Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 13 juni 2003
gepubliceerd op 16 september 2003

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003200773
pub.
16/09/2003
prom.
13/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/13/2003200773/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JUNI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw-, en zeevisserijproducten, laatst gewijzigd bij de wet van 22 februari 2001;

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2028/2002;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1392/2001 van de Commissie van 9 juli 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten;

Gelet op het akkoord van 15 juli 2002 in de Interministeriële Conferentie Landbouw inzake de uitvoering van de overdracht aan de gewesten van de bevoegdheden van de landbouwpolitiek en specifiek inzake de toepassingsvoorwaarden voor de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid - dat de continuïteit van de openbare dienstverlening gewaarborgd moet worden, met naleving van de verplichtingen opgelegd door de Europese regelgeving op het vlak van landbouw; - dat er in boetes is voorzien bij niet-naleving van de termijnen die zijn opgelegd bij de Europese regelgeving om de betrokken premies te storten aan de producenten of in geval van vertraging in het toepasselijk maken van de betrokken regelgevingen of indien zij slecht worden toegepast; - dat het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten op 7 april 2003 is gepubliceerd en de toepassingsvoorwaarden voor de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten voor het Waalse gewest heeft geregeld; - dat zonder uitstel de herverdeling van de referentiehoeveelheden zodanig geregeld moet worden zodat de waarde van die referentiehoeveelheden, alsmede van de speculaties terzake, teruggedrongen wordt en dat die regelgeving toegepast dient te worden op de periode van twaalf maanden die aanving op 1 april 2002 om aldus speculatie en omzeiling van de wetgeving onmogelijk te maken aangezien het Besluit van de Waalse Regering betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten op 7 april 2003 reeds werd gepubliceerd; - dat bovendien vanaf het tijdvak 2003-2004 dat begint op 1 april 2003 referentiehoeveelheden (melkquota) tijdelijk of definitief niet langer mogen worden overgedragen tussen producenten waarvan de melkproductie-eenheden tot twee verschillende zones behoren, dat vanaf het tijdvak 2003-2004 dat begint op 1 april 2003 niet langer melk mag worden geproduceerd in een andere zone dan deze waartoe de referentiehoeveelheid (het melkquotum) behoort, dat voor instellingen voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijsinstellingen voor het tijdvak 2003-2004 een nieuw systeem van toepassing is en aangezien het tijdvak aanvangt op 1 april 2003 moeten zij zo snel mogelijk op de hoogte gebracht worden van het aan hen toegekende quotum teneinde hun productie voor 2003-2004 te kunnen plannen, dat de herverdeling van referentiehoeveelheden via het systeem van het 'quotumfonds' zal plaatsvinden in april 2003 waarna de betrokken producenten schriftelijk worden verzocht de vergoeding hiervoor te betalen, dat dossiers die betrekking hebben op overdrachten van quota die ingang hebben op 1 april 2003 en die beïnvloed worden door de actualisatie van de historische referentiehoeveelheden ( foto 2002 i.p.v. foto 93), niet kunnen worden uitgevoerd;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 6 mei 2003 en 8 mei 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1o de extra heffing: de extra heffing ten laste van de producent van koemelk op de leveringen van melk of andere zuivelproducten aan een koper en op de rechtstreekse verkopen van deze producten aan de eindverbruiker, bedoeld bij Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten; 2o het tijdvak: het tijdvak van twaalf maanden dat van toepassing is op de extra heffing lopende van 1 april tot 31 maart van het volgende jaar; 3o de minister : de minister, bevoegd voor het landbouwbeleid; 4o het ministerie : het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; 5o het bestuur : het bestuur dat bij het ministerie in kwestie belast is met het beheer van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten; 6o de producent : de landbouwuitbater, natuurlijke persoon of rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen of rechtspersonen of van beide, die op een autonome manier voor eigen profijt en rekening een bedrijf beheert en die uit dien hoofde, rechtstreeks melk of andere zuivelproducten aan de eindverbruiker verkoopt of die ze levert aan een koper; 7o landbouwer in hoofdberoep : a) hetzij de natuurlijke persoon die zelf het landbouwbedrijf uitbaat, die uit zijn bedrijf een nettobelastbaar inkomen verwerft dat meer dan 50 % bedraagt van het nettobelastbaar bedrag van zijn totale inkomen en die aan werkzaamheden buiten het bedrijf minder dan 50 % van zijn totale arbeidsduur besteedt;b) hetzij de rechtspersoon waarvan de statuten de uitbating van een landbouwbedrijf en de verhandeling van de hoofdzakelijk op dit bedrijf voortgebrachte producten tot voorwerp hebben.Deze rechtspersoon moet daarenboven voldoen aan volgende voorwaarden : 1) opgericht zijn in de vorm van een landbouwvennootschap als bedoeld bij de wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen of 2) opgericht zijn in één van de vormen bedoeld in het Wetboek van koophandel, boek I, titel IX, sectie I, artikel 2, en bovendien voldoen aan de volgende voorwaarden : a.opgericht zijn voor een duur van ten minste 20 jaar; b. de aandelen of de deelbewijzen van de vennootschap moeten op naam zijn;c. de aandelen of deelbewijzen van de vennootschap moeten voor ten minste 51 % toebehoren aan de bestuurders of zaakvoerders;d. de bestuurders of zaakvoerders van de vennootschap moeten onder de vennoten worden aangewezen;e. de bestuurders of zaakvoerders van de vennootschap moeten meer dan 50 % van hun tijd besteden aan landbouwwerkzaamheden in de vennootschap en meer dan 50 % van het nettobelastbaar bedrag van hun totale inkomen uit die activiteit halen;c) hetzij de groepering van natuurlijke personen of rechtspersonen of van beide waarin al de natuurlijke personen meer dan 50 % van hun totale arbeidsduur aan landbouwwerkzaamheden in de groepering besteden en uit die werkzaamheden meer dan 50 % van het nettobelastbaar bedrag van hun totale inkomen halen, en waarin al de rechtspersonen de onder punt 7o, b) vermelde voorwaarden vervullen en meer dan 50 % van hun werkzaamheden aan de landbouwwerkzaamheden van de groepering besteden;d) hetzij een groepering van natuurlijke personen, samengesteld uit twee echtgenoten waarvan alleen een van beiden voldoet aan de onder punt 7o, a) vastgelegde voorwaarden; 8o levering : iedere levering van melk of van andere zuivelproducten, vervoerd door de producent, de koper, de onderneming die deze producten behandelt of verwerkt, of door een derde; 9o rechtstreekse verkoop aan de consument : de melk of zuivelproducten, omgezet in melkequivalent, verkocht of gratis overdragen zonder tussenkomst van een onderneming die melk of andere zuivelproducten behandelt of verwerkt; 10o de melkproductie-eenheid : het geheel van de functioneel samenhangende middelen, door de producent uitgebaat voor de productie van melk omvattend, voor zijn exclusief gebruik, de melkveestal, de voor de melkproductie gebruikte gronden, de melkinstallatie, de melkkoeien, de voedervoorraden en de melkkoeltank of de melkkruiken.

