Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 01 juli 1997
gepubliceerd op 01 oktober 1997

Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036164
pub.
01/10/1997
prom.
01/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/01/1997036164/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 JULI 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1996;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 15 april 1997 over de adviesaanvraag binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 15 mei 1997 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Vlaamse minister bevoegd voor de ruimtelijke ordening;{/PICK;p1;;;block;;;;no;1;18048n;9024n;44} {/GRAPH;35874_1.tif;;207552n;center;center} 2° Administratie : de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° Inventaris : het instrument dat alle leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten bevat die aan een heffing kunnen worden onderworpen en/of voor een financiële steun voor vernieuwing in aanmerking komen;4° Basisstudie : de studie die een gedetailleerd voorstel van de uit te voeren saneringswerkzaamheden, de te realiseren herbestemming, een kostprijsraming en een tijdtabel voor de uitvoering bevat.De basisstudie vormt een wezenlijk onderdeel van de eigenlijke aanvraag om financiële ondersteuning, zoals deze werd bedoeld in artikel 43 van het decreet; 5° Registratieattest : het attest dat door de Administratie wordt betekend waarbij wordt vermeld dat het onroerend goed officieel in de Inventaris is geregistreerd met vermelding van de reden van inventarisatie en de datum van opname.6° Instrumenterende ambtenaar : iedere persoon of instelling die ertoe gemachtigd is aktes van eigendomsoverdracht te verlijden.7° Deelgemeente : de gemeente zoals ze bekend was voor de fusie van de gemeenten van 1 januari 1977.

Art. 2.§ 1. Vallen onder toepassing van dit besluit : de verzameling van alle percelen waarop zich minstens één bedrijfsgebouw bevindt, als één geheel te beschouwen en waar de economische activiteit heeft plaatsgevonden of plaatsvindt en die geheel of gedeeltelijk leegstaat en/of geheel of gedeeltelijk verwaarloosd is. De verzameling van alle percelen heeft een minimale oppervlakte van 5 are. § 2. De in § 1 vernoemde activiteit behelst iedere industriële, ambachtelijke, handels-, diensten-, landbouw- of tuinbouw-, opslag- of administratieve activiteit uitgeoefend door bedrijven, ondernemingen of zelfstandigen. Terzake is bepalend de laatste hoofdactiviteit of voor nieuwe bedrijfsruimten de bestemming die aan de gebouwen in de bouwvergunning werd gegeven.

Art. 3.§ 1. Zijn uitgesloten van de toepassing van dit besluit en worden bijgevolg niet opgenomen in de Inventaris : 1° de bedrijfsruimten waarin de woning van de eigenaar(s) een niet-afsplitsbaar onderdeel uitmaakt van het gebouw en nog effectief wordt benut als hoofdverblijfplaats;2° de bedrijfsruimten waarop een onteigeningsbeslissing rust of waarvoor door een openbare rechtspersoon een beslissing tot onteigening werd genomen;3° de bedrijfsruimten die in het kader van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995, beschermd zijn als monument of als stads- of dorpsgezicht, of bij ministerieel besluit opgenomen zijn in een ontwerp van lijst tot bescherming in het kader van dit decreet. § 2. Een woning wordt als afsplitsbaar beschouwd ten opzichte van de bedrijfsruimte indien zij na sloping van de bedrijfsruimte als een afzonderlijke volwaardige woning kan worden beschouwd die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

Art. 4.Een bedrijfsruimte wordt als leegstaand beschouwd vanaf het ogenblik dat 50 % van de totale vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen niet effectief benut wordt.

Art. 5.§ 1. Uitgesproken gebreken van algemene of beperkte omvang zijn deze gebreken die te maken hebben met de toestand waarin buitenmuren, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitentimmerwerk, kroonlijst, dakgoten, trappen en liften zich bevinden.

De uitgesproken gebreken zijn beperkt indien ze betrekking hebben op de helft of minder dan de helft van de oppervlakte, de lengte of breedte, met andere woorden plaatselijk, niet-uitgebreid, gelokaliseerd.

