Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 25 oktober 2001
gepubliceerd op 20 november 2001

Besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 18 juni 1999 tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van de carrière buitenlandse dienst van het Commissariaat-Generaal voor Internationale Betrekkingen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2001029504
pub.
20/11/2001
prom.
25/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/25/2001029504/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 OKTOBER 2001. - Besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 18 juni 1999 tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van de carrière buitenlandse dienst van het Commissariaat-Generaal voor Internationale Betrekkingen


De Franse Gemeenschapsregering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en door de bijzondere wet van 16 juli 1993, inzonderheid op artikelen 13 en 96;

Gelet op het decreet van 1 juli 1982 tot oprichting van het Commissariaat-Generaal voor Internationale Betrekkingen;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 21 november 1996 tussen de Franse Gemeenschap van België en het Waals Gewest betreffende de toenadering van de besturen bevoegd voor de internationale betrekkingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 dat de algemene beginselen vastlegt;

Gelet op het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Franse Gemeenschapsregering;

Gelet op het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Franse Gemeenschapsregering;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, meegedeeld op 9 juli 2001;

Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 21 augustus 2001;

Gelet op het akkoord van de minister van Openbaar Ambt, gegeven op 21 augustus 2001;

Gelet op het protocol nr. 246 van het Onderhandelingscomité van Sector XVII, gesloten op 12 juli 2001;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid ingegeven door het feit dat de Franse Gemeenschapsregering bij de start van het nieuw parlementair jaar twee nieuwe diplomatieke posten wenst te openen in Warschau en in Boekarest en dat, in een streven naar rechtszekerheid, de aanstellingsprocedure van de nieuwe afgevaardigden opgestart dient te worden op grond van artikel 41 zoals gewijzigd, gezien het huidig artikel 41 slechts handelt over de beweging en niet over de openstelling van nieuwe posten;

Gelet op het advies 32.181/2/V van de Raad van State, uitgebracht op 5 september 2001 krachtens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van de minister-president, bevoegd voor Internationale Betrekkingen, Besluit :

Artikel 1.Het opschrift van afdeling 4 van hoofdstuk III van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 18 juni 1999 tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van de carrière buitenlandse dienst van het Commissariaat-Generaal voor Internationale Betrekkingen wordt vervangen door het volgend opschrift : « Afdeling 4 - De openstelling van de post en de beweging".

Art. 2.Artikel 41 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 41 : - § 1. Onder beweging dient verstaan te worden de periodieke verandering van dienstaanwijziging van post van de afgevaardigden, om de vier jaar georganiseerd; - Bij elke openstelling van een post en bij elke beweging wordt er een oproeping tot kandidaatstellingen gedaan.

Zij wordt opengesteld voor alle statutaire personeelsleden van de carrière buitenlandse dienst van het Commissariaat-Generaal, voor de afgevaardigden die in dienst zijn op dag dat deze bepaling in werking treedt, voor de statutaire personeelsleden van niveau 1 van het Commissariaat-Generaal, voor de statutaire personeelsleden van niveau 1 van de Algemene Directie voor Buitenlandse Betrekkingen van het Ministerie van het Waals Gewest alsook voor ieder individu die over een bijzondere kennis beschikt of ruime ervaring heeft op hoog niveau in de zin van artikel 2, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 dat de algemene beginselen vastlegt en die rechtstreeks kan bijdragen tot de optimale promotie van Wallonië en Brussel.

Ingeval een post door deze procedure onbezet blijft, wordt er een beroep gedaan op de geslaagden van een vergelijkend wervingsexamen.

Art. 3.Artikel 42 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 42 De directieraad is belast met het onderzoek van de kandidaatstellingen, zowel deze van binnen het Commissariaat-generaal als die van buitenaf.

Tot de aanstelling van de afgevaardigden wordt door de Regering besloten na overleg met de Waalse Gewestregering.

Het aantal personen dat wordt aangesteld krachtens artikel 2, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 dat de algemene beginselen vastlegt, mag in geen enkel geval meer bedragen dan de helft van het aantal bestaande posten in het kader voor het personeel van de carrière buitenlandse dienst van het Commissariaat-Generaal.

De Commissaris-generaal is belast met de uitvoering van de beslissingen in verband met de openstelling van nieuwe posten en met de beweging".

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op de dag dat het in het Belgisch Staatsblad verschijnt.

Art. 5.De ministers die respectievelijk bevoegd zijn voor de Internationale Betrekkingen en het Openbaar Ambt zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 oktober 2001.

Voor de Franse Gemeenschapsregering : H. HASQUIN, Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen R. DEMOTTE, Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport.

Bijlage bij het besluit van de Franse Gemeenschapsregering tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 18 juni 1999 tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van de carrière buitenlandse dienst van het Commissariaat-Generaal voor Internationale Betrekkingen.

