Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 december 2018
gepubliceerd op 27 december 2018

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, het Varenderfgoedbesluit van 27 november 2015 en besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is naar aanleiding van de ex-post evaluatie

bron
vlaamse overheid
numac
2018015583
pub.
27/12/2018
prom.
14/12/2018
ELI
eli/besluit/2018/12/14/2018015583/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 DECEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, het Varenderfgoedbesluit van 27 november 2015 en besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is naar aanleiding van de ex-post evaluatie


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed, artikel 8, § 3, artikel 9, § 1, en 10 gewijzigd bij het decreet van 9 mei 2014;

Gelet op het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 3.2.1, tweede lid, 1° en 2°, artikel 3.3.1, tweede lid, artikel 3.4.1, tweede lid, artikel 3.5.1, tweede lid, vervangen bij het decreet van 13 juli 2018, artikel 3.5.2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2017 en vervangen bij het decreet van 13 juli 2018, artikel 3.6.1, tweede lid, 2°, artikel 3.7.1, tweede lid, artikel 5.4.1, vierde lid vervangen bij het decreet van 7 juli 2017, artikel 5.4.6, § 1, vierde lid en § 3, 5.4.9, derde, vierde en vijfde lid, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, artikel 5.4.13, derde lid, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, artikel 5.4.14, 5.4.17, derde, vierde en vijfde lid, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, artikel 5.4.18, artikel 5.4.21, tweede lid, artikel 5.5.3, § 1, derde lid, 2° en § 2, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, artikel 5.5.4, vierde lid, artikel 6.4.2, artikel 6.4.4, § 1, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 6.4.6, vierde lid, artikel 7.1.1, 8.1.1, § 1, vierde lid, en § 2, derde lid, artikel 8.1.2, derde lid, artikel 8.1.3, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 9 mei 2014, artikel 10.1.1, tweede lid, artikel 10.2.1, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, artikel 10.2.2, tweede lid vervangen bij het decreet van 13 juli 2018, artikel 10.3.5, artikel 11.5.13, tweede lid;

Gelet op het decreet van 13 juli 2018 houdende de wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 naar aanleiding van de ex-post evaluatie, artikel 74, eerste lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018;

Gelet op het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018;

Gelet op het Varenderfgoedbesluit van 27 november 2015;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 juli 2018;

Gelet op advies 64.452/1 van de Raad van State, gegeven op 30 november 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014

Artikel 1.In artikel 2 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, 16 december 2016 en 14 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 8° wordt opgeheven; 2° er wordt een punt 9° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "9° /1 erfgoedgemeenschap: een gemeenschap die bestaat uit organisaties en personen die een bijzondere waarde hechten aan het onroerend erfgoed, en die dat onroerend erfgoed wil behouden en doorgeven aan de toekomstige generaties;"; 3° er wordt een punt 12° /1 en 12° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "12° /1 kleinschalige onderneming: een onderneming waar minder dan tien personen werken, uitgezonderd seizoensarbeiders en piekarbeiders, en waarvan de omzet of het jaarlijkse balanstotaal in het boekjaar dat voorafgaat aan het boekjaar waarin de premie wordt aangevraagd, niet meer dan vijf miljoen euro bedraagt; 12° /2 kleinschalige vereniging: een vereniging waar minder dan tien personen werken en waarvan de omzet of het jaarlijkse balanstotaal in het boekjaar dat voorafgaat aan het boekjaar waarin de premie wordt aangevraagd, niet meer dan vijf miljoen euro bedraagt;"; 4° er wordt een punt 16° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "16° /2 onderhoudslogboek: een overzicht van de maatregelen die zijn genomen om onroerend erfgoed of erfgoedlandschappen in goede staat te behouden, te verbeteren of te ontwikkelen.Het onderhoudslogboek toont aan dat het consequent wordt beheerd, fysisch gezond blijft of gunstig evolueert. Het onderhoudslogboek: a) bevat regelmatige toestandsrapporten;b) interageert, in voorkomend geval, met de beheersdoelstellingen geformuleerd in een goedgekeurd beheersplan, en de richtlijnen, eenmalige en terugkerende maatregelen en werkzaamheden die met het oog daarop zijn voorzien;c) is, als er geen goedgekeurd beheersplan voorhanden is, het referentiedocument en bevat altijd een toestandsrapport dat is opgemaakt aan het begin van de periode waarover wordt gerapporteerd, en een actueel toestandsrapport; d) omvat, in het geval van open erfgoed, indicatoren die specifiek inspelen op de erkenningsvoorwaarden voor open erfgoed;"; 5° punt 20° wordt vervangen door wat volgt: "20° open erfgoed: een beschermd goed of een erfgoedlandschap, dat geheel of gedeeltelijk opengesteld wordt en als zodanig is erkend door het agentschap;"; 6° punt 22° /1 wordt vervangen door wat volgt: "22° /1 premie voor buitensporige opgravingskosten: een premie ter financiering van de buitensporige directe kosten van de verplichte en al uitgevoerde archeologische opgraving, zoals opgenomen in de archeologienota of de nota waarvan akte is genomen ter uitvoering van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;"; 7° punt 23°, opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "23° premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem: een premie ter financiering van verplicht uitgevoerd archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem zoals opgenomen in de toelating of in de archeologienota waarvan akte is genomen ter uitvoering van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;"; 8° er wordt een punt 25° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "25° /1 toestandsrapport: een rapport over de fysische staat van onroerend erfgoed of erfgoedlandschappen waaruit de vereiste beheersmaatregelen kunnen worden afgelezen.Een toestandsrapport kan evaluaties en beheersaanbevelingen bevatten. Het rapport wordt gestaafd met duidelijk beeldmateriaal;"; 9° punt 28° wordt vervangen door wat volgt: "28° ZEN-erfgoed: beschermde onroerende goederen, erfgoedlandschappen of zelfstandige onderdelen ervan, die geen doorslaggevend economisch nut kunnen hebben of waarvan het beheer geen doorslaggevend economisch nut genereert.".