De uitgesproken gebreken zijn algemeen indien ze zich voordoen over meer dan de helft van de oppervlakte, de lengte of de breedte. § 2. Een bedrijfsruimte wordt slechts beschouwd als verwaarloosd en kan slechts op de gemeentelijke lijst opgenomen worden, indien ze minimaal twee beperkte gebreken of één algemeen gebrek vertoont. § 3. Gebreken van welke omvang ook die de stabiliteit of de veiligheid in het gedrang brengen, geven steeds aanleiding tot opname op de gemeentelijke lijst. Hetzelfde geldt voor vochtindringing. HOOFDSTUK II. - Inventarisatie Afdeling 1. - Opstellen van de Inventaris

Art. 6.§ 1. De door de gemeente jaarlijks op te stellen lijst dient per verlaten en/of verwaarloosde bedrijfsruimte minimaal navolgende gegevens te vermelden : 1° het adres van het betrokken onroerend goed;2° de identificatiegegevens van de eigenaar(s);3° het bedrag van het niet-geïndexeerd kadastraal inkomen;4° de kadastrale gegevens (ligging en oppervlakte);5° in geval van leegstand : de totale vloeroppervlakte met het werkelijk benuttingspercentage;6° in geval van verwaarlozing : een exhaustieve beschrijving van de aard en de omvang van de vastgestelde gebreken met toepassing van artikel 5;7° een beschrijving van de laatste hoofdactiviteit(en) die in het betrokken goed plaatsvond(en) of voor nieuwe bedrijfsruimten de bestemming die aan de gebouwen gegeven werd;8° de bestemmingsvoorschriften die van toepassing zijn volgens het gewestplan, volgens een algemeen plan van aanleg en/of volgens één of meerdere bijzondere plannen van aanleg overeenkomstig het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996;9° indien op het betrokken goed een onteigeningsmachtiging rust : de datum van de machtiging en de instantie met onteigeningsbevoegdheid;10° indien het betrokken goed werd beschermd als monument of als stads- of dorpsgezicht, of werd opgenomen bij ministerieel besluit in een ontwerp van lijst tot bescherming in het kader van het decreet van 3 maart 1976 ter bescherming als monument of stads- en dorpsgezicht : de datum van bedoeld besluit;11° een omschrijving van de aard van het gebouw. Bovenvermelde gegevens hebben niet alleen betrekking op het kadastraal perceel zelf waarop de bedrijfsruimte gelegen is, maar ook op alle aangrenzende percelen die er één geheel mee vormen en aan dezelfde eigenaar behoren. Al deze percelen dienen evenwel deel uit te maken of deel te hebben uitgemaakt van de economische activiteit.

De door de gemeente opgestelde lijst wordt jaarlijks geactualiseerd.

Deze lijst wordt opgesteld per deelgemeente. § 2. Op de in § 1 bedoelde lijst maakt de gemeente afzonderlijk melding van de in de Inventaris geregistreerde onroerende goederen die volgens haar niet meer voldoen aan de criteria van leegstand en/of verwaarlozing. § 3. Vóór 1 maart van het kalenderjaar dient het college van burgemeester en schepenen de gemeentelijke lijst, zoals bedoeld in § 1 en § 2, door te sturen naar de administratie.

Een eensluidend verklaard afschrift van deze lijst wordt gelijktijdig opgestuurd naar de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij van de provincie waartoe de gemeente behoort. § 4. Indien er in de gemeente geen onroerende goederen voorkomen die in aanmerking komen voor opname op de gemeentelijke lijst, dient het college van burgemeester en schepenen een lijst met vermelding "nihil" door te sturen zoals bedoeld in § 1. § 5. Indien een gemeente de lijst niet, niet tijdig of niet volgens de bepalingen van dit besluit doorstuurt, verliest de gemeente gedurende 3 jaar haar aanspraak op de forfaitaire doorstorting zoals bepaald in artikel 14 van dit besluit.

Art. 7.Binnen negentig kalenderdagen na ontvangst van de lijsten van de gemeenten, zoals vermeld in artikel 6, § 3, besluit de administratie tot al dan niet registratie in de Inventaris.

Art. 8.Binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na de officiële registratie betekent de Administratie, via een aangetekend schrijven, een registratieattest aan de eigenaar(s) van het geregistreerde goed.

Dit attest vermeldt de motivering van de registratie, de datum van de opname, de beroepsmogelijkheid en het heffingsbedrag bij in gebreke blijven.

