Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 10 juni 2005
gepubliceerd op 16 augustus 2005

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2005029199
pub.
16/08/2005
prom.
10/06/2005
ELI
eli/besluit/2005/06/10/2005029199/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JUNI 2005. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op artikel 68;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 26 juli 2004 betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap, gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 oktober 2004;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 26 juli 2004 tot vaststelling van de verdeling van de bevoegdheden onder de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 juni 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 10 juni 2005;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, zoals later gewijzigd;

Gelet op de wens van de Regering van de Franse Gemeenschap om de werking van de ministeriële Kabinetten te rationaliseren, de kosten ervan te verminderen en een optimale transparantie te garanderen;

Overwegende dat de continuïteit van de werking van de ministeriële Kabinetten van de Regering van de Franse Gemeenschap dient te worden verzekerd;

Op de voordracht van de Minister-Presidente, Besluit : Afdeling 1. - Bevoegdheden

Artikel 1.§ 1. De bevoegdheden van de ministeriële Kabinetten worden vastgesteld als volgt : de uitstippeling van het beleid in de aangelegenheden waarvoor iedere Minister bevoegd is, de aangelegenheden die een invloed kunnen hebben op het algemeen beleid van de Regering of op de parlementaire werkzaamheden; de opzoekingen en studies die het persoonlijk werk van de Ministers vergemakkelijken; de voorlegging van de dossiers van de administratie, alsook het bestuderen van voorstellen uitgaande van dit bestuur; het secretariaat van de Ministers, de behandeling van hun persoonlijke briefwisseling; de verzoeken tot audiëntie; het persoverzicht. § 2. Het ministerieel Kabinet pleegt minstens eenmaal per maand overleg met de verantwoordelijken van de administratie, van de paracommunautaire instellingen en van andere openbare instellingen, over de voorbereiding en de uitvoering van het beleid. § 3. Een huishoudelijk reglement bepaalt en harmoniseert het geheel van de regels die van kracht zijn in een ministerieel Kabinet. Het reglement is van toepassing op alle personeelsleden van het Kabinet. Afdeling 2. - Samenstelling

Art. 2.§ 1. Het Kabinet van een Minister kan 48,5 personeelsleden tellen, 65,5 voor een Vice-President en 82 voor de Minister-Presidente, waaronder tien leden van niveau 1, namelijk : - een Kabinetsdirecteur; - twee adjunct-Kabinetsdirecteurs; - vier Adviseurs; - drie Attachés.

Een Kabinetssecretaris kan onder deze worden aangesteld.

In afwijking van het eerste lid : - kan het Kabinet van een Vice-President een Kabinetsdirecteur, een Adviseur en twee Attachés bijtellen; - kan het Kabinet van de Minister-Presidente een Kabinetsdirecteur, twee Adjunct-Kabinetsdirecteurs, twee Adviseurs en twee Attachés bijtellen.

Binnen de perken van de toegestane begrotingskredieten, kan het aantal personeelsleden van niveau 1 worden verhoogd met maximaal 4 leden voor één Minister, 5 voor een Vice-President en 7 voor de Minister-Presidente mits evenredige compensatie van het aantal voormelde uitvoerende personeelsleden. De Minister-Presidente en de in artikel 7 van dit besluit bedoelde Vaste Bijstandsdienst inzake administratieve en geldelijke aangelegenheden van de Kabinetten worden ervan op de hoogte gebracht. § 2. De verdeling van de ambten vastgesteld in § 1 kan alleen mits de toestemming (van de Minister-Presidente) worden gewijzigd, waarbij het maximumaantal leden niet mag worden overschreden. § 3. Het Kabinet van een Minister kan 5 chauffeurs tellen, 7 voor het Kabinet van een Vice-President en 8 voor het Kabinet van de Minister-Presidente. § 4. Elke Minister kan een of meer personeelsleden van zijn Kabinet overhevelen naar het Kabinet van een andere Minister, met de daaraan verbonden begrotingsmiddelen. Een afschrift van het overhevelingsbesluit wordt meegedeeld aan de Minister-Presidente en aan de Vaste Bijstandsdienst voor administratieve en geldelijke aangelegenheden van de Kabinetten bedoeld in artikel 7 van dit besluit. § 5. Wanneer het onderhoud van alle lokalen van het Kabinet niet wordt toevertrouwd aan een privé-firma, kunnen, binnen de perken van de aan het Kabinet toegekende begrotingskredieten, personeelsleden belast met de schoonmaak worden aangeworven buiten de toegelaten personeelsformatie, in verhouding tot één personeelslid voor tien lokalen. § 6. Het aantal uitvoerende personeelsleden die een Kabinetstoelage die geldt als een wedde in een schaal van niveau 2+ genieten, wordt beperkt tot 4 leden voor één Minister, 5 voor 1 Vice-President en 7 voor de Minister-Presidente. § 7. Een personeelslid kan worden tewerkgesteld op de persoonlijke woonplaats van de Minister.