Art. 2.In artikel 3.1.5 van hetzelfde besluit worden de woorden "binnen de drie maanden" vervangen door de zinsnede "binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag".

Art. 3.In artikel 3.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2016, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Om erkend te worden en te blijven als onroerenderfgoedgemeente moet de onroerenderfgoedgemeente voldoen aan al de volgende Vlaamse beleidsprioriteiten voor het onroerenderfgoedbeleid: 1° de gemeente beschikt over een onderbouwde beleidsvisie die het actief behoud, het gebruik en de herbestemming van het onroerend erfgoed op haar grondgebied voor ogen heeft en die complementair is aan het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid en die al de volgende voorwaarden vervult: a) de beleidsvisie is integraal en omvat een visie op de zorg voor het geheel van archeologische sites, monumenten, cultuurhistorische landschappen en stads- en dorpsgezichten;b) de beleidsvisie is geïntegreerd en is dus afgestemd met andere beleidsvelden die raakvlakken hebben met de onroerenderfgoedzorg;c) de beleidsvisie houdt rekening met de noden van de aanwezige onroerenderfgoedactoren;2° de gemeente ondersteunt en betrekt de erfgoedgemeenschappen die zich inzetten voor het duurzame behoud en beheer en voor de ontsluiting van het onroerend erfgoed op haar grondgebied en neemt acties om een lokaal draagvlak voor de onroerenderfgoedzorg te creëren;3° de gemeente neemt een voorbeeldfunctie op met betrekking tot het duurzame behoud en het beheer van het onroerend erfgoed in haar eigendom of onder haar beheer, en integreert de visie op dat onroerend erfgoed in de beslissingen en plannen van de gemeente;4° de gemeente bouwt voor expertiseverwerving een consultatienetwerk uit met de diensten en organisaties die betrokken zijn bij de zorg voor het onroerend erfgoed en betrekt een door de gemeenteraad erkende adviesraad, waarin de aanwezige onroerenderfgoedactoren vertegenwoordigd zijn, bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van het gemeentelijk onroerenderfgoedbeleid;5° de gemeente houdt de toelatingen, de bekrachtiging en de aktename van de archeologienota's en de nota's en de meldingen, afgeleverd in het kader van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en dit besluit, bij in een register dat digitaal raadpleegbaar is door het agentschap.Een beslissing wordt opgenomen in het register binnen een ordetermijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de beslissing; 6° de gemeente inventariseert het onroerend erfgoed op het gemeentelijk grondgebied en zet instrumenten in om het duurzame behoud en beheer ervan te stimuleren.".

Art. 4.In artikel 3.2.9 van hetzelfde besluit wordt de datum "31 juli" vervangen door de datum "30 juni".

Art. 5.In artikel 3.2.10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "uiterlijk drie maanden" worden telkens vervangen door de zinsnede "binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag";2° de woorden "twee maanden" worden vervangen door de zinsnede "een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag".

