor de jeugdbescherming.

Art. 11.Er kan een voorlopige erkenning door de Regering toegekend worden aan diensten die voldoen aan de bij artikel 10 bepaalde voorwaarden en die een erkenningsaanvraag hebben ingediend overeenkomstig de procedures bepaald bij het besluit bedoeld bij artikel 6, § 1, en binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Deze voorlopige erkenning is geldig gedurende 12 maanden.

Art. 12.De Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 15 maart 1999.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele Sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX

^