Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 09 mei 2014
gepubliceerd op 25 juli 2014

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de procedures voor de aanvraag en de toekenning van de vergunning en de subsidies voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters

bron
vlaamse overheid
numac
2014035893
pub.
25/07/2014
prom.
09/05/2014
ELI
eli/besluit/2014/05/09/2014035893/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 MEI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de procedures voor de aanvraag en de toekenning van de vergunning en de subsidies voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers, artikel 15, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012;

Gelet op het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 4, zesde lid, artikel 5, derde en vierde lid, artikel 6, § 5 en § 6, en artikel 12;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 februari 2014;

Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 31 maart 2014 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° attest draagkracht: het attest draagkracht van een kinderbegeleider, vermeld in artikel 12 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;2° brandveiligheidsattest: een brandveiligheidsattest als vermeld in artikel 23, tweede lid, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;3° brandveiligheidsvoorschriften: de specifieke brandveiligheidsvoorschriften, vermeld in artikel 23 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;4° decreet van 20 april 2012: het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;5° elektronische handtekening: een geavanceerde elektronische handtekening met gekwalificeerd certificaat als vermeld in artikel 2, 2° en 4°, van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor de elektronische handtekening,de elektronisch aangetekende zending en certificatiediensten;6° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;7° opvangvorm: het soort kinderopvang dat de organisator aanbiedt, zijnde de groepsopvang, vermeld in artikel 4, 2°, van het decreet van 20 april 2012, of de gezinsopvang, vermeld in artikel 4, 1°, van het decreet van 20 april 2012;8° subsidie: een of meer van de subsidies, vermeld in artikel 1, 1°, 14°, 14° /1, 16°, 17°, 17° /1 en 18°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;9° technische commissie: de technische commissie voor de brandveiligheid, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;10° verslag over de infrastructuur: een verslag over de infrastructuur als vermeld in artikel 3 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;11° Zorginspectie: het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Zorginspectie, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Zorginspectie. Dit besluit wordt aangehaald als: Procedurebesluit van 9 mei 2014.

Art. 2.Ten aanzien van de organisator, en tenzij dit besluit het anders bepaalt, worden de termijnen voor het aantekenen van bezwaar die beginnen te lopen vanaf een kennisgeving met een aangetekende brief of met een gewone brief door Kind en Gezin, berekend vanaf de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief aan de postdiensten overhandigd is, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

Voor de berekening van alle termijnen als vermeld in dit besluit, is de vervaldag altijd in de termijn begrepen. Als de vervaldag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

TITEL 2. - Vergunning HOOFDSTUK 1. - Algemeen

Art. 3.Kind en Gezin kent een vergunning voor gezinsopvang of groepsopvang toe als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de aanvraag van de organisator voor een vergunning is ontvankelijk;2° na onderzoek ten gronde voldoet de organisator aan de startvoorwaarden. Het aantal toe te kennen vergunde kinderopvangplaatsen is onder meer afhankelijk van: 1° voor gezinsopvang: a) de vraag van de organisator;b) de beschikbare infrastructuur volgens de verklaring op erewoord van de organisator, vermeld in artikel 3 en 9 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;c) het maximale aantal tegelijk aanwezige kinderen volgens het attest draagkracht;2° voor groepsopvang: a) de vraag van de organisator;b) de beschikbare infrastructuur volgens het verslag over de infrastructuur met een positief advies;c) de brandveiligheidsvoorschriften volgens het brandveiligheidsattest.

Art. 4.In afwijking van artikel 3 kent Kind en Gezin geen vergunning toe als er een gegronde indicatie is waaruit blijkt dat de organisator geen kwaliteitsvolle kinderopvang zal organiseren conform de bepalingen van het decreet van 20 april 2012 en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Als Kind en Gezin het voornemen heeft om de vergunning te weigeren met toepassing van het eerste lid, wordt de organisator gehoord. De termijn, vermeld in artikel 20, wordt geschorst.

Art. 5.Een organisator vraagt voor een vergunde kinderopvanglocatie een nieuwe vergunning aan in geval van: 1° een wijziging van de organisator;2° een wijziging van de vestigingsplaats van de kinderopvanglocatie;3° een wijziging van de opvangvorm.

Art. 6.Een organisator vraagt voor een vergunde kinderopvanglocatie een aanpassing van de vergunning aan als hij een hoger aantal vergunde kinderopvangplaatsen wil. Als hij een lager aantal vergunde kinderopvangplaatsen wil, volstaat een elektronische melding daarvan aan Kind en Gezin, om een aangepaste vergunning toe te kennen.

Art. 7.Een organisator geeft voor een bestaande vergunning elke wijziging van de gegevens of documenten, vermeld in artikel 8 en 9, elektronisch of met de post door aan Kind en Gezin. HOOFDSTUK 2. - Aanvraag, toekenning en stopzetting van een vergunning Afdeling 1. - Aanvraag van een vergunning

Art. 8.De aanvraag van een vergunning voor gezinsopvang of voor groepsopvang wordt ingediend met het elektronische aanvraagformulier van Kind en Gezin, dat de volgende gegevens bevat: 1° de gegevens om te oordelen of de activiteit onder het toepassingsgebied van het decreet van 20 april 2012 valt: a) de bevestiging dat de kinderopvang beroepsmatig en tegen betaling gebeurt;b) de taal waarin de organisatie van de kinderopvang gebeurt;2° de vermoedelijke startdatum van de kinderopvang;3° de context van de aanvraag;4° de gegevens over de organisator: a) de naam, de rechtsvorm, het adres en het ondernemingsnummer van de organisator;b) de identiteitsgegevens en de contactgegevens, waaronder minstens de voor- en achternaam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de contactpersoon van de organisator;5° de gegevens over de kinderopvanglocatie waarvoor de vergunning wordt aangevraagd: a) de naam en het adres van de kinderopvanglocatie;b) het gevraagde aantal kinderopvangplaatsen;c) het feit of er kinderopvang 's nachts wordt georganiseerd;d) het feit of er kinderen buitenschools worden opgevangen;e) het feit of de kinderopvanglocatie zal voldoen aan de voorwaarden voor bepaalde subsidies;6° de toestemming van alle meerderjarige natuurlijke personen die de lokalen bewonen, om controlebezoeken te laten uitvoeren in de bewoonde lokalen die voor kinderopvang dienen;7° de gegevens over de verantwoordelijke van de kinderopvanglocatie: a) de identiteitsgegevens en de contactgegevens van de verantwoordelijke, waaronder minstens de voor- en achternaam, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer, de geboortedatum, het geslacht, het telefoonnummer en het e-mailadres;b) het hoogst behaalde kwalificatiebewijs dat relevant is om te werken als verantwoordelijke in de kinderopvanglocatie;8° voor gezinsopvang: a) de gegevens over de kinderbegeleiders, meer bepaald de identiteitsgegevens, waaronder de voor- en achternaam, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer, de geboortedatum, het geslacht en het hoogst behaalde kwalificatiebewijs dat relevant is om te werken als kinderbegeleider in de kinderopvanglocatie;b) de voor- en achternaam van alle meerderjarige personen die regelmatig direct contact hebben met de kinderen in de kinderopvanglocatie;9° een verklaring op erewoord over: a) het feit dat de persoon die de aanvraag indient, gemachtigd is om te handelen in naam van de organisator;b) de kennisname van de werkingsvoorwaarden;c) het bezit van de documenten, vermeld in artikel 2, tweede lid, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;d) de samenwerkingsovereenkomst als de organisator georganiseerd is als feitelijke vereniging, vermeld in artikel 7 en 53 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;e) voor de organisator van meer dan achttien kinderopvangplaatsen: de aanwezigheid van een persoon binnen de organisatie met de kennis om een kinderopvanglocatie organisatorisch te beheren als vermeld in artikel 8 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, of een attest tot afwijking van Kind en Gezin als vermeld in artikel 66 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;f) voor gezinsopvang: het beschikken over een attest "kennismaken met de gezinsopvang" voor elke kinderbegeleider als vermeld in artikel 11 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, of een attest tot afwijking van Kind en Gezin voor die kinderbegeleider als vermeld in artikel 65 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, en een attest "werken in de kinderopvang" in het geval, vermeld in artikel 73 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;g) voor gezinsopvang: het voldoen aan de mogelijkheid tot veilige evacuatie en aan de maatregelen voor brandpreventie, vermeld in artikel 22 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;10° de datum en de elektronische handtekening van de organisator. In afwijking van het eerste lid kan de organisator die niet beschikt over een Belgische identiteitskaart, de aanvraag van een vergunning met de post versturen, en met de hand ondertekenen.

Art. 9.Naast het elektronische aanvraagformulier, vermeld in artikel 8, bezorgt de organisator de volgende documenten, met de post of elektronisch, volgens de administratieve richtlijnen van Kind en Gezin: 1° een uittreksel uit het strafregister van de organisator als vermeld in artikel 5 en 49 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;2° een uittreksel uit het strafregister van de verantwoordelijke als vermeld in artikel 4 en 40, § 1, eerste lid, 2°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;3° voor groepsopvang: a) een verslag over de infrastructuur met een positief advies;b) het brandveiligheidsattest A of B;4° voor gezinsopvang: a) een uittreksel uit het strafregister van alle kinderbegeleiders als vermeld in artikel 10 en 43, § 1, eerste lid, 2°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;b) een uittreksel uit het strafregister van alle personen met regelmatig direct contact in de kinderopvanglocatie als vermeld in artikel 10 en 45, eerste lid, 1°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;c) een attest draagkracht van alle kinderbegeleiders.

Art. 10.De organisator die op het moment van de aanvraag van een vergunning minstens twaalf vergunningen heeft voor hetzij gezinsopvang hetzij groepsopvang, en een aanvraag indient voor dezelfde opvangvorm, moet de documenten, vermeld in artikel 9, niet bezorgen op voorwaarde dat: 1° hij op het elektronische aanvraagformulier, vermeld in artikel 8, bijkomend een verklaring op erewoord ondertekent dat hij: a) de documenten, vermeld in artikel 9, heeft;b) voor het gevraagde aantal kinderopvangplaatsen voor gezinsopvang een attest draagkracht heeft en voor het gevraagde aantal kinderopvangplaatsen voor groepsopvang een verslag over de infrastructuur met een positief advies en een brandveiligheidsattest A of B heeft;2° er geen gegronde indicatie is waaruit blijkt dat de verklaringen van de organisator niet overeenstemmen met de realiteit.

