Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 september 2009
gepubliceerd op 22 oktober 2009

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de rechtspositieregeling van de leden van het Milieuhandhavingscollege

bron
vlaamse overheid
numac
2009035982
pub.
22/10/2009
prom.
04/09/2009
ELI
eli/besluit/2009/09/04/2009035982/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 SEPTEMBER 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de rechtspositieregeling van de leden van het Milieuhandhavingscollege


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20.

Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, titel XVI « Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen », artikel 16.4.21, § 3 en § 4;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 29 april 2009;

Gelet op protocol nr. 274.907 van 27 mei 2009 van Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op advies nummer 46.741/3 van de Raad van State, gegeven op 16 juni 2009 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° voorzitter : de voorzitter van het Milieuhandhavingscollege; 2° Milieuhandhavingscollege : het administratief rechtscollege vermeld in artikel 16.4.19 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; 3° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd is voor het leefmilieu en het waterbeleid; 4° Raad : de Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving, vermeld in artikel 16.2.2 van het decreet; 5° decreet van 5 april 1995 : het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; HOOFDSTUK 2. - Aanwerving

Art. 2.De leden moeten voldoen aan de volgende algemene toelatingsvoorwaarden : 1° een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° aan de dienstplichtwetten voldoen.

Art. 3.§ 1. De voorzitter en de ondervoorzitter moeten voldoen aan de volgende aanwervingsvoorwaarden : 1° jurist zijn;2° veertig jaar oud zijn op het ogenblik van hun benoeming;3° een grondige kennis bezitten van en over tien jaar ervaring beschikken in het domein van het Vlaamse milieurecht. § 2. De bijzitters moeten voldoen aan de volgende aanwervingsvoorwaarden : 1° een diploma hebben van universitair niveau of een daarmee gelijkgesteld diploma;2° veertig jaar oud zijn op het ogenblik van hun benoeming;3° over tien jaar ervaring beschikken in het domein van het Vlaamse milieubeleid of milieurecht.

Art. 4.§ 1. De selectieprocedure wordt ten minste bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. De minister bepaalt de nadere voorwaarden van de selectieprocedure. Onder voorwaarden wordt verstaan : 1° de vaststelling van het selectiereglement en de bekendmaking ervan. Het selectiereglement : a) bepaalt de wijze waarop de personen zich kandidaat kunnen stellen en bepaalt de termijn waarbinnen de inschrijvingen kunnen worden aanvaard;b) vermeldt het programma en de deelnemingsvoorwaarden en stelt de datum vast waarop de kandidaten aan die voorwaarden moeten voldoen;2° de bepaling van de datum en de plaats van de selectie;3° de vaststelling van de lijst van de kandidaten;4° de oproeping van de kandidaten voor de selectie;5° de opmaak van het proces-verbaal dat de lijst van de geschikte kandidaten vaststelt;6° de mededeling van het resultaat aan de kandidaten. § 3. De Vlaamse Regering benoemt de leden van het Milieuhandhavingscollege in het mandaat, na advies van de Raad. HOOFDSTUK 3. - Rechten, plichten en onverenigbaarheden

Art. 5.§ 1. De leden zetten zich op een actieve en constructieve wijze in om de opdracht te verwezenlijken en om de doelstellingen van het Milieuhandhavingscollege te bereiken.

De leden oefenen hun functie op een loyale en correcte wijze uit. § 2. In de omgang met anderen en in de contacten met het publiek respecteren de leden de persoonlijke waardigheid, en handelen ze zonder discriminatie.

Art. 6.De leden hebben recht op vrijheid van meningsuiting over de feiten waarvan ze op de hoogte zijn door de uitoefening van hun functie.

Met behoud van de toepassing van de reglementering inzake openbaarheid van bestuur, is het hen enkel verboden feiten bekend te maken over : 1° de veiligheid van het land;2° de bescherming van de openbare orde;3° de financiële belangen van de overheid;4° het voorkomen van strafbare feiten en de bestraffing ervan;5° het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens;6° het interne beraad. Het is hen ook verboden feiten bekend te maken waarvan de bekendmaking een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om de gegevens die op hem betrekking hebben, gegevens openbaar te maken.

Art. 7.De leden mogen, zelfs niet buiten hun functie, noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of andere voordelen die verband houden met hun functie, vragen, eisen of aannemen.

Art. 8.De leden houden zich op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, reglementeringen en navorsingen in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.

Vorming is een plicht als ze noodzakelijk blijkt voor de leden om hun functie beter uit te oefenen of om ervoor te zorgen dat het Milieuhandhavingscollege beter functioneert.

De kosten die verbonden zijn aan de deelname aan die vormingsactiviteiten worden gedragen door het Milieuhandhavingscollege.