Het adres van de melkinstallaties, van waaruit gedurende de maand maart 2002 de leveringen en/of de rechtstreekse verkopen gebeurden, of bij gebrek daaraan, de laatste leveringen en/of rechtstreekse verkopen van het tijdvak 2001-2002, die door het bestuur geboekt werden, bepaalt het adres van de melkproductie-eenheid, dat gelegen moet zijn in het Vlaamse Gewest; 11o het bedrijf : het geheel van de door de producent beheerde en uitgebate melkproductie-eenheden; 12o naburige oude gemeenten : de oude gemeenten vóór de fusie van de gemeenten, gerealiseerd bij de wet van 30 december 1975, waarvan het centrum gelegen is binnen een straal van 30 kilometer van het centrum van de oude gemeente waar de installaties van de melkproductie-eenheid gelegen zijn, alsook de dichtst bijgelegen oude gemeenten die, indien nodig, toegevoegd moeten worden tot de oppervlakte van een cirkel met een straal van 30 kilometer bereikt wordt; 13o de koper : de koper zoals gedefinieerd in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3950/92. Iedere koper, waarvan de maatschappelijke zetel gelegen is in het Vlaamse Gewest, moet erkend worden door het bestuur, overeenkomstig de bepalingen van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1392/2001;. 14o overname van een bedrijf : overdracht van het geheel van de melkproductie-eenheden van één bedrijf, met inbegrip van de overeenkomende referentiehoeveelheden zoals geboekt door het bestuur op 31 maart 2002, onder de volgende voorwaarden : a) de overname van de referentiehoeveelheden heeft geen enkele cumul van referentiehoeveelheden in hoofde van de overnemer als gevolg.b) de melkproductie door de overnemer mag slechts gebeuren op het overgenomen bedrijf.Evenwel, in geval van overname door een bloed- of aanverwant in de eerste graad in neergaande lijn met de overlater en voor zover de producent geen andere gronden uitbaat voor de melkproductie, dan de gronden die deel uitmaakten van het overgenomen bedrijf, behoudt de overnemer zijn referentiehoeveelheid, indien hij één keer gedurende een periode van negen jaar vanaf de datum van de overdracht van de referentiehoeveelheid, een andere melkproductie-eenheid overneemt, op voorwaarde dat hij slechts melk produceert vanuit deze productie-eenheid, zonder afbreuk te doen aan artikel 5, 9 en 10 van dit besluit. In dit geval, moet de producent voldoen aan de voorwaarden opgesomd in punt 15o, a), van dit artikel; c) het als dusdanig overgenomen bedrijf moet daadwerkelijk uitgebaat worden voor de productie van melk gedurende ten minste negen jaar vanaf de datum van de overdracht van de referentiehoeveelheid, behalve indien de totale referentiehoeveelheid wordt vrijgemaakt.Tijdens deze periode mag dit bedrijf in zijn geheel of gedeeltelijk niet worden ontmanteld noch verhuisd. d) Onverminderd de toepassing van punt b, tweede lid, mag gedurende deze periode van negen jaar de overnemer slechts het gehele bedrijf of een gedeelte ervan overdragen aan een andere producent, voor zover deze laatste op zijn beurt aan dezelfde voorwaarden voldoet als zijn overlater, gedurende een nieuwe periode van negen jaar, zich ertoe verbindt dezelfde verplichtingen na te leven als zijn overlater, en zijn bloed- of aanverwant in de eerste graad is.De verplichting van bloed- of aanverwantschap in de eerste graad geldt niet : 1) wanneer de producent-overnemer ingevolge een erfenis een overdracht van het bedrijf dat betrokken is bij de erfenis uitvoert als overlater;2) wanneer de overnemer als natuurlijke persoon, het hele bedrijf overlaat aan een landbouwvennootschap waarvan hij de enige beherende vennoot is;e) gedurende deze zelfde periode kan de overnemer geen andere melkproductie-eenheden uitbaten, met uitzondering van de gronden voor de melkproductie, dan deze die deel uitmaakten van het overgenomen bedrijf, onverminderd de toepassing van punt b, tweede lid; f) wanneer de producent-overlater één natuurlijke persoon of een groepering van echtgenoten is en wanneer de producent-overnemer, bestaande uit één natuurlijke persoon of een groepering van echtgenoten zoals gedefinieerd in artikel 1,7o, d, bloed- of aanverwant in de eerste graad in neergaande lijn is van de overlater, worden de maximale referentiehoeveelheden, die overgelaten kunnen worden per hectare voor de melkproductie, aangepast op basis van de totale oppervlakte die overgelaten kan worden zonder evenwel 50.000 liter per hectare te overschrijden. Enkel de verwijzing naar de gronden, gelegen in België, op de oppervlakteaangifte van de overlater en die betrekking heeft op het jaar dat voorafgaat aan het lopende tijdvak, zal in aanmerking worden genomen om de totale over te laten oppervlakte te bepalen. Enkel de op 31 maart 1985 in hoofde van de producent-overlater beschikbare referentiehoeveelheden maken het voorwerp uit van deze aanpassing. De producent-overlater heeft, sedert 1 april 1985, een referentiehoeveelheid die groter is dan 20.000 liter per hectare gronden uitgebaat in België; g) indien de overname voortvloeit uit een nalatenschap kunnen de overlevende echtgenoot of echtgenote of de overlevende natuurlijke personen van een groepering het bedrijf overnemen zonder te moeten voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven in de alinea's b) tot en met e), maar moeten ze wel alle verplichtingen verder zetten die de overlater moest naleven. Evenwel kan de overdracht van gronden van het bedrijf gedeeltelijk zijn voor zover eveneens de volgende voorwaarden zijn vervuld : a) de producent-overlater is een groepering van natuurlijke personen die onderling verwant zijn in een zijtak in de tweede graad en de producent-overnemer is een van de leden van deze groepering;b) de rest van de gronden wordt op dezelfde datum overdragen aan het andere lid van de groepering die een oprichting uitvoert; 15o Oprichting van een bedrijf : a) overdracht van gronden van een bedrijf, met inbegrip van zijn referentiehoeveelheden zoals op 31 maart 2002 geboekt door het bestuur, naar een overnemer die over productiemiddelen beschikt voor de melkproductie die gedurende de laatste vijf jaar geen deel hebben uitgemaakt van een bedrijf en die gedurende de laatste vijf jaar geen deel hebben uitgemaakt van een productie-eenheid, beheerd door een melkproducent, onder de volgende voorwaarden : 1) de overname van de referentiehoeveelheden heeft geen enkele cumul van referentiehoeveelheden in hoofde van de overnemer tot gevolg;2) de melkproductie door de overnemer mag slechts op het opgerichte bedrijf gebeuren;3) het als dusdanig opgerichte bedrijf moet daadwerkelijk uitgebaat worden voor de melkproductie gedurende minstens negen jaar vanaf de datum van de overdracht van de referentiehoeveelheid, behalve indien de totale referentiehoeveelheid wordt vrijgemaakt.Tijdens deze periode mag dit bedrijf in zijn geheel of gedeeltelijk niet worden ontmanteld noch verhuisd; 4) behoudens in geval van overmacht, mag de overnemer, tijdens deze periode van negen jaar, het gehele bedrijf of een gedeelte ervan niet aan een andere producent overlaten;5) gedurende deze periode van negen jaar mag de overnemer geen andere productie-eenheden uitbaten, noch andere gronden voor de melkproductie, dan de gronden die deel uitmaakten van het opgerichte bedrijf; Evenwel kan de overdracht van gronden van het bedrijf gedeeltelijk zijn voor zover de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1) de voorwaarden van artikel 1.14, tweede lid zijn vervuld; 2) de rest van het bedrijf is op dezelfde datum het voorwerp van een overname overeenkomstig artikel 1.14; 3) gedurende de periode van negen jaar vanaf de datum van overdracht van de referentiehoeveelheid kan de overnemer geen andere melkproductie-eenheden uitbaten, met uitzondering van de gronden voor de melkproductie, dan de gronden die deel uitmaakten van het opgerichte bedrijf;b) overdracht van hetzij de stal voor de melkkoeien, hetzij de melkinstallatie, hetzij beide, die deel uitmaken van een melkbedrijf, naar een andere producent, onder de volgende voorwaarden : 1) de productie van melk door de overnemer mag slechts gebeuren op het opgerichte bedrijf;2) het als dusdanig opgerichte bedrijf moet daadwerkelijk worden uitgebaat voor de melkproductie gedurende ten minste negen jaar vanaf de datum van de overdracht van die productiemiddelen;3) behoudens in geval van overmacht, mag de overnemer, tijdens deze periode van negen jaar, het gehele bedrijf of een gedeelte ervan niet aan een andere producent overlaten;4) gedurende deze periode van negen jaar mag de overnemer geen andere productie-eenheid noch andere voor de melkproductie gebruikte gronden uitbaten dan de gronden die deel uitmaken van het opgerichte bedrijf. 16o oppervlakteaangifte : de oppervlakteaangifte, bepaald in het ministerieel besluit van 20 december 2001 houdende toepassing van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot invoering van een steunmaatregel voor de producenten van bepaalde akkerbouwgewassen.

