Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 30 juni 2006
gepubliceerd op 27 september 2006

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2006202954
pub.
27/09/2006
prom.
30/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/30/2006202954/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JUNI 2006. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector, inzonderheid op artikel 3, § 2, eerste lid, en artikel 7, § 4, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2005, en artikel 15 vervangen bij het decreet van 20 juli 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 januari 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 januari 2006;

Gelet op het advies nr. 39.842/4 van de Raad van State, gegeven op 27 februari 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 juni 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 30 juni 2006;

Op de voordracht van de Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd;

Na beraadslaging van de Regering, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « Decreet » : het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector;2° « het Bestuur » : de algemene directie voor Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;3° « Erkende representatieve organisatie » : de representatieve gebruikersorganisatie erkend krachtens artikel 7 van het decreet en hoofdstuk III van dit besluit;4° « De Minister » : de Minister bevoegd voor de aangelegenheid waaronder de betrokken sector ressorteert. HOOFDSTUK II. - Benoeming van de leden van de adviesinstantie

Art. 2.§ 1. De Minister benoemt de leden van de adviesinstanties na een openbare oproep tot kandidaatstelling bedoeld in artikel 3, § 1, van het decreet. § 2. Deze oproep wordt door het Bestuur in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en wordt onmiddellijk opgenomen op de website www.cultuur.be. Deze oproep wordt aan de betrokken adviesinstanties meegedeeld. § 3. De openbare oproep tot kandidaatstelling vermeldt de volgende elementen : 1° de onverenigbaarheden bedoeld in artikel 2 van het decreet;2° het opschrift en het onderwerp van het of de mandaten;3° de inhoud van de akte van kandidaatstelling zodat deze beschouwd wordt als volledig;4° het adres waar deze verstuurd moet worden;5° de termijn binnen dewelke deze moet worden verstuurd. De akte van kandidaatstelling moet : a) de motivering van de kandidaat bewijzen om binnen deze instantie te zetelen;b) het of de mandaten vermelden waarvoor hij/zij zich kandidaat stelt in de hoedanigheid van werkende of plaatsvervangende kandidaat;c) vermelden in welke hoedanigheid de kandidaat zich voorstelt (als professioneel, deskundige, gebruiker en/of in voorkomend geval of hij een ideologische of filosofische strekking volgt);d) een curriculum vitae van de kandidaat bevatten;e) de bevoegdheid of de beroepservaring van de kandidaat bewijzen wanneer hij zich als deskundige of professioneel voorstelt.

Art. 3.De akten van kandidaatstelling worden binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de bekendmaking van de openbare oproep in het Belgisch Staatsblad aan het Bestuur gestuurd.

De kandidaten krijgen een ontvangbewijs van het Bestuur met vermelding, in voorkomend geval, van de ontbrekende stukken. Het Bestuur stuurt dit ontvangbewijs binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de akte van kandidaatstelling. De ontbrekende stukken worden toegevoegd aan het dossier als ze binnen de vijftien dagen na de verzending van het ontvangbewijs van de kandidaatstelling aan het Bestuur worden meegedeeld.

Enkel het volledige dossier van de kandidaatstelling is ontvankelijk.

Art. 4.§ 1. De Minister nodigt de betrokken erkende representatieve organisaties uit om hem de lijst van de personen die ze aanstellen mee te delen om ze binnen de instantie te vertegenwoordigen.

Deze uitnodiging wordt, binnen de vijftien dagen na de bekendmaking van de oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekende brief met ontvangbewijs, gestuurd. § 2. Binnen de dertig dagen na de ontvangst van de uitnodiging sturen de geraadpleegde erkende representatieve organisaties de Minister en het Bestuur, bij aangetekende brief, een lijst van de personen die ze aanstellen om ze binnen de adviesinstantie te vertegenwoordigen.

Deze organisaties voegen bij de lijst meegedeeld aan het Bestuur elk stuk dat het bewijs levert van de bevoegdheid of de beroepservaring in de betrokken sector van de personen die ze aanstellen.

Art. 5.De Minister benoemt de leden van de adviesinstantie binnen een termijn van honderd twintig dagen te rekenen vanaf het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit. HOOFDSTUK III. - Erkenningsaanvraag en aanvraag om hernieuwing van de erkenning van representatieve organisaties

Art. 6.§ 1. De representatieve organisatie die haar erkenning aanvraagt, dient haar aanvraag schriftelijk bij het Bestuur in. § 2. Om ontvankelijk te zijn moet de erkenningsaanvraag de volgende documenten bevatten : 1° een afschrift van de statuten van de organisatie die van kracht zijn op de datum van de aanvraag, zoals bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;2° het huishoudelijk reglement van de organisatie;3° een bijgehouden lijst van de leden van de beheersorganen;4° het aantal leden van de betrokken sector die ze vertegenwoordigt;5° een moreel verslag met inzonderheid de activiteiten die ontwikkeld worden tijdens het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de indiening van haar aanvraag;6° het project van activiteiten voorzien tijdens het jaar dat volgt op de indiening van de erkenningsaanvraag;7° de rekeningen van het jaar dat voorafgaat aan de aanvraag en de begroting van het jaar van de aanvraag;8° het overzicht van de personeelsleden, al dan niet bezoldigd, tewerkgesteld door de organisatie;9° het overzicht van de materiële middelen waarover de organisatie beschikt. De kandidaat krijgt voor de erkenningsaanvraag een ontvangbewijs van het Bestuur met vermelding, in voorkomend geval, van de ontbrekende stukken. Het Bestuur stuurt dit ontvangbewijs binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag. De ontbrekende stukken worden toegevoegd aan het dossier als ze binnen de vijftien dagen na de verzending van het ontvangbewijs van de aanvraag aan het Bestuur worden meegedeeld.