Art. 9.Bij overdracht van een onroerend goed dat in de Inventaris is geregistreerd, is de instrumenterende ambtenaar er toe gehouden om binnen dertig kalenderdagen na het verlijden van de akte, via een aangetekend schrijven, naar de administratie de volgende gegevens op te sturen : 1° een eensluidend afschrift van het registratieattest;2° de volledige identiteit en het adres van de vroegere en van de nieuwe eigenaar(s);3° ingeval van vennootschappen de statuten van zowel de overdragende als de overnemende vennootschap en de lijst van de bestuurders en de aandeelhouders;4° de datum van de akte;5° een verklaring onder ede dat : a) de vroegere eigenaar(s) van het onroerend goed wel of niet voor meer dan 10 % van het aandeelhouderschap rechtstreeks of onrechtstreeks participeert in de verwervende vennootschap;b) de vroegere eigenaar(s) wel of niet bloed- en aanverwantschapsbanden heeft (hebben) met de verwervende eigenaar tot en met de derde graad. De Administratie vermeldt binnen dertig kalenderdagen na betekening van de in het eerste lid vermelde informatie de datum van het verlijden van de authentieke akte in de Inventaris. De Administratie betekent binnen dezelfde termijn aan de nieuwe eigenaar een bevestiging van de opschorting van de heffing.

Art. 10.De Administratie stuurt jaarlijks, uiterlijk op 31 augustus, aan iedere gemeente via een aangetekend schrijven een uittreksel van de in de Inventaris geregistreerde onroerende goederen die op haar grondgebied liggen. De gemeente legt deze uittreksels ter inzage van het publiek voor 1 oktober.

Binnen dezelfde periode krijgen de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappijen een uittreksel van de in de Inventaris geregistreerde onroerende goederen in de betrokken provincie.

Art. 11.§ 1. Iedere derde kan binnen dertig dagen na bekendmaking van het ter inzage liggen van het uittreksel van de in de Inventaris geregistreerde onroerende goederen, via een aangetekend schrijven, een bezwaarschrift indienen bij de Vlaamse regering wanneer een bedrijfsruimte niet werd geregistreerd. § 2. De administratie nodigt binnen dertig kalenderdagen na betekening van het derden-bezwaar de eigenaar(s) en/of de gemeente via een aangetekend schrijven voor een hoorzitting uit. In haar uitnodiging maakt zij melding van de inhoud van het bezwaar en verzoekt de betrokkenen uiterlijk op de hoorzitting de noodzakelijke bewijsstukken over te leggen. Afdeling 2. - Schrapping uit de Inventaris

Art. 12.Als er aan de verwaarlozing of leegstand van een bedrijfsruimte een einde komt, stelt de eigenaar via een aangetekend schrijven de Administratie hiervan in kennis en vraagt uit de Inventaris te worden geschrapt. Hij kan hiertoe alle bewijsstukken bijvoegen die hij nodig acht. Zijn aanvraag tot schrapping dient gestaafd te worden door een verklaring van de burgemeester die de beëindiging van de leegstand en/of verwaarlozing bevestigt.

Art. 13.§ 1. De Administratie onderzoekt de aanvraag tot schrapping, zoals omschreven in artikel 12 van dit besluit, en betekent de al dan niet aanvaarding ervan aan de indiener binnen 30 dagen na de betekening van de aanvraag.

Als een geregistreerd goed uit de Inventaris wordt geschrapt, wordt aan de eigenaar(s) een attest betekend. Binnen dezelfde termijn krijgen de betrokken gemeente en de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij hiervan een afschrift. § 2. Bij ontstentenis van een uitspraak binnen de termijn vermeld in § 1 wordt de aanvraag tot schrapping geacht te zijn aanvaard. Het attest van schrapping wordt op eenvoudig verzoek aan de belanghebbende betekend. HOOFDSTUK III - Heffing Afdeling 1. - Inning van de heffing

Art. 14.Een bedrag van 20 % van de elk jaar geïnde heffingen, intresten en administratieve geldboetes niet meegerekend, wordt aan de gemeenten doorgestort voor wat de heffingen betreft op de onroerende goederen die op hun grondgebied zijn gelegen.