Art. 2.De individuele referentiehoeveelheden die beschikbaar zijn op het bedrijf voor leveringen of rechtstreekse verkopen zijn de op 31 maart van het vorig tijdvak beschikbare hoeveelheden.

De representatieve vetgehaltes die in aanmerking moeten worden genomen en de equivalentiecoëfficiënten die moeten worden gebruikt om de zuivelproducten om te zetten in liter volle melk worden vastgelegd in de bijlage van dit besluit.

Art. 3.§ 1. Om rekening te houden met veranderingen die de leveringen of de rechtstreekse verkopen van de producent beïnvloeden, kan hij een deugdelijk gemotiveerd verzoek indienen om voor de duur van het tijdvak of definitief een verhoging of vaststelling te verkrijgen van een van zijn referentiehoeveelheden, tegen overeenkomstige verlaging of opheffing van de andere referentiehoeveelheid. Dit verzoek moet met aangetekende brief bij het bestuur ingediend worden via het typeformulier dat beschikbaar is op het bestuur. De termijn voor het indienen van dit verzoek wordt, behoudens in geval van toepassing van artikel 13, als volgt bepaald : 1o ten laatste op 31 juli van het eerste tijdvak betrokken door deze wijziging, indien het gaat om een verzoek voor het verkrijgen van een definitieve wijziging of de definitieve bepaling van referentiehoeveelheden 2o ten laatste op 30 april van het tijdvak dat volgt op het tijdvak betrokken door deze wijziging, indien het gaat om een verzoek voor een tijdelijke wijziging of de tijdelijke bepaling van referentiehoeveelheden. § 2. De producent die binnen een tijdvak een referentiehoeveelheid tijdelijk heeft overgelaten, ofwel voor leveringen ofwel voor rechtstreekse verkopen, verliest voor dit tijdvak het recht op een verhoging of op een tijdelijke bepaling van de referentiehoeveelheid die het voorwerp uitmaakte van de overdracht.

Art. 4.§ 1. De producent kan het gedeelte van zijn referentiehoeveelheid voor leveringen of van zijn referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkopen, dat hijzelf niet wil gebruiken, voor de duur van het tijdvak tijdelijk overdragen aan andere producenten. § 2. Deze overeenkomsten van tijdelijke overdracht van referentiehoeveelheden moeten gesloten worden via een typeformulier dat beschikbaar is op het bestuur of bij de koper. Ze mogen slechts in aanmerking genomen worden indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1o een producent mag de referentiehoeveelheden tijdelijk overdragen voor dewelke hij als overlater en tijdens hetzelfde tijdvak, een aanvraag heeft ingediend, ofwel voor definitieve vrijmaking zoals bepaald in artikel 15, § 1, 4o ofwel voor overdracht zoals bepaald in artikel 5. In dit laatste geval kan de referentiehoeveelheid alleen tijdelijk worden overgelaten aan de producent-overnemer aan wie de referentiehoeveelheid definitief zal worden overgedragen krachtens artikel 5. Als een producent tijdens hetzelfde tijdvak geen aanvraag voor definitieve vrijmaking heeft ingediend van een referentiehoeveelheid zoals bepaald in artikel 15, § 1, 4o, of voor overdracht zoals bepaald in artikel 5, is de totale hoeveelheid die hij kan overlaten op basis van een overeenkomst voor tijdelijke overdracht beperkt tot 20.000 liter, behalve in geval van overmacht; 2o de totale hoeveelheid die een producent mag overnemen op basis van overeenkomsten van tijdelijke overdracht wordt beperkt tot 20.000 liter. Deze beperking is niet van toepassing indien de totale referentiehoeveelheid, die via tijdelijke overdracht wordt overgenomen, een referentiehoeveelheid betreft die definitief overgenomen zal worden krachtens artikel 5; 3o voor de op basis van overeenkomsten voor tijdelijke overdracht overgenomen hoeveelheden kan de overnemer geen aanvraag indienen zoals bedoeld in artikel 3. § 3. Om ontvankelijk te zijn moeten de in § 1 bedoelde overeenkomsten uiterlijk op 30 november van het tijdvak in kwestie per aangetekende brief worden gestuurd naar het bestuur.