Art. 3.Een bijzonder Secretaris en een buitengewoon rekenplichtige kunnen worden aangesteld onder de leden van niveau 1 of onder de uitvoerende personeelsleden van het Kabinet.

Art. 4.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten van elk Kabinet mogen er buiten de toegelaten personeelsformatie jaarlijks maximaal twaalf personen/maand worden opgenomen, verdeeld over één of meer experts.

Dit aantal wordt gebracht op jaarlijks 18 personen/maand voor de Vice-Presidenten en op jaarlijks 24 personen/maand voor de Minister-Presidente.

Van die aantallen mag niet worden afgeweken, tenzij met de toestemming van de Minister-Presidente. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten van elk Kabinet mogen studenten aangeworven worden tegen maximaal 1 voltijdse equivalent per jaar gedurende de periode van 1 juli tot 30 september.

De bezoldiging van de studenten wordt vastgesteld: - in de schaal 300/1 (0 jaar anciënniteit) voor de houders, bij hun ambtesbetreding, van het getuigschrift van lager secundair onderwijs of van een gelijkaardig diploma; - in de schaal 200/1 (0 jaar anciënniteit) voor de houders, bij hun ambtsbetreding, van het getuigschrift van hoger secundair onderwijs of van een gelijkaardig diploma;

Het aantal studenten dat de schaal 200/1 mag genieten, is beperkt tot maximaal 50 % van het totaal aantal studenten dat kan worden aangeworven tijdens de referentieperiode.

Art. 5.§ 1. De personeelsleden van de Diensten van de Franse Gemeenschap, of van instellingen van openbaar nut, en, meer in het algemeen, van elke overheidsdienst, die in een Kabinet voltijds zullen werken, mogen niet in hun betrekking in functie blijven, en evenmin, zelfs deeltijds, er de bevoegdheden van blijven uitoefenen. § 2. Bij afwezigheid om medische redenen van een personeelslid van het Kabinet gedurende meer dan 30 dagen, kan de Regering van de Franse Gemeenschap of de betrokken Minister voorzien in zijn vervanging voor de duur van zijn afwezigheid. § 3. De personeelsleden van de Kabinetten kunnen geen handelsactiviteit of een andere betaalde betrekking uitvoeren zonder de voorafgaande toestemming van de bevoegde Minister(s).

Art. 6.§ 1. Er wordt een vaste cel, « Secretariaat van de Regering » genoemd, opgericht, die onafhankelijk van de ministeriële Kabinetten werkt en onder het gezag van de Regering staat. De Minister-Presidente zorgt voor het dagelijkse beheer ervan. § 2. Het secretariaat van de Regering is samengesteld uit 7 leden, onder wie : - de Secretaris van de Regering, bekleed met de rang van Kabinetsdirecteur, ingeval het ambt niet door één van de Kabinetsdirecteurs van de Minister-Presidente wordt uitgeoefend; - 2 Adviseurs; - 4 uitvoerende personeelsleden, onder wie 2 een weddeschaal in niveau 2+ kunnen genieten.

De leden van het Secretariaat van de Regering worden door de Minister-Presidente aangesteld. § 3. De belangrijkste opdrachten van het Secretariaat van de Regering zijn de volgende : - het secretariaat van de Regering; - de voorbereiding van de vergaderingen van de Regering, inzonderheid de vaststelling van de agenda en de verspreiding van de documenten; - de overzending van de definitieve kennisgevingen; - de overzending van de beslissingen van de Regering aan : - het Parlement van de Franse Gemeenschap; - de Kabinetten van de Franse Gemeenschap en de administratie; - de andere overheidsniveaus, met inbegrip van de federale Staat; - de organisatie van het protocol en de openbare betrekkingen van de Regering; - de verspreiding van de beslissingen van de Regering.

Art. 7.Er wordt een Vaste Bijstandsdienst voor administratieve en geldelijke aangelegenheden van de Kabinetten opgericht, die onder het gezag van de Regering van de Franse Gemeenschap staat. De Minister-Presidente zorgt voor het dagelijkse beheer ervan. Deze dienst is samengesteld uit 7 leden die door de Regering worden aangewezen, namelijk : - een Adviseur, verantwoordelijk voor de dienst; - een Attaché; - 5 uitvoerende personeelsleden, onder wie ten hoogste 2 een als wedde geldende toelage genieten die wordt vastgesteld in een schaal van niveau 2+.

Er wordt een buitengewone Rekenplichtige aangesteld uit het personeel bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Binnen de perken van de begrotingskredieten van de Vaste Bijstandsdienst, kan de Regering, buiten de toegelaten personeelsformatie, hoogstens 6 mensen/maand jaarlijks aanstellen, verdeeld over één of meer experts.

