Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 02 april 2004
gepubliceerd op 27 juli 2004

Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidieverlening aan het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036211
pub.
27/07/2004
prom.
02/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/02/2004036211/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 APRIL 2004. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidieverlening aan het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op artikel 51 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten;

Gelet op het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, inzonderheid op artikel 167;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 houdende vaststelling van de voorwaarden van subsidieverlening aan het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2001, Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 9 juli 2003;

Gelet op het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, gegeven op 6 november 2003;

Gelet op het advies 36.469/1 van de Raad van State, gegeven op 19 februari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Financieringsbeginselen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid en het technologisch innovatiebeleid;2° het Fonds : het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen; 3° het Z.A.P.-kader : het Zelfstandig Academisch Personeel, verbonden aan de Vlaamse universiteiten.

Ieder jaar vóór 1 oktober deelt de minister aan het Fonds mee welk bedrag voorlopig als subsidie voor het daaropvolgende begrotingsjaar in het ontwerpdecreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap werd ingeschreven.

De overheidsbijdrage aan het Fonds wordt door de regering definitief vastgesteld zodra de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het desbetreffende begrotingsjaar is vastgelegd.

Art. 2.Het Fonds legt jaarlijks vóór 1 december een ontwerpbegroting ter goedkeuring voor aan de minister. De minister kan opmerkingen betekenen aan het Fonds binnen twee maanden na ontvangst van de ontwerpbegroting. Het Fonds zal binnen twee maanden na ontvangst van deze opmerkingen voorstellen tot remediëring aan de minister voorstellen.

Het Fonds past zijn begroting aan als het bedrag van de subsidie wordt aangepast door de regering of door een decreet. Het Fonds legt de aangepaste begroting aan de minister voor, uiterlijk één maand na kennisgeving van de wijziging. HOOFDSTUK II. - Vaststelling van de overheidsbijdrage

Art. 3.De Vlaamse overheidsbijdrage in de financiering van het Fonds is voor het begrotingsjaar 2002 gelijk aan de vastgestelde of bij wijzigende decreten aangepaste begrotingskredieten, ingeschreven onder basisallocaties 41.03 en 41.80 van het programma 71.2 van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2002.

Voor de daaropvolgende begrotingsjaren wordt, binnen de perken van de begrotingskredieten, de overheidsbijdrage, ingeschreven onder BA 41.03 van programma 71.2, hiervoor jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de loonkosten en de consumptieprijzen volgens onderstaande formule, die tevens gehanteerd wordt voor de indexering van de jaarlijkse subsidie aan de Bijzondere Onderzoeksfondsen van de Vlaamse universiteiten (cf. Besluit van de Vlaamse regering betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, art. 2, § 2) : M(t) = M(t-1) x J waarbij M(t) : de overheidsbijdrage voor het jaar t M(t-1) : de overheidsbijdrage voor het jaar t-1 J = 0,8 x [L(t)/L(t-1)] + 0,2 x [C(t)/C(t-1)] waarbij L(t)/L(t-1) : de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar t en de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar t-1;

C(t)/C(t-1) : de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar t en de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar t-1.

Als van overheidswege, hetzij door de Vlaamse overheid, hetzij door de federale overheid, maatregelen worden getroffen die de kostprijs van de mandaathouders van het Fonds verhogen, zal deze verhoging binnen de mogelijkheden van de begroting worden gecompenseerd.