Art. 5.Onverminderd de bepalingen in artikel 15 worden in geval van gehele of gedeeltelijke overdracht van een bedrijf aan een andere producent door vererving, uit kracht van een akte waarbij de eigendom of het vruchtgebruik van onroerende goederen overgedragen of aangewezen wordt, alsook in geval van een akte van pacht, onderpacht of overdracht van pacht, en in geval van samenvoeging van bedrijven door twee of meer producenten, en in geval van wijziging van de beherend vennoot van een landbouwvennootschap de overeenkomstige referentiehoeveelheden overgedragen binnen de beperkingen en volgens de voorwaarden vastgesteld als volgt : 1o de overgedragen referentiehoeveelheid mag niet hoger zijn dan 20.000 liter per hectare grond voor de melkproductie. De producent-overlater bepaalt de gronden voor de melkproductie die gelegen moeten zijn op het grondgebied van de oude gemeente waar de installaties van de productie-eenheid, waarvan ze deel uitmaken, gelegen zijn en van waaruit per 31 maart 2002 de leveringen en/of rechtstreekse verkopen gebeurden die door het bestuur geboekt werden op basis van de over te dragen referentiehoeveelheid, of op het grondgebied van een oude naburige gemeente. De verantwoordingsdocumenten van de overdracht van de gronden moeten voorzien zijn van de door de respectievelijke gemeentelijke overheden voor eensluidend verklaarde handtekeningen; 2o De producent-overnemer moet de overgenomen gronden voor de melkproductie gedurende minstens negen jaar uitbaten vanaf de datum van de overname van de referentiehoeveelheid, behoudens in geval van overmacht, in geval van toepassing van artikel 1, 14o, g) of in geval van toepassing van artikel 1,14o binnen de periode van negen jaar en voor zover de betreffende producent een bloed- of aanverwant is in de eerste graad in neergaande lijn met de overlater. Dit bewijs van het uitbaten van de gronden moet jaarlijks worden geleverd aan de hand van de oppervlakteaangifte. Indien conform de beschikkingen van artikel 1, punt 14, een bedrijf wordt overgenomen door een andere producent, moet deze laatste eveneens, voor de gronden die na 1 april 1996 het voorwerp van een aanvraag tot overdracht hebben uitgemaakt, dezelfde verplichtingen naleven als zijn overlater gedurende een nieuwe periode van negen jaar; 3o De producent-overlater mag gedurende het lopende tijdvak en de twee volgende tijdvakken geen overdracht van referentiehoeveelheid uitvoeren als overnemer, behoudens in de volgende gevallen : a) de producent-overlater heeft zijn gehele bedrijf, bestaande uit één productie-eenheid, overgelaten, samen met de volledige referentiehoeveelheid aan een producent die dit bedrijf overneemt, zoals gedefinieerd in artikel 1, 14o en diezelfde producent-overlater neemt een ander bedrijf over, zoals gedefinieerd in artikel 1, 14o. Dit andere bedrijf mag noch de stal, noch de gronden noch de melkinstallatie omvatten die eerder werden overgelaten door de overnemer; b) de producent-overlater heeft een aanvraag ingediend voor vrijmaking van zijn totale referentiehoeveelheid op basis van de bepalingen van artikel 15. 4o De producent-overlater moet het bewijs leveren dat hij tijdens de twee voorgaande tijdvakken melk heeft geleverd en/of rechtstreeks verkocht, behoudens gevallen van overmacht of wanneer de overdracht geen enkele cumul van referentiehoeveelheden teweegbrengt in hoofde van de producent-overnemer en wanneer deze laatste landbouwer in hoofdberoep is. 5o Onverminderd de bijzondere voorwaarden, bepaald in artikel 1, 14o en 15o mag de producent-overnemer gedurende het lopende tijdvak en de twee volgende tijdvakken geen referentiehoeveelheid overdragen als overlater, behoudens onder de volgende voorwaarden : a) in geval van overmacht;b) in geval van verkoop of vererving van de gronden voor de melkproductie;c) als de overlater en de overnemer bloed- of aanverwant zijn in de eerste graad;d) als de overdracht geen enkele cumul van referentiehoeveelheden teweegbrengt in hoofde van de producent-overnemer die landbouwer in hoofdberoep is. 6o De producent-overlater mag na 1 april 1996 geen nieuwe melkinstallatie en/of nieuwe stal voor melkkoeien hebben opgericht op een grond die sinds 1 april 1996 niet op ononderbroken wijze deel heeft uitgemaakt van zijn bedrijf. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de overnemer bloed- of aanverwant is in de eerste graad met de overlater in neergaande lijn en wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn : a) een aanvraag tot verhuizing van installaties voor productie, leveringen of rechtstreekse verkopen (stallen en/of melkinstallatie en/of koeltanks) op het grondgebied van de oude gemeente waar de installaties van de betreffende productie-eenheid gelegen zijn of op het grondgebied van een naburige oude gemeente, werd, voorafgaand aan de overdracht van de referentiehoeveelheden, door de overlater ingediend bij het bestuur;b) het motief voor toelating van verhuizing is uitsluitend de weigering van bouw- of uitbatingsvergunning meegedeeld door de bevoegde overheid.

Art. 6.§ 1. Bij gehele of gedeeltelijke overdracht van een bedrijf omdat de verpachter de pacht opgezegd heeft aan de producent, en voor zover hij voor de vrederechter geldigverklaring verkregen heeft, behoudens indien de opzegging gedaan wordt op grond van artikel 7, 6o, 7o en 8o, van de wet van 4 november 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving betreffende het recht van voorverkoop ten gunste van huurders van landeigendommen, laatst gewijzigd door de wet van 7 november 1988, en indien de producent de melkproductie verder zet op een melkproductie-eenheid zonder afbreuk te doen aan artikel 5, 9 en 10 van dit besluit, behoudt deze laatste een gedeelte of zijn gehele referentiehoeveelheid op voorwaarde dat de som van de behouden referentiehoeveelheid en de referentiehoeveelheid die overeenstemt met het bedrijf dat hij overneemt, niet groter is dan de referentiehoeveelheid waarover hij vóór het verstrijken van de pachtovereenkomst beschikte. § 2. Voor de toepassing van deze regel wordt verstaan onder gedeeltelijke overdracht : 1o een opzeg van het geheel van de stallen en de melkinstallatie van de melkproductie-eenheid; 2o een opzeg van gronden die voor gevolg heeft dat de door de producent behouden oppervlakte zodanig verminderd wordt dat de referentiehoeveelheid per hectare groter wordt dan 10.000 liter; deze oppervlakte wordt bepaald op basis van de oppervlakteaangifte van de producent; 3o een combinatie van 1o en 2o. § 1 is van toepassing in geval van onteigening.

Art. 7.Als gronden van de producent-overlater met hypotheek bezwaard zijn en de hypothecaire schuldeiser met een aangetekende brief zijn schuldenaar en het bestuur ter kennis heeft gebracht dat hij zich verzet tegen iedere overdracht van referentiehoeveelheid per hectare groter dan de gemiddelde referentiehoeveelheid per hectare van gronden waarvan de producent het genot heeft, dan mag de referentiehoeveelheid per overgelaten hectare niet groter zijn dan de gemiddelde referentiehoeveelheid.

Het verzet is alleen geldig indien het voorafgegaan wordt door de betekening van een exploot van beslag op onroerende grond of van een exploot van bevel als bedoeld bij het artikel 1564 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 8.Ingeval van gedwongen uitwinning van een bedrijf wordt de referentiehoeveelheid overgedragen aan de producent, bedoeld in artikel 1, 14o en 15o.

Zo niet, wordt de referentiehoeveelheid verdeeld tussen de producenten in evenredigheid met de oppervlakten waarvan het genot door hen wordt overgenomen of bewaard.

Deze producenten mogen echter een overeenkomst sluiten waarin een andere verdeling wordt vastgesteld op voorwaarde dat de referentiehoeveelheid per hectare niet hoger is dan 20.000 liter.

Art. 9.§ 1. De referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken of uitgemaakt hebben van een overdracht als bedoeld in artikel 5 en 13 en die buiten het geval van overname of oprichting van een bedrijf vallen, worden verminderd met 90 % wanneer de overdracht gebeurt tussen producenten die noch bloedverwant noch aanverwant in de eerste graad zijn. § 2. Tussen de overlater en de producent-overnemer bestaat een bloed- of aanverwantschap in de eerste graad : 1o als de producent-overnemer een landbouwvennootschap vertegenwoordigt. In dat geval gelden de volgende voorwaarden : a) het bloed- of aanverwantschap tussen overlater en producent-overnemer bestaat ten minste in hoofde van een van de beherende vennoten die in de oprichtingsakte van de landbouwvennootschap werden benoemd of zonder onderbreking gedurende de negen voorgaande tijdvakken de hoedanigheid van beheerder van deze landbouwvennootschap hebben.b) Alle beherende vennoten, bedoeld in a), moeten onderling bloed- of aanverwanten in de eerste graad of bloedverwanten in een zijtak in de tweede graad zijn; 2o als de producent-overnemer een groepering van natuurlijke personen is/vertegenwoordigt.