Art. 6.In artikel 3.2.12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zin "De erkende onroerenderfgoedgemeente beschikt vanaf de betekening van de beslissing tot schorsing over een termijn van zestig dagen om de redenen voor de schorsing van de erkenning te remediëren." vervangen door de zin "De erkende onroerenderfgoedgemeente beschikt over een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van de beslissing tot schorsing om aan de redenen voor de schorsing van de erkenning te remediëren."; 2° in het derde lid worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk";3° in het vijfde lid wordt het woord "uiterlijk" opgeheven.

Art. 7.In artikel 3.2.13, 3.3.13 en 3.4.16 van hetzelfde besluit wordt het woord "uiterlijk" opgeheven.

Art. 8.In artikel 3.2.14, eerste lid, artikel 6.3.11, eerste lid, artikel 6.3.15 en 6.3.26 van hetzelfde besluit wordt het woord "betekening" vervangen door het woord "kennisgeving".

Art. 9.In hetzelfde besluit, het laatste gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018, wordt een artikel 3.2.18 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.2.18. Als een erkende onroerenderfgoedgemeente fuseert met een of meer gemeenten, wordt de bestaande erkenning als onroerenderfgoedgemeente automatisch overgedragen naar de nieuw gevormde gemeente.

Als de nieuwe gemeente haar erkenning als onroerenderfgoedgemeente wil behouden, neemt ze overeenkomstig artikel 3.2.2 in de nieuwe meerjarenplanning op hoe ze uitwerking zal geven aan de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het onroerenderfgoedbeleid.

Als de nieuwe gemeente haar erkenning als onroerenderfgoedgemeente niet wil behouden, vraagt ze een intrekking overeenkomstig artikel 3.2.13."

Art. 10.Artikel 3.3.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.3.1. Om een aanvraag tot erkenning als intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst te kunnen indienen, moet het intergemeentelijk samenwerkingsverband: 1° opgericht zijn volgens het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking of het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;2° bestaan uit minimaal drie gemeenten die alle in het Vlaams Gewest liggen. Een gemeente kan slechts deel uitmaken van één erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst.

In afwijking van het tweede lid, kan een gemeente op het moment van een aanvraag tot erkenning of een aanpassing vermeld in artikel 3.3.17 tijdelijk nog deel uitmaken van een andere erkende onroerenderfgoeddienst, op voorwaarde dat die gemeente in het zelfde jaar uit die andere erkende onroerenderfgoeddienst treedt. Die uittreding gebeurt via een vraag tot aanpassing vermeld in artikel 3.3.17 of via een kennisgeving vermeld in artikel 3.3.13 waarbij de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst verklaart dat hij niet meer wenst erkend te zijn.

Binnen een intergemeentelijk samenwerkingsverband kan slechts één intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst erkend worden.".

Art. 11.In artikel 3.3.2, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° wordt punt a) vervangen door wat volgt: "a) het onroerenderfgoedbeleidsplan stelt een gezamenlijke visie en een gezamenlijk plan van aanpak voorop voor het actieve behoud, het gebruik en de herbestemming van het onroerend erfgoed op zijn grondgebied die complementair zijn aan het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid;"; 2° in punt 2° wordt punt b) vervangen door wat volgt: "b) het onroerenderfgoedbeleidsplan is integraal en omvat dus de zorg voor het geheel van archeologische sites, monumenten, cultuurhistorische landschappen en stads- en dorpsgezichten;"; 3° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° het intergemeentelijk samenwerkingsverband ondersteunt en betrekt de erfgoedgemeenschappen die zich inzetten voor het duurzame behoud en beheer en voor de ontsluiting van het onroerend erfgoed op zijn grondgebied en neemt acties om een lokaal draagvlak voor de onroerenderfgoedzorg te creëren;".

Art. 12.In artikel 3.3.3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "erkenning" wordt vervangen door de woorden "erkenning of aanpassing van de erkenning";2° de woorden "dat ze" worden vervangen door de woorden "dat het".

Art. 13.In artikel 3.3.6, 3.5.4, 3.6.6, 1°, artikel 3.7.4, 3.7.6, 3.7.13, tweede lid, 6.3.3, tweede lid, artikel 10.1.2, tweede lid, artikel 10.1.13, derde lid, artikel 10.1.14, eerste lid, artikel 10.1.27, derde lid, artikel 10.1.28, eerste lid, artikel 10.3.10, § 4, tweede lid, artikel 10.3.11, 11.2.21, 11.2.27, derde lid, artikel 11.2.31, 11.2.33, 11.2.40, 11.3.14, artikel 11.4.8, tweede lid, artikel 11.4.9, 11.4.14, derde lid en artikel 11.6.1 van hetzelfde besluit worden de woorden "per beveiligde zending" telkens vervangen door het woord "schriftelijk".