De dienst bedoeld in het eerste lid is belast met : - het beheer van de wedden, toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van de ministeriële Kabinetten; - de archivering van de dossiers van het personeel van de ministeriële Kabinetten; - het bijhouden van de documentatie betreffende de regeling inzake het administratief en geldelijk beheer van de personeelsleden van de ministeriële Kabinetten; - elke andere opdracht die hem wordt toevertrouwd door de Regering van de Franse Gemeenschap.

Art. 8.§ 1. De Regering stelt een adviseur en een uitvoerend personeelslid ter beschikking van ieder uittredend lid van de Regering dat geen ministerieel ambt meer uitoefent, voor een periode van vijf jaar ingaand op de datum van zijn ontslag, berekend naar rato van de duur van het ministerieel mandaat uitgeoefend door de betrokkene, zonder minder dan een jaar en meer dan 5 jaar te mogen bedragen. Er wordt rekening gehouden met de ononderbroken uitoefening van ministeriële mandaten binnen één of meerdere Regeringen voor de bepaling van de periode. § 2. De verdeling van de ambten bepaald in § 1 kan alleen mits de toestemming van de Minister-Presidente worden gewijzigd, waarbij het maximumaantal, berekend in voltijds equivalent, en het niveau van de ambtenaren niet mogen worden overschreden. Afdeling 3. - Benoemingen en werking

Art. 9.De Kabinetsdirecteur wordt benoemd en ontslagen door de Regering. De andere personeelsleden van het Kabinet worden door de betrokken Minister benoemd.

Art. 10.De Kabinetsdirecteur deelt de onderrichtingen en dienstorders van de Minister aan de Administratie mee langs hiërarchische weg. In dringende gevallen kan hij van deze regel afwijken, mits de Secretaris-Generaal en, in voorkomend geval, de betrokken Administrateur-Generaal, hiervan onverwijld op de hoogte worden gebracht.

Met uitzondering van de Kabinetssecretaris of van de gedelegeerd ordonnateur voor de uitoefening van hun functionele bevoegdheden, kunnen de personeelsleden van het Kabinet enkel handelen met de administratie via de Kabinetsdirecteur of met zijn toestemming. Afdeling 4. - Toelagen en vergoedingen

Art. 11.Onverminderd artikel 12, wordt aan de personeelsleden van niveau 1 van de Kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van de Diensten van de Franse Gemeenschap, of meer in het algemeen, van elke overheidsdienst, een Kabinetstoelage toegekend die als wedde geldt en die wordt vastgesteld in de hierna vermelde schalen, toepasselijk op het personeel van het ministerie : - Kabinetsdirecteur : schaal 160/1; - adjunct-Kabinetsdirecteur : schaal 120/3; - Adviseur en Kabinetssecretaris : schaal 120/1; - Attaché : schaal 110/1; - Expert : in één van de schalen toepasselijk op het personeel van de Diensten van de Regering.

De uitvoerende personeelsleden van de Kabinetten en het schoonmaakpersoneel die geen deel uitmaken van de Diensten van de Regering of van elke andere overheidsdienst, ontvangen een als wedde geldende Kabinetstoelage, die wordt vastgesteld binnen de perken van de minimumwedde en de maximumwedde van de schaal die in het organiek stelsel verbonden is aan de graad van het personeel van de Diensten van de Regering die overeenstemt met het uitgeoefende ambt, verhoogd met een jaarlijkse bijkomende toelage van 2.381,99 euro.

De bij dit artikel bedoelde personeelsleden genieten de tussentijdse wedden die overeenstemmen met trappen van geldelijke anciënniteit en die voortvloeien uit tussentijdse verhogingen bepaald in de schaal waarin hun als wedde geldende Kabinetstoelage werd vastgesteld. De geldelijke anciënniteit waarop ze aanspraak kunnen maken, wordt berekend volgens dezelfde regels als die bepaald voor de berekening van de in aanmerking komende diensten van het personeel van de Diensten van de Regering.

De onder de uitvoerende personeelsleden aangestelde bijzonder Secretaris ontvangt een bijkomende Kabinetstoelage van 4.423,69 euro.

De onder de uitvoerende personeelsleden aangestelde buitengewoon Rekenplichtige ontvangt bijkomende Kabinetstoelage van 3.402,84 euro.

Bij een met redenen omklede beslissing, kan de Minister, met de toestemming van de Minister-Presidente, binnen de perken van de aan het Kabinet toegekende begrotingskredieten, de als wedde geldende Kabinetstoelagen bedoeld in dit artikel verhogen.