In dat geval bestaat het bloed- of aanverwantschap tussen overlater en producent-overnemer ten minste in hoofde van een van de natuurlijke personen van de groepering. De leden van deze groepering voldoen aan een van de volgende voorwaarden : a) alle natuurlijke personen van de groepering zijn onderling bloed- of aanverwanten in de eerste graad of bloedverwanten in een zijtak in de tweede graad b) als de groepering uit twee echtgenoten bestaat, moet de producent-overlater één natuurlijke persoon of een groepering van natuurlijke personen van twee echtgenoten zijn. Als de overlater of de producent-overnemer een andere rechtspersoon is dan de landbouwvennootschap, of een groepering van rechtspersonen of van rechtspersonen en natuurlijke personen, dan is aan de vereiste van bloed-of aanverwantschap niet voldaan. § 3. De referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken of uitgemaakt hebben van een overdracht worden in de volgende gevallen verminderd met 90 % : 1o de producent-overnemer is, behalve in geval van toepassing van artikel 1, 14o, g), een natuurlijke persoon die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt op 1 april van het volgende tijdvak en die gedurende de drie voorgaande tijdvakken niet ononderbroken landbouwer in hoofdberoep is geweest; 2o de producent-overnemer is, behalve in geval van toepassing van artikel 1, 14o, g), een groepering van natuurlijke personen of een landbouwvennootschap waarvan een van de personen of een van de beherende vennoten de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt op 1 april van het volgende tijdvak en die gedurende de drie voorgaande tijdvakken niet ononderbroken landbouwer in hoofdberoep is geweest; 3o de overdracht gebeurt met toepassing van artikel 8, tweede lid; 4o de producent-overnemer blijft in gebreke om het bewijs te leveren van zijn hoedanigheid als landbouwer in hoofdberoep gedurende heel de duur van het jaar van de uitwerking van de overdracht of, in geval van beginnende activiteit, gedurende heel de duur van het volgende burgerlijk jaar. Deze bepaling is niet van toepassing in het geval van overdracht van een bedrijf krachtens artikel 1, 14o, g) of in het geval van overdracht van een bedrijf of van een gedeelte ervan tussen echtgenoten of tussen bloed- of aanverwanten in de eerste graad, en voor zover de producent-overnemer slechts uit één natuurlijke persoon bestaat; 5o het geheel van het bedrijf van de producent-overnemer evenals de overgedragen grond zijn niet gelegen op het grondgebied van de oude gemeente waar de installaties van de productie-eenheid zich bevonden van waaruit per 31 maart 2002 de leveringen en/of de rechtstreekse verkopen gebeurden die door het bestuur op de over te dragen referentiehoeveelheid geboekt werden, of op het grondgebied van een naburige oude gemeente. De vermindering wordt eveneens toegepast indien de overgedragen gronden niet gelegen zijn op het grondgebied van de oude gemeente waar de melkinstallatie en/of de stal van de productie-eenheid van de overnemer zich bevinden, of op het grondgebied van een naburige oude gemeente. Evenwel, wanneer het geheel van het bedrijf van de producent-overnemer uit één productie-eenheid bestaat en gelegen is op het grondgebied van de oude gemeente waar de installaties van deze productie-eenheid gelegen zijn, of op het grondgebied van een naburige oude gemeente, is de vermindering niet van toepassing indien de productie-eenheid van waaruit per 31 maart 2002 de leveringen en/of rechtstreekse verkopen gebeurden die door het bestuur geboekt werden op de over te dragen referentiehoeveelheid, gelegen is op het grondgebied van de oude gemeente waar de installaties van de productie-eenheid van de overnemer zich bevinden, of op het grondgebied van een naburige oude gemeente. 6o een van de voorwaarden in artikel 5 wordt niet of niet meer nageleefd. Evenwel wordt, indien de bepaling van artikel 5, 2o, niet wordt nageleefd, de vermindering van de referentiehoeveelheid proportioneel berekend overeenkomstig de verhouding tussen de oppervlakte die niet op ononderbroken wijze is uitgebaat geweest gedurende de periode van negen jaar vanaf de datum van overdracht van de referentiehoeveelheid en de totale oppervlakte van de overgedragen gronden.

Art. 10.§ 1. De referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken van een overdracht als bedoeld in artikel 5 en 13 tussen producenten die bloed- of aanverwant in de eerste graad zijn en die niet beantwoorden aan een van de gevallen, bedoeld in artikel 9, § 3, worden verminderd met 90 % van de schijven die, samengevoegd met de referentiehoeveelheid van de overnemer vóór de overdracht, de referentiehoeveelheid van de overnemer na overdracht verhogen tot boven 520.000 liter. § 2. 1o Indien de producent-overnemer een groepering van natuurlijke personen is, die beantwoordt aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 9, § 2, 2o, a), wordt het plafond van 520.000 liter op 720.000 liter gebracht. 2o Indien de producent-overnemer een landbouwvennootschap is, die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 2, 1o, b), waarvan alle beherende vennoten beantwoorden aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 9, § 2, 1o, a), wordt het plafond van 520.000 liter verhoogd tot 720.000 liter. § 3. De vermindering is niet van toepassing op het deel van de referentiehoeveelheid waarover de overlater reeds beschikte voor het tijdvak van 1 april 1991 tot 31 maart 1992, indien de producent-overlater en de producent-overnemer bloed- of aanverwant zijn in de eerste graad en voldoen aan de volgende voorwaarden : 1o de overlater mag in het lopende tijdvak geen referentiehoeveelheid hebben overgenomen; 2o noch overlater, noch overnemer hebben de leeftijd van 65 jaar bereikt op 1 april van het tijdvak waarin de overdracht uitwerking heeft. In geval van een groepering van natuurlijke personen of een landbouwvennootschap is het de leeftijd van de oudste persoon of de oudste beherende vennoot die in aanmerking wordt genomen; 3o de overnemer mag geen bedrijf overgenomen hebben in de zin van artikel 1, 14o, gedurende de negen voorgaande tijdvakken, noch gedurende het lopende tijdvak. De negen tijdvakken worden evenwel teruggebracht tot vijf als de betreffende vraag tot overname werd ingediend vóór 1 januari 1997; 4o indien de producent-overnemer of de producent-overlater of beiden bestaan uit een landbouwvennootschap, moeten alle beherende vennoten beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 2, 1o, a).

Art. 11.§ 1. De referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken van een overdracht worden op nul gezet indien het gaat om referentiehoeveelheden die de producent niet geheel of gedeeltelijk behoudt overeenkomstig artikel 6. § 2. Indien één van de voorwaarden in artikel 1, 14o of 15o niet wordt nageleefd, worden op de eerste dag van het volgende tijdvak de referentiehoeveelheden die aan de producent waren overgedragen met toepassing van de genoemde punten 14o en 15o of waarvan hij op het ogenblik van de oprichting de titularis was, op nul gezet.

Evenwel wordt, indien de bepaling van artikel 5, 2o, niet wordt nageleefd, de 90 % waarmee de referentiehoeveelheid wordt verminderd, proportioneel berekend overeenkomstig de verhouding tussen de oppervlakte die niet op ononderbroken wijze is uitgebaat geweest gedurende de periode van negen jaar vanaf de datum van overdracht van de referentiehoeveelheid en de totale oppervlakte van de overgedragen gronden.

Art. 12.Bij een overdracht van het geheel of een gedeelte van een bedrijf aan een persoon die geen producent is, onverminderd de bepalingen in artikel 15, wordt de overgedragen referentiehoeveelheid op nul gezet.