Art. 14.In artikel 3.3.9 van hetzelfde besluit wordt het woord "juli" vervangen door het woord "mei".

Art. 15.In artikel 3.3.10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "uiterlijk drie maanden" worden telkens vervangen door de zinsnede "binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag";2° de woorden "twee maanden" worden vervangen door de zinsnede "een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag".

Art. 16.In artikel 3.3.12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zin "De intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst heeft vanaf de betekening van de beslissing tot schorsing een termijn van zestig dagen om de redenen voor de schorsing van de erkenning te remediëren." vervangen door de zin "De intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst beschikt over een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van de beslissing tot schorsing om aan de redenen voor de schorsing van de erkenning te remediëren."; 2° in het tweede lid worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk";3° in het derde lid wordt het woord "intrekking" vervangen door de woorden "intrekking of aanpassing";4° in het vierde lid wordt het woord "intrekking" vervangen door de woorden "intrekking of aanpassing";5° in het vierde lid wordt het woord "uiterlijk" opgeheven.

Art. 17.In artikel 3.3.14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "intrekking" telkens vervangen door de woorden "intrekking of aanpassing";2° in het eerste lid wordt het woord "betekening" vervangen door het woord "kennisgeving"; 3° in het tweede lid wordt de zinsnede "3.2.12 of 3.2.13" vervangen door de zinsnede "3.3.12 of 3.3.13"; 4° in het tweede lid wordt het woord "ingetrokken" vervangen door de woorden "ingetrokken of aangepast".

Art. 18.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018, wordt een artikel 3.3.17 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.3.17. Als de samenstelling van een erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst wijzigt, vraagt de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst een aanpassing van de erkenning aan.

De aanvraag beschrijft de wijziging en toont aan hoe de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst door de wijziging blijft voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3.3.1. en 3.3.2 door middel van een aanvulling van de aanvraag op basis waarvan de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst erkend werd. De procedure verloopt overeenkomstig de erkenningsprocedure, vermeld in artikel 3.3.3 tot en met 3.3.7.

Als de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst door de wijziging niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, wordt de erkenning ingetrokken overeenkomstig artikel 3.3.14 en 3.3.15.".

Art. 19.In artikel 3.4.2, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "Om erkend te worden" vervangen door de woorden "Om erkend te worden en te blijven".

Art. 20.In artikel 3.4.3 van hetzelfde besluit wordt het woord "maart" vervangen door het woord "januari".

Art. 21.In artikel 3.4.4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt de zinsnede "per beveiligde zending," vervangen door het woord "schriftelijk"; 2° in het tweede lid wordt de zin "Als de aanvrager geen melding van ontvankelijkheid heeft ontvangen, de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn." wordt opgeheven.

Art. 22.In artikel 3.4.8 van hetzelfde besluit wordt het woord "juli" vervangen door het woord "mei".

Art. 23.In artikel 3.4.12 van hetzelfde besluit wordt de datum "1 oktober" vervangen door de datum "31 mei".

Art. 24.In artikel 3.4.13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "uiterlijk drie maanden" worden telkens vervangen door de zinsnede "binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag";2° de woorden "twee maanden" worden vervangen door de zinsnede "een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag".

Art. 25.In artikel 3.4.15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zin "Het geschorste onroerenderfgoeddepot heeft een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de betekening van de beslissing tot schorsing, om de redenen voor de schorsing van de erkenning te remediëren." vervangen door de zin "Het geschorste onroerenderfgoeddepot beschikt over een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van de beslissing tot schorsing om aan de redenen voor de schorsing van de erkenning te remediëren."; 2° in het derde lid worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk";3° in het vijfde lid wordt het woord "uiterlijk" opgeheven.

Art. 26.In artikel 3.4.17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "betekening" vervangen door het woord "kennisgeving";2° in het tweede lid wordt de zinsnede "neemt, wordt" vervangen door het woord "wordt".

Art. 27.Artikel 3.5.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.5.1 Archeologen kunnen aangeduid worden als: 1° een erkende archeoloog type 1: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3.5.2 en artikel 3.5.3 en die bevoegd is voor het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek of archeologische opgravingen; 2° een erkende archeoloog type 2: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3.5.2/1 en artikel 3.5.3/1 en die bevoegd is voor het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem."