Art. 12.Aan de personeelsleden van de Diensten van de Franse Gemeenschap die in Kabinetten gedetacheerd zijn, wordt een Kabinetstoelage toegekend die overeenstemt met de volgende jaarbedragen : - Kabinetsdirecteur : 8.507,09 euro; - adjunct-Kabinetsdirecteur : 6.465,39 euro; - Adviseur en Kabinetssecretaris : 5.784,82 euro; - Bijzonder Secretaris : 4.423,69 euro; - Attaché en Buitengewoon Rekenplichtige : 3.402,84 euro; - uitvoerend personeelslid en schoonmaakpersoneel : 2.381,99 euro.

Bij een met redenen omklede beslissing, kan de Minister, mits de toestemming van de Minister-Presidente, binnen de perken van de aan het Kabinet toegekende begrotingskredieten, die toelagen verhogen.

Art. 13.De Regering stelt voor het geheel van de ministeriële Kabinetten het globaal minimumaantal personeelsleden die uit een Dienst van de Regering van de Franse Gemeenschap, en, meer in het algemeen, uit elke overheidsdienst en het onderwijs gedetacheerd zijn, vast.

De bezoldiging van de ambtenaren en contractuele personeelsleden die uit de Diensten van de Franse Gemeenschap worden gedetacheerd, blijft ten laste van deze.

Art. 14.De geldelijke toestand van de personeelsleden van het Kabinet die geen deel uitmaken van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, maar die behoren tot een ministerie, een dienst van de Staat, een andere overheidsdienst, een overheidsbedrijf bedoeld in de wet van 21 maart 1991, een instelling van openbaar nut, een inrichting van openbaar nut bedoeld in de wet van 27 juni 1921, een instelling, een groepering of een vereniging die door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd wordt, een publiekrechtelijke rechtspersoon opgericht op grond van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, of tot een gesubsidieerde onderwijsinrichting, wordt geregeld als volgt : 1° wanneer de werkgever aanvaardt de bezoldiging verder te blijven uitbetalen, ontvangt de betrokkene de - eventueel verhoogde - Kabinetstoelage bepaald in artikel 12;wanneer de werkgever de bezoldiging eist, betaalt de betrokken Minister aan de oorspronkelijke dienst de bezoldiging van het personeelslid van de Kabinetten, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en elke andere toelage en vergoeding terug die berekend worden overeenkomstig de bepalingen die op dat personeelslid toepasselijk zijn in zijn oorspronkelijke instelling, in voorkomend geval verhoogd met de werkgeverslasten; 2° wanneer de werkgever de uitbetaling van de bezoldiging schorst, ontvangt de betrokkene de als wedde geldende Kabinetstoelage bedoeld in artikel 11.Die toelage kan echter niet hoger of lager zijn dan de bezoldiging, in de brede betekenis van het woord, vermeerderd met de - eventueel verhoogde - Kabinetstoelage, die de betrokkene zou verkrijgen ingeval de onder 1° vermelde bepalingen op hem van toepassing zouden zijn.

Art. 15.Aan de chauffeurs van de Kabinetten van de Ministers worden toegekend : 1° een vaste maandtoelage van 272,22 euro; 2° een vaste vergoeding van 2.478,20 euro per jaar; 3° een vaste maandvergoeding voor een verzorgde kleding van 49,58 euro. De vaste maandtoelage wordt op 476,38 euro gebracht voor de persoonlijke chauffeur van de Minister, waarbij het bijkomend bedrag van 204,17 euro de extra buitengewone prestaties dekt die voortvloeien uit de reizen van de Minister. De Minister kan, nadat de prestaties verricht zijn, de bestemming van dat bijkomend bedrag wijzigen en het over verschillende chauffeurs van het Kabinet verdelen.

De vaste maandtoelage wordt op 374,30 euro gebracht voor de chauffeur van het Kabinetshoofd.

Bij een met redenen omklede beslissing, mits de toestemming van de Minister-Presidente, binnen de perken van de aan het Kabinet toegekende begrotingskredieten, kan de Minister de voormelde vaste maandtoelagen verhogen.

Het besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties, het koninklijk besluit 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel van het ministerie alsook de bijkomende toelage en Kabinetstoelage bepaald in de artikelen 11 en 12 van dit besluit zijn niet van toepassing.

Art. 16.Aan het personeel dat aangesteld is voor het onthaal in het Kabinet wordt een vaste maandvergoeding van 24,79 euro toegekend voor een verzorgde kleding.

Art. 17.De personeelsleden van het Kabinet ontvangen een kinderbijslag, de geboortetoelage, de haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en elke andere toelage en vergoeding tegen de tarieven en onder de voorwaarden bepaald voor het personeel van de Diensten van de Regering. Afdeling 5. - Algemene bepalingen betreffende de toelagen en

vergoedingen

Art. 18.De vergoedingen en toelagen bepaald in de artikelen 11, 12, 15 en 22 worden maandelijks op vervallen termijn uitbetaald. De vergoeding of toelage van de maand is gelijk aan 1/12e van het jaarbedrag.