Art. 13.§ 1. Als het bestuur vaststelt dat de productie van melk en zuivelproducten van twee of meerdere producenten afkomstig is van eenzelfde bedrijf, dan voert het een ambtshalve samenvoeging uit van de betrokken producenten. In dat geval gaat het bestuur over tot de rechtzetting van de referentiehoeveelheden die op dat bedrijf beschikbaar kunnen zijn, met toepassing van de beschikkingen van artikel 5, 9, 10 en 14, § 1. § 2. Behoudens in geval van overmacht wordt de ambtshalve samenvoeging, zoals bedoeld in § 1, eveneens uitgevoerd in geval van vaststelling van gebruik van dezelfde productiemiddelen van een melkproductie-eenheid door producenten of in geval van tijdelijke overdracht tussen producenten, ofwel rechtstreeks, ofwel via derden, van het beheer van alle of van een gedeelte van de productiemiddelen van een melkproductie-eenheid, voor een periode korter dan 24 maanden.

Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de producenten die reeds actief waren vóór 1 april 1996 op dezelfde melkproductie-eenheid en waartussen, uiterlijk tot en met het tijdvak 1995-1996, zich reeds een overdracht van het genoemde beheer heeft voorgedaan op dezelfde melkproductie-eenheid. § 3. In geval van ambtshalve samenvoeging kan de betreffende producent, binnen de maand die volgt op de mededeling van de beslissing, een aanvraag voor vrijmaking als bedoeld in artikel 15, indienen voor het gedeelte waarmee de referentiehoeveelheden in geval van niet-vrijmaking zouden worden verminderd. § 4. In geval de in artikel 3, § 1, bedoelde aanvraag volgt op een ambtshalve samenvoeging, kan ze tot 31 december van het tijdvak ingediend worden, voor zover het een referentiehoeveelheid betreft die conform artikel 15 wordt vrijgemaakt. § 5. Vanaf 1 april van het tijdvak dat volgt op de mededeling van de beslissing van de ambtshalve samenvoeging, kunnen de referentiehoeveelheden, bedoeld in § 3, niet meer in aanmerking genomen worden voor de berekening van de extra heffing. Vanaf de mededeling van de beslissing kunnen dezelfde referentiehoeveelheden niet meer het voorwerp uitmaken, door de producent, van een overdracht zoals bedoeld in artikel 5, 9 en 10. § 6. Als het bestuur zijn beslissing van ambtshalve samenvoeging meedeelt aan de betrokken producenten, kunnen deze binnen een maand die volgt op de mededeling van de beslissing een beroep indienen bij de leidend ambtenaar van het bestuur.

Als de leidend ambtenaar na het beroep de beslissing van ambtshalve samenvoeging handhaaft, wordt aan de betrokken producenten een nieuwe periode van één maand toegestaan voor vrijmaking als bedoeld in artikel 15.

Art. 14.§ 1. De overdrachten van referentiehoeveelheid, bedoeld in artikel 5 tot 12, worden geregistreerd hetzij ambtshalve ofwel op aanvraag, gericht aan het bestuur aan de hand van een typeformulier dat beschikbaar is bij het bestuur, en waaraan de verantwoordingsdocumenten voor de overdracht van de gronden zullen worden toegevoegd.

De aanvragen tot overdracht kunnen slechts betrekking hebben op gronden die door de overlater aangegeven in zijn oppervlakteaangifte van het burgerlijk jaar dat voorafgaat aan het lopende tijdvak. De overgedragen percelen moeten worden aangegeven op de kaarten van de oppervlakteaangiften. § 2. Een aanvraag kan slechts betrekking hebben op een overdracht van het geheel of van een gedeelte van een bedrijf, die zich ten vroegste heeft voorgedaan op 1 april van het vorige tijdvak en zich ten laatste voordoet op 31 maart van het tijdvak. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag ingediend zijn uiterlijk op 30 november van het tijdvak. § 3. Behoudens in geval van overnames en oprichtingen van een bedrijf worden de overdrachten van referentiehoeveelheden alsmede de overeenkomstige verminderingen, uitgevoerd met uitwerking op 1 april van het volgende tijdvak. In geval van overname of oprichting van een bedrijf, moet de overdracht van gronden plaatsvinden tussen 1 april van het voorgaande tijdvak en 31 maart van het huidige tijdvak.

In dit geval kunnen de overdrachten van de referentiehoeveelheden ten vroegste gebeuren na de overdracht van gronden en kunnen ze ten vroegste uitwerking hebben op 1 april van het lopende tijdvak en ten laatste op 1 april van het volgende tijdvak. De overeenkomstige verminderingen worden uitgevoerd met uitwerking op 1 april van het volgende tijdvak. § 4. Het bestuur verifieert of de voorwaarden van overdracht vervuld zijn en voert de overdracht uit. Het bestuur deelt zijn beslissing mee aan de betrokken partijen, die een beroep kunnen indienen bij de leidend ambtenaar van het bestuur binnen de maand die volgt op de mededeling van de beslissing.

Art. 15.§ 1. Bij het begin van een tijdvak kunnen de producenten, tegen voorafgaande betaling, de herverdeling verkrijgen van referentiehoeveelheden die definitief werden vrijgemaakt op het einde van het vorige tijdvak door andere producenten tegen betaling van een vergoeding die gelijk is aan de voornoemde betaling, mits aan de volgende voorwaarden voldaan wordt : 1o de vrijmaking en herverdeling wordt enkel toegepast op referentiehoeveelheden "leveringen"; 2o voor de vrijgemaakte referentiehoeveelheid bedraagt de vergoeding 0,37 euro per liter melk; het bedrag van de vergoeding wordt verhoogd of verlaagd afhankelijk van het representatieve vetgehalte voor de referentiehoeveelheid voor leveringen, zoals gedefinieerd in artikel 2, naar rato van 0,0002 euro per 0,01 gram vet boven of onder 37 gram; 3o voor de te herverdelen referentiehoeveelheden geldt een referentievetgehalte dat gelijk is aan het gewogen gemiddelde van de representatieve vetgehaltes van al de tijdens het tijdvak vrijgemaakte referentiehoeveelheden; de vergoeding per liter melk met het aldus berekende representatieve vetgehalte is gelijk aan het totale bedrag aan vergoedingen dat op basis van het bepaalde onder 2o aan de producent-overlaters moet worden betaald, gedeeld door het totaal aantal liter vrijgemaakte referentiehoeveelheden; 4o de producent-overlater die er zich toe verbindt om aan het einde van het tijdvak zijn referentiehoeveelheid voor leveringen, geheel of gedeeltelijk, definitief vrij te maken moet daartoe een aanvraag indienen, zoals bepaald onder 6o; 5o de producent-verkrijger die in aanmerking wil komen voor herverdeling van referentiehoeveelheden bij het begin van het volgende tijdvak, moet daartoe eveneens een aanvraag indienen zoals bepaald onder 6o. In het in artikel 13 bedoelde geval kan slechts een van de producenten in aanmerking komen voor de herverdeling van de referentiehoeveelheden; 6o Voor de vrijmaking of de herverdeling van de referentiehoeveelheden moet de producent-overlater respectievelijk de producent-verkrijger een aanvraag indienen, aan de hand van typeformulieren die beschikbaar zijn bij het bestuur. Voor de aanvragen bedoeld onder § 1, 4o en 5o, gelden de volgende voorwaarden : a) de onder § 1, 4o, bedoelde aanvragen voor vrijmaking van referentiehoeveelheden moeten, om ontvankelijk te zijn, tussen 1 april en 30 november van het tijdvak in kwestie per aangetekende brief worden verstuurd naar het bestuur.Deze termijn is niet van toepassing op de aanvragen tot vrijmaking, bedoeld in artikel 13; b) de onder § 1, 5o, bedoelde aanvragen voor herverdeling van referentiehoeveelheden moeten om ontvankelijk te zijn, tussen 1 oktober en 30 november van het tijdvak in kwestie per aangetekende brief verstuurd worden naar het bestuur. 7o de herverdeling van de vrijgemaakte referentiehoeveelheden gebeurt tussen de hierna genoemde categorieën van producenten a) de producenten jonger dan 35 jaar op 1 april van het volgende tijdvak;voor producenten die beantwoorden aan de voorwaarde van artikel 1, 7o, d) wordt enkel de echtgenoot of de echtgenote in aanmerking genomen die de voorwaarden, bepaald in artikel 1, 7o, a), vervult; in geval van een groepering kan enkel de jongste natuurlijke persoon die voldoet aan de voorwaarden van artikel 1, 7o, a) in aanmerking genomen worden of, in geval van een landbouwvennootschap kan enkel de leeftijd van de jongste beherend vennoot die reeds actief was op het moment van de overname van de referentiehoeveelheid in aanmerking genomen worden; b) de andere producenten. De herverdeling gebeurt zodanig dat : a) 50 % van de vrijgemaakte referentiehoeveelheden worden herverdeeld onder de in de eerste alinea, a) bedoelde producenten en de overige 50 % onder de in de eerste alinea, b) bedoelde producenten;b) iedere producent die in aanmerking komt, in iedere categorie, een gelijke hoeveelheid krijgt, zonder dat die hoeveelheid hoger kan zijn dan de hoeveelheid waarvoor hij de onder 5o bedoelde aanvraag heeft ingediend. 8o Het bestuur deelt zijn beslissing mee aan de betrokken producenten die in beroep kunnen gaan bij de leidend ambtenaar van het bestuur binnen een maand die volgt op de mededeling van de beslissing. § 2. Om in aanmerking te komen voor de herverdeling van de referentiehoeveelheden, voldoet de producent-verkrijger aan de volgende voorwaarden : 1o hij moet landbouwer in hoofdberoep zijn en over een referentiehoeveelheid beschikken op 1 april van het volgende tijdvak.