Art. 11.De organisator die een vergunning aanvraagt na een weigering van een eerdere aanvraag van een vergunning voor dezelfde kinderopvanglocatie, of na een opheffing van een vergunning voor die kinderopvanglocatie, bezorgt boven op de documenten, vermeld in artikel 9, bijkomende documenten waaruit blijkt dat de reden waarop de voorafgaande weigering of opheffing is gebaseerd, niet langer bestaat. Afdeling 2. - Aanvraag tot aanpassing van een vergunning

Art. 12.De aanvraag tot aanpassing van de vergunning wordt elektronisch ingediend met een specifiek aanvraagformulier van Kind en Gezin dat de volgende gegevens bevat: 1° de identificatiegegevens van de organisator, meer bepaald de naam en het ondernemingsnummer;2° de naam, het dossiernummer en het adres van de kinderopvanglocatie;3° het aantal vergunde kinderopvangplaatsen dat men wenst na de aanpassing;4° de datum vanaf wanneer men het aangepast aantal vergunde kinderopvangplaatsen wil;5° de datum en de handtekening van de organisator.

Art. 13.Naast het aanvraagformulier, vermeld in artikel 12, bezorgt de organisator voor groepsopvang de documenten, vermeld in artikel 9, 3°, a) en b), en voor gezinsopvang de documenten, vermeld in artikel 9, 4°, c), met de post of elektronisch, volgens de administratieve richtlijnen van Kind en Gezin.

De organisator die op het moment van de aanvraag tot aanpassing van een vergunning minstens twaalf vergunningen heeft voor hetzij gezinsopvang hetzij groepsopvang, en een aanvraag indient voor dezelfde opvangvorm, moet de documenten, vermeld in het eerste lid, niet bezorgen op voorwaarde dat: 1° hij op het aanvraagformulier, vermeld in artikel 12, bijkomend een verklaring op erewoord ondertekent dat hij voor groepsopvang de documenten, vermeld in artikel 9, 3°, a) en b), en voor gezinsopvang de documenten, vermeld in artikel 9, 4°, c), heeft;2° er geen gegronde indicatie is waaruit blijkt dat de verklaringen van de organisator niet overeenstemmen met de realiteit. Afdeling 3. - Ontvankelijkheid van de aanvraag van een vergunning

Art. 14.De aanvraag van een vergunning of tot aanpassing van een vergunning is ontvankelijk als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de activiteit waarvoor een vergunning gevraagd wordt, valt onder het toepassingsgebied van het decreet van 20 april 2012;2° de aanvraag van de vergunning wordt op zijn vroegste zes maanden voor de voorziene start van de kinderopvanglocatie ingediend;3° de aanvraag van de vergunning wordt elektronisch ingediend, tenzij de afwijking, vermeld in artikel 8, tweede lid, van toepassing is;4° de aanvraag bevat de elementen, vermeld in artikel 8, 10 en 12, die van toepassing zijn;5° de aanvraag bevat de documenten, vermeld in artikel 9, 11 en 13, die van toepassing zijn.

Art. 15.Kind en Gezin bezorgt na ontvangst van de aanvraag een ontvangstmelding. Kind en Gezin beslist over de ontvankelijkheid van de aanvraag uiterlijk dertig kalenderdagen na de datum van de ontvangst van het aanvraagformulier, vermeld in artikel 8 en 12.

Art. 16.Als de aanvraag onvolledig is, meldt Kind en Gezin dat zo snel mogelijk elektronisch aan de organisator. Vanaf die melding wordt de termijn, vermeld in artikel 15, geschorst voor maximaal dertig kalenderdagen zodat de organisator de aanvraag binnen die termijn kan vervolledigen.

Art. 17.De beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag bevat de volgende gegevens: 1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;2° de naam en het adres van de kinderopvanglocatie;3° het dossiernummer;4° de beslissing, met inbegrip van de rechtsgronden;5° de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de Raad van State en de wijze waarop dat moet gebeuren;6° de contactgegevens van Kind en Gezin;7° de datum van de beslissing en de elektronische handtekening van Kind en Gezin.

Art. 18.Kind en Gezin bezorgt op de volgende wijze de beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van de beslissing aan de organisator: 1° als de aanvraag ontvankelijk is: elektronisch;2° als de aanvraag onontvankelijk is: elektronisch en met een aangetekende brief.

Art. 19.Als Kind en Gezin geen beslissing heeft genomen of de organisator daarvan niet op de hoogte heeft gebracht binnen de termijnen die van toepassing zijn, wordt de aanvraag van een vergunning of tot aanpassing van een vergunning geacht ontvankelijk te zijn, op voorwaarde dat de organisator een ontvangstmelding van Kind en Gezin heeft ontvangen. Afdeling 4. - Gegrondheid van de aanvraag van een vergunning

Art. 20.Kind en Gezin beslist over de gegrondheid van de aanvraag van een vergunning of tot aanpassing van een vergunning uiterlijk zestig kalenderdagen na de datum van de beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag van een vergunning of tot aanpassing van een vergunning, vermeld in artikel 15.

Art. 21.De termijn, vermeld in artikel 20, wordt met maximaal dertig kalenderdagen geschorst als Kind en Gezin: 1° bijkomende gegevens vraagt aan de organisator;2° vraagt om de organisator te horen.Dat is altijd het geval als Kind en Gezin het voornemen heeft om de vergunning te weigeren met toepassing van artikel 4.

Art. 22.De beslissing tot toekenning, gedeeltelijke toekenning of tot weigering van een vergunning bevat minstens de volgende gegevens: 1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;2° de naam en het adres van de kinderopvanglocatie;3° het dossiernummer;4° de beslissing, met inbegrip van de rechtsgronden;5° in geval van toekenning: a) de ingangsdatum van de vergunning;b) het aantal vergunde kinderopvangplaatsen;c) de vermelding dat de kinderopvanglocatie moet starten uiterlijk drie maanden na de datum van de beslissing en de modaliteiten om die termijn eenmalig te verlengen;d) de verplichting dat de organisator de startdatum moet melden aan Kind en Gezin uiterlijk zeven kalenderdagen voor de effectieve start van de kinderopvanglocatie;e) de vermelding dat de beslissing van rechtswege vervalt als de kinderopvanglocatie niet tijdig start met de opvang van de kinderen;f) de vermelding dat de vergunning kan worden gewijzigd, geschorst of opgeheven als vastgesteld wordt dat de kinderopvanglocatie niet langer voldoet aan de vergunningsvoorwaarden, of dat een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd;g) de vermelding dat als er een jaar geen kinderopvang is, de vergunning automatisch wordt stopgezet;6° in geval van gedeeltelijke toekenning of weigering: a) de vermelding van het gevolg daarvan, meer bepaald dat er zonder een vergunning geen kinderopvang mag plaatsvinden;b) de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen en de wijze waarop dat moet gebeuren;7° de datum van de beslissing en de elektronische handtekening van Kind en Gezin.

Art. 23.De vergunning bevat minstens de volgende gegevens: 1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;2° de naam en het adres van de kinderopvanglocatie;3° het dossiernummer;4° het aantal vergunde kinderopvangplaatsen, namelijk het maximale aantal tegelijk aanwezige kinderen in de kinderopvanglocatie;5° de datum van toekenning van de vergunning en de elektronische handtekening van Kind en Gezin.

Art. 24.Kind en Gezin bezorgt op de volgende wijze de beslissing tot toekenning of tot weigering van de vergunning, vermeld in artikel 20 en 22, uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van de beslissing aan de organisator: 1° in geval van toekenning: elektronisch;2° in geval van weigering of in geval van toekenning van een lager aantal vergunde kinderopvangplaatsen dan gevraagd: elektronisch en met een aangetekende brief. In geval van toekenning wordt de vergunning, vermeld in artikel 23, samen met de beslissing, vermeld in artikel 22, elektronisch verstuurd.

Art. 25.Als Kind en Gezin geen beslissing heeft genomen of de organisator daarvan niet op de hoogte heeft gebracht binnen de termijnen die van toepassing zijn, wordt de vergunning geacht toegekend te zijn voor het gevraagde aantal vergunde kinderopvangplaatsen, op voorwaarde dat de organisator een ontvangstmelding van Kind en Gezin heeft ontvangen. Afdeling 5. - Stopzetting van de vergunning

Onderafdeling 1. - Niet starten binnen de termijn

Art. 26.Als de organisator uiterlijk drie maanden na de datum van de toekenning van de vergunning, vermeld in artikel 23, 4°, niet gestart is met de werking, vervalt de vergunning van rechtswege. De organisator kan aan Kind en Gezin eenmalig elektronisch melden dat die termijn van drie maanden verlengd wordt met maximaal drie maanden. De melding van verlenging moet gedaan worden voor de eerste termijn van drie maanden verloopt. Kind en Gezin bezorgt een ontvangstmelding van die melding.

Art. 27.Kind en Gezin bezorgt uiterlijk vijftien kalenderdagen na het verval van rechtswege van de vergunning de bevestiging van het verval en de gevolgen ervan, meer bepaald dat er geen kinderopvang meer kan plaatsvinden op de kinderopvanglocatie. Kind en Gezin bezorgt dit elektronisch en met een aangetekende brief aan de organisator.

Onderafdeling 2. - Geen kinderopvangprestaties gedurende een termijn

Art. 28.Als er gedurende een jaar ononderbroken geen kinderopvang plaatsvindt, zal Kind en Gezin de vergunning stopzetten.

Kind en Gezin bezorgt uiterlijk vijftien kalenderdagen na de stopzetting van de vergunning de bevestiging van de stopzetting en de gevolgen ervan, meer bepaald dat er geen kinderopvang meer kan plaatsvinden op de kinderopvanglocatie. Kind en Gezin bezorgt dit elektronisch en met een aangetekende brief aan de organisator.

Art. 29.Als Kind en Gezin vaststelt dat er gedurende minstens één volledige kalendermaand geen kinderopvangprestaties zijn in een bepaalde kinderopvanglocatie, zal Kind en Gezin de vergunning voor die kinderopvanglocatie het statuut niet-actief geven.