Art. 28.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018, wordt een artikel 3.5.1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.5.1/1. Een aanvraag tot aanduiding als erkende archeoloog is ontvankelijk als de aanvrager een overzicht indient van alle verslagen die hij moet indienen overeenkomstig artikel 14, § 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 1994 tot uitvoering van het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, nadat aan hem een vergunning is verleend als vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium. In het overzicht motiveert de aanvrager, in voorkomend geval, waarom hij bepaalde verslagen nog niet heeft ingediend.".

Art. 29.Artikel 3.5.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.5.2. Om aangeduid te worden als erkende archeoloog type 1 dient een natuurlijk persoon een aanvraag in bij het agentschap. Hij toont daarbij aan dat hij voldoet aan al de volgende erkenningsvoorwaarden: 1° houder zijn van een van de volgende diploma's en dat staven door een duidelijke kopie ervan in te dienen of houder zijn van gelijkwaardige getuigschriften door een EVC-procedure waarbij een daarvoor bevoegde instelling de verworven competenties van een individu formeel heeft bevestigd: a) licentiaat of master in de Geschiedenis met specialisatie "in de Oudste tijden";b) licentiaat of master in de "Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde" met specialisatie in de archeologie;c) licentiaat of master in de "Kunstwetenschappen en Archeologie" met specialisatie in de archeologie;d) licentiaat of master in de Archeologie;e) een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese verordening of richtlijn of internationale overeenkomst is erkend als gelijkwaardig met een van de diploma's, vermeld in punt a) tot en met d), en dat staven door een gelijkwaardigheidserkenning van een buitenlands diploma of getuigschrift in Vlaanderen;2° een opleiding hebben genoten over opgravingstechnieken en -methoden;3° op het moment van de aanvraag beschikken over een archeologische opgravingservaring van minimaal een jaar gedurende de tien jaar die voorafgaan aan de datum van de aanvraag tot aanduiding;4° beschikken over de geschikte infrastructuur en faciliteiten om vondsten tijdelijk te bewaren en tijdelijk op te slaan;5° de laatste drie jaar niet bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing schuldig zijn bevonden aan een deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of erfgoedwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie, te staven aan de hand van een uittreksel uit het strafregister als vermeld in artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering en een verklaring op erewoord;6° niet in staat van faillissement verkeren of een gerechtelijke reorganisatie verkregen hebben, dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure die geldt in het land waar hij gevestigd is;7° niet geschorst zijn of in het laatste jaar het voorwerp hebben uitgemaakt van een intrekking van een erkenning wegens het niet naleven van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of de code van goede praktijk; 8° de code van goede praktijk onderschrijven en een opleiding gevolgd hebben die daarover georganiseerd is door het agentschap.".

Art. 30.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018, wordt een artikel 3.5.2/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.5.2/1. Om aangeduid te worden als erkende archeoloog type 2 dient een natuurlijk persoon een aanvraag in bij het agentschap. Hij toont daarbij aan dat hij voldoet aan de volgende erkenningsvoorwaarden: 1° houder zijn van een van de volgende diploma's en dat staven door een duidelijke kopie ervan in te dienen of houder zijn van gelijkwaardige getuigschriften door een EVC-procedure waarbij een daarvoor bevoegde instelling de verworven competenties van een individu formeel heeft bevestigd: a) licentiaat of master in de Geschiedenis met specialisatie "in de Oudste tijden";b) licentiaat of master in de "Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde" met specialisatie in de archeologie;c) licentiaat of master in de "Kunstwetenschappen en Archeologie" met specialisatie in de archeologie;d) licentiaat of master in de Archeologie;e) een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese verordening of richtlijn of internationale overeenkomst is erkend als gelijkwaardig met een van de diploma's, vermeld in punt a) tot en met d), en dat staven door een gelijkwaardigheidserkenning van een buitenlands diploma of getuigschrift in Vlaanderen;2° een opleiding hebben genoten over opgravingstechnieken en -methoden;3° de laatste drie jaar niet bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing schuldig zijn bevonden aan een deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg en het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of erfgoedwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie, te staven aan de hand van een uittreksel uit het strafregister als vermeld in artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering en een verklaring op erewoord;4° niet in staat van faillissement verkeren of een gerechtelijke reorganisatie verkregen hebben, dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure die geldt in het land waar hij gevestigd is;5° niet geschorst zijn of in het laatste jaar het voorwerp hebben uitgemaakt van een intrekking van een erkenning wegens het niet naleven van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of de code van goede praktijk; 6° de code van goede praktijk onderschrijven en een opleiding gevolgd hebben die daarover georganiseerd is door het agentschap."