Art. 4.90 % van de subsidie wordt op het einde van elke maand per twaalfde ter beschikking gesteld van het Fonds. Het resterende bedrag van 10 % wordt uitbetaald na goedkeuring door de minister van het jaarverslag, met inbegrip van de balans en de resultatenrekening. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 5.§ 1. Het Fonds stelt om de vijf jaar een beleidsplan op voor de komende vijf jaar, waarin de krachtlijnen van het beleid van de instelling zullen worden beschreven met het oog op de consolidering, de ontplooiing en de optimalisering van het fundamenteel onderzoek in Vlaanderen. § 2. Het beleidsplan zal uitgaan van een grondige analyse van de ontwikkeling van de wetenschap in Vlaanderen, van de internationale tendensen, met bijzondere aandacht voor het concept van de « Europese Onderzoeksruimte », en van de doelstellingen van het Vlaamse wetenschapsbeleid inzake fundamenteel onderzoek, zoals dat door de regering en de terzake bevoegde ministers wordt geformuleerd in hun beleidsdocumenten. § 3. Het beleidsplan beschrijft in detail : 1° het systeem van geïntegreerde kwaliteitszorg voor de ex ante-, intermediaire en ex post-behandeling van aanvragen;2° de initiatieven die zullen worden ontwikkeld ter bevordering van het trans- en interdisciplinair onderzoek in Vlaanderen;3° de initiatieven die zullen worden ontwikkeld ter bevordering van de inschakeling van Vlaamse onderzoekers in internationale samenwerkingsverbanden van wetenschappelijk topniveau. § 4. Het Fonds legt het ontwerpbeleidsplan voor aan de minister uiterlijk op 31 maart van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar waarop het ontwerpbeleidsplan betrekking heeft.

De minister beschikt over maximaal drie maanden na ontvangst van het ontwerpbeleidsplan om opmerkingen te formuleren. Het Fonds zal uiterlijk twee maanden na ontvangst van de opmerkingen van de minister het ontwerpbeleidsplan bijstellen.

Art. 6.De subsidie voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek wordt aan het Fonds toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° het Fonds zal de subsidie aanwenden voor het stimuleren en ondersteunen van het kennisgrensverleggende fundamenteel wetenschappelijke onderzoek in alle wetenschapsgebieden aan de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap, met inbegrip van samenwerkingsverbanden tussen de Vlaamse universiteiten en andere onderzoeksinstellingen, en dit op basis van wetenschappelijke interuniversitaire competitie;2° het Fonds zal alle maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat alle wetenschapsgebieden voldoende aan bod komen;3° het Fonds zal minstens de volgende actielijnen financieren : a) de vorming van jonge onderzoekers door het toekennen van doctoraatsbeurzen;b) de ondersteuning van excellente onderzoekers door de toekenning van postdoctorale onderzoeksmandaten van bepaalde duur, met inbegrip van de fundamenteel klinische mandaten;c) de financiering van onderzoeksprojecten inzake kennisgrensverleggend fundamenteel onderzoek;d) de financiering van middelzware uitrusting sensu lato (met inbegrip van databanken en corpora) voor interuniversitair gebruik;e) de toekenning van uitrustings- en werkingskredieten aan individuele onderzoekers;f) de bevordering van wetenschappelijke contacten en samenwerking, zowel binnen Vlaanderen, als op nationaal en internationaal niveau; g) de inschakeling van Vlaamse onderzoekers in internationale (i.e. bilaterale en multilaterale) samenwerkingsverbanden voor fundamenteel onderzoek, met inbegrip van de financiering van projecten op langere termijn en de cofinanciering van samenwerkingsverbanden volgens het principe van de variabele geometrie; h) de stimulering van inter- en transdisciplinair onderzoek, evenals van klinisch wetenschappelijk onderzoek;i) de selectie en de uitreiking van wetenschappelijke prijzen;4° het Fonds kan geen nieuwe mandaathouders met een contract van onbepaalde duur aanstellen.De postdoctorale onderzoekers met een mandaat van onbepaalde duur, die ervoor hebben geopteerd na 1 januari 2000 hun mandaat bij het Fonds voort te zetten en die dus niet zijn overgestapt naar het Z.A.P.-kader van de onthaalinstellingen op basis van art. 181bis, § 1 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, vormen een uitdovend kader en hebben niet meer het recht om hun onthaalinstelling te wijzigen; 5° het Fonds draagt de kostprijs van de premies van de polis, die door het Fonds werd gesloten met als voorwerp het dekken van een aanvullend overlevingspensioen voor de vaste FWO'ers die naar het Z.A.P.-kader zijn overgestapt. De polis vult het bedrag van de dekking, verworven op basis van de R.S.Z.-bijdragen, de reeds opgebouwde extralegale dekking en het door de federale overheid toegekende jaarlijks aangroeiende academisch overlevingspensioen, degressief aan tot het bedrag van het maximale Z.A.P.-overlevingspensioen dat individueel verworven zou worden op basis van de inschaling op 1 oktober 2000, zodat geen verschil ontstaat in dit verband tussen vroegere vaste FWO'ers en degenen die hun volledige carrière in het Z.A.P. hebben doorgebracht.