Kind en Gezin bezorgt uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van de vaststelling de mededeling dat de vergunning op niet-actief gezet is en de gevolgen ervan, meer bepaald dat er gedurende de periode met statuut niet-actief geen kinderopvang kan plaatsvinden op de kinderopvanglocatie en er geen subsidies mogelijk zijn. Kind en Gezin bezorgt dit elektronisch en met een aangetekende brief aan de organisator.

Als de organisator opnieuw kinderopvang wil starten in die kinderopvanglocatie, meldt hij dat elektronisch uiterlijk vijf kalenderdagen voor de heropstart aan Kind en Gezin zodat de vergunning opnieuw geactiveerd kan worden.

Onderafdeling 3. - Beslissing van de organisator tot definitieve stopzetting

Art. 30.Als de organisator beslist tot volledige definitieve stopzetting van de werking van de kinderopvanglocatie of gedeeltelijke definitieve stopzetting, zijnde een vermindering van het aantal kinderopvangplaatsen als vermeld in artikel 6, meldt hij dat elektronisch uiterlijk vijf kalenderdagen na de volledige stopzetting of vermindering aan Kind en Gezin. Hij bezorgt daarbij de volgende gegevens: 1° het ondernemingsnummer van de organisator;2° de naam van de kinderopvanglocatie;3° het dossiernummer;4° de datum van volledige stopzetting of vermindering;5° als het geen volledige stopzetting betreft: het aantal kinderopvangplaatsen waarvoor de organisator de vermindering wil;6° de datum en de handtekening van de organisator.

Art. 31.Kind en Gezin bezorgt uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van ontvangst van de melding de bevestiging van de stopzetting en de gevolgen ervan, meer bepaald dat er geen kinderopvang of kinderopvang voor minder kinderen kan plaatsvinden op de kinderopvanglocatie. Kind en Gezin bezorgt dit elektronisch aan de organisator.

Onderafdeling 4. - Beslissing van de organisator tot tijdelijke stopzetting

Art. 32.Als de organisator beslist tot volledige tijdelijke stopzetting van de kinderopvanglocatie voor een periode van meer dan een kalendermaand, meldt hij dat elektronisch uiterlijk vijf kalenderdagen na de start van die tijdelijke stopzetting aan Kind en Gezin.

Art. 33.Kind en Gezin bezorgt uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van ontvangst van de melding de bevestiging van de tijdelijke stopzetting en de gevolgen ervan, meer bepaald dat de vergunning op niet-actief gezet wordt en dat er gedurende de periode met statuut niet-actief geen kinderopvang kan plaatsvinden op de kinderopvanglocatie en er geen subsidies mogelijk zijn. Kind en Gezin bezorgt dit elektronisch aan de organisator.

Als de organisator opnieuw kinderopvang wil starten in die kinderopvanglocatie, meldt hij dat elektronisch uiterlijk vijf dagen op voorhand aan Kind en Gezin zodat de vergunning opnieuw geactiveerd kan worden. HOOFDSTUK 3. - Attesten in het kader van een vergunning Afdeling 1. - Brandveiligheidsattest

Onderafdeling 1. - Aanvraag

Art. 34.De organisator van groepsopvang vraagt schriftelijk een brandveiligheidsattest aan bij de burgemeester van de gemeente waar de kinderopvanglocatie ligt.

De aanvraag bevat de volgende gegevens: 1° de identificatiegegevens en de contactgegevens van de organisator;2° het adres van de kinderopvanglocatie waar de organisator kinderopvang wil starten;3° het beoogde aantal kinderopvangplaatsen;4° de intentie of er in de kinderopvanglocatie kinderopvang 's nachts zal plaatsvinden;5° de datum vanaf wanneer de brandweerdienst een bezoek ter plaatse kan brengen;6° het gegeven of de organisator voor de kinderopvanglocatie al over een brandveiligheidsattest A, B of C beschikt.

Art. 35.De burgemeester geeft de opdracht aan de bevoegde brandweerdienst om: 1° een onderzoek ter plaatse te verrichten naar de naleving van de brandveiligheidsvoorschriften door de organisator;2° een verslag op te stellen van het onderzoek en dat aan hem te bezorgen.In voorkomend geval moet het verslag een duidelijke opsomming bevatten van de niet-nageleefde brandveiligheidsvoorschriften met de vermelding of daardoor de veiligheid van de kinderen of de medewerkers in het gedrang komt.

Art. 36.De burgemeester stelt een brandveiligheidsattest op, aan de hand van het verslag dat afgeleverd is door de bevoegde brandweerdienst. Het brandveiligheidsattest wordt opgesteld als volgt: 1° als uit het verslag blijkt dat de kinderopvanglocatie aan de brandveiligheidsvoorschriften voldoet, een brandveiligheidsattest A, dat van rechtswege vervalt na verloop van acht jaar of bij uitreiking van een nieuw brandveiligheidsattest voor dezelfde kinderopvanglocatie, en in het geval, vermeld in artikel 23 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;2° als uit het verslag blijkt dat de kinderopvanglocatie niet volledig aan de brandveiligheidsvoorschriften voldoet, maar dat de veiligheid van de kinderen en de medewerkers niet in het gedrang komt, een brandveiligheidsattest B, waarvan de burgemeester de geldigheidsduur bepaalt die maximaal acht jaar kan zijn;3° als uit het verslag blijkt dat de kinderopvanglocatie niet volledig aan de brandveiligheidsvoorschriften voldoet en dat de veiligheid van de kinderen en de medewerkers in het gedrang komt, een brandveiligheidsattest C, dat alleen vervalt bij de uitreiking van een nieuw brandveiligheidsattest voor dezelfde kinderopvanglocatie.

Art. 37.Uiterlijk drie maanden na de ontvangst van de aanvraag van een brandveiligheidsattest bezorgt de burgemeester het brandveiligheidsattest en het bijbehorende verslag van de bevoegde brandweerdienst aan de organisator.

Als het een brandveiligheidsattest C betreft voor een organisator die al een vergunning heeft voor kinderopvang op de betreffende kinderopvanglocatie, bezorgt de burgemeester dat brandveiligheidsattest met het bijbehorende verslag van de bevoegde brandweerdienst gelijktijdig aan Kind en Gezin.

Onderafdeling 2. - Verlenging of omzetting van een brandveiligheidsattest B

Art. 38.De organisator vraagt uiterlijk vijf maanden voor het verstrijken van de geldigheidstermijn van het brandveiligheidsattest B een verlenging van het brandveiligheidsattest B of een omzetting naar een brandveiligheidsattest A aan bij de burgemeester.

De aanvraag bevat: 1° de identificatiegegevens en de contactgegevens van de organisator;2° bij de eerste aanvraag tot verlenging of omzetting: een omschrijving van de wijze waarop de vastgestelde tekorten verholpen zijn of een stappenplan met een duidelijke omschrijving van de wijze waarop de vastgestelde tekorten verholpen zullen worden, met een opgave van de uitvoeringstermijn en de aan te wenden middelen en de vermelding voor welke tekorten een aanvraag tot afwijking als vermeld in artikel 44, § 2, ingediend wordt.

Art. 39.Als het de eerste aanvraag tot verlenging of omzetting betreft, bezorgt de burgemeester de omschrijving of het stappenplan aan de bevoegde brandweerdienst, die de effectiviteit ervan beoordeelt en advies daarover geeft aan de burgemeester.

Bij elke volgende aanvraag geeft de burgemeester een opdracht aan de brandweerdienst als vermeld in artikel 35.

Art. 40.Uiterlijk drie maanden na de ontvangst van de aanvraag tot verlenging of omzetting, bezorgt de burgemeester aan de organisator een van de volgende documenten: 1° een brandveiligheidsattest A en het bijbehorende verslag van de bevoegde brandweerdienst;2° het nieuwe brandveiligheidsattest B met een geldigheidstermijn die hij zelf bepaalt, er rekening mee houdend dat de totale geldigheidsduur van een brandveiligheidsattest B maximaal acht jaar is, en het bijbehorende verslag van de bevoegde brandweerdienst;3° het bericht dat het bij aanvang uitgereikte brandveiligheidsattest B niet verlengd kan worden en een brandveiligheidsattest C wordt afgeleverd als: a) er geen stappenplan is bezorgd;b) uit het advies van de brandweer blijkt dat het stappenplan onvoldoende garanties bevat om op termijn aan de brandveiligheidsvoorschriften te voldoen;c) de totale geldigheidsduur van eerdere brandveiligheidsattesten B de maximale duur van acht jaar bereikt heeft. In het geval, vermeld in het eerste lid, 3°, brengt de burgemeester ook Kind en Gezin op de hoogte. Afdeling 2. - Verslag over de infrastructuur

Art. 41.De organisator van groepsopvang vraagt schriftelijk een verslag over de infrastructuur aan bij Zorginspectie.

De aanvraag bevat de volgende gegevens: 1° de identificatiegegevens en de contactgegevens van de organisator;2° de contactpersoon van de organisator;3° het adres van de kinderopvanglocatie waar de kinderopvang zal plaatsvinden;4° het beoogde aantal kinderopvangplaatsen;5° de intentie of er in de kinderopvanglocatie kinderopvang 's nachts zal plaatsvinden;6° de datum vanaf wanneer Zorginspectie een bezoek aan de kinderopvanglocatie kan brengen die uiterlijk een maand na de aanvraag mag liggen;7° een verklaring op erewoord dat de infrastructuur vanaf de datum, vermeld in punt 6°, klaar is en kan voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;8° als het een tweede aanvraag betreft voor dezelfde kinderopvanglocatie na een verslag over de infrastructuur met een negatief advies: de documenten waaruit blijkt dat de reden waarop het negatief advies is gebaseerd, niet langer bestaat. Naast het aanvraagformulier, vermeld in het tweede lid, bezorgt de organisator de volgende documenten: 1° een duidelijk grondplan van de kinderopvanglocatie op schaal 1/50 of 1/100 met minstens de volgende aanduidingen: a) de leefruimtes met alle binnenafmetingen en het aantal kinderen dat er zal opgevangen worden;b) de rustruimtes met alle binnenafmetingen en het aantal kinderen dat er zal opgevangen worden;c) de sanitaire ruimte;d) de zone voor de toegang met afmetingen;e) de zone voor de keukenactiviteit met afmetingen;f) de uitrusting voor de verzorging;g) de eventuele andere aanwezige lokalen met benoeming van hun functie;h) alle wanden met alle deuropeningen en raamopeningen met vermelding van de glasoppervlaktes in de leefruimte;2° een berekening van de nettovloeroppervlakte van de leefruimtes en de rustruimtes, vermeld in artikel 16 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013.