Art. 31.Artikel 3.5.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.5.3. Om aangeduid te worden als erkende archeoloog type 1 dient een rechtspersoon een aanvraag in bij het agentschap. Hij toont daarbij aan dat hij voldoet aan de volgende erkenningsvoorwaarden: 1° opgericht zijn in overeenstemming met de wetgeving van het land waarin hij gevestigd is;2° als de persoon een handelaar is, ingeschreven zijn in het handels- of beroepsregister van het land waar hij gevestigd is;3° het kwalitatieve onderzoek van het archeologisch erfgoed en de rapportage daarover als een van zijn doelstellingen hebben; 4° minstens beschikken over één erkende archeoloog type 1, zoals vermeld in artikel 3.5.2 van dit besluit die kan bewijzen dat hij beschikt over een opgravingservaring van minstens drie jaar gedurende de tien jaar die voorafgaan aan de datum van de aanvraag tot aanduiding als erkende archeoloog; 5° beschikken over de geschikte infrastructuur en faciliteiten om vondsten tijdelijk te bewaren en tijdelijk op te slaan;6° voor de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden: de laatste drie jaar niet bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing schuldig zijn bevonden aan een deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of erfgoedwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie, te staven aan de hand van een uittreksel uit het strafregister overeenkomstig artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering en een verklaring op erewoord;7° niet in staat van faillissement verkeren of een gerechtelijke reorganisatie verkregen hebben, dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure die geldt in het land waar hij gevestigd is;8° niet geschorst zijn of in het laatste jaar het voorwerp hebben uitgemaakt van een intrekking van een erkenning wegens het niet naleven van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of de code van goede praktijk. Universiteiten die de diploma's, vermeld in artikel 3.5.2, 1° van dit besluit, uitreiken, worden van rechtswege aangeduid als een erkende archeoloog type 1 voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek met het oog op wetenschappelijke vraagstellingen zoals vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 5 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en van archeologisch onderzoek bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem aan of in beschermde archeologische sites, zoals vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 4 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.

Het agentschap is van rechtswege aangeduid als erkende archeoloog type 1."

Art. 32.Aan hoofdstuk 3, afdeling 5, van hetzelfde besluit, wordt een artikel 3.5.3/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.5.3/1. Om aangeduid te worden als erkende archeoloog type 2 dient een rechtspersoon een aanvraag tot aanduiding in bij het agentschap en toont daarbij aan dat hij minstens voldoet aan de volgende erkenningsvoorwaarden: 1° opgericht zijn in overeenstemming met de wetgeving van het land waarin hij gevestigd is;2° als de persoon een handelaar is, ingeschreven zijn in het handels- of beroepsregister van het land waar hij gevestigd is;3° het kwalitatieve onderzoek van het archeologisch erfgoed en de rapportage daarover als een van zijn doelstellingen hebben; 4° minstens beschikken over één erkende archeoloog, als vermeld in artikel 3.5.2 of 3.5.2/1 van dit besluit; 5° voor de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden: de laatste drie jaar niet bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing schuldig zijn bevonden aan een deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of erfgoedwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie, te staven aan de hand van een uittreksel uit het strafregister overeenkomstig artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering en een verklaring op erewoord;6° niet in staat van faillissement verkeren of een gerechtelijke reorganisatie verkregen hebben, dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure die geldt in het land waar hij gevestigd is; 7° niet geschorst zijn of in het laatste jaar het voorwerp hebben uitgemaakt van een intrekking van een erkenning wegens het niet naleven van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of de code van goede praktijk.".

Art. 33.In artikel 3.5.5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste en derde lid worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk";2° in het eerste lid worden de woorden "ontvangst van het verzoek" vervangen door de woorden "kennisgeving van het verzoek";3° het tweede lid wordt opgeheven; 4° in het bestaande vierde lid, dat het derde lid wordt, wordt de zin "Het agentschap deelt zijn beslissing binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de beslissing, mee aan de aanvrager per beveiligde zending." vervangen door de zin "Het agentschap deelt zijn beslissing binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de beslissing, schriftelijk mee aan de aanvrager.".

Art. 34.Artikel 3.5.7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.5.7. Een aanduiding als erkende archeoloog type 1 en 2 is van onbepaalde duur en geldt zolang voldaan wordt aan de toepasselijke erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 3.5.2, 3.5.2/1, 3.5.3 of 3.5.3/1 en aan de opvolgingsvoorwaarden, vermeld in artikel 3.5.7/1."