Verslag aan de Franse Gemeenschapsregering Op 30 augustus jongstleden hechtte de Franse Gemeenschapsregering, in tweede lezing, haar goedkeuring aan het ontwerpbesluit waarvan sprake hierboven en vroeg ze terzelfdertijd om het advies van de Raad van State binnen een termijn van drie dagen. Dit advies 32.181/2/V kwam er op 5 september 2001.

In dit advies formuleerde de Raad van State in hoofdzaak twee bemerkingen : 1. Men zou zich niet mogen beroepen op artikel 2, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene beginselen.Volgens de Raad van State zou het systematisch inroepen van dit artikel (dat handelt over de aanwerving van zeer hooggeschoold personeel middels een arbeidscontract) ongerechtvaardigd kunnen zijn en in fine strijdig met de algemene regel van de statutaire aanwervingen zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 december 2000. 2. De statutaire personeelsleden van niveau 1 van de Algemene Directie voor Buitenlandse Betrekkingen van het ministerie van het Waals Gewest zouden geen toelating mogen krijgen om deel te nemen aan de diplomatieke beweging, gezien het samenwerkingsakkoord van 21 november 1996 betreffende de toenadering van de besturen bevoegd op het vlak van de internationale betrekkingen niet door de respectieve parlementen is goedgekeurd. Er werd beslist geen rekening te houden met deze twee bemerkingen om volgende redenen. 1. De bezwaren omtrent de mogelijkheid om sommige afgevaardigden aan te stellen op grond van artikel 2, § 1, 4°, van het KB betreffende de algemene beginselen nopen tot opmerkingen die behoren tot het internationaal recht, het vergelijkend recht en het intern recht. Wat betreft het internationaal recht is het zo dat een Staat geheel vrij regels vaststelt voor de loopbaan van haar diplomaten in de ruime zin van het woord (namelijk het hoofd van de zending en de leden van het diplomatiek personeel van de zending). Het Verdrag van Wenen over de diplomatieke betrekkingen, gesloten op 18 april 1961, legt de Staten immers geen enkele verplichting of verbod op ter zake. Hieruit stellen we vast dat er veel uiteenlopende regels bestaan op het vlak van de diplomatieke loopbaan. Het zou derhalve onjuist zijn te beweren dat de diplomaten, gezien hun ambt, ambtenaren zouden moeten zijn die behoren tot deze of gene personeelscategorie en met name tot de categorie van het statutair personeel.

Wat betreft het vergelijkend recht volstaat het te kijken naar het Frans model. De Franse Grondwet stelt, in haar artikel 13, dat de ambassadeurs benoemd worden door de Ministerraad. Een decreet bepaalt, op grond van de wet nr. 84-16 van 11 januari 1984 houdende de statutaire bepalingen inzake het openbaar ambt aan de Staat, voor elk bestuur, de "hogere ambten waarvoor de benoemingen geschieden via regeringsbeslissing" (artikel 25). Voor dit soort ambten beschikken de Franse autoriteiten over een volledige manoeuvreerruimte en kunnen zij, zoals de wetgeving dit uitdrukkelijk voorziet, personen aanstellen die niet behoren tot een bestuur. Bij deze ambten vinden we met name dit van hoofd van een diplomatieke zending met de rang van ambassadeur (decreet nr. 85-779 van 24 juli 1985). Hoewel het merendeel van de ambassadeurs carrière-ambtenaren zijn, toch werden voornoemde bepalingen reeds toegepast en hebben ambassadeurs die niet afkomstig zijn van het bestuur vroeger reeds belangrijke zendingen geleid.

Ook enkele overwegingen inzake het intern recht dienen geformuleerd.

Het verslag aan de Koning dat voorafgaat aan het KB van 22 december 2000 betreffende de algemene beginselen legt de nadruk op de autonomie van de deelstaten : "Alle beginselen die gelden voor het personeel van de federale diensten moeten niet eveneens van toepassing zijn op het personeel van de Gemeenschappen en Gewesten. Wat betreft het openbaar ambt, moet de autonomie van de deelstaten immers evenzeer geeërbiedigd worden. (...) Dit besluit heeft als voornaamste doel (...) te voldoen aan een vraag van sommige deelgebieden die een grotere marge willen inbouwen. (...) ". De Franse Gemeenschap is dus geenszins verplicht, wat de toestand van haar diplomatieke ambtenaren betreft, zich te richten naar de regels die gelden op federaal niveau. Het feit dat de Gemeenschap, in het verleden, al dan niet verwees naar de federale diplomatieke loopbaan, doet hier dus niet ter zake.