Art. 42.Zorginspectie behandelt de aanvraag niet als een of meer van de gegevens, vermeld in artikel 41, tweede lid, niet vermeld zijn of de documenten, vermeld in artikel 41, derde lid, niet bezorgd zijn. In dat geval brengt Zorginspectie de organisator daarvan op de hoogte.

Art. 43.Zorginspectie bezorgt het verslag over de infrastructuur met advies uiterlijk twee maanden na de datum die de organisator heeft opgegeven waarop de infrastructuur beschikbaar is voor een bezoek, aan de organisator. Afdeling 3. - Attest tot afwijking van de vergunningsvoorwaarden

Onderafdeling 1. - Infrastructuur, leefgroepindeling of brandveiligheid

Art. 44.§ 1. De aanvraag tot afwijking als vermeld in artikel 63, 1° tot en met 4°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wordt ingediend met het aanvraagformulier van Kind en Gezin, dat de volgende gegevens bevat: 1° de identificatiegegevens en de contactgegevens van de organisator;2° de naam en het adres van de kinderopvanglocatie;3° het dossiernummer;4° de vergunningsvoorwaarden waarvoor een afwijking wordt gevraagd;5° de motivatie waarom een afwijking wordt gevraagd;6° de context en een voorstel met maatregelen die een gelijkwaardige veiligheid en kwaliteit kunnen garanderen;7° de datum en de handtekening van de organisator. Naast het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, bezorgt de organisator de volgende documenten, met de post of elektronisch, die de gegevens, vermeld in het eerste lid, aantonen: 1° een duidelijk grondplan van de kinderopvanglocatie op schaal 1/50 of 1/100 met minstens de volgende aanduidingen: a) de leefruimtes met alle binnenafmetingen en het aantal kinderen dat er zal opgevangen worden;b) de rustruimtes met alle binnenafmetingen en het aantal kinderen dat er zal opgevangen worden;c) de sanitaire ruimte;d) de zone voor de toegang met afmetingen;e) de zone voor de keukenactiviteit met afmetingen;f) de uitrusting voor de verzorging;g) de eventuele andere aanwezige lokalen met benoeming van hun functie;h) alle wanden met alle deuropeningen en raamopeningen met vermelding van de glasoppervlaktes in de leefruimte;2° een berekening van de nettovloeroppervlakte van de leefruimtes en de rustruimtes, vermeld in artikel 16 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013. Kind en Gezin kan naast de informatie of stukken, vermeld in het eerste en het tweede lid, bijkomende informatie of stukken opvragen uiterlijk vijftien kalenderdagen na ontvangst van het aanvraagformulier tot afwijking, vermeld in het eerste lid.

Kind en Gezin bezorgt na ontvangst van de aanvraag een ontvangstmelding. § 2. De aanvraag tot afwijking als vermeld in artikel 63, 5°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wordt ingediend bij de technische commissie met het aanvraagformulier van de technische commissie, dat de volgende gegevens bevat: 1° de identificatiegegevens en de contactgegevens van de organisator;2° de naam, het adres en het aantal kinderopvangplaatsen van de kinderopvanglocatie;3° de omschrijving van de kinderopvanglocatie waarvoor een afwijking gevraagd wordt;4° de vergunningsvoorwaarde waarvoor een afwijking wordt gevraagd;5° de motivatie waarom een afwijking wordt gevraagd;6° de context en een voorstel met maatregelen die een gelijkwaardige veiligheid en kwaliteit kunnen garanderen;7° de datum en de handtekening van de organisator. Naast het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, bezorgt de organisator minstens de volgende documenten, met de post of elektronisch, die de gegevens, vermeld in het eerste lid, aantonen: 1° een duidelijk grondplan van de kinderopvanglocatie op schaal 1/50 of 1/100 met minstens de volgende aanduidingen: a) de leefruimtes met alle binnenafmetingen en het aantal kinderen dat er zal opgevangen worden;b) de rustruimtes met alle binnenafmetingen en het aantal kinderen dat er zal opgevangen worden;c) de sanitaire ruimte;d) de zone voor de toegang met afmetingen;e) de zone voor de keukenactiviteit met afmetingen;f) de uitrusting voor de verzorging;g) de eventuele andere aanwezige lokalen met benoeming van hun functie;h) alle wanden met alle deuropeningen en raamopeningen met vermelding van de glasoppervlaktes in de leefruimte;2° het verslag van de bevoegde brandweerdienst en, in voorkomend geval, het brandveiligheidsattest, het stappenplan en het advies van de brandweer over dat stappenplan. De technische commissie kan naast de informatie of stukken, vermeld in het eerste en het tweede lid, bijkomende informatie of stukken opvragen na ontvangst van het aanvraagformulier tot afwijking, vermeld in het eerste lid.

De technische commissie bezorgt na ontvangst van de aanvraag een ontvangstmelding.

Art. 45.Kind en Gezin vraagt advies over de aanvraag tot afwijking, vermeld in artikel 44, § 1, aan de commissie voor afwijkingen kinderopvang, vermeld in artikel 63 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, uiterlijk vijftien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag tot afwijking. De termijn wordt voor maximaal dertig kalenderdagen geschorst als Kind en Gezin bijkomende informatie vraagt als vermeld in artikel 44, derde lid.

Art. 46.Kind en Gezin beslist over de aanvraag tot afwijking, vermeld in artikel 44, uiterlijk zestig kalenderdagen na de ontvangst van het advies van de bevoegde commissie, en stuurt de beslissing en het advies van de bevoegde commissie daarover aan de organisator uiterlijk vijftien kalenderdagen na de beslissing: 1° als de aanvraag ingewilligd wordt: elektronisch;2° als de aanvraag gedeeltelijk of niet ingewilligd wordt: elektronisch en met een aangetekende brief.

Art. 47.Als Kind en Gezin geen beslissing heeft genomen of de organisator daarvan niet op de hoogte heeft gebracht binnen de termijnen die van toepassing zijn, wordt de afwijking geacht toegekend te zijn, op voorwaarde dat de organisator een ontvangstmelding van Kind en Gezin of van de technische commissie heeft ontvangen.

Onderafdeling 2. - Kwalificatie, module kennismaken gezinsopvang en kennis van het Nederlands

Art. 48.De aanvraag van een attest tot afwijking als vermeld in artikel 64, 65 en 66/1, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wordt ingediend met het aanvraagformulier van Kind en Gezin, dat de volgende gegevens bevat: 1° de identificatiegegevens en de contactgegevens van de persoon die voor zichzelf de afwijking vraagt;2° de vergunningsvoorwaarde waarvoor een afwijking gevraagd wordt. Naast het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, bezorgt de organisator de volgende documenten, met de post of elektronisch: 1° voor het attest, vermeld in artikel 64 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013: de documenten die aantonen dat de persoon voor wie het attest geldt, gedurende de vijf jaar die voorafgaan aan 1 april 2014, drie jaar tewerkgesteld was als kinderbegeleider of verantwoordelijke als vermeld in artikel 64 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;2° voor het attest, vermeld in artikel 65 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013: de documenten die aantonen dat de persoon voor wie het attest geldt, al gewerkt heeft binnen de gezinsopvang en op welk adres;3° voor het attest, vermeld in artikel 66/1 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013: de documenten die aantonen dat een bewijs van kennis van het Nederlands bezorgd en aanvaard is door Kind en Gezin als vermeld in artikel 66/1 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013. Kind en Gezin kan naast de informatie of stukken, vermeld in het eerste en het tweede lid, bijkomende informatie of stukken opvragen uiterlijk vijftien kalenderdagen na het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid.

Kind en Gezin bezorgt na ontvangst van de aanvraag een ontvangstmelding.

Art. 49.Kind en Gezin beslist over de aanvraag van een attest tot afwijking uiterlijk zestig kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag van een attest tot afwijking. De beslissing bevat de volgende gegevens: 1° de identificatiegegevens van de persoon;2° de vergunningsvoorwaarde waarvoor een attest tot afwijking toegekend of geweigerd wordt;3° de beslissing;4° de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de Raad van State en de wijze waarop dat moet gebeuren;5° in geval van weigering van het attest tot afwijking: de vermelding van het gevolg daarvan, meer bepaald dat de organisator moet voldoen aan de vergunningsvoorwaarden.

Art. 50.De termijn, vermeld in artikel 49, wordt voor maximaal dertig kalenderdagen geschorst, als Kind en Gezin bijkomende informatie als vermeld in artikel 48, derde lid, vraagt.

Art. 51.Kind en Gezin stuurt de beslissing aan de persoon voor wie het attest geldt, uiterlijk vijftien kalenderdagen na de beslissing: 1° als de aanvraag ingewilligd wordt: elektronisch;2° als de aanvraag gedeeltelijk of niet ingewilligd wordt: elektronisch en met een aangetekende brief.

Art. 52.Als Kind en Gezin geen beslissing heeft genomen of de organisator daarvan niet op de hoogte heeft gebracht binnen de termijnen die van toepassing zijn, wordt het attest tot afwijking geacht toegekend te zijn, op voorwaarde dat de organisator een ontvangstmelding van Kind en Gezin heeft ontvangen.

TITEL 3. - Subsidie HOOFDSTUK 1. - Algemeen

Art. 53.Kind en Gezin kent een subsidie voor gezinsopvang of groepsopvang toe als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° er budget te verdelen is;2° een subsidiebelofte is toegekend door Kind en Gezin na een algemene oproep en op basis van de programmatieregels;3° de aanvraag van de organisator voor een subsidietoekenning ontvankelijk is;4° de organisator een vergunning heeft;5° na onderzoek ten gronde blijkt de organisator recht te hebben op de subsidie. Voor de subsidie, vermeld in artikel 1, 16°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, hoeft de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, niet voldaan te zijn.