Art. 15.Indien de gemeenten opcentiemen toepassen op de heffing van het Vlaamse Gewest worden deze door de Administratie geïnd.

De gemeenten die besluiten deze opcentiemen te heffen, zoals bepaald in het eerste lid, sturen per aangetekend schrijven en uiterlijk op 1 maart van het jaar waarin de heffing betekend wordt, een eensluidend verklaard afschrift van het desbetreffende gemeenteraadsbesluit aan de Administratie. Dat besluit vermeldt het aantal opcentiemen dat wordt geheven en bepaalt dat de gemeente een beroep doet op de medewerking van de Administratie met het oog op de invordering ervan.

Art. 16.Het bedrag van de gemeentelijke opcentiemen op de geïnde heffingen, met uitzondering van de bedragen voortvloeiend uit de intresten en administratieve geldboetes, alsmede het bedrag zoals bepaald in artikel 14, wordt door de Administratie voor rekening van het Vlaamse Gewest op rekening van de gemeente gestort voor het einde van de tweede maand, volgend op de maand waarop de verschuldigde heffing dient te worden voldaan, en dit voor zover deze heffing is geïnd.

Te late inningen worden aan de gemeente doorgestort voor het einde van de tweede maand volgend op de maand waarin de inning is geschied.

Art. 17.§ 1. De kennisgeving bevattende de grondslag van de heffing en het te betalen bedrag wordt jaarlijks, vóór 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarop de heffing betrekking heeft, door de aangewezen ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap per aangetekend schrijven betekend aan diegenen die er aan zijn onderworpen. § 2. De heffingsplichtige is verplicht de verschuldigde heffing te betalen binnen een termijn van zestig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de kennisgeving. § 3. Een intrest van 1 procent per maand is van rechtswege verschuldigd wanneer de heffing niet is betaald binnen de termijn bedoeld in § 2. Afdeling 2. - Opschorting van de heffing

Art. 18.§ 1. De eigenaar stuurt met een aangetekend schrijven het vernieuwingsvoorstel, zoals bedoeld in de artikels 34 en 35 van het decreet, naar de Administratie. § 2. Het voorstel tot vernieuwing omvat de basisstudie, zoals vermeld in artikel 1, 4°, waarin het vernieuwingsproject omschreven wordt.

Naast deze basisstudie moeten de volgende documenten worden bijgevoegd : 1° een situatietekening die het mogelijk maakt de ligging van het goed te bepalen ten opzichte van de omliggende bebouwing;2° de aard en omvang van de geplande werkzaamheden die de reden van opname in de Inventaris moeten opheffen, alsook een kostprijsraming;3° een beschrijving van de beoogde (her)bestemmingswerkzaamheden;4° de geplande aanvangsdatum en de termijn van werkzaamheden;5° de bouwvergunning en milieuvergunning als deze vereist zijn volgens de aard van de werkzaamheden. De aanvraag tot opschorting van de heffing wordt eveneens bijgevoegd. § 3. De Administratie onderzoekt het voorstel tot vernieuwing op volledigheid, overeenkomstig het bepaalde in § 2.

Wordt het voorstel onvolledig bevonden, dan stelt de Administratie de aanvrager binnen vijftien kalenderdagen na de betekening van de indiening van het voorstel hiervan schriftelijk op de hoogte met vermelding van de ontbrekende gegevens.

Indien het voorstel volledig bevonden wordt, dan stelt de Administratie de indiener binnen vijftien kalenderdagen hiervan per aangetekend schrijven op de hoogte.

Indien de Administratie binnen vijftien kalenderdagen geen beslissing heeft betekend, dan wordt het voorstel geacht volledig te zijn. § 4. De Administratie dient de al dan niet aanvaarding van het voorstel tot vernieuwing, samen met de eventuele vermelding van de opschorting van de heffing, aan de indiener te betekenen binnen dertig kalenderdagen na de verzendingsdatum van het schrijven inzake de volledigheid van het voorstel tot vernieuwing. § 5. Indien de Administratie binnen de termijn, vermeld onder § 4, nog geen beslissing heeft betekend, wordt het voorstel geacht te zijn aanvaard. De Administratie verleent de aanvrager in dit geval een opschorting.