Art. 9.De hoedanigheid van lid van het Milieuhandhavingscollege is onverenigbaar met het lidmaatschap van de Raad en met elke activiteit die het lid zelf of via een tussenpersoon verricht die een van de volgende gevolgen heeft : 1° de functieplichten kunnen niet worden vervuld;2° de waardigheid van de functie komt in het gedrang en/of het vertrouwen van het publiek in de dienst wordt aangetast;3° de eigen onafhankelijkheid wordt aangetast;4° er ontstaat een conflict tussen tegenstrijdige belangen.

Art. 10.De rechten en de plichten kunnen nader worden toegelicht in een deontologische code die vastgesteld wordt door de leden. HOOFDSTUK 4. - Verlofregeling

Art. 11.De leden vragen de verloven, in dit hoofdstuk vermeld, aan bij de voorzitter.

Art. 12.§ 1. De leden hebben met inachtneming van de behoeften van de dienst jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie.

De leden hebben het recht om van die 35 werkdagen 4 werkdagen vakantie te nemen zonder dat het dienstbelang daar tegenover gesteld kan worden.

Boven op de 35 werkdagen vakantie hebben de leden van 55 jaar of ouder recht op het volgende aantal extra werkdagen vakantie : 1° vanaf 55 jaar : één werkdag;2° vanaf 57 jaar : twee werkdagen;3° vanaf 59 jaar : drie werkdagen;4° vanaf 60 jaar : vier werkdagen;5° vanaf 61 jaar : vijf werkdagen. De leden kunnen maximaal vijf werkdagen vakantie overdragen naar het volgende kalenderjaar. § 2. Als een lid door ziekte of een arbeidsongeval zijn vakantieverlofdagen niet heeft kunnen opnemen voor hij met pensioen gaat, worden die dagen uitbetaald. § 3. Als een lid in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn mandaat definitief neerlegt bij het Milieuhandhavingscollege, wordt zijn vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar. § 4. Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, als dat niet meer mogelijk is, tijdens het daaropvolgende jaar.

Art. 13.§ 1. De leden hebben vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen, op 2 en 15 november en op 26 december. § 2. Ter vervanging van de vakantiedagen, vermeld in paragraaf 1, die op een zaterdag of zondag vallen, hebben de leden vakantie in de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar.

Art. 14.§ 1. De leden kunnen alleen de volgende langdurige verloven genieten : 1° moederschapsrust en opvangverlof;2° loopbaanonderbreking voor palliatieve zorg, bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid of ouderschapsverlof;3° ziekteverlof. § 2. Voor langdurige verloven, vermeld in paragraaf 1 zijn de bepalingen van het Vlaams personeelsstatuut van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel X 18 tot en met X 22. § 3. Als de leden op jaarbasis meer dan twintig werkdagen afwezig zijn wegens ziekte, wordt hun salaris voor de dagen dat ze langer dan twintig werkdagen afwezig zijn wegens ziekte herleid tot 60 %. § 4. Bij vermoeden van misbruik kan de voorzitter de afwezigheid wegens ziekte laten controleren door een arts.

Bij afwezigheid van de voorzitter kan de ondervoorzitter de afwezigheid van een lid wegens ziekte laten controleren door een arts.

Art. 15.De leden hebben recht op omstandigheidsverlof volgens de bepalingen van het Vlaams personeelsstatuut.

Art. 16.De leden hebben recht op voorbehoedend verlof en op ziekte- of gebrekkigheidsverlof bij een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte overeenkomstig de toepasselijke federale bepalingen.

Art. 17.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de plaatsvervangende bijzitters. HOOFDSTUK 5. - Geldelijk statuut

Art. 18.§ 1. Het niet-geïndexeerde jaarsalaris, hierna salaris te noemen, van de leden wordt vastgesteld in de hierna vermelde salarisschaal, waarvan de bedragen zijn opgenomen in bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd : 1° voorzitter : M4;2° ondervoorzitter : M3;3° effectieve bijzitters : M2;4° plaatsvervangende bijzitters : M1. § 2. Het salaris bestaat uit : 1° een minimumsalaris;2° salaristrappen, die het resultaat zijn van periodieke salarisverhogingen;3° een maximumsalaris. Het salaris en de periodieke salarisverhogingen worden uitgedrukt in euro.

Art. 19.§ 1. De leden ontvangen in hun schaal op elk moment het salaris dat overeenstemt met hun anciënniteit die het totaal van de in aanmerking komende diensten uitmaakt.

De diensten en de ervaring van de leden worden in aanmerking genomen voor de berekening van hun geldelijke anciënniteit zoals voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid. § 2. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, wordt de valorisatie van functierelevante ervaring uit de privésector begrensd tot tien jaar.

De minister beslist over de functierelevantie van de ervaring.

Art. 20.Boven op het salaris, vermeld in artikel 18, ontvangen de leden een weddebijslag van 589 euro tegen 100 % per jaar, telkens na 12, 15 en 18 jaar ambtsuitoefening.

De bijslag, vermeld in het eerste lid, wordt toegekend vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het vereiste aantal jaren ambtsuitoefening werd bereikt.