Art. 54.In afwijking van artikel 53 kent Kind en Gezin geen subsidie toe als er een gegronde indicatie is waaruit blijkt dat de organisator geen specifieke dienstverlening zal organiseren conform de bepalingen van het decreet van 20 april 2012 en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Als Kind en Gezin het voornemen heeft om de subsidie te weigeren met toepassing van het eerste lid, wordt de organisator gehoord. Dat heeft geen schorsing van de termijnen, vermeld in artikel 70, 78, en 101, als gevolg.

Art. 55.Een organisator geeft voor een bestaande subsidiebelofte of subsidie elke wijziging van de gegevens of de documenten, vermeld in artikel 59, 60 en 79, elektronisch of met de post door aan Kind en Gezin.

Art. 56.Alle aanvragen van een subsidie worden ingediend met een aanvraagformulier van Kind en Gezin. Elektronische aanvraagformulieren moeten ondertekend worden met een elektronische handtekening.

In afwijking van het eerste lid kan de organisator die niet beschikt over een Belgische identiteitskaart, een elektronisch aanvraagformulier met de hand ondertekenen en met de post versturen. HOOFDSTUK 2. - Programmatieregels en algemene oproep

Art. 57.De subsidies, vermeld in artikel 1, 1°, 14°, 14° /1, 17°, 17° /1 en 18°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, worden verdeeld op basis van de programmatieregels, vastgesteld door de minister.

Art. 58.Kind en Gezin doet op basis van de programmatieregels, vermeld in artikel 57, een algemene oproep tot indiening van een aanvraag van een subsidiebelofte, en vermeldt daarbij: 1° dat het om een standaard vergelijkende procedure gaat waarbij de beslissingen tot subsidiebelofte definitief zijn, ondanks een eventueel bezwaar of beroep tegen een weigeringsbeslissing van een andere aanvrager;2° de begindatum en einddatum voor de indiening van een aanvraag van een subsidiebelofte, waarbij de termijn tussen de begindatum en de einddatum minstens twee maanden bedraagt;3° de beslissingstermijnen, vermeld in artikel 63 tot en met 74;4° het aanvraagformulier dat gebruikt moet worden;5° de criteria van ontvankelijkheid en gegrondheid;6° het totaal te verdelen subsidiebudget, en de wijze waarop het verdeeld zal worden conform artikel 57;7° een raming van het aantal toe te kennen kinderopvangplaatsen en het soort kinderopvangplaatsen op basis van de bepaling, vermeld in punt 6°. HOOFDSTUK 3. - Aanvraag en toekenning van een subsidiebelofte Afdeling 1. - Aanvraag

Art. 59.De aanvraag van een subsidiebelofte wordt ingediend met het aanvraagformulier van Kind en Gezin, dat de volgende gegevens bevat: 1° de gegevens over de organisator: a) de naam, de rechtsvorm, het adres en het ondernemingsnummer van de organisator;b) de identiteitsgegevens en de contactgegevens, waaronder minstens de voor- en achternaam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de contactpersoon van de organisator;2° de context van de aanvraag;3° de gewenste startdatum van de subsidies en hoe die realiseerbaar is;4° de gegevens over de subsidie die gevraagd wordt: a) welke subsidie gevraagd wordt;b) voor welke opvangvorm de subsidie gevraagd wordt;c) voor welke zorgregio of gemeente de subsidie gevraagd wordt;d) het gevraagde aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen;5° de gegevens over de wijze waarop de organisator de geplande realisatie van de gevraagde subsidie zal doen: a) als dat relevant is: de naam en het adres van de kinderopvanglocatie;b) de gegevens waaruit blijkt dat voldaan is aan de bepalingen van de algemene oproep, vermeld in artikel 58;6° een verklaring op erewoord over: a) het feit dat de persoon die de aanvraag doet, gemachtigd is om te handelen in naam van de organisator;b) de kennisname van de voorwaarden voor de specifieke dienstverlening, vermeld in het Subsidiebesluit van 22 november 2013;7° de datum en de handtekening van de organisator.

Art. 60.Naast het aanvraagformulier, vermeld in artikel 59, bezorgt de organisator de documenten waaruit blijkt dat voldaan is aan de bepalingen van de algemene oproep, vermeld in artikel 58, met de post of elektronisch, volgens de administratieve richtlijnen van Kind en Gezin.

Art. 61.De aanvraag wordt ingediend binnen de in de algemene oproep vastgelegde termijn, vermeld in artikel 58.

Art. 62.De organisator die een aanvraag van een subsidiebelofte indient na een terugvordering, een stopzetting, een schorsing of een vermindering van een subsidie door Kind en Gezin, bezorgt boven op de documenten, vermeld in artikel 60, bijkomende documenten waaruit blijkt dat de reden waarop de terugvordering, de stopzetting, de schorsing of de vermindering is gebaseerd, niet langer bestaat. Afdeling 2. - Ontvankelijkheid van de aanvraag

Art. 63.De aanvraag van een subsidiebelofte is ontvankelijk als de aanvraag cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet. De aanvraag: 1° wordt ingediend binnen de in de oproep vastgelegde termijnen;2° bevat de nodige gegevens op het aanvraagformulier, vermeld in artikel 59;3° bevat de nodige documenten, vermeld in artikel 60 en 62;4° voldoet aan eventuele bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarden als vermeld in artikel 58, 5°.

Art. 64.Kind en Gezin bezorgt na ontvangst van de aanvraag een ontvangstmelding. Kind en Gezin beslist over de ontvankelijkheid van de aanvraag uiterlijk dertig kalenderdagen na de datum van de ontvangst van het aanvraagformulier, vermeld in artikel 59.

Art. 65.Als de aanvraag onvolledig is, meldt Kind en Gezin dat zo snel mogelijk elektronisch aan de organisator. Vanaf die melding wordt de termijn, vermeld in artikel 64, geschorst voor maximaal dertig kalenderdagen zodat de organisator de aanvraag binnen die termijn kan vervolledigen.

Art. 66.De beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag bevat de volgende gegevens: 1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;2° de beslissing, met inbegrip van de rechtsgronden;3° de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de Raad van State en de wijze waarop dat moet gebeuren;4° de contactgegevens van Kind en Gezin;5° de datum van de beslissing en de elektronische handtekening van Kind en Gezin.

Art. 67.Kind en Gezin bezorgt op de volgende wijze de beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van de beslissing aan de organisator: 1° als de aanvraag ontvankelijk is: elektronisch;2° als de aanvraag onontvankelijk is: elektronisch en met een aangetekende brief.

Art. 68.Als Kind en Gezin geen beslissing heeft genomen of de organisator daarvan niet op de hoogte heeft gebracht binnen de termijnen die van toepassing zijn, wordt de aanvraag van een subsidiebelofte geacht ontvankelijk te zijn, op voorwaarde dat de organisator een ontvangstmelding van Kind en Gezin heeft ontvangen. Afdeling 3. - Gegrondheid van de aanvraag

Art. 69.Kind en Gezin maakt een voorstel van verdeling van de beschikbare subsidieerbare plaatsen op basis van het totaal te verdelen subsidiebudget, en de wijze waarop het verdeeld zal worden, vermeld in artikel 58, 6°.

Art. 70.Kind en Gezin beslist over de gegrondheid van de aanvraag van een subsidiebelofte op basis van het voorstel van verdeling uiterlijk negentig kalenderdagen na de einddatum voor de indiening van de aanvraag van een subsidiebelofte. Als die termijn van negentig kalenderdagen geheel of gedeeltelijk in de maand juli of augustus valt, wordt de termijn met dertig kalenderdagen verlengd.

Art. 71.Kind en Gezin kan tijdens de termijn, vermeld in artikel 70, bijkomende gegevens vragen aan de organisator. De organisator bezorgt die gegevens binnen de door Kind en Gezin bepaalde termijn.

Art. 72.De beslissing tot toekenning, gedeeltelijke toekenning of weigering van een subsidiebelofte bevat minstens de volgende gegevens: 1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;2° de beslissing, met inbegrip van de rechtsgronden;3° in geval van toekenning of gedeeltelijke toekenning: a) de startdatum en de einddatum van de subsidiebelofte;b) het aantal plaatsen en het soort subsidie waarvoor een subsidiebelofte wordt toegekend;c) aan welke subsidiegroep de subsidiebelofte wordt toegekend;d) de vermelding dat de subsidiebelofte gedeeltelijk of volledig kan worden stopgezet als vastgesteld wordt dat er een gegronde indicatie is als vermeld in artikel 54;e) de mogelijkheid en de modaliteiten om een verlenging van de subsidiebelofte te vragen;4° in geval van gedeeltelijke toekenning of weigering: de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen en de wijze waarop dat moet gebeuren;5° in geval van weigering van de subsidiebelofte: de vermelding van het gevolg daarvan, meer bepaald dat er geen subsidie toegekend kan worden;6° de datum van de beslissing en de elektronische handtekening van Kind en Gezin.

Art. 73.Kind en Gezin bezorgt op de volgende wijze de beslissing over de subsidiebelofte uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van de beslissing aan de organisator: 1° in geval van toekenning: elektronisch;2° in geval van weigering of gedeeltelijke toekenning: elektronisch en met een aangetekende brief.

Art. 74.Als Kind en Gezin geen beslissing heeft genomen of de organisator daarvan niet op de hoogte heeft gebracht binnen de termijnen die van toepassing zijn, wordt de subsidiebelofte geacht geweigerd te zijn. Kind en Gezin kan nadien nog een andere beslissing nemen. Afdeling 4. - Verlenging van de subsidiebelofte

Art. 75.De subsidiebelofte heeft de volgende geldigheidsduur: 1° de subsidiebelofte voor de basissubsidie, de subsidie voor inkomenstarief en de plussubsidie geldt voor gezinsopvang één jaar en voor groepsopvang drie jaar;2° de subsidiebelofte voor subsidie voor kinderopvang met flexibele openingstijden, voor de structurele inclusieve kinderopvang en voor een Centrum voor inclusieve kinderopvang geldt één jaar. De organisator kan eenmalig een verlenging vragen van de subsidiebelofte bij Kind en Gezin voor maximaal dezelfde geldigheidsduur als in aanvang.