Art. 7.Het Fonds verzekert de wetenschappelijke controle op de aanwending van de subsidie door de individuele onderzoekers, onderzoeksgroepen en instellingen. Het Fonds is over deze controle verantwoording verschuldigd aan de minister.

Voor de ex ante-, intermediaire en ex post-evaluatie van de actielijnen, bedoeld in artikel 6, 3°, zal het Fonds een transparant en coherent systeem van geïntegreerde kwaliteitszorg hanteren.

De aanvragen voor financiering, van welke aard dan ook, worden door de wetenschappelijke commissies van het Fonds uitsluitend beoordeeld op basis van hun wetenschappelijke kwaliteit.

Het Fonds neemt alle noodzakelijke maatregelen om een objectieve kwaliteitsbeoordeling mogelijk te maken. Inzonderheid zal het Fonds een beroep doen op experts, die in het vakgebied in kwestie een algemene en internationale erkenning genieten. Ongeacht de wijze waarop het Fonds deze evaluaties organiseert, moet de meerderheid van de betrokken experts bestaan uit personen die niet verbonden zijn aan een Vlaamse universiteit.

Het Fonds motiveert zijn wetenschappelijke selectiebeslissingen en stelt de aanvrager(s) op zijn (hun) verzoek hiervan in kennis.

Het Fonds neemt alle noodzakelijke maatregelen voor de wetenschappelijke ex post-evaluatie van alle activiteiten die met de door het Fonds verstrekte middelen worden ondernomen en rapporteert hierover tweejaarlijks aan de minister.

Art. 8.De concrete invulling van de in dit besluit vastgestelde subsidievoorwaarden worden vastgelegd in een beheersovereenkomst tussen de regering en het Fonds. HOOFDSTUK IV. - Verslaggeving en evaluatie

Art. 9.Het Fonds stelt elk jaar een gedetailleerd jaarverslag op, met inbegrip van een balans en resultatenrekening, over de activiteiten van het afgelopen jaar en legt dat uiterlijk op 15 september van het daaropvolgende jaar ter goedkeuring voor aan de minister. Het jaarverslag 2001 geldt als minimaal referentiepunt.

Art. 10.Het financiële toezicht wordt uitgeoefend door een inspecteur van Financiën.

Het inhoudelijke toezicht wordt uitgeoefend door twee afgevaardigden van de regering, die de vergaderingen van de raad van bestuur van het Fonds bijwonen.

Art. 11.Als de minister vaststelt dat het Fonds niet voldoet aan de toekenningsvoorwaarden, zoals beschreven in dit besluit en in de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 8, kan de minister maatregelen tot remediëring opleggen. Als het Fonds geen uitvoering geeft aan de maatregelen die de minister oplegt, zal de regering beslissen het gedeelte van de subsidie, dat niet conform de bepalingen van de overeenkomst werd besteed, terug te vorderen of de subsidie voor het daaropvolgende jaar met dit bedrag te verminderen.

Art. 12.De verlenging van de beheersovereenkomst, bedoeld in artikel 8, wordt afhankelijk gemaakt van een grondige evaluatie van de door het Fonds in de voorafgaande periode gefinancierde activiteiten. De evaluatieprocedure wordt door de minister bepaald. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 13.Het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 houdende vaststelling van de voorwaarden van subsidieverlening aan het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2001, wordt opgeheven.

Art. 14.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2002.

Art. 15.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Wetenschapsbeleid en het technologisch innovatiebeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 april 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, D. VAN MECHELEN

^