Wanneer de vergoeding of de toelage van de maand niet in haar geheel is verschuldigd, wordt ze in dertigste uitbetaald overeenkomstig de regel bepaald door het geldelijk statuut van het personeel van de Diensten van de Regering.

Art. 19.De vergoedingen en toelagen bepaald in de artikelen 11, 12, 15, 16, 17 en 22 zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de regels bepaald bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Daartoe worden ze verbonden aan het indexcijfer 138,01 van 1 januari 1990. Afdeling 6. - Rechtspositie en andere statutaire bepalingen

Art. 20.De rechtspositie van de personeelsleden bedoeld in artikel 11 en van de experts bedoeld in de artikelen 4 en 7 is van het statutaire type en de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten is niet van toepassing. Ze zijn echter onderworpen aan de regeling inzake sociale zekerheid van de contractuele personeelsleden van de Staat.

Art. 21.De verordeningsbepalingen inzake verlof en afwezigheden van de statutaire en contractuele personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap zijn toepasselijk op de personeelsleden van de ministeriële Kabinetten van de Regering, met uitzondering van : - de uitzonderlijke verloven toegekend om een stage in een overheidsdienst te verrichten; - de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden; - het verlof wegens opdracht; - het verlof wegens onderbreking van de beroepsloopbaan, met uitzondering van de verloven om een palliatieve verzorging te verlenen die kunnen worden toegekend voor een periode van één maand, eventueel voor één maand vernieuwbaar; - de vrijwillige vierdagenweeks; - het vroegtijdig halftijds ontslag, die niet van toepassing zijn op de personeelsleden bedoeld in artikel 11 en op de experts bedoeld in de artikelen 4 en 7. Afdeling 7. - Diverse kosten, gebruik van de wagen

Art. 22.§ 1. Met het oog op het toekennen van vergoedingen wegens verblijfskosten, en inzake reiskosten, wordt de gelijkstelling van de personeelsleden van de Kabinetten met de graden van de administratieve hiërarchie als volgt vastgesteld: de Kabinetsdirecteur wordt gelijkgesteld met de ambtenaren van de rangen 15 tot 17; de adjunct-Kabinetsdirecteur, de adviseurs en de Kabinetssecretaris, met de ambtenaren van rang 12; de bijzondere Secretaris en de Attachés, met de ambtenaren van de rangen 10 en 11; het personeel aangesteld voor de uitvoeringswerkzaamheden en het personeel belast met de schoonmaak, met het personeel van het ministerie dat overeenstemmende ambten uitoefent. Deze gelijkstelling mag niet tot gevolg hebben dat de personeelsleden van de Kabinetten bedoeld in de artikelen 12 en 14 van dit besluit worden gerangschikt in een categorie die lager is dan deze die met hun graad overeenstemt. § 2. Een vaste jaarvergoeding voor verblijfskosten kan, bij een met redenen omklede beslissing, worden toegekend aan de personeelsleden van de Kabinetten. Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld als volgt : - Kabinetsdirecteur en adjunct-Kabinetsdirecteur : 1.812,45 euro; - Adviseur en Kabinetssecretaris : 1.585,98 euro; - Attaché, bijzonder Secretaris en Buitengewoon Rekenplichtige : 1.359,48 euro; - uitvoerend personeel : 906,33 euro.

De vergoeding is voor elke maand op vervallen termijn verschuldigd en kan worden berekend in verhouding tot een deeltijdse prestatie.

De vergoeding wordt behouden gedurende afwezigheden die niet langer zijn dan 30 kalenderdagen. § 3. De personeelsleden van de overheidsdiensten die deel uitmaken van een ministerieel Kabinet en die hun woonplaats en hun administratieve standplaats buiten de vestigingsplaats van het Kabinet hebben, kunnen een abonnement krijgen op een gemeenschappelijk vervoermiddel of, bij wijze van afwijkingsmaatregel, zijn financiële tegenwaarde krijgen, mits, in dit laatste geval, een bijzondere toelating afgeleverd door de betrokken Minister, waarbij de redenen voor de afwijking worden vermeld. De duur van het abonnement wordt tot één maand beperkt en moet elke maand worden verlengd. De klas van het abonnement wordt bepaald door de graad waarmee de ambtenaar op het Kabinet bekleed is.