Als de subsidiebelofte binnen de geldigheidsduur niet omgezet is in een subsidietoekenning, vervalt de subsidiebelofte van rechtswege.

Art. 76.De aanvraag tot verlenging wordt uiterlijk dertig kalenderdagen voor de einddatum van de geldigheid van de subsidiebelofte bezorgd aan Kind en Gezin.

Art. 77.De aanvraag tot verlenging wordt ingediend met het aanvraagformulier van Kind en Gezin dat de volgende gegevens bevat: 1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;2° de vermelding voor welke subsidiebelofte een verlenging wordt aangevraagd;3° de redenen waarom de aanvankelijke termijn niet gehaald is;4° de motivatie waarom de omzetting in een subsidietoekenning na een verlenging van de termijn wel realiseerbaar is.

Art. 78.Kind en Gezin beslist over de aanvraag tot verlenging uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag. HOOFDSTUK 4. - Aanvraag, toekenning en stopzetting van de subsidie Afdeling 1. - Aanvraag

Onderafdeling 1. - Aanvraag van een subsidietoekenning na een subsidiebelofte

Art. 79.De aanvraag van een subsidietoekenning na een subsidiebelofte wordt ingediend met het aanvraagformulier van Kind en Gezin, dat de volgende gegevens bevat: 1° de datum vanaf wanneer de organisator de subsidies effectief wil laten ingaan;2° de gegevens over de organisator: a) de naam, de rechtsvorm, het adres, het rekeningnummer en het ondernemingsnummer van de organisator.Als de organisator een feitelijke vereniging is, moet het rekeningnummer slaan op de feitelijke vereniging zelf; b) de identiteitsgegevens en de contactgegevens, waaronder minstens de voor- en achternaam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de contactpersoon van de organisator;3° de gegevens over de organisatie van de kinderopvang waarvoor de subsidietoekenning wordt aangevraagd: a) het gevraagde aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen;b) voor welke subsidiegroep;c) de verwijzing naar de subsidiebelofte;d) de kinderopvanglocatie waar de organisator de specifieke dienstverlening zal aanbieden;4° een verklaring op erewoord over: a) het feit dat de persoon die de aanvraag doet, gemachtigd is om te handelen in naam van de organisator;b) de kennisname van de voorwaarden voor de specifieke dienstverlening, vermeld in het Subsidiebesluit van 22 november 2013;5° de datum en de handtekening van de organisator.

Art. 80.De aanvraag van een subsidietoekenning wordt ingediend op zijn vroegste zes maanden voor de datum waarop de organisator de subsidies wil laten ingaan. Als de organisator nog geen enkele vergunde kinderopvangplaats heeft, kan de aanvraag bovendien alleen gedaan worden als er gelijktijdig een aanvraag van een vergunning wordt ingediend.

De toekenning zelf gaat op zijn vroegste in op de eerste dag van de maand die volgt op de beslissing van Kind en Gezin.

Art. 81.De organisator die een aanvraag doet na een eerdere aanvraag voor een subsidie die geweigerd is, of van wie een eerdere subsidie teruggevorderd, verminderd, geschorst of volledig stopgezet is door Kind en Gezin, bezorgt bijkomende documenten waaruit blijkt dat de reden waarop de voorafgaande weigering, terugvordering, vermindering, schorsing of stopzetting is gebaseerd, niet langer bestaat.

Art. 82.De subsidietoekenning geldt voor maximaal tien jaar.

Onderafdeling 2. - Aanvraag van een bevestiging van subsidie na een reeds toegekende subsidie

Art. 83.De organisator die na verloop van tien jaar verder gesubsidieerd wil worden, dient een aanvraag tot bevestiging van de subsidie bij Kind en Gezin in volgens een vereenvoudigde procedure. De aanvraag kan op zijn vroegste zes maanden en uiterlijk dertig kalenderdagen voor het verstrijken van de termijn van tien jaar vanaf de eerste subsidieerbare kinderopvangplaats van de organisator ingediend worden.

Art. 84.De aanvraag van een bevestiging van subsidie wordt ingediend met het aanvraagformulier van Kind en Gezin dat de volgende gegevens bevat: 1° de gegevens over de organisator, meer bepaald de naam, de rechtsvorm, het adres en het ondernemingsnummer van de organisator;2° het aantal en de soort subsidieerbare kinderopvangplaatsen per subsidiegroep waarvoor een bevestiging gevraagd wordt;3° een verklaring op erewoord over het feit dat de persoon die de aanvraag doet, gemachtigd is om te handelen in naam van de organisator;4° de datum en de handtekening van de organisator.

Art. 85.Als Kind en Gezin de bevestiging van de subsidie toekent, geldt ook die voor maximaal tien jaar. Vanaf dan volgt de organisator altijd de vereenvoudigde procedure tot bevestiging van de subsidie, vermeld in artikel 83 en 84, zolang de organisator verdere subsidiëring wil.

Onderafdeling 3. - Aanvraag tot wijziging van een subsidietoekenning

Art. 86.De organisator die een wijziging van de subsidietoekenning, meer bepaald een overheveling van subsidieerbare kinderopvangplaatsen naar een andere subsidiegroep, wil, dient daarvoor een aanvraag in bij Kind en Gezin. Die wijziging kan betrekking hebben op: 1° een overheveling naar een subsidiegroep van dezelfde organisator in een ander geografisch gebied;2° een overheveling naar een subsidiegroep van dezelfde organisator voor een andere opvangvorm.

Art. 87.De aanvraag tot wijziging van een subsidietoekenning wordt ingediend met het aanvraagformulier van Kind en Gezin, dat de volgende gegevens bevat: 1° de gegevens over de organisator: a) de naam, de rechtsvorm, het adres en het ondernemingsnummer van de organisator;b) de identiteitsgegevens en de contactgegevens, waaronder minstens de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de contactpersoon van de organisator;2° de gewenste wijziging en de datum vanaf wanneer die wijziging mag ingaan;3° een motivering van de aanvraag;4° een verklaring op erewoord over het feit dat de persoon die de aanvraag doet, gemachtigd is om te handelen in naam van de organisator;5° de datum en de handtekening van de organisator.

Art. 88.Kind en Gezin kan de aanvraag tot wijziging van een subsidietoekenning toekennen alleen in de volgende gevallen: 1° een organisator die subsidieerbare kinderopvangplaatsen van een subsidiegroep gezinsopvang wil overhevelen naar een subsidiegroep groepsopvang door samenwerkende onthaalouders en omgekeerd, binnen hetzelfde geografische gebied, als de subsidiebedragen van beide subsidiegroepen dezelfde zijn;2° een organisator die subsidieerbare kinderopvangplaatsen van een subsidiegroep gezinsopvang of een subsidiegroep groepsopvang door samenwerkende onthaalouders wil overhevelen naar een subsidiegroep in een aangrenzende zorgregio op voorwaarde dat: a) de organisator ten gevolge van de omzetting naar aanleiding van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 een klein aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen heeft in een subsidiegroep;b) de organisator de overheveling vraagt na stopzetting van de laatste kinderopvanglocatie in die zorgregio;c) de overheveling gebeurt naar de subsidiegroep in de aangrenzende zorgregio waar hij op het moment van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012, al subsidieerbare kinderopvangplaatsen had en waar hij de meeste subsidieerbare kinderopvangplaatsen heeft op het moment van de aanvraag;d) er in die oorspronkelijke subsidiegroep sinds de omzetting geen nieuwe vergunning voor gezinsopvang of groepsopvang door samenwerkende onthaalouders is opgestart;e) het een overheveling betreft van maximaal acht subsidieerbare kinderopvangplaatsen;3° een organisator die subsidieerbare kinderopvangplaatsen, met uitzondering van subsidieerbare kinderopvangplaatsen met alleen basissubsidie, wil overhevelen naar een andere geografische subsidiegroep wegens de verhuizing van een kinderopvanglocatie groepsopvang op voorwaarde dat: a) de nieuwe kinderopvanglocatie zich op korte afstand bevindt van de kinderopvanglocatie uit de subsidiegroep waar de subsidieerbare kinderopvangplaatsen zich bevonden;b) de organisator kan aantonen dat de gemeente waarnaar de subsidieerbare kinderopvangplaatsen worden overgeheveld, een grotere nood heeft aan kinderopvang dan de gemeente waar de kinderopvanglocatie was;c) zowel het lokaal overleg van de gemeente vanwaaruit de kinderopvang vertrekt als het lokaal overleg waarnaar de kinderopvang verhuist, een positief advies geeft voor de verhuizing;4° een organisator die subsidieerbare kinderopvangplaatsen met alleen basissubsidie wil overhevelen naar een andere geografische subsidiegroep wegens de verhuizing van een kinderopvanglocatie groepsopvang op voorwaarde dat: a) de nieuwe kinderopvanglocatie zich op korte afstand bevindt van de kinderopvanglocatie uit de subsidiegroep waar de subsidieerbare kinderopvangplaatsen zich bevonden;b) de organisator kan aantonen dat de zorgregio waarnaar de subsidieerbare kinderopvangplaatsen worden overgeheveld, een grotere nood heeft aan kinderopvang dan de zorgregio waar de kinderopvanglocatie was;5° een organisator die subsidieerbare kinderopvangplaatsen wil overhevelen naar een andere geografische subsidiegroep wegens de verhuizing van een kinderopvanglocatie gezinsopvang op voorwaarde dat: a) de nieuwe kinderopvanglocatie zich op korte afstand bevindt van de kinderopvanglocatie uit de subsidiegroep waar de subsidieerbare kinderopvangplaatsen zich bevonden;b) de organisator kan aantonen dat de zorgregio waarnaar de subsidieerbare kinderopvangplaatsen worden overgeheveld, een grotere nood heeft aan kinderopvang dan de zorgregio waar de kinderopvanglocatie was;6° een organisator die subsidieerbare kinderopvangplaatsen wil overhevelen van een subsidiegroep gezinsopvang naar een subsidiegroep groepsopvang of omgekeerd voor dezelfde kinderopvanglocatie, waarbij Kind en Gezin beslist hoeveel subsidieerbare kinderopvangplaatsen maximaal overgeheveld kunnen worden als de overheveling gebeurt van gezinsopvang naar groepsopvang.