Bovendien mogen we niet uit het oog verliezen dat, ingevolge de institutionele hervormingen, de deelgebieden een ruime autonomie hebben die andermaal vergroot wordt door het nieuw KBAB. Ook is de regering niet verplicht de filosofie te volgen die voorafging aan de opmaak van het vorig besluit. Het tegendeel beweren betekent dat eenmaal een besluit is genomen, dit niet meer zou kunnen worden gewijzigd noch a fortiori opgeheven. Dit gezegd zijnde, is het ook niet de bedoeling van de regering om het besluit van 18 juni 1999 volledig door elkaar te halen. De wijziging die zij voorstelt, is beperkt en dit zelfs in tweeërlei opzichten : enerzijds laat ze de andere aanwervingsmethoden bestaan en anderzijds beperkt ze het aantal ambtenaren die kunnen worden benoemd op grond van artikel 2, § 1, 4°, van het KBAB. De regering houdt er overigens aan te benadrukken dat ook zij van oordeel is slechts in zeer geringe mate gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheid die wordt geboden door voormeld artikel van het KBAB. In dit verband stelt men vast dat het personeel waarop de wijziging zou slaan, slechts een fractie is van het aantal ambtenaren die afhangen van de Franse Gemeenschap (minder dan 0.5 %).

Voorts dient men ook voor de geest te houden dat de beoogde wijziging verantwoord is omwille van de zeer bijzondere aard van de ambten die toevertrouwd worden aan de diplomaten. De regering moet, ter illustratie, mensen kunnen benoemen die een ruime ervaring hebben genoten in internationale instellingen die werkzaam zijn binnen sectoren waarvoor de Franse Gemeenschap bevoegd is (WHO, UNESCO, UNICEF, WGO, Europese Unie, enz. ). Het is derhalve normaal dat de regering, voor een zo bijzondere en delicate sector als de buitenlandse betrekkingen, binnen op voorhand bepaalde grenzen, kan beschikken over hulpmiddelen (met name op het vlak van de aanstellingen) zodat zij haar buitenlands beleid kan voeren zoals zij meent dit te moeten doen.

Tot slot verbiedt geen enkele bepaling van het KBAB, noch expliciet noch impliciet, de regering, wat betreft de diplomatieke ambten, beroep te doen op artikel 2, § 1, 4°. Er dient herinnerd dat, wanneer de afdeling wetgeving van de Raad van State zich boog over het ontwerp van KBAB van 22 december 2000, zij de Koning niet heeft verzocht artikel 2, § 1, 4°, in kwestie te schrappen noch dit te wijzigen door de ambten te vermelden die buiten zijn toepassingsgebied zouden vallen. Zij heeft de Koning enkel verzocht voorbeelden van ambten op te sommen. In zijn antwoord citeert de Koning : het TIC omkaderingspersoneel, de managementsfuncties en de HRM-functies. Hij citeert deze ambten bij wijze van voorbeeld en benadrukt zelfs dat deze voorbeelden allesbehalve volledig zijn.

Aangezien het gaat om een uitzondering op de algemene regel van de statutaire aanwerving is het duidelijk - hier sluit de regering zich geheel aan bij het standpunt van de Raad van State - dat het betrokken artikel geen toelating geeft om massaal aan te werven op contractuele basis. Zoals hierboven reeds is aangetoond, heeft de regering de haar geboden mogelijkheid slechts in zeer geringe gevallen aangewend. 2 - De uitsluiting van de ambtenaren van de ADBB van het Waals Gewest lijkt, gezien de toenadering van de diensten die zich bezighouden met de internationale betrekkingen in de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, weinig denkbaar. Het door de Raad van State geopperd bezwaar dat het samenwerkingsakkoord van 21 november 1996 betreffende de toenadering van de besturen die bevoegd zijn voor de internationale betrekkingen nog steeds niet is goedgekeurd, is helemaal gegrond.

Daarom moeten in de respectieve parlementen onverwijld de goedkeuringsprocedures voor dit samenwerkingsakkoord opgestart worden.

Daarenboven herinnert de minister-president van het Waals Gewest in zijn schrijven van 6 september jl aan de minister-president van de Franse Gemeenschap laatstgenoemde eraan dat de financiële bijdrage van het Waals Gewest voor al deze delegaties van de Franse Gemeenschap in het buitenland 50 % bedraagt.

Op 10 oktober jl. kwam het tijdens een interkabinetsvergadering van vertegenwoordigers van de ministers-presidenten en vice-voorzitters van de Franse Gemeenschap en van het Waals Gewest tot een akkoord. Er werd namelijk beslist dat de benoeming van de afgevaardigden voortaan slechts zal geschieden na overleg met de Waalse regering. De tekst van het nieuw artikel 42 werd dientengevolge aangepast.

^