Art. 19.§ 1. Via een aangetekend schrijven dient de eigenaar het verzoek tot opschorting voor tijdelijk om bedrijfseconomische redenen leegstaande, maar niet verwaarloosde bedrijfsruimten, in bij de Administratie. Zijn aanvraag tot opschorting dient gestaafd door een verslag van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij van de provincie waarin de gemeente ligt. § 2. De Administratie kan het verzoek tot opschorting aanvaarden wanneer aan de hand van het verslag, opgemaakt door de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij van de provincie waarin de gemeente ligt, blijkt dat het leegstaande bedrijfsgebouw onmiddellijk hergebruikt kan worden. § 3. De Administratie dient de al dan niet aanvaarding van het voorstel tot opschorting, aan de indiener te betekenen binnen dertig kalenderdagen na de verzendingsdatum van het schrijven inzake de aanvraag tot opschorting voor tijdelijk om bedrijfseconomische redenen leegstaande, maar niet vervallen bedrijfsruimten. § 4. Indien de Administratie binnen de termijn, vermeld onder § 3, nog geen beslissing heeft betekend, wordt het voorstel geacht te zijn aanvaard. De Administratie verleent de aanvrager in dit geval een opschorting. HOOFDSTUK IV. - Financiële ondersteuning van de verwerving en de saneringswerkzaamheden in het kader van de vernieuwing Afdeling 1. - Openbare diensten bepaald in artikel 42, § 1, van het

decreet Onderafdeling A. - De verwerving van onroerende goederen

Art. 20.De aanvraag voor de belofte van subsidie voor de verwerving van onroerende goederen wordt ingediend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gemeenten, verenigingen van gemeenten, de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende lokale sociale bouwmaatschappijen, gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen en het Vlaams Woningfonds voor de Grote Gezinnen. De aanvraag dient de volgende documenten te bevatten : 1° een eensluidend verklaard afschrift van het registratie-attest waaruit blijkt dat het onroerend goed in de Inventaris is opgenomen;2° een situering en verantwoording van de beoogde verwerving en van de herbestemming;3° een raming van de kostprijs van de beoogde verwerving, bepaald op basis van het schattingsverslag opgesteld door het Comité tot Aankoop of door de bevoegde Ontvanger der Registratie;4° een uittreksel uit de notulen van het beheersorgaan van de initiatiefnemer, waaruit blijkt dat besloten is tot : a) de verwerving van de onroerende goederen en de uitvoering van sanerings- en herbestemmingswerkzaamheden, eventueel onder voorbehoud van toekenning van een subsidie;b) de aanvraag voor subsidiëring van de verwerving;c) de verbintenis om de aanvraag voor subsidiëring van de saneringswerkzaamheden in te dienen samen met de basisstudie en de daarbijbehorende bouwvergunning binnen 6 maanden na de betekening van het definitieve voorstel van subsidiebedrag voor de verwerving.

Art. 21.De minister verleent de belofte van subsidie voor de verwerving op basis van de totale kostprijs.

Voor de berekening van de totale kostprijs komt in aanmerking de kostprijs zoals deze blijkt uit de akte van aankoop, de verkoopsovereenkomst of het vonnis van de rechtbank houdende gerechtelijke onteigening.

Indien evenwel deze kostprijs de raming door de Ontvanger der Registratie of het Comité tot Aankoop voor de verwerving van onroerende goederen met meer dan 10 % overschrijdt, wordt enkel het bedrag van de raming in aanmerking genomen.

Art. 22.De aanvraag voor het definitieve voorstel van subsidiebedrag dient te bevatten : 1° een eensluidend verklaard afschrift van de belofte van subsidie;2° een eensluidend verklaard afschrift van de akte van aankoop of het vonnis van de rechtbank ingeval van een gerechtelijke onteigening;3° een schuldvordering. De subsidie wordt ambtshalve uitbetaald na bepaling van de definitieve subsidie.

De aanvraag voor het verkrijgen van het definitieve subsidiebedrag wordt ingediend bij de administratie.

Onderafdeling B. - Saneringswerkzaamheden

Art. 23.De aanvraag voor belofte van subsidie voor de saneringswerkzaamheden moet ingediend worden door de initiatiefnemer.