Art. 89.Als Kind en Gezin een wijziging van de subsidietoekenning toekent, gaat die op zijn vroegste in op de eerste dag van de maand die volgt op de beslissing tot toekenning.

Onderafdeling 4. - Aanvraag van een subsidietoekenning bij wijziging van de organisator

Art. 90.Als de organisator van een kinderopvanglocatie die recht heeft op subsidie en voldoet aan de subsidievoorwaarden, wijzigt, vervalt van rechtswege het recht op die subsidie voor de nieuwe organisator. Het recht op subsidies kan niet worden verhandeld.

De nieuwe organisator kan dezelfde subsidietoekenning vragen bij Kind en Gezin buiten een algemene oproep, zodat hij de specifieke dienstverlening, verbonden aan de subsidie, kan uitvoeren zodra hij een vergunning krijgt voor de kinderopvanglocatie en onder de volgende voorwaarden: 1° de nieuwe organisator neemt de al gesloten schriftelijke overeenkomsten voor kinderopvang over van de vorige organisator;2° de kinderopvang vindt plaats op dezelfde kinderopvanglocatie;3° de nieuwe organisator dient uiterlijk zeven kalenderdagen voor de officiële wijziging van de organisator ingaat, de aanvraag van een subsidietoekenning bij wijziging van de organisator in bij Kind en Gezin;4° de vorige organisator doet schriftelijk afstand van zijn recht op voorbehoud als vermeld in artikel 6 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.

Art. 91.De aanvraag van een subsidietoekenning bij wijziging van de organisator wordt ingediend met het aanvraagformulier van Kind en Gezin dat de gegevens, vermeld in artikel 79, 1°, 2°, 3°, a), b), 4° en 5°, bevat en een verklaring op erewoord over het voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 90.

Onderafdeling 5. - Aanvraag van een subsidie voor individuele inclusieve kinderopvang

Art. 92.De aanvraag van een subsidie voor individuele inclusieve kinderopvang wordt ingediend, per opgevangen kind met specifieke zorgbehoefte, met het aanvraagformulier van Kind en Gezin, dat de volgende gegevens bevat: 1° de datum vanaf wanneer de organisator de subsidies effectief wil laten ingaan;2° de identiteitsgegevens en de contactgegevens van de organisator, waaronder de naam, de rechtsvorm, het adres, het rekeningnummer en het ondernemingsnummer van de organisator.Als de organisator een feitelijke vereniging is, moet het rekeningnummer slaan op de feitelijke vereniging zelf; 3° de identiteitsgegevens en de contactgegevens van de persoon die meer informatie kan geven over de aanvraag, waaronder de voor- en achternaam, het telefoonnummer en het e-mailadres van die persoon;4° de gegevens over de kinderopvanglocatie waar het kind opgevangen wordt, waaronder de opvangvorm, het dossiernummer, de naam en het adres;5° de identiteitsgegevens van het kind voor wie de subsidie wordt aangevraagd, waaronder de voor- en achternaam, de geboortedatum en de datum waarop de kinderopvang start;6° de duur waarvoor de specifieke zorg nodig is;7° de omschrijving van de problematiek van het kind en de specifieke zorg die het nodig heeft, met een verwijzing naar artikel 42 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;8° de vermelding dat het gezin ingelicht is over de verwerking van de persoonsgegevens van het kind en de toestemming daarvoor;9° een verklaring op erewoord over: a) het feit dat de persoon die de aanvraag doet, gemachtigd is om te handelen in naam van de organisator;b) de kennisname van de voorwaarden voor de specifieke dienstverlening, vermeld in het Subsidiebesluit van 22 november 2013;10° de datum en de handtekening van de organisator. Naast het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, bezorgt de organisator onder gesloten enveloppe een attest van een professioneel deskundige, die niet verbonden is met de organisator, waarin uitleg gegeven wordt over de specifieke zorgbehoefte van het kind. Op die enveloppe staat de naam van het kind, het dossiernummer van de organisator en de aanvraagdatum.

Art. 93.Als Kind en Gezin de aanvraag van een subsidie voor individuele inclusieve kinderopvang toekent, kan die subsidie toegekend worden vanaf de eerste dag dat het kind met een specifieke zorgbehoefte in de kinderopvanglocatie opgevangen wordt, met een maximale terugwerking van zes maanden ten opzichte van de datum van de aanvraag.

Art. 94.Kind en Gezin kan de aanvraag toekennen: 1° voor onbepaalde duur, voor de periode dat het kind in de kinderopvanglocatie opgevangen wordt;2° voor bepaalde duur, voor de periode dat er een specifieke zorgbehoefte aanwezig is. Afdeling 2. - Ontvankelijkheid van de aanvraag

Art. 95.Kind en Gezin bezorgt na ontvangst van de aanvraag een ontvangstmelding. Kind en Gezin beslist over de ontvankelijkheid van de aanvragen, vermeld in artikel 79 tot en met 94, uiterlijk dertig kalenderdagen na de datum van de ontvangst van de aanvraag.

Art. 96.Als de aanvraag onvolledig is, meldt Kind en Gezin dat zo snel mogelijk na de ontvangst van de aanvraag elektronisch aan de organisator. De termijn, vermeld in artikel 95, wordt in dat geval met maximaal dertig kalenderdagen geschorst vanaf het versturen van de melding. De organisator krijgt binnen die termijn de mogelijkheid om de aanvraag te vervolledigen.

Art. 97.De aanvraag is ontvankelijk als de aanvraag aan de volgende voorwaarden voldoet. De aanvraag: 1° wordt binnen de vastgelegde termijnen ingediend;2° wordt ingediend met het aanvraagformulier van Kind en Gezin en volgens de administratieve richtlijnen van Kind en Gezin;3° bevat de nodige gegevens;4° bevat de nodige documenten;5° wordt ingediend met een geldige subsidiebelofte, met uitzondering voor de subsidie voor individuele inclusieve kinderopvang;6° de organisator heeft de rechtsvorm die noodzakelijk is om de subsidie te ontvangen.

Art. 98.De beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag bevat de volgende gegevens: 1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;2° de beslissing, met inbegrip van de rechtsgronden;3° de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de Raad van State en de wijze waarop dat moet gebeuren;4° de contactgegevens van Kind en Gezin;5° de datum van de beslissing en de elektronische handtekening van Kind en Gezin.

Art. 99.Kind en Gezin bezorgt op de volgende wijze de beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van de beslissing aan de organisator: 1° als de aanvraag ontvankelijk is: elektronisch;2° als de aanvraag onontvankelijk is: elektronisch en met een aangetekende brief.

Art. 100.Als Kind en Gezin geen beslissing heeft genomen of de organisator daarvan niet op de hoogte heeft gebracht binnen de termijnen die van toepassing zijn, wordt de aanvraag van een subsidie geacht ontvankelijk te zijn op voorwaarde dat de organisator een ontvangstmelding van Kind en Gezin heeft ontvangen. Afdeling 3. - Gegrondheid van de aanvraag

Art. 101.Kind en Gezin beslist over de gegrondheid van de aanvraag, vermeld in artikel 79 tot en met 94, uiterlijk zestig kalenderdagen na de datum van de beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag van een subsidietoekenning, vermeld in artikel 98.

Art. 102.Voor de aanvraag van een subsidie voor individuele inclusieve kinderopvang wordt het attest van de professionele deskundige, vermeld in artikel 92, tweede lid, na de beslissing tot ontvankelijkheid onder gesloten enveloppe voor advies bezorgd aan een adviserend geneesheer van Kind en Gezin.

Art. 103.De beslissing tot toekenning, gedeeltelijke toekenning of weigering van een subsidietoekenning bevat minstens de volgende gegevens: 1° de begindatum en de einddatum;2° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;3° de beslissing, met inbegrip van de rechtsgronden;4° in geval van toekenning of gedeeltelijke toekenning: a) de subsidiegroep waaraan de subsidies worden toegekend;b) de startdatum van de subsidietoekenning;c) voor de subsidie voor individuele inclusieve kinderopvang die voor bepaalde duur wordt toegestaan: de einddatum;d) het aantal kinderopvangplaatsen waarvoor de subsidie wordt toegekend;e) de vermelding dat de subsidie kan worden verminderd, geschorst, stopgezet of teruggevorderd als vastgesteld wordt dat de organisator niet langer voldoet aan de subsidievoorwaarden of dat een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd;5° in geval van gedeeltelijke toekenning of weigering van de subsidie: de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen en de wijze waarop dat moet gebeuren;6° in geval van weigering van de subsidie: de vermelding van het gevolg daarvan, meer bepaald dat er geen subsidies zullen worden uitbetaald;7° de datum van de beslissing en de elektronische handtekening van Kind en Gezin.

Art. 104.Kind en Gezin bezorgt op de volgende wijze de beslissing over de subsidietoekenning uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van de beslissing aan de organisator: 1° in geval van toekenning: elektronisch;2° in geval van weigering of in geval van toekenning van een lager aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen dan gevraagd: elektronisch en met een aangetekende brief.

Art. 105.Als Kind en Gezin geen beslissing heeft genomen of de organisator daarvan op de hoogte heeft gebracht binnen de termijnen die van toepassing zijn, wordt de subsidie geacht toegekend te zijn, op voorwaarde dat de organisator een ontvangstmelding van Kind en Gezin heeft ontvangen. Afdeling 4. - Heractiveren van een toekenning van subsidie voor

structurele inclusieve kinderopvang na subsidie voor Centrum inclusieve kinderopvang

Art. 106.Conform artikel 7/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 kan de subsidie voor structurele inclusieve kinderopvang niet gecumuleerd worden met de subsidie voor een Centrum inclusieve kinderopvang. De subsidieerbare kinderopvangplaatsen met een subsidie voor structurele inclusieve kinderopvang van een organisator die daarna in dezelfde zorgregio een subsidie voor een Centrum inclusieve kinderopvang toegekend krijgt, zullen in de periode dat de subsidie voor een Centrum inclusieve kinderopvang betaald wordt, niet gesubsidieerd worden.

Als de subsidie voor een Centrum inclusieve kinderopvang van de organisator stopt, kan hij een aanvraag indienen volgens de richtlijnen van Kind en Gezin om de subsidieerbare kinderopvangplaatsen met een subsidie voor structurele inclusieve kinderopvang aansluitend te laten heractiveren.