Die maatregel mag niet tot gevolg hebben dat het gerangschikt wordt in een abonnementsklasse die lager is dan deze die hij geniet in de administratie waaruit hij afkomstig is. § 4. Binnen de perken vastgesteld bij de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 november 1991 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige instellingen van openbaar nut in de vervoerkosten van de personeelsleden, kunnen de personeelsleden van de ministeriële Kabinetten, bij wijze van afwijkingsmaatregel, een financiële tegenwaarde genieten die gelijkwaardig is met de tegemoetkoming van de werkgever in de kosten voor gemeenschappelijk vervoer tussen de woonplaats en de werkplek, mits, in dat geval, een bijzondere toelating afgeleverd door de betrokken Minister, waarbij de redenen voor de afwijking worden vermeld. Die financiële tegenwaarde wordt beperkt tot één maand en moet elke maand worden verlengd.

Art. 23.§ 1. De Kabinetsdirecteur wordt ertoe gemachtigd zijn persoonlijke voertuig te gebruiken voor zijn dienstreizen in de voorwaarden bepaald voor de Secretarissen-generaal bij artikel 4 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 31 mei 1999. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten van het Kabinet, stelt de Minister het individuele kilometercontingent vast dat jaarlijks toe te kennen is aan de andere personeelsleden van zijn Kabinet die kunnen worden toegelaten om hun persoonlijke motorvoertuig te gebruiken voor de behoeften van de dienst onder de voorwaarden bepaald in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 31 mei 1999. De terugbetaling kan slechts gebeuren na voorlegging van een maandelijkse schuldvorderingsaangifte samen met de bewijsstukken die getuigen van de reizen uitgevoerd voor de behoeften van de dienst. § 3. De modaliteiten voor de aankoop en het gebruik van dienstwagens worden geregeld door een omzendbrief van de Minister-Presidente.

Art. 24.§ 1. De telefoon- en telekopiekosten van de Minister worden in de begroting van het Kabinet opgenomen, op grond van verantwoordingsstukken. § 2. De kosten voor abonnement op het netwerk voor vaste en mobiele telefonie, telekopie en Internet alsmede de communicatiekosten van de personeelsleden van het kabinet kunnen door het kabinet worden betaald. § 3. De modaliteiten voor de tegemoetkoming in de communicatie-, vaste en mobiele telefeoon-, telekopie- en Internetkosten worden geregeld door een omzendbrief van de Minister-Presidente. Afdeling 8. - Einde van het ambt en vertrekvergoedingen

Art. 25.§ 1. De Minister kan, volgens de hierna bepaalde voorwaarden, een vaste vertrektoelage toekennen aan de personen die een ambt in een Kabinet hebben bekleed en die geen beroepsinkomen, vervangingsinkomen of rustpensioen ontvangen. Een overlevingspensioen of het bestaansminimum die door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn worden toegekend, worden niet als vervangingsinkomen beschouwd.

Voor de Kabinetsdirecteurs kan de vertrekvergoeding door de Regering worden toegekend. § 2. 1. Die vaste toelage wordt toegekend ten belope van : - één maand toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot en met zes maanden; - twee maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan zes tot en met twaalf maanden; - drie maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan twaalf tot en met achttien maanden; - vier maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan achttien tot en met vierentwintig maanden; - hoogstens vijf maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan vierentwintig maanden. § 2. 2. Voor de bepaling van de ononderbroken activiteitsperiode bedoeld in § 2.1 van dit besluit, komt in aanmerking, de tijd doorgebracht in een ander ministerieel Kabinet dan het Kabinet waaronder het personeelslid ressorteert, voorzover er geen activiteitsonderbreking plaatsvond tussen het begin en het einde van de ambtsuitoefening binnen een ministerieel Kabinet. § 2.3. De oorspronkelijke ordonnateur of zijn afgevaardigde wordt ertoe gehouden, zonder verwijl, de Vaste Bijstandsdienst voor administratieve en geldelijke aangelegenheden van de Kabinetten alle gegevens mee te delen die noodzakelijk zijn voor de berekening van de vaste vertrektoelage voor elke begunstigde. § 3. De vertrektoelage wordt per maand uitbetaald. Onverminderd § 1, om de vertrektoelage te bekomen, dient de betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord af te leggen, waaruit blijkt dat hij voor de bedoelde periode geen beroepsactiviteit heeft uitgeoefend, of dat hij voldoet aan één van de in § 4 bedoelde voorwaarden. § 4. In afwijking van § 1, kan de Minister een vaste vertrektoelage toekennen aan de personen die een ambt in een Kabinet hebben uitgeoefend waarvan de enige inkomsten bestaan in de bezoldiging verbonden aan de uitoefening, sedert ten minste drie maanden vóór het einde van de ambtsuitoefening op het Kabinet, van een mandaat van Burgemeester, Schepen of Voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of die, ofwel uitsluitend titularis zijn van één of meer deelambten in de privé-sector of in een dienst die onder de wetgevende macht ressorteert, in een overheidsdienst of in een inrichting voor gesubsidieerd onderwijs, of van één of meer pensioenen ten laste van de Schatkist, die betrekking hebben op één of meer onvolledige loopbanen, ofwel werkloosheidsuitkeringen of wettelijke vergoedingen voor ziekte of invaliditeit of voor moederschapsrust genieten. De vertrektoelage wordt dan overeenkomstig § 2.1 vastgesteld en wordt, na weging, verminderd met de totale som die aan de betrokkene verschuldigd is voor de overeenstemmende periode voor de bezoldiging van onvolledige ambten in de openbare sector of privé-sector of als pensioen naargelang het bedrag van de vaste vertrektoelage betrekking heeft op de uitoefening van een voltijdse of deeltijdse prestatie binnen een Kabinet en, in ieder geval, met de inkomsten voortvloeiend uit een werkloosheidsuitkering of wettelijke vergoeding voor ziekte-invaliditeit of voor moederschapsrust. § 5. Het brutomaandbedrag van de vaste vertrektoelage is het geïndexeerd brutomaandbedrag van de Kabinetstoelage die als wedde geldt, met inbegrip van het bedrag van de vermeerdering die eventueel zou zijn toegepast, vermeerderd met het bijkomend bedrag van de toelage bedoeld in artikel 11 of met de vaste maandtoelagen bedoeld in artikel 15 en, in voorkomend geval, met de haard- of standplaatstoelage, betreffende de laatste activiteitswedde die de betrokken persoon heeft uitgeoefend gedurende ten minste drie maanden, gewogen op grond van de regeling voor de prestaties van de begunstigde die in aanmerking komen voor de berekening van die Kabinetstoelage. § 6. Geen vertrektoelage is verschuldigd voor de personen die hun ambt vrijwillig neerleggen.

