Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 november 2005
gepubliceerd op 11 januari 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid RO-Vlaanderen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2005036619
pub.
11/01/2006
prom.
10/11/2005
ELI
eli/besluit/2005/11/10/2005036619/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid RO-Vlaanderen


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1;

Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, inzonderheid op artikel 12;

Gelet op het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, inzonderheid op artikel 6, § 2, en op artikel 7;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid RWO-Vlaanderen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 2 september 2005;

Gelet op het advies 39.127/3 van de Raad van State, gegeven op 18 oktober 2005 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Benaming, doel en taakstelling van het agentschap

Artikel 1.Binnen het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed wordt een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht onder de benaming RO-Vlaanderen, hierna het agentschap te noemen.

Het agentschap wordt opgericht voor de uitvoering van het beleid, inzonderheid op basis van de in dit besluit opgesomde taken, inzake de lokale ruimtelijke ordening, inzake de monumenten, de landschappen en het onroerend archeologisch erfgoed en inzake het cultureel erfgoed, als dat laatste betrekking heeft op het varend of het roerend archeologisch erfgoed.

Het agentschap behoort tot het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.

Art. 2.Het agentschap heeft als missie het beleid voor lokale ruimtelijke ordening en het beleid voor onroerend erfgoed, zoals het wordt vastgelegd door de bevoegde Vlaamse minister, kwaliteitsvol uit te voeren. Het richt zich daartoe in het bijzonder op ondersteuning en begeleiding van burgers en lokale overheden en op alle instanties of personen aan wie delen van die uitvoerende opdracht worden toevertrouwd.

Art. 3.Met behoud van de toepassing van artikel 4 heeft het agentschap tot taak : 1° inzake ruimtelijke ordening en binnen het kader, vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening : a) het beheer van de inventaris van leegstaande of verwaarloosde bedrijfsruimten;b) het begeleiden van en adviseren over bijzondere plannen van aanleg en over gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen en rooilijnplannen;c) het adviseren over aanvragen voor een planologisch attest waarvoor overeenkomstig artikel 145ter van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, de gemeentelijke overheid bevoegd werd verklaard, alsook het aantekenen van beroep bij de Vlaamse Regering tegen de afgifte van het attest door het college van burgemeester en schepenen;d) het begeleiden van de opmaak van de registers van onbebouwde percelen en van plannenregisters en vergunningenregisters overeenkomstig artikelen 62, 190 en 191 van voormeld decreet van 18 mei 1999;e) het waarnemen van de taken van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening in de vrijgestelde gemeenten overeenkomstig artikel 9, § 9, van voormeld decreet van 18 mei 1999;f) de betaalbaarstelling van de aanvullende schadevergoeding in geval van overmacht of van de waarde van het goed bij de aankoop van percelen in geval van definitieve weigering van een vergunning, op basis van ruimtelijke motieven, voor het uitvoeren van onderhouds- en instandhoudingswerkzaamheden aan vergunde, niet-verkrotte gebouwen, overeenkomstig artikel 145, § 2, of artikel 195quater van voormeld decreet van 18 mei 1999;g) het adviseren aan de gemeentelijke vergunningverlenende overheid over aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen, afwijkingen en stedenbouwkundige attesten, alsook over milieuvergunningsdossiers en milieueffectrapporten;h) het adviseren aan OVAM over vergunningsplichtige werkzaamheden die deel uitmaken van een bodemsaneringsproject;i) het evalueren en eventueel schorsen van of beroep aantekenen tegen beslissingen van het college van burgemeester en schepenen over aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen;j) de behandeling van stedenbouwkundige aanvragen en verkavelingsaanvragen van publiekrechtelijke rechtspersonen en van aanvragen voor werkzaamheden, handelingen of wijzigingen van algemeen belang, die niet onderworpen zijn aan de milieueffectrapportage;k) het verstrekken van gereglementeerde subsidies, toelagen of tegemoetkomingen;l) het uitbrengen van adviezen over het geheel of gedeeltelijk afschaffen of wijzigen van het tracé van buurtwegen;2° inzake onroerend erfgoed en binnen het kader, vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de monumenten en landschappen : a) de toepassing van het beheersinstrumentarium met betrekking tot monumenten en stads- en dorpsgezichten, landschappen, archeologisch erfgoed en varend erfgoed;b) het verstrekken van gereglementeerde subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen en van niet-gereglementeerde subsidies die nominatief zijn opgenomen in de beheersovereenkomst, vermeld in artikel 7;c) ten behoeve van het departement RWO, het inhoudelijk en administratief voorbereiden en volgen, op basis van de eigen beheersgegevens en van de inventarisgegegevens van het intern verzelfstandigde agentschap VIOE, van de dossiers over de voorlopige en definitieve bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, archeologische monumenten en zones, landschappen en varend erfgoed en over de voorlopige en definitieve aanwijzing van ankerplaatsen;3° kennisbeheer, informatieverstrekking en sensibilisering met betrekking tot alle hiervoor omschreven taken;4° de voortgangscontrole van voorwaarden of verbintenissen overeenkomstig de regelgeving, vermeld in 1°, k), en 2°, b), alsook het organiseren van de terugbetaling van de subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen, als de begunstigde de voorwaarden of verbintenissen niet naleeft.