De aanvraag, vermeld in het tweede lid, wordt ingediend: 1° met het aanvraagformulier van Kind en Gezin;2° uiterlijk dertig kalenderdagen voor de stopzetting van de subsidies voor Centrum inclusieve kinderopvang;3° als de organisator voldoet aan de voorwaarden voor de subsidie voor structurele inclusieve kinderopvang, vermeld in artikel 47 tot en met 50, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013. Als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het derde lid, zal Kind en Gezin de subsidieerbare kinderopvangplaatsen met subsidie voor structurele inclusieve kinderopvang waarover de organisator voordien beschikte, heractiveren vanaf het moment dat de subsidie voor Centrum inclusieve kinderopvang stopt. Afdeling 5. - Stopzetting van de subsidie door de organisator

Art. 107.Als de organisator de specifieke dienstverlening niet meer wil uitvoeren en de bijbehorende subsidie niet meer wil ontvangen, kan hij beslissen tot volledige stopzetting of gedeeltelijke stopzetting van de subsidie. In dat geval meldt hij dat uiterlijk een maand voor de stopzetting elektronisch aan Kind en Gezin. Hij bezorgt daarbij de volgende gegevens: 1° het ondernemingsnummer van de organisator;2° het dossiernummer;3° het aantal kinderopvangplaatsen dat wordt stopgezet;4° de datum van de stopzetting;5° of hij nog beroep wil doen op een voorbehoud voor die subsidie;6° de datum en de handtekening van de organisator. Kind en Gezin bezorgt uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van de ontvangst van de melding de bevestiging van de stopzetting en de gevolgen ervan, meer bepaald dat er geen subsidie meer zal worden uitbetaald, aan de organisator elektronisch en met een aangetekende brief.

In elk geval kan een stopzetting van een subsidie pas ingaan op de eerste dag van de maand die volgt op de melding daarvan aan Kind en Gezin, tenzij de vergunning gelijktijdig wordt stopgezet.

De organisator die zijn subsidie voor werken met inkomenstarief wil stopzetten, voorziet in een redelijke overgangsperiode voor de gezinnen. Bij gebrek daaraan kan Kind en Gezin beslissen tot terugvordering van de betaalde subsidie, vermeld in het Subsidiebesluit van 22 november 2013. De organisator neemt daarover de nodige bepalingen op in de schriftelijke overeenkomst en het huishoudelijk reglement.

TITEL 4. - Bezwaar tegen de beslissing van Kind en Gezin tot weigering

Art. 108.De organisator kan uiterlijk dertig kalenderdagen na de kennisgeving van de beslissing, vermeld in artikel 20, 70 en 101, bezwaar aantekenen bij Kind en Gezin met een aangetekende brief. De aangetekende brief moet de volgende gegevens bevatten: 1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;2° de naam en het adres van de kinderopvanglocatie;3° het dossiernummer;4° de motivering van het bezwaar;5° de vermelding of de organisator wil gehoord worden;6° de datum en de handtekening van de organisator.

Art. 109.Kind en Gezin stuurt een elektronische ontvangstmelding en beslist over de ontvankelijkheid van het bezwaar uiterlijk tien kalenderdagen na de datum van de ontvangst van het bezwaar.

Art. 110.Het bezwaar is ontvankelijk als het bezwaar aan de volgende voorwaarden voldoet. Het bezwaar: 1° is tijdig en aangetekend aan Kind en Gezin bezorgd als vermeld in artikel 108;2° bevat de nodige gegevens, vermeld in artikel 108.

Art. 111.Het bezwaar wordt ten gronde behandeld volgens de regels die zijn vastgelegd in of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Art. 112.Het bezwaar schort de uitvoering van de beslissing niet op.

TITEL 5. - Slotbepalingen HOOFDSTUK 1. - Overgangsbepalingen Afdeling 1. - Omzetting van lopende procedures

Art. 113.De procedures tot het verkrijgen van een attest van toezicht die al lopen op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012, worden automatisch omgezet in een procedure tot toekenning van een vergunning.

In het geval, vermeld in het eerste lid, brengt Zorginspectie op verzoek van Kind en Gezin een bezoek aan de kinderopvanglocatie om na te gaan of de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013.

Zorginspectie maakt daarvan vervolgens een verslag op met een advies.

Kind en Gezin neemt op basis van het advies, vermeld in het tweede lid, en op basis van de andere startvoorwaarden een beslissing. Als een vergunning wordt toegekend, zal die worden toegekend met ingang van 1 april 2014.

Art. 114.De aanvragen tot het verkrijgen van de financiële basisondersteuning of een financiële ondersteuning voor flexibele opvang, op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van zelfstandige opvangvoorzieningen, die voor 15 maart 2014 zijn ingediend bij Kind en Gezin, en waarover op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 geen beslissing genomen is door Kind en Gezin, zullen na de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 verder worden behandeld en beoordeeld op basis van de geldende regelgeving van voor de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012.

Als de financiële ondersteuning wordt toegekend, wordt die retroactief toegekend conform het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in het eerste lid.

De aanvragen tot het verkrijgen van de financiële basisondersteuning of een financiële ondersteuning voor flexibele opvang, op basis van het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in het eerste lid, die na 15 maart 2014 zijn ingediend, zullen worden behandeld op basis van de bepalingen, vermeld in dit besluit, zodra de minister budget ter beschikking stelt.

Art. 115.De procedures tot het verkrijgen van een subsidie na een principiële goedkeuring inkomensgerelateerde kinderopvang of een principieel akkoord voor een erkenning die al lopen op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012, worden automatisch omgezet in een procedure tot toekenning van een subsidie na een subsidiebelofte als vermeld in artikel 95 tot en met 105.

Als Kind en Gezin bijkomende informatie nodig heeft voor de behandeling van de aanvraag, wordt dat meegedeeld aan de organisator en worden de lopende termijnen voor een maximale termijn van dertig kalenderdagen geschorst vanaf die kennisgeving.

Art. 116.De procedures tot het verkrijgen van een subsidie voor individuele inclusieve kinderopvang die al lopen op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012, worden automatisch omgezet in een procedure tot toekenning van een subsidie voor individuele inclusieve kinderopvang als vermeld in artikel 92 tot en met 106.

Als Kind en Gezin bijkomende informatie nodig heeft voor de behandeling van de aanvraag, wordt dat meegedeeld aan de organisator en worden de lopende termijnen voor een maximale termijn van dertig kalenderdagen geschorst vanaf die kennisgeving.

Art. 117.De procedures tot het verkrijgen van een erkenning of toestemming die al lopen op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012, worden automatisch omgezet in enerzijds een procedure tot het verkrijgen van een vergunning als vermeld in artikel 14 tot en met 25, en anderzijds een procedure tot toekenning van een subsidie na een subsidiebelofte als vermeld in artikel 95 tot en met 105.

Voor de procedure tot toekenning van een vergunning geldt de overgangsregeling, vermeld in artikel 113.

Voor de procedure tot toekenning van een subsidie na een subsidiebelofte geldt de overgangsregeling, vermeld in artikel 115. Afdeling 2. - Omzetting van een bestaande principiële goedkeuring voor

inkomensgerelateerde kinderopvang of van een principieel akkoord voor erkende plaatsen

Art. 118.Voor de organisatoren die op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 een principiële goedkeuring inkomensgerelateerde kinderopvang of een principieel akkoord voor erkende plaatsen hebben van Kind en Gezin, wordt die goedkeuring of dat akkoord automatisch omgezet in een subsidiebelofte van Kind en Gezin. De subsidiebelofte heeft betrekking op hetzelfde aantal kinderopvangplaatsen dat in aanmerking komt voor een toekenning van subsidie binnen dezelfde subsidiegroep. De initiële geldigheidsduur van de principiële goedkeuring of het principieel akkoord loopt door en start niet opnieuw bij de omzetting. Afdeling 3. - Bestaande organisatoren

Art. 119.Voor organisatoren die op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 al een subsidie ontvangen van Kind en Gezin, begint de termijn van tien jaar, vermeld in artikel 82, te lopen vanaf de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012.

Art. 120.De erkenningen of attesten van toezicht van een organisator voor dezelfde kinderopvanglocatie zullen voor die organisator samengevoegd worden tot één vergunning voor die kinderopvanglocatie, met uitzondering voor de kinderopvanglocaties waar voor de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 zowel kinderopvangplaatsen waren met een subsidie voor inkomensgerelateerde kinderopvang als kinderopvangplaatsen zonder die subsidie.

Art. 121.De organisator die op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 een subsidie ontvangt als Centrum inclusieve kinderopvang of een subsidie voor structurele inclusieve kinderopvang, moet voor de kinderen met een specifieke zorgbehoefte die al opgevangen worden in de kinderopvanglocatie voor 1 april 2014, geen afzonderlijke aanvraag voor individuele inclusieve kinderopvang indienen.

Art. 122.De organisator die voor de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 een erkenning heeft als kinderdagverblijf of als dienst voor onthaalouders en van wie de subsidieerbare kinderopvangplaatsen voor 1 april 2014 verminderd zijn omdat een te lage bezetting behaald is, ontvangt van Kind en Gezin na de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 een subsidiebelofte voor één jaar voor hetzelfde aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen dat verminderd is en waarvoor de organisator een geldig voorbehoud heeft.

In afwijking van het eerste lid, is de subsidiebelofte slechts drie maanden geldig als het bestaande voorbehoud geldig is tot en met 1 april 2014.

De subsidiebelofte, vermeld in het eerste en het tweede lid, zijn niet verlengbaar. Afdeling 4. - Nieuwe aanvragen

Art. 123.Vanaf de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 geldt een overgangsperiode van twee jaar voor de organisator die minstens twaalf vergunningen heeft om te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 10, 1°, met betrekking tot de verklaring op erewoord over het attest draagkracht. Afdeling 5. - Hangende bezwaren of beroepen

Art. 124.De beroepen of bezwaren die voor 1 april 2014 ingediend zijn bij Kind en Gezin, worden verder behandeld met toepassing van de regels die van kracht waren bij de indiening. HOOFDSTUK 2. - Inwerkingtredingsbepaling en uitvoeringbepaling

Art. 125.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2014.

Art. 126.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 mei 2014.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^