Art. 26.§ 1. Op het einde van hun aanstelling, genieten de personeelsleden van het Kabinet bedoeld in de artikelen 12 en 14 van dit besluit die het Kabinet verlaten, een verlof voor het einde van het Kabinet dat wordt vastgesteld ten belope van één werkdag per maand detachering, met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen, toe te kennen door de functionele overheid waaronder deze ressorteren door toedoen van de Minister die hun ontslag uit hun ambt heeft toegekend. § 2. Indien zij, als gevolg van de behoeften van de dienst, niet het geheel of een deel van hun jaarlijks vakantieverlof hebben kunnen nemen vóór de definitieve ambtsneerlegging, wordt aan de personeelsleden van de Kabinetten bedoeld in de artikelen 4 en 7 van dit besluit die de uitoefening van hun ambt niet cumuleren met een andere beroepsactiviteit, en aan de personeelsleden bedoeld in artikel 11 die de vaste vertrektoelage bedoeld in artikel 25 niet genieten, een compenserende toelage toegekend waarvan het bedrag gelijk is aan hun laatste wedde in verband met de niet genomen verlofdagen.

Voor de toepassing van deze paragraaf is de wedde die in aanmerking te nemen is, deze die verschuldigd is voor volledige prestaties, eventueel met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage alsook, in voorkomend geval, het bedrag van de vermeerdering van de Kabinetstoelage die als wedde geldt en de bijkomende bedragen van de toelage bedoeld in artikel 11 of de vaste maandtoelagen bedoeld in artikel 15 van dit besluit. § 3. De individuele dossiers van de personeelsleden die de Kabinetten verlaten, worden overgezonden naar de Vaste Bijstandsdienst voor administratieve en geldelijke aangelegenheden van de Kabinetten bedoeld in artikel 7 van dit besluit, die belast wordt met het administratief en geldelijk beheer ervan.

Onder individueel dossier wordt verstaan, alle documenten met betrekking tot de akten die worden genomen ter uitvoering van het administratief en geldelijk beheer van het personeelslid van het Kabinet. Afdeling 9. - Globaal maximumbedrag van de bestaansmiddelen

Art. 27.§ 1. Het globaal maximumbedrag van de bestaansmiddelen in verband met de bezoldigingen van het personeel en andere kosten verbonden aan de werking van het Kabinet wordt vastgesteld op euro 53.000 per jaar per personeelslid bedoeld bij dit besluit. Vanaf 2006 zal dat maximumbedrag gebonden zijn aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. § 2. De aankoop van meubelen alsmede de verwerving en de inventaris van de kunstwerken worden geregeld via omzendbrieven van de Minister-Presidente. § 3. Voor elke aankoop boven 16.000 euro (zonder BTW), wordt het advies van de Inspecteur van Financiën (geaccrediteerd bij de Minister-Presidente) voorafgaandelijk vereist. § 4. Het advies van de Inspecteur van Financiën (geaccrediteerd bij de Minister-Presidente) wordt voorafgaandelijk vereist voor elke onderschrijving van een leasing. Afdeling 10. - Eretitels

Art. 28.De Kabinetsdirecteur kan, bij besluit van de Regering, ertoe worden gemachtigd, de eretitel van zijn ambt te voeren, op voorwaarde dat hij dit gedurende ten minste twee jaar heeft uitgeoefend.