Deze aanvraag moet de volgende documenten bevatten : 1° de basisstudie zoals vermeld in artikel 1, 4° van dit besluit;2° het ontwerpdossier voor de herbestemmingswerkzaamheden en de bijbehorende bouwvergunning;3° een eensluidend verklaard afschrift van de beslissing van het beheersorgaan van de initiatiefnemer houdende : a) de uitvoering van de betreffende sanerings- en herbestemmingswerkzaamheden, de goedkeuring van het bestek en de vastlegging van de gunningswijze, eventueel onder voorbehoud van toekenning van een subsidie en de wettelijke uitvoerbaarheid van die werkzaamheden;b) de aanvraag tot subsidiëring van de saneringswerkzaamheden.4° een verklaring van de stand van zaken voor de verwerving van onroerende goederen, ingeval deze subsidie werd aangevraagd en verkregen of nog zal worden aangevraagd. De aanvraag om de belofte van subsidie te krijgen voor de uitvoering van saneringswerkzaamheden dient, ingeval de aanvrager een subsidie heeft verkregen voor de verwerving van onroerende goederen, te worden ingeleid binnen zes maanden na de betekening van het definitieve voorstel van het subsidiebedrag voor de verwerving van die onroerende goederen.

Art. 24.De minister verleent de belofte van subsidie voor de saneringswerkzaamheden op basis van de raming van de kostprijs van de voorgestelde werkzaamheden na aftrek van de eventuele opbrengsten van het slopingswerk, opgemaakt op basis van de opmetingsstaat, zoals bepaald in het ontwerpdossier.

Art. 25.De aanvraag voor het definitieve voorstel van subsidiebedrag voor de saneringswerkzaamheden moet het gunningsdossier bevatten. De aanvraag omvat de totale kostprijs van elke verrichting met bijvoeging van de bewijsstukken.

De subsidie wordt berekend op basis van van de totale kostprijs.

Voor de berekening van de totale kostprijs komen in aanmerking : 1° de kosten voor de uitvoering van de saneringswerkzaamheden, bepaald op basis van aanbestedingen, offertes en facturen, conform de algemene aannemingsvoorwaarden van de overheidsopdrachten, eventueel rekening houdend met het bedrag dat niet vroeger dan in de eindafrekening kan worden vastgesteld, na aftrek van eventuele opbrengsten van de saneringswerkzaamheden;2° de kosten van de onvoorziene en noodzakelijke wijzigingen en bijkomende werkzaamheden waarmee de minister of zijn afgevaardigde vooraf zijn instemming heeft betuigd uiterlijk voor de goedkeuring van de eindafrekening;3° de verrekeningen, voortvloeiend uit de toepassing van de contractuele bepalingen. De aanvraag voor de subsidiëring van de saneringswerkzaamheden wordt ingediend bij de afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur van de administratie Overheidsopdrachten, Gebouwen en Gesubsidieerde Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Afdeling 2. - Andere openbare diensten en privaatrechtelijke

rechtspersonen bepaald in artikel 42, § 3, van het decreet

Art. 26.De aanvraag voor een subsidie voor de saneringswerkzaamheden kan ingediend worden door elke natuurlijke persoon, privaatrechtelijk rechtspersoon en de niet in art. 20 vermelde publiekrechtelijke rechtspersonen. De samenstelling van de aanvraag moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de basisstudie zoals bepaald in artikel 1, 4° en de aanvullende dokumenten zoals bepaald in artikel 18, § 2 van dit besluit;2° in geval van privaatrechtelijke initiatiefnemers, het bewijs dat de aanvrager minstens drie geregistreerde aannemers heeft geraadpleegd om een prijsofferte voor de saneringswerkzaamheden te maken;indien de raming minimaal F 5 000 000 bedraagt dient het bewijs te worden geleverd dat minimaal zes geregistreerde aannemers werden geraadpleegd; 3° de akte van aankoop van het onroerend goed of het vonnis van de rechtbank houdende gerechtelijke onteigening;4° een raming van de mogelijke opbrengsten van de sanering;5° een verbintenis van de aanvrager geen werken uit te voeren voor de minister zijn goedkeuring heeft verleend;6° de verbintenis de ten onrechte verleende financiële steun ambtshalve terug te storten voor rekening van het Vernieuwingsfonds. De aanvraag voor de subsidiëring van de saneringswerkzaamheden zal worden ingediend bij de afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur van de administratie Overheidsopdrachten, Gebouwen en Gesubsidieerde Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur stuurt een afschrift van de goedkeuring van de subsidie naar de Administratie.

