Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 juni 2009
gepubliceerd op 04 september 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen

bron
vlaamse overheid
numac
2009203709
pub.
04/09/2009
prom.
05/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/05/2009203709/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JUNI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen


De Vlaamse Regering, Gelet op de decreten inzake voorzieningen voor ouderen, gecoördineerd op 18 december 1991, artikel 10, eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 1997 en 13 juli 2007, en artikel 20;

Gelet op het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 59 en 87;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning, bedoeld in artikel 10 van de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 april 2009;

Gelet op advies 46.515/3 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° administrateur-generaal : het hoofd van het agentschap;2° agentschap : het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004;3° initiatiefnemer : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een woonzorgvoorziening uitbaat of zal uitbaten;4° inplantingsplaats : het onroerend goed waarop de initiatiefnemer een woonzorgvoorziening wil bouwen, verbouwen, uitbreiden, inrichten of in gebruik nemen;5° opnamemogelijkheid : een woongelegenheid in een woonzorgcentrum of een centrum voor kortverblijf, een assistentiewoning, een verblijfseenheid in een dagverzorgingscentrum of een centrum voor herstelverblijf;6° voorafgaande vergunning : een vergunning als vermeld in artikel 59 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009;7° woonzorgvoorziening : een van de volgende voorzieningen als vermeld in het woonzorgdecreet van 13 maart 2009 : a) een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum, een dagverzorgingscentrum, een centrum voor herstelverblijf, een centrum voor kortverblijf of een woonzorgcentrum;b) een groep van assistentiewoningen. HOOFDSTUK II. - Procedure voor het verkrijgen van de voorafgaande vergunning

Art. 2.De initiatiefnemer die een woonzorgvoorziening wil bouwen, uitbreiden of verbouwen, die een bestaand gebouw of een deel ervan als zodanig wil inrichten of in gebruik nemen of die de capaciteit van een woonzorgvoorziening wil verhogen, bezorgt de aanvraag voor een voorafgaande vergunning voor de woonzorgvoorziening aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan het agentschap.

Art. 3.Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag voor een voorafgaande vergunning de volgende stukken en inlichtingen bevatten : 1° de volledige identiteit van de initiatiefnemer;2° als de initiatiefnemer een rechtspersoon is, met uitzondering van een openbaar bestuur : de statuten van de initiatiefnemer en de eventuele wijzigingen ervan, alsook de rechtsgeldige beslissingen om de woonzorgvoorziening uit te baten of de capaciteit ervan te wijzigen en om de voorafgaande vergunning aan te vragen;3° als de initiatiefnemer een openbaar bestuur is : de rechtsgeldige beslissingen om de woonzorgvoorziening uit te baten of de capaciteit ervan te wijzigen en om de voorafgaande vergunning aan te vragen;4° een plan van de gemeente met aanduiding van de inplantingsplaats. Met betrekking tot de inplantingsplaats moet een van de volgende documenten bij de aanvraag gevoegd worden : een eigendomsbewijs, een bewijs van een zakelijk of een genotsrecht, een bewijs van aankoopoptie, of, als de initiatiefnemer een openbaar bestuur is, een principiële beslissing tot onteigening; 5° voor zover dat van toepassing is, het aantal opnamemogelijkheden of het gewijzigde aantal opnamemogelijkheden van de woonzorgvoorziening;6° als het om een bestaand gebouw gaat dat als woonzorgvoorziening wordt ingericht of in gebruik genomen : een plan van de verschillende bouwlagen en hun afmetingen;7° een toelichting, waarin onder meer de volgende elementen aan bod komen met betrekking tot de woonzorgvoorziening waarvoor de voorafgaande vergunning wordt aangevraagd : a) het huidige of toekomstige profiel van de voorziening;b) de relatie met andere woonzorgvoorzieningen in het beoogde werkingsgebied;c) voor zover dat van toepassing is, de visie op wonen, leven en verzorgen in de voorziening;d) de verwachte rendabiliteit en prijszetting;e) de professionele kwaliteitsgaranties van de initiatiefnemer;8° het bewijs dat voldaan wordt aan de evaluatiecriteria van het programma dat, met toepassing van artikel 58 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, per type van woonzorgvoorziening werd vastgesteld. Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag voor een voorafgaande vergunning gebeuren aan de hand van een formulier dat door het agentschap ter beschikking wordt gesteld.