Voor de berekening van de twee jaren, kan de Regering rekening houden met de duur van de prestaties die de Kabinetsdirecteur heeft uitgeoefend bij een Regering van een andere macht, op voorwaarde dat de continuïteit niet wordt onderbroken. Afdeling 11. - Einde van het Kabinet

Art. 29.§ 1. Naar aanleiding van een verandering van legislatuur of van de vervanging van één of meer Minister(s), met het oog op een harmonieuze machtsoverdracht, kan een cel samengesteld als volgt blijven werken in elk van de ministeriële Kabinetten totdat de inventaris wordt opgemaakt en de rekeningen worden afgelegd (hoogstens 1 maand) : - de Kabinetssecretaris of de afgevaardigde ordonnateur; - de buitengewoon Rekenplichtige; - de informaticacorrespondent of een uitvoerend personeelslid; - een chauffeur. § 2. Er wordt bepaald dat : - de afgevaardigde ordonnateur zijn prerogatieven behoudt gedurende die periode voor alle uitgaven die vóór de verandering van Minister werden vastgelegd; - een voertuig van het Kabinet voor die cel bestemd blijft; - de besluiten waarbij een einde wordt gemaakt aan de ambten van de leden van de voormelde cel en houdende toekenning van de vaste vertrektoelagen, door de intredende minister worden ondertekend; - het ontslag van de andere personeelsleden van het Kabinet uiterlijk bij de eedaflegging van het nieuwe Lid of de nieuwe Leden van de Regering zal plaatsvinden, door toedoen van de uittredende minister. §. 3. De modaliteiten voor de terugname-teruggave te bepalen onder de ministeriële Kabinetten op het einde van een legislatuur of bij vervanging van één of meer Minister(s), worden vastgesteld via een omzendbrief van de Minister-Presidente. §. 4. De diensten van de Administratie van de Regering van de Franse Gemeenschap worden belast met het opstellen van de plaatsbeschrijving en met de controle op de werken die uitgevoerd moeten worden in de lokalen bezet door de ministeriële Kabinetten. Afdeling 12. - Toezicht

Art. 30.De secretaris van de Regering wordt belast met het toezicht op de samenstelling van de ministeriële Kabinetten. De betrokken Kabinetten zenden een voor eensluidend verklaard afschrift van elk behoorlijk gedateerd besluit betreffende de leden van hun personeel aan de Vaste Bijstandsdienst voor administratieve en geldelijke aangelegenheden van de Kabinetten, die het visum van de secretaris van de Regering moet aanvragen. Deze zal de besluiten viseren en stempelen en zal die aan de Vaste Bijstandsdienst terugzenden, die, na de geviseerde besluiten te hebben ontvangen, de bezoldigingen zal kunnen uitbetalen. Afdeling 13. - Personeel van de Diensten van de Regering

die deel kunnen uitmaken van het Kabinet van een lid van de Regering van een andere macht

Art. 31.De personeelsleden van de diensten van de Regering kunnen deel uitmaken van het Kabinet van een lid van de Regering van een andere macht, mits de voorafgaande toestemming van de Minister van ambtenarenzaken en na het advies van de functioneel bevoegde Minister te hebben ingewonnen.

De toestemming kan worden verleend op voorwaarde dat de Koning een verordening heeft genomen tot bepaling van de nadere regels voor de terugbetaling van de bezoldiging van de personeelsleden bedoeld in het eerste lid die deel zullen uitmaken van het Kabinet van een lid van de federale Regering.

Art. 32.De bezoldiging van de personeelsleden bedoeld in artikel 31, eerste lid, wordt door de Diensten van de Regering uitbetaald.

De bezoldiging wordt aan de Schatkist terugbetaald op grond van een driemaandelijkse staat die aan het lid van de Regering van de betrokken macht door de Diensten van de Regering wordt overgezonden.

De aanvraag om terugbetaling wordt ingediend in het begin van elk trimester voor het vorige trimester.

De bezoldiging van de personeelsleden van de Diensten van de Regering die bij een Kabinet van een lid van de Waalse Regering gedetacheerd zijn, wordt niet terugbetaald.

Art. 33.Artikel 5, § 1, is van toepassing op de personeelsleden van de Diensten van de Regering die bij het Kabinet van een lid van de Regering van een andere macht gedetacheerd zijn. Afdeling 14. - Slotbepalingen

Art. 34.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 26 juli 2004, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 oktober 2004 wordt opgeheven op de datum waarop dit besluit uitwerking krijgt.

Art. 35.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2005.

Art. 36.De Ministers worden, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 juni 2005.

De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M. ARENA De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Ambtenarenzaken en Sport, C. EERDEKENS De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK

^