Art. 21.Voor de betaling van het salaris en de weddebijslag gelden dezelfde regels als vermeld in het Vlaams personeelsstatuut voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.

De plaatsvervangende bijzitters ontvangen hun volledige maandsalaris en de weddebijslag, vermeld in artikel 20, als ze in de maand in kwestie op verzoek van de voorzitter tien volle werkdagen arbeidsprestaties hebben verricht voor het milieuhandhavingscollege.

Als ze minder dan tien volle werkdagen arbeidsprestaties hebben verricht voor het Milieuhandhavingscollege wordt het bedrag van het maandsalaris pro rata verminderd. Per volledig gewerkte dag wordt een tiende van het maandsalaris betaald.

Art. 22.De leden hebben recht op de volgende toelagen, vergoedingen en sociale voordelen vermeld in het Vlaams personeelsstatuut voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid : 1° vakantiegeld en een eindejaarstoelage, zoals vastgesteld voor de personeelsleden van rang A2 en hoger;2° een reis- en maaltijdvergoeding;3° sociale voordelen. In afwijking van het eerste lid, 3°, hebben de plaatsvervangende bijzitters geen recht op maaltijdcheques.

Art. 23.Artikel VII 83, tweede lid, van het Vlaams personeelsstatuut is niet van toepassing op de plaatsvervangende bijzitters. HOOFDSTUK 6. - Ontslag en verlenging van het mandaat

Art. 24.De leden kunnen op ieder moment vrijwillig hun mandaat neerleggen met een aangetekende brief, die ze aan de minister richten.

Art. 25.Uiterlijk negentig dagen voor hun mandaat verstreken is als lid van het Milieuhandhavingscollege, kan de Vlaamse Regering beslissen om het mandaat van een lid van het Milieuhandhavingscollege niet te verlengen.

Deze beslissing mag niet indruisen tegen de onafhankelijkheid van het Milieuhandhavingscollege of van de individuele leden ervan, noch betrekking hebben op de inhoudelijke aspecten van de door het Milieuhandhavingscollege genomen beslissingen.

Als de Vlaamse Regering uiterlijk negentig dagen voor het mandaat verstrijkt geen beslissing neemt om het mandaat niet te verlengen, wordt het mandaat stilzwijgend verlengd.

Art. 26.De beslissing tot de ontzetting uit het ambt of tot de schorsing daarin, in geval van grove nalatigheid of kennelijk wangedrag, wordt door het Milieuhandhavingscollege genomen bij tweederdemeerderheid en achter gesloten deuren.

Het Milieuhandhavingscollege is bevoegd om te beslissen dat de schorsing algehele of gedeeltelijke inhouding van salaris meebrengt.

Geen van die beslissingen mag worden getroffen zonder dat de betrokkene eerst gehoord of behoorlijk opgeroepen is.

Art. 27.Ambtshalve wordt een einde gesteld aan het mandaat van de leden op hun vijfenzestigste verjaardag.

In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, in het belang van de werking van het Milieuhandhavingscollege en op gemotiveerd verzoek van het betrokken lid van dat rechtscollege, het betrokken lid toestaan om in dienst te blijven tot maximaal de einddatum van het lopend mandaat. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 28.Artikelen 69, 70 en 72 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid worden opgeheven.

Art. 29.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2009.

Art. 30.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 september 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 1

Code

M4

M3

M2

M1

aantal frekwentie bedrag

3/3 x 2354 4/3 x 1766 1/3 x 3233

3/3 x 2354 4/3 x 1766 1/3 x 2894

3/3 x 2354 4/3 x 1766 1/3 x 2776

3/3 x 1177 4/3 x 883

geldelijke anciënniteit

0

64.915

57.778

53.511

26.756

1

64.915

57.778

53.511

26.756

2

64.915

57.778

53.511

26.756

3

67.269

60.132

55.865

27.933

4

67.269

60.132

55.865

27.933

5

67.269

60.132

55.865

27.933

6

69.623

62.486

58.219

29.110

7

69.623

62.486

58.219

29.110

8

69.623

62.486

58.219

29.110

9

71.977

64.840

60.573

30.287

10

71.977

64.840

60.573

30.287

11

71.977

64.840

60.573

30.287

12

73.743

66.606

62.339

31.170

13

73.743

66.606

62.339

31.170

14

73.743

66.606

62.339

31.170

15

75.509

68.372

64.105

32.053

16

75.509

68.372

64.105

32.053

17

75.509

68.372

64.105

32.053

18

77.275

70.138

65.871

32.936

19

77.275

70.138

65.871

32.936

20

77.275

70.138

65.871

32.936

21

79.041

71.904

67.637

33.819

22

79.041

71.904

67.637

33.819

23

79.041

71.904

67.637

33.819

24

82.273

74.798

70.413

33.819

25


26


27


28


29


30


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 houdende de rechtspositieregeling van de leden van het Milieuhandhavingscollege.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur J. SCHAUVLIEGE

^