Art. 4.De verrichtingen inzake de volgende aangelegenheden behoren niet tot de bevoegdheid van het agentschap : 1° het voorbereiden of opmaken van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en stedenbouwkundige verordeningen en van het grondbeleidsplan;2° het begeleiden van, adviseren over en goedkeuren van provinciale ruimtelijke structuurplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen en stedenbouwkundige verordeningen;3° het evalueren en eventueel beroep aantekenen tegen beslissingen van de bestendige deputatie over aanvragen voor planologische attesten;4° het voorbereiden van de beslissingen van de Vlaamse Regering over : a) de schorsing van stedenbouwkundige vergunningen of verkavelingsvergunningen;b) het beroep ivm de behandeling van aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen en planologische attesten, de goedkeuring van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en de registratie van leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten;c) het bezwaar met betrekking tot de niet-registratie van leegstaande of verwaarloosde bedrijfsruimten;5° de invordering van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen, toegekend op grond van de regelgeving inzake ruimtelijkeordening en onroerend erfgoed, ten laste van de begunstigden die de voorwaarden waaronder ze werden verleend niet naleven of die ze niet aanwenden voor de doeleinden waarvoor ze werden verleend;6° het verstrekken van de hierna vermelde subsidies, toelagen, premies, vergoedingen of tegemoetkomingen : a) subsidies aan organisaties die bijdragen tot de doorwerking van de opties van het ruimtelijk beleid;b) subsidie aan de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning;c) subsidie voor de toekenning van een jaarlijkse monumentenprijs;d) subsidies voor intergewestelijke en internationale grensoverschrijdende projecten, de cofinanciering van communautaire initiatieven inzake ruimtelijke ordening en de gewestbijdrage aan de Unesco-conventie voor het werelderfgoed;e) subsidies aan strategische projecten in het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen;f) subsidies voor het toekennen van de jaarlijkse ruimtelijke-planningsprijs en de VRP-eindwerkprijs;g) tegemoetkoming aan de provincies voor de ontwikkeling van een registratiemethode voor de grond- en pandenbank;h) planschadevergoedingen;i) herverdeling van de planbatenheffingen voor de provincies en de gemeenten.7° de voorlopige en definitieve bescherming en de opheffing of wijziging van de bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, archeologische monumenten en zones, landschappen en varend erfgoed overeenkomstig het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg en het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed;8° de voorlopige en definitieve aanwijzing van ankerplaatsen en de opheffing of wijziging ervan overeenkomstig het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg.

Art. 5.De concretisering van de wijze waarop het agentschap zijn taken moet vervullen, met strategische en operationele doelstellingen, wordt geregeld in de beheersovereenkomst, vermeld in artikel 7.

Overeenkomstig artikel 9, § 11, 1°, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, regelt de beheersovereenkomst de concretisering van de kwalitatieve en kwantitatieve wijze waarop het agentschap zijn taken moet vervullen, met strategische en operationele doelstellingen, beschreven aan de hand van meetbare criteria.