Art. 35.Artikel 3.5.7/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.5.7/1. In het kader van de opvolging van de aanduiding als erkende archeoloog moet de erkende archeoloog: 1° wijzigingen die betrekking hebben op de erkenningsvoorwaarden, onmiddellijk schriftelijk melden aan het agentschap;2° bij de uitvoering van veldwerk een kopie van zijn legitimatiebewijs van erkende archeoloog kunnen voorleggen;3° archeologisch onderzoek uitvoeren overeenkomstig de bepalingen van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit en de code van goede praktijk;4° minstens 1 maal per twee jaar een bijscholing gevolgd hebben over de code van goede praktijk, die georganiseerd wordt door het agentschap,;5° bij zijn archeologisch onderzoek voldoende toezicht houden op de aspecten van het onderzoek die hij niet zelf uitvoert;6° als het een natuurlijk persoon is die aangeduid is als erkende archeoloog type 1, blijven beschikken over een archeologische opgravingservaring van minimaal een jaar gedurende de afgelopen tien jaar; 7° als het een rechtspersoon is die aangeduid is als erkende archeoloog type 1, blijven beschikken over minstens één erkende archeoloog type 1 die beschikt over een opgravingservaring van minstens drie jaar gedurende de afgelopen tien jaar.".

Art. 36.Aan hoofdstuk 3, afdeling 5 van hetzelfde besluit, wordt een artikel 3.5.7/2 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.5.7/2. Een erkende archeoloog type 1 kan het agentschap schriftelijk verzoeken om zijn erkenning aan te passen naar een aanduiding als erkende archeoloog type 2. Het agentschap bevestigt deze wijziging schriftelijk aan de erkende archeoloog binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van het verzoek. De erkende archeoloog kan vanaf de dag van de kennisgeving van de schriftelijke bevestiging alleen nog de activiteiten uitvoeren van een erkende archeoloog type 2.".

Art. 37.Artikel 3.5.8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.5.8. Het agentschap kan op verzoek van de minister, op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief een erkende archeoloog evalueren. De evaluatie heeft betrekking op de erkenningsvoorwaarden, de opvolgingsvoorwaarden en de kwaliteit van het archeologisch onderzoek door de erkende archeoloog.

Het agentschap kan voor de evaluatie het advies van de Commissie inwinnen.

Het agentschap kan voor de evaluatie alle documenten opvragen die betrekking hebben op de erkenningsvoorwaarden, de opvolgingsvoorwaarden en het onderzoek door de erkende archeoloog, of kan de erkende archeoloog vragen om een toelichting te komen geven, of kan de erkende archeoloog bezoeken om de infrastructuur en de faciliteiten om de vondsten te bewaren te controleren.".

Art. 38.Artikel 3.5.9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.5.9. Het agentschap kan na evaluatie een erkende archeoloog schorsen in elk van de volgende gevallen: 1° de erkende archeoloog leeft het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of de code van goede praktijk niet na;2° de erkende archeoloog houdt onvoldoende toezicht op het archeologisch onderzoek;3° de erkende archeoloog voldoet niet meer aan de erkenningsvoorwaarden;4° de erkende archeoloog is bij een vonnis of een arrest veroordeeld voor een misdrijf dat door de aard ervan zijn beroepsethiek als erkende archeoloog aantast;5° de erkende archeoloog leeft de voorwaarden voor de opvolging van de aanduiding niet na. De schorsingstermijn is 120 dagen en kan door het agentschap ingekort of verlengd worden met maximaal 120 dagen.

Tijdens een periode van schorsing kan de erkende archeoloog zijn taken ter uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en dit besluit verder uitvoeren, op voorwaarde dat hij acties voorstelt en uitvoert ter remediëring of ter tegemoetkoming aan de erkenningsvoorwaarden en de voorwaarden voor opvolging van de aanduiding.".

Art. 39.Artikel 3.5.10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.5.10. § 1. Het agentschap bezorgt de schorsingsbeslissing per beveiligde zending aan de erkende archeoloog. De schorsing treedt in werking vanaf de dag van de kennisgeving.

De geschorste archeoloog bezorgt binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van de beslissing tot schorsing, schriftelijk een reactie waarin hij beschrijft welke acties hij heeft ondernomen of onmiddellijk onderneemt om te remediëren of tegemoet te komen aan de erkennings- of opvolgingsvoorwaarden. Het agentschap hoort de erkende archeoloog op zijn verzoek. § 2. Binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de reactie beslist het agentschap om de schorsing op te heffen of te verlengen, of om de aanduiding als erkende archeoloog in te trekken.