De voorwaarde van landbouwer in hoofdberoep is niet van toepassing op de instellingen, erkend door de minister, die een deel van hun activiteiten besteden aan wetenschappelijk onderzoek en/of onderwijs in de sector van de melkproductie en op de erkende landbouwbeurzen.

Indien de producent-verkrijger in gebreke blijft om de nodige bewijsstukken te leveren gedurende heel de duur van het burgerlijke jaar van de herverdeling of, in geval van beginnende activiteit, gedurende heel de duur van het burgerlijke jaar dat volgt, wordt de referentiehoeveelheid van deze producent terug verminderd met de herverdeelde hoeveelheid; 2o hij mag vóór herverdeling niet beschikken over een totale referentiehoeveelheid voor leveringen en rechtstreekse verkopen van méér dan 20.000 liter per hectare voedergewassen van het bedrijf; dit bewijs moet worden geleverd aan de hand van de oppervlakteaangifte of, bij ontstentenis daarvan, door een verklaring op erewoord, die bevestigd moet worden door de oppervlakteaangifte van het volgende burgerlijke jaar; bij ontstentenis van deze bevestiging wordt de referentiehoeveelheid van deze producent terug verminderd met de herverdeelde hoeveelheid.

De in aanmerking genomen oppervlakten voor voedergewassen betreffen de groepen maïs, grasland en andere voedergewassen van de oppervlakteaangifte, zijnde de codes 201, 202, 611, 612, 621, 622, 71, 72, 73, 741, 742 en 743; 3o hij moet zich onherroepelijk ertoe verbinden de totale vergoeding voor de aan hem herverdeelde referentiehoeveelheden te betalen binnen een termijn van één kalendermaand die volgt op de datum van mededeling van het resultaat van de herverdeling.

Bij gebrek aan betaling binnen deze termijn zal de producent-verkrijger van rechtswege intresten verschuldigd zijn, berekend aan de wettelijke koers vanaf de eerste dag die volgt op deze termijn. Bovendien kan de producent die verzuimt binnen de voorgeschreven termijn te betalen niet meer genieten van de herverdeling van referentiehoeveelheden van het volgende tijdvak. Op het ogenblik van de aanvraag maakt elke bestaande schuld deze aanvraag nietig; 4o hij mag geen definitieve overdracht van referentiehoeveelheden hebben gedaan als overlater, noch definitief een referentiehoeveelheid hebben vrijgegeven, gedurende het lopende tijdvak of gedurende de twee voorgaande tijdvakken; 5o buiten het geval van overname of oprichting van een bedrijf, mag hij geen aanvraag tot overdracht van een referentiehoeveelheid hebben ingediend als overnemer gedurende het lopende tijdvak; 6o hij mag tijdens het lopende tijdvak geen aanvraag hebben ingediend om een referentiehoeveelheid tijdelijk over te dragen; 7o hij kan de herverdeelde referentiehoeveelheden niet vrijmaken tijdens de vijf tijdvakken die volgen op de herverdeling, behalve in geval van vrijmaking van zijn totale referentiehoeveelheid.

Art. 16.§ 1. Op 1 april 2003 zullen er individuele referentiehoeveelheden voor leveringen en/of voor rechtstreekse verkopen toegekend worden aan de instellingen, erkend door de minister, die een deel van hun activiteiten besteden aan wetenschappelijk onderzoek en/of onderwijs in de sector van de melkproductie en aan de erkende landbouwbeurzen.

De toegekende hoeveelheden zijn de hoeveelheden die effectief gebruikt zijn in het tijdvak 2001-2002 en die in diezelfde periode deel uitmaakten van een overeenkomstig artikel 18 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten tijdelijk overgedragen referentiehoeveelheid, vermeerderd met 5 %. De toegekende hoeveelheden worden aangepast, rekening houdend met de representatieve vetgehaltes, naargelang het gaat om referentiehoeveelheden voor leveringen en/of rechtstreekse verkopen. § 2. Er kunnen op 1 april, volgend op het lopende tijdvak, individuele referentiehoeveelheden van 1 liter voor leveringen of voor rechtstreekse verkopen toegekend worden aan de instellingen, erkend door de minister, die een deel van hun activiteiten besteden aan wetenschappelijk onderzoek en/of onderwijs in de sector van de melkproductie en aan de erkende landbouwbeurzen. § 3. De referentiehoeveelheden, toegekend overeenkomstig §§ 1 en 2, worden op de eerste dag van het volgende tijdvak op nul gezet in geval van een aanvraag tot overdracht van het geheel of een gedeelte van een bedrijf of in geval van een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke vrijmaking.

Art. 17.Elke referentiehoeveelheid die toegekend wordt aan een producent die tijdens de duur van een gans tijdvak geen melk of andere zuivelproducten in de handel heeft gebracht van op een melkproductie-eenheid, wordt na afloop van het tijdvak in kwestie op nul gezet.

De termijn waarbinnen de producent de melkproductie moet hervatten op een melkproductie-eenheid om zijn referentiehoeveelheid opnieuw toegekend te krijgen, wordt vastgelegd op 31 maart van het tijdvak dat volgt op het tijdvak tijdens hetwelk de producent geen melk of zuivelproducten in de handel heeft gebracht.

Art. 18.§ 1. Wat de leveringen betreft moet de koper vóór de 21e van elke maand aan het bestuur alle gevraagde gegevens bezorgen met betrekking tot de leveringen van de voorgaande maand.

Volgens de voorwaarden bepaald door de minister, moet de koper of de persoon die voor rekening van de koper de melkophaling doet, tijdens elke ophaling een document invullen dat door de producent bewaard moet worden en dat, per productie-eenheid, zijn leveringen individualiseert.