Art. 27.Met het oog op de uitbetaling van de subsidie dient de eigenaar de volgende documenten aan de afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur op te sturen : 1° foto's die de graad van uitvoering bevestigen;2° een verklaring van de burgemeester die de uitvoeringsgraad bevestigt;3° een verzoek om uitbetaling gestaafd door facturen van geregistreerde aannemers. Afdeling 3. - Algemene bepaling

Art. 28.Elke publiekrechtelijk rechtspersoon, alsmede het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, is er met het oog op de subsidiëring van de saneringswerkzaamheden, toe gehouden de procedure voor de uitvoering van de werken te volgen, zoals geregeld bij besluit van de Vlaamse regering van 21 juni 1989 houdende vaststelling van de procedure inzake de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die door of op initiatief van regionale of lokale besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 7 maart 1990. Afdeling 4. - Voorschottenregeling

Art. 29.Op basis van de definitief toekgekende subsidie kunnen de initiatiefnemers voorschotten krijgen tot beloop van : 1° 30 % van het toegekende subsidiebedrag bij ontvangst van een eensluidend verklaard afschrift van het bevel tot aanvang van de werkzaamheden;2° 60 % van het toegekende subsidiebedrag, eventueel aangepast aan het bedrag van de vastleggingen in min of in meer verricht sedert de datum van het toekennen van de subsidie, wanneer het bedrag van de uitgevoerde werkzaamheden, vermeerderd met de contractuele herzieningen, zoals blijkt uit de vorderingsstaten en de bijbehorende facturen van de aannemer, 75 % van het onder 1° bedoelde voorschot overschrijdt;3° 90 % van het toegekende subsidiebedrag aan te passen, zoals vermeld in 2° wanneer het bedrag van de uitgevoerde werkzaamheden, vermeerderd met de contractuele herzieningen, zoals blijkt uit de vorderingsstaten en de bijbehorende facturen van de aannemer, 75 % van het gecumuleerde voorschot, zoals bepaald in 2°, overschrijdt. De bedragen van de voorschotten worden afgerond tot het lager liggend duizendtal.

Verrekeningen in meer kunnen slechts voor subsidiëring in aanmerking genomen worden na voorafgaande goedkeuring ervan door de minister of zijn gemachtigde.

Art. 30.Het definitief voorstel van het subsidiebedrag wordt bepaald op grond van het afrekeningsdossier.

Indien uit de eindafrekening blijkt dat het totale bedrag van de werkelijk gedragen saneringskosten, uitgevoerd door de initiatiefnemers bepaald in van artikel 26, niet minstens F 1 000 000, exclusief BTW bedraagt, worden de inmiddels betaalde voorschotten, uitbetaald met toepassing van artikel 29, teruggevorderd. HOOFDSTUK V. - Onteigening tot algemeen nut

Art. 31.Een onteigening ten algemenen nutte kan gebeuren als : 1° de eigenaar geen voorstel tot vernieuwing, zoals bepaald in artikel 18 of artikel 26, ingediend heeft binnen een periode van 1 jaar vanaf de opname van het onroerend goed in de Inventaris;2° de vernieuwingswerkzaamheden, zoals vermeld in de basisstudie voorzien in artikel 26, definitief zijn stopgezet zonder dat aan de leegstand en/of de verwaarlozing een einde is gekomen. Slotbepalingen

Art. 32.Het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1993 tot regeling van de tegemoetkoming van het Vlaamse Gewest voor de uitvoering van vernieuwingsprojecten van verlaten bedrijfsruimten, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996, wordt opgeheven.

Art. 33.Het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 1996, wordt opgeheven.

Art. 34.De beloften van subsidie die werden verleend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1993 tot regeling van de tegemoetkoming van het Vlaamse Gewest voor de uitvoering van vernieuwingsprojecten van verlaten bedrijfsruimten worden verder afgehandeld op basis van de bepalingen van dat besluit.

Art. 35.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 36.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel,1 juli 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, E. BALDEWIJNS

^