Art. 4.Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag voor het verkrijgen van de voorafgaande vergunning. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan de regels met betrekking tot de ontvankelijkheid van de aanvraag preciseren.

Als de aanvraag niet ontvankelijk is, brengt het agentschap de initiatiefnemer daarvan op de hoogte binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag.

Art. 5.§ 1. Het agentschap onderzoekt het dossier binnen negentig kalenderdagen na de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag en gaat na of de aanvraag past binnen het programma dat per type van woonzorgvoorziening werd vastgesteld met toepassing van artikel 58 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009. Het agentschap kan aan de initiatiefnemer aanvullende inlichtingen vragen.

Als er verschillende ontvankelijke aanvragen ingediend worden die betrekking hebben op hetzelfde programma in dezelfde geografische omschrijving, worden de aanvragen behandeld in chronologische volgorde, gebaseerd op de datum van ontvangst van een ontvankelijk dossier. § 2. De voorafgaande vergunning wordt door de administrateur-generaal verleend. Ze wordt aan de initiatiefnemer bezorgd.

De voorafgaande vergunning vermeldt de identiteit van de initiatiefnemer, de aard van de werkzaamheden, het type woonzorgvoorziening, de inplantingplaats en, voor zover dat van toepassing is, het aantal opnamemogelijkheden van de voorziening. § 3. Als de administrateur-generaal het voornemen heeft de voorafgaande vergunning te weigeren, wordt de initiatiefnemer van dat gemotiveerde voornemen aangetekend met kennisgeving van ontvangst, op de hoogte gebracht. Die kennisgeving vermeldt ook de mogelijkheid en de voorwaarden om een verzoek tot heroverweging van het voornemen in te dienen als vermeld in artikel 6. HOOFDSTUK III. - Verzoek tot heroverweging

Art. 6.§ 1. De initiatiefnemer of zijn wettelijke vertegenwoordiger beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen om met een aangetekende brief een gemotiveerd verzoekschrift aan het agentschap te richten, waarin hij vraagt het voornemen tot weigering van de voorafgaande vergunning of het voornemen tot weigering van de verlenging van de voorafgaande vergunning, vermeld in artikel 7, § 5, of artikel 11, § 2, vierde lid, opnieuw in overweging te nemen. In het verzoekschrift kan hij verzoeken om gehoord te worden.

De termijn gaat in de dag na de ontvangst van het voornemen. Na die termijn wordt er onweerlegbaar van uitgegaan dat de initiatiefnemer het voornemen aanvaardt en wordt het voornemen van rechtswege geacht de definitieve beslissing te zijn. § 2. Ingeval binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, een verzoek tot heroverweging aan het agentschap werd gericht, wordt het verzoek behandeld conform de regels die zijn vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. HOOFDSTUK IV. - Verval van de voorafgaande vergunning

Art. 7.§ 1. De voorafgaande vergunning vervalt van rechtswege in de onderstaande gevallen : 1° als bij de aanvraag voor een voorafgaande vergunning een principiële beslissing tot onteigening of een bewijs van aankoopoptie van de inplantingsplaats is gevoegd en, binnen een jaar na de datum van de voorafgaande vergunning de initiatiefnemer het eigendomsbewijs voor dat onroerend goed niet aan het agentschap heeft bezorgd;2° als binnen drie jaar na de datum van de voorafgaande vergunning de initiatiefnemer aan het agentschap niet het bewijs heeft geleverd dat een stedenbouwkundige vergunning werd verkregen of aangevraagd om het initiatief op de inplantingsplaats te verwezenlijken;3° als binnen vijf jaar na de datum van de voorafgaande vergunning of binnen de termijn, bepaald met toepassing van paragraaf 3, de initiatiefnemer het initiatief niet heeft gerealiseerd.Het initiatief wordt beschouwd als gerealiseerd als ten minste een winddichte infrastructuur werd gebouwd. § 2. Als de initiatiefnemer binnen vijf jaar na de datum van de voorafgaande vergunning of binnen de termijn die bepaald is met toepassing van paragraaf 3, het initiatief maar gedeeltelijk heeft gerealiseerd, vervalt de voorafgaande vergunning van rechtswege voor de niet gerealiseerde opnamemogelijkheden. § 3. De administrateur-generaal kan de termijn van vijf jaar, vermeld in paragraaf 1, 3°, met maximaal drie jaar verlengen. De initiatiefnemer richt daartoe voor het verstrijken van die termijn aan het agentschap, aangetekend of tegen ontvangstbewijs, een gemotiveerd verzoek waarin hij naargelang van het geval aantoont dat geen van de opnamemogelijkheden of niet alle opnamemogelijkheden tijdig kunnen worden gerealiseerd. § 4. De administrateur-generaal verlengt de voorafgaande vergunning.