De kopers zijn verplicht alle gevraagde gegevens betreffende de leveringen van het vorige tijdvak, vóór 30 april, volgend op het tijdvak in kwestie, te bevestigen aan het bestuur.

De kopers moeten gedurende ten minste vijf jaar vanaf het einde van het tijdvak de sporen van elke individuele levering bewaren in de vorm van het origineel rapport van elke ophaalronde, gedateerd en naar behoren geïdentificeerd. § 2. Wat de rechtstreekse verkopen betreft moet de producent die tijdens het tijdvak in kwestie melk of zuivelproducten rechtstreeks heeft verkocht of die beschikte over een referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkopen, conform de bepalingen in artikelen 6 en 14 van Verordening (EG) nr. 1392/2001 aan de volgende voorwaarden voldoen : 1o in het register dat hem ter beschikking gesteld wordt door het bestuur, moet hij een productboekhouding, alsook een permanente inventaris van de koeien voor de melkproductie, bijhouden.

Dit register en de bijbehorende bewijsstukken moeten gedurende vijf jaar ter beschikking van het bestuur worden gehouden; 2o voor het einde van de maand die volgt op de maand in kwestie, moet hij aan het bestuur de maandelijkse verklaring van de verkopen van melk en zuivelproducten, ingevoegd in het register, bedoeld in 1o, toesturen; 3o hij moet het verklaringsformulier, per tijdvak, van de verkoop van melk en zuivelproducten, eveneens ingevoegd in het register, bedoeld in 1o, invullen; 4o hij moet dit formulier aan het bestuur, per aangetekende brief en ten laatste op 30 april van het volgende tijdvak, opsturen, eventueel vergezeld van de aanvraag tot tijdelijke wijziging of tot tijdelijke vaststelling van de referentiehoeveelheid, bepaald in artikel 3, § 1. § 3. Bij het ontbreken op 15 mei van het volgende tijdvak van de mededeling van de inlichtingen en verklaringen, bedoeld in §§ 1 en 2, 4o, geldt de in artikel 6, punt 3, van Verordening (EG) nr. 1392/2001 vastgestelde boete.

Art. 19.§ 1. Het bestuur is belast met de inning van de extra heffing. § 2. Wat de leveringen betreft moet de extra heffing door de heffingsplichtige koper betaald worden vóór 22 augustus van het volgende tijdvak. Indien deze termijn niet wordt nageleefd, wordt de wettelijke interest op jaarbasis toegepast op de verschuldigde bedragen.

De extra heffing moet betaald worden door de koper aan wie de verschuldigde producent levert op het ogenblik dat de afrekening wordt berekend na het einde van het tijdvak in kwestie.

De koper houdt het verschuldigde bedrag in op de prijs die hij voor de melk verschuldigd is aan de producent die de uiteindelijke schuldenaar is, of int het verschuldigde bedrag op een andere wijze met passende middelen.

Wanneer de door een producent geleverde hoeveelheden de referentiehoeveelheid overschrijden waarover hij beschikt, mag de koper, als voorschot op de verschuldigde heffing, het bedrag van de prijs van de melk inhouden van alle leveringen van die producent die deze ter beschikking staande referentiehoeveelheid overschrijden, zoals die bekend is op het ogenblik van inhouden. § 3. Wat de rechtstreekse verkopen betreft moet de extra heffing door de producent betaald worden vóór 1 september van het volgende tijdvak.

Indien deze termijn niet wordt nageleefd, wordt de wettelijke interest op jaarbasis toegepast op de verschuldigde bedragen. § 4. Het bestuur neemt de nodige maatregelen in de gevallen waarin de koper of de producent niet in staat zijn de verschuldigde extra heffing te betalen.

Art. 20.Voor de toepassing van dit besluit kan rekening worden gehouden met de gegevens verstrekt door de producenten overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 april 2001 met betrekking tot de organisatie van een jaarlijkse landbouwtelling in de maand mei uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek, en met de gegevens van de oppervlakteaangiftes, bepaald in het ministerieel besluit van 20 december 2001 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen.

Art. 21.De minister kan alle nodige bijkomende maatregelen nemen voor de toepassing van de extra heffing.

Art. 22.Overtredingen van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3950/92 en van Verordening (EG) nr. 1392/2001, van de bepalingen van dit besluit en van de bepalingen genomen krachtens dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.

Art. 23.Voor wat het Vlaamse Gewest betreft, wordt het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 januari 1997, 14 januari 1997, 8 september 1997, 27 maart 1998, 6 oktober 1998, 22 maart 1999, 11 april 1999, 13 maart 2000, 23 mei 2000 en 1 oktober 2001, opgeheven op de dag van inwerkingtreding van de overeenkomstige bepalingen in onderhavig besluit.

De verbintenissen en de verplichtingen die door de producenten werden aangegaan in het kader van het hierbovenvermelde koninklijk besluit van 2 oktober 1996, blijven evenwel van toepassing.

Art. 24.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2003.

Art. 25.De minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 juni 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS Voor de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, afwezig, L. SANNEN De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER

Bijlage Representatieve vetgehaltes en equivalentiecoëfficiënten a) Representatieve vetgehaltes : De representatieve vetgehaltes worden vastgesteld voor referentiehoeveelheden voor leveringen en voor referentiehoeveelheden "rechtstreekse verkopen" die geheel of gedeeltelijk aangewend worden voor leveringen aan een koper.1. Basisvetgehalte : - Voor de referentiehoeveelheid voor leveringen : het representatieve vetgehalte dat verbonden is aan de referentiehoeveelheid beschikbaar op 31 maart 2002. - Voor de referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkopen : 39,14 g/liter melk. 2. Bij aanpassing van een referentiehoeveelheid zoals bepaald in artikel 3 : - het representatieve vetgehalte van de definitief verhoogde referentiehoeveelheid is gelijk aan het gewogen gemiddelde van het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid vóór verhoging en het representatieve vetgehalte van de geheel of gedeeltelijk overgedragen referentiehoeveelheid; - het representatieve vetgehalte van de verminderde referentiehoeveelheid verandert niet; 3. Bij het afsluiten van overeenkomsten van tijdelijke overdracht zoals bepaald artikel 4 : - het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid van de producent-overnemer is gelijk aan het gewogen gemiddelde van het representatieve vetgehalte van zijn initiële referentiehoeveelheid en van de tijdelijk overgedragen referentiehoeveelheid; - het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid van de producent-overlater verandert niet; 4. Bij een definitieve wijziging van de referentiehoeveelheid zoals bepaald in artikelen 5 en 6 : - het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid van de producent-overnemer is gelijk aan het gewogen gemiddelde van het representatieve vetgehalte van zijn initiële referentiehoeveelheid en van de definitief overgedragen referentiehoeveelheid; - het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid van de producent-overlater verandert niet; b) Equivalentiecoëfficiënten om in de handel gebrachte zuivelproducten om te rekenen in liter volle melk : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze coëfficiënten werden vastgesteld, uitgaande van volle melk, met 39,14 gram vet per liter.Indien de producent kan bewijzen dat de hoeveelheden die werkelijk voor de vervaardiging van de betrokken producten zijn gebruikt verschillend zijn, worden de equivalentiecoëfficiënten op die basis gewijzigd.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 13 juni 2003 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten.

Brussel, 13 juni 2003 De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS Voor de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, afwezig, L. SANNEN De flaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER

^