Enkel het volledige dossier van de erkenningsaanvraag is ontvankelijk. § 3. De Minister spreekt zich uit over de erkenningsaanvraag binnen de zestig dagen na de ontvangst van het volledige dossier door het Bestuur.

De erkenning heeft uitwerking met ingang van de mededeling van het erkenningsbesluit aan de vragende representatieve organisatie.

Art. 7.§ 1. De erkende representatieve organisatie is ertoe gehouden het Bestuur zo snel mogelijk in te lichten over elke wijziging van haar statuten en over elke verandering tijdens de vergadering van de voorwaarden bedoeld in artikel 7, § 1, van het decreet.

De Minister kan de erkenning intrekken van de representatieve organisatie die de informatieverplichting niet naleeft. Hij verwittigt de organisatie, bij aangetekende brief, van zijn bedoeling om de erkenning in te trekken en nodigt haar uit om uitleg te geven over het gebrek vastgesteld binnen de termijn die hij bepaalt. De organisatie wordt door de Minister of zijn afgevaardigde verhoord.

De Minister neemt de beslissing om de erkenning in te trekken binnen de dertig dagen na het verhoor van de organisatie en ten laatste binnen de dertig dagen na het verstrijken van de termijn bedoeld in het tweede lid van deze paragraaf.

De intrekking van de erkenning heeft uitwerking met ingang van de datum vastgesteld in het besluit van erkenningsintrekking. § 2. De Minister verwittigt, per aangetekende brief met ontvangbewijs, de erkende representatieve organisatie die niet meer aan de voorwaarden bedoeld in artikel 7 van het decreet beantwoordt.

Na de ontvangst van deze verwittiging beschikt de betrokken organisatie over een termijn van dertig dagen om de stukken, per aangetekende brief met ontvangbewijs, aan de Minister te sturen waarbij haar mogelijke verklaring of regularisatie alsook een mogelijke aanvraag om verhoor ondersteund worden. De betrokken organisatie wordt binnen de twintig dagen volgend op de aanvraag om verhoor door de Minister of zijn afgevaardigde verhoord.

De Minister neemt de beslissing om de erkenning in te trekken binnen de dertig dagen na het verhoor van de organisatie en ten laatste binnen de vijftig dagen na de ontvangst van de stukken.

Als de betrokken organisatie geen enkel stuk of geen enkele aanvraag om verhoor binnen een termijn van dertig dagen bedoeld in het tweede lid van deze paragraaf stuurt, neemt de Minister de beslissing om binnen de dertig dagen na het verstrijken van deze termijn de erkenning in te trekken.

De intrekking van de erkenning heeft uitwerking met ingang van de datum vastgesteld in het besluit van erkenningsintrekking.

Art. 8.De erkende representatieve organisatie dient de aanvraag om hernieuwing van haar erkenning bij het Bestuur in binnen de termijn bedoeld in artikel 7, § 3 van het decreet. Deze aanvraag bevat de bijgehouden stukken bedoeld in artikel 6, § 2 van dit besluit.

De Minister spreekt zich uit over de hernieuwingsaanvraag binnen de zestig dagen na de ontvangst van het volledige dossier door het Bestuur.

De erkenningshernieuwing heeft uitwerking met ingang van haar mededeling voor een termijn van vijf jaar. HOOFDSTUK IV. - Presentiegeld en verplaatsingskosten

Art. 9.§ 1. Met uitzondering van de leden die de Minister of het Bestuur vertegenwoordigen krijgen de leden van de adviesinstantie een presentiegeld voor elke vergadering van een halve dag. § 2. Het presentiegeld bedraagt 40 euro voor een halve dag werk. § 3. Met uitzondering van de leden die de Minister of het Bestuur vertegenwoordigen : a) krijgen de leden van de Commissie voor Letteren een bijkomende vergoeding voor lezing van 210 euro per werkelijke aanwezigheid bij elke werkvergadering van de Commissie.Dit bedrag wordt tot maximum 840 euro per jaar beperkt; b) krijgen de leden van de Raad voor de hulpverlening aan theaterprojecten een bijkomende vergoeding voor lezing van 75 euro per werkelijke aanwezigheid bij elke werkvergadering van de Raad.Dit bedrag wordt tot hoogstens 300 euro per jaar beperkt; c) krijgen de leden van de Raad voor de hedendaagse muziek een bijkomende vergoeding voor lezing van 50 euro per werkelijke aanwezigheid bij elke werkvergadering van de Raad.Dit bedrag wordt tot hoogstens 200 euro per jaar beperkt; d) krijgen de leden van de Raad voor de niet-klassieke muziek een bijkomende vergoeding voor lezing van 30 euro per werkelijke aanwezigheid bij elke werkvergadering van de Raad.Dit bedrag wordt tot hoogstens 200 euro per jaar beperkt.

Art. 10.De leden van de adviesinstanties krijgen een vergoeding voor de reiskosten tussen de woonplaats en de plaats van de vergadering voor de ontmoetingen bij het opmaken van een verslag of voor elke andere taak voorzien door de adviesinstantie om hun opdracht te vervullen. Deze vergoeding wordt toegekend overeenkomstig de regelgeving die van toepassing is op de personeelsleden van rang 12 van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.

Het maximumbedrag van de vergoeding komt overeen met de kosten van een treinbiljet in eerste klasse. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 12.De Minister tot wier bevoegdheid de Cultuur behoort, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 juni 2006.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Cultuur, de Audiovisuele sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN

^