De initiatiefnemer wordt van die verlenging op de hoogte gebracht. § 5. Als de administrateur-generaal het voornemen heeft de verlenging van de voorafgaande vergunning te weigeren, wordt de initiatiefnemer van dat gemotiveerde voornemen aangetekend met kennisgeving van ontvangst, op de hoogte gebracht. Die kennisgeving vermeldt ook de mogelijkheid en de voorwaarden om een verzoek tot heroverweging van het voornemen in te dienen als vermeld in artikel 6. § 6. Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van het verval of het gedeeltelijke verval van de voorafgaande vergunning. HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen

Art. 8.Tenzij met uitdrukkelijke instemming van de administrateur-generaal is het voor de initiatiefnemer, op straffe van verval van de voorafgaande vergunning, verboden om af te wijken van de essentiële elementen van het vergunde initiatief, vermeld in artikel 5, § 2, tweede lid.

De administrateur-generaal kan zijn instemming pas verlenen als de initiatiefnemer bij het agentschap een gemotiveerd verzoek heeft ingediend, vergezeld van de relevante stukken en inlichtingen, vermeld in artikel 3. In voorkomend geval wordt de voorafgaande vergunning aangepast.

Art. 9.Als de voorafgaande vergunning vervallen is, kan binnen twee jaar na de vervaldatum geen nieuwe voorafgaande vergunning worden afgeleverd voor dezelfde inplantingsplaats als die waarop de vervallen voorafgaande vergunning betrekking had. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 10.Het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 1998 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning, bedoeld in artikel 10 van de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 december 1998, 31 maart 2006 en 12 januari 2007, wordt opgeheven.

Art. 11.§ 1. De aanvragen tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning voor een rusthuis of een centrum voor kortverblijf, waarover op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog geen beslissing werd genomen, worden verder behandeld met toepassing van dit besluit. § 2. De voorafgaande vergunningen voor rusthuizen of centra voor kortverblijf, die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit nog niet zijn verlengd, ongeacht of op die datum de verlenging ervan is aangevraagd of niet, en waarvoor de werkzaamheden binnen de oorspronkelijke geldigheidsduur van vijf jaar niet werden aangevat, kunnen door de administrateur-generaal worden verlengd met drie jaar.

De initiatiefnemer vraagt de verlenging aan conform artikel 7, § 3.

Die aanvraag is vergezeld van het bewijs dat een stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd met betrekking tot de inplantingsplaats, vermeld in de voorafgaande vergunning. Als de initiatiefnemer de verlenging al had aangevraagd, vervolledigt hij de aanvraag met het voormelde bewijs.

De administrateur-generaal kan de geldigheidsduur van de voorafgaande vergunning die is verlengd met toepassing van het eerste lid, nogmaals met maximaal drie jaar verlengen. De initiatiefnemer richt daartoe voor het verstrijken van die geldigheidsduur aan het agentschap, aangetekend of tegen ontvangstbewijs, een gemotiveerde aanvraag waarin hij, naargelang van het geval aantoont dat geen van de opnamemogelijkheden of niet alle opnamemogelijkheden tijdig kunnen worden gerealiseerd.