Art. 6.Bij het uitoefenen van zijn missie en taken treedt het agentschap op namens de rechtspersoon Vlaamse Gemeenschap of Vlaams Gewest, naar gelang van het geval. HOOFDSTUK II. - Aansturing en leiding van het agentschap

Art. 7.Het agentschap ressorteert onder het hiërarchische gezag van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, stuurt het agentschap aan, inzonderheid via de beheersovereenkomst.

Het hoofd van het agentschap is belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het agentschap, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie en subdelegatie van die bevoegdheid. HOOFDSTUK III. - Delegatie van beslissingsbevoegdheden

Art. 8.§ 1. Met toepassing van artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid en in afwijking van artikel 10 van hetzelfde besluit moet het hoofd van het agentschap, bij de indeling in subentiteiten en de vaststelling van het organogram van het agentschap, alle in artikel 3 opgenomen taken die betrekking hebben op het onroerend erfgoed, in één herkenbare subentiteit onderbrengen. § 2. Met toepassing van artikel 18 van het in § 1 vermelde besluit en onverminderd de mogelijkheid tot subdelegatie met toepassing van artikel 19 van hetzelfde besluit, worden aan het hoofd van het agentschap de volgende aanvullende en specifieke delegaties verleend : 1° advies te verstrekken en attesten uit te reiken namens de Vlaamse Regering, ter uitvoering van artikel 104, 8°, van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, in verband met de aftrek van uitgaven voor onderhoud en restauratie van beschermd onroerend erfgoed;2° te beslissen over het in erfpacht geven van beschermd onroerend erfgoed dat tot het private domein van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest behoort, met het oog op het behoud ervan en de vrijwaring van verval of beschadiging;3° gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaren als vermeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening aan te stellen en hun werkingsgebied vast te stellen;4° te beslissen om over te gaan tot onteigening ten algemenen nutte van beschermd onroerend erfgoed overeenkomstig artikel 4 van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen en artikel 34 van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, met dien verstande dat de minister, bevoegd voor de monumenten en landschappen de noodzakelijkheid van de verkrijging namens het Vlaamse Gewest geval per geval beoordeelt en een machtiging tot onteigening dient te verlenen;5° het uitvoeren van een opgraving tot algemeen nut te verklaren en alle eruit volgende maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 7 van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium;6° bindende en niet-bindende adviezen te verlenen aan de vergunningverlenende overheden overeenkomstig de regelgeving terzake;7° adviezen te verlenen aan de overheid die belast is met of het initiatief neemt tot de opmaak van ruimtelijke structuur- en uitvoeringsplannen en van plannen van aanleg overeenkomstig de regelgeving terzake;8° namens de Vlaamse Regering machtigingen, toestemmingen of vergunningen te verlenen voor de uitvoering van werkzaamheden binnen of aan beschermd onroerend erfgoed met toepassing van de regelgeving inzake onroerend erfgoed;9° alle in de beheersovereenkomst nominatief opgenomen gereglementeerde en niet-gereglementeerde subsidies te verlenen binnen het daartoe ter beschikking gestelde budget. § 3. Het hoofd van het agentschap wordt aangesteld als gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar als vermeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening voor het volledige grondgebied van het Vlaamse Gewest. HOOFDSTUK IV. - Controle, voortgangscontrole en toezicht

Art. 9.Met behoud van de toepassing van artikelen 9, 33 en 34 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003 met betrekking tot informatieverstrekking, rapportering, interne controle en interne audit, is de Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, verantwoordelijk voor de voortgangscontrole van en het toezicht op het agentschap.

Hij kan op ieder ogenblik aan het hoofd van het agentschap informatie, rapportering en verantwoording vragen over bepaalde aangelegenheden, zowel op geaggregeerd niveau als op het niveau van individuele onderwerpen en dossiers. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 10.Het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid RWO-Vlaanderen wordt ingetrokken.

Art. 11.Hoofdstuk V treedt in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit. De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop de overige bepalingen van dit besluit in werking treden.

Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 november 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN

^