De initiatiefnemer wordt van de beslissing van de administrateur-generaal tot verlenging van de voorafgaande vergunning met toepassing van het eerste of tweede lid, op de hoogte gebracht.

Als de administrateur-generaal het voornemen heeft de verlenging van de voorafgaande vergunning met toepassing van het eerste of tweede lid te weigeren, wordt de initiatiefnemer van dat gemotiveerde voornemen aangetekend met kennisgeving van ontvangst, op de hoogte gebracht. Die kennisgeving vermeldt ook de mogelijkheid en de voorwaarden om een verzoek tot heroverweging van het voornemen in te dienen als vermeld in artikel 6.

Als binnen de verlengde geldigheidsduur van de voorafgaande vergunning, bepaald met toepassing van het eerste of tweede lid, het initiatief niet of maar gedeeltelijk verwezenlijkt werd, vervalt de voorafgaande vergunning van rechtswege voor de niet gerealiseerde opnamemogelijkheden.

Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van het gehele of gedeeltelijke verval van de voorafgaande vergunning. § 3. De voorafgaande vergunningen voor rusthuizen of centra voor kortverblijf, die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit al verlengd waren, blijven volledig onderworpen aan de regels die voor die datum van kracht waren. Hetzelfde geldt voor voorafgaande vergunningen die niet werden verlengd, als de initiatiefnemer de werkzaamheden die nodig zijn om het initiatief te verwezenlijken, heeft aangevat binnen de oorspronkelijke geldigheidsduur van de voorafgaande vergunning. § 4. De voorafgaande vergunningen en de aanvragen tot het verkrijgen of het verlengen ervan, die op rusthuizen betrekking hebben, worden geacht betrekking te hebben op woonzorgcentra.

Art. 12.Zolang hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin niet in werking is getreden, wordt het verzoek, vermeld in artikel 6, § 2, behandeld overeenkomstig hoofdstuk II, afdeling 3, en hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 1998 betreffende de Adviserende Beroepscommissie inzake gezins- en welzijnaangelegenheden.

Art. 13.Tot aan de datum van inwerkingtreding van artikel 33 tot en met 36 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009 wordt een serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening als vermeld in artikel 2, 5°, van de decreten inzake voorzieningen voor ouderen, gecoördineerd op 18 december 1991, met een woonzorgvoorziening gelijkgesteld voor de toepassing van dit besluit. Daarbij wordt, in afwijking van artikel 1, 5°, van dit besluit, onder de term "opnamemogelijkheid" verstaan : een wooneenheid in het serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening. In afwijking van artikel 5, § 1, eerste lid, van dit besluit gaat het agentschap na of de aanvraag voor een voorafgaande vergunning voor een serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening past binnen het programma dat de Vlaamse Regering voor dat type van voorziening heeft vastgesteld met toepassing van artikel 10, tweede lid, van de decreten inzake voorzieningen voor ouderen, gecoördineerd op 18 december 1991.

Vanaf de datum, vermeld in het eerste lid, zijn de bepalingen van artikel 11 van dit besluit van overeenkomstige toepassing op de voorafgaande vergunningen voor serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening en op de aanvragen voor het verkrijgen of verlengen van die vergunningen waarover nog geen beslissing is genomen. Die vergunningen en aanvragen worden geacht betrekking te hebben op groepen van assistentiewoningen.

Art. 14.Een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum of een dagverzorgingscentrum waarvoor op de datum van inwerkingtreding van dit besluit de behandeling van de erkenningsaanvraag is opgeschort in afwachting van de oprichting, de verbouwing of inrichting van een gebouw, wordt geacht een voorafgaande vergunning te hebben verkregen met als datum, de datum waarop de kennisgeving van de opschorting van de behandeling van de erkenningsaanvraag aan de initiatiefnemer werd verzonden. Op die voorafgaande vergunning zijn de bepalingen van artikel 11, § 2 en § 3, van overeenkomstige toepassing.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers in werking treedt, met uitzondering van artikel 1, 7°, b), en artikel 13, tweede lid, die in werking treden op de datum waarop artikel 33 tot en met 36 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009 in werking treden.

Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 juni 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, V. HEEREN

^