Als het agentschap van oordeel is dat de ondernomen acties volstaan om te voldoen aan de erkenningsvoorwaarden en de voorwaarden voor opvolging van de aanduiding, heft het de schorsing op. Als het agentschap van oordeel is dat bijkomende tijd nodig is om de voorgestelde acties uit te voeren, verlengt het agentschap de schorsing overeenkomstig artikel 3.5.9, tweede lid. Het agentschap kan de erkende archeoloog daarbij tijdelijk verbieden om nieuwe opdrachten in uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en dit besluit aan te nemen. Als het agentschap van oordeel is dat de ondernomen of voorgestelde acties niet volstaan om te voldoen aan de erkenningsvoorwaarden en de voormelde voorwaarden voor opvolging van de aanduiding, trekt het agentschap de aanduiding als erkende archeoloog in. Als de geschorste archeoloog geen reactie heeft bezorgd binnen de termijn bepaald in paragraaf 1, tweede lid, trekt het agentschap de aanduiding als erkende archeoloog onmiddellijk in.

Het agentschap deelt de beslissing per beveiligde zending binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de beslissing, mee aan de aanvrager. Als het agentschap nalaat een beslissing te nemen of nalaat de beslissing aan de aanvrager mee te delen binnen de vastgestelde termijn, wordt de schorsing geacht opgeheven te zijn. § 3. Als het agentschap de schorsing heeft verlengd, dan voert het na afloop van die termijn een evaluatie uit overeenkomstig artikel 3.5.8.

Als het agentschap vaststelt dat de erkende archeoloog de voorgestelde acties ter remediëring of ter tegemoetkoming aan de erkenningsvoorwaarden of opvolgingsvoorwaarden niet heeft uitgevoerd, kan het de aanduiding als erkende archeoloog intrekken.

Het agentschap deelt de beslissing per beveiligde zending binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de beslissing, mee aan de aanvrager. § 4. Als het agentschap beslist om de aanduiding als erkende archeoloog in te trekken, gaat die intrekking in op de dag van de kennisgeving van de beslissing waarmee de aanduiding als erkende archeoloog wordt ingetrokken.".

Art. 40.In artikel 3.5.12 van hetzelfde besluit wordt het woord "vijf" vervangen door het woord "tien".

Art. 41.In artikel 3.5.14, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "per beveiligde zending ingediend" worden vervangen door de woorden "schriftelijk ingediend";2° in het tweede lid wordt het woord "vierde" vervangen door het woord "derde";3° de woorden "een beroepschrift indienen per beveiligde zending" worden vervangen door de woorden "schriftelijk een beroepschrift indienen".

Art. 42.In artikel 3.6.3, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "in per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk".

Art. 43.In artikel 3.6.4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste, derde en vierde lid worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk";2° in het eerste lid worden de woorden "ontvangst van het verzoek" vervangen door de woorden "kennisgeving van het verzoek";3° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 44.In artikel 3.6.9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste, tweede en vijfde lid wordt het woord "betekening" vervangen door het woord "kennisgeving"; 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "De geschorste metaaldetectorist bezorgt binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van de schorsingsbeslissing schriftelijk een reactie waarin hij beschrijft welke acties hij heeft ondernomen of onmiddellijk onderneemt ter remediëring of ter verantwoording.".

Art. 45.In artikel 3.6.12, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "wordt per beveiligde zending" worden vervangen door de woorden "wordt schriftelijk".2° in het tweede lid wordt het woord "vierde" vervangen door het woord "derde";3° de woorden "indienen per beveiligde zending" worden vervangen door de woorden "schriftelijk indienen";

Art. 46.In artikel 3.7.5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste, derde en vierde lid worden de woorden "per beveiligde zending" worden vervangen door het woord "schriftelijk";2° in het eerste lid worden de woorden "ontvangst van het verzoek" vervangen door de woorden "kennisgeving van het verzoek";3° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 47.In artikel 3.7.11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste en tweede lid wordt het woord "betekening" telkens vervangen door het woord "kennisgeving"; 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "De onroerenderfgoedondernemer bezorgt binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van de schorsingsbeslissing schriftelijk een reactie waarin hij beschrijft welke acties hij heeft ondernomen of onmiddellijk onderneemt om te remediëren of tegemoet te komen aan de toekenningsvoorwaarden."; 3° het vijfde lid wordt vervangen door wat volgt: "Het agentschap deelt zijn beslissing binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de beslissing, schriftelijk mee aan de onroerenderfgoedondernemer.De opheffing van de schorsing of de intrekking van het kwaliteitslabel is van kracht vanaf die kennisgeving. Als het agentschap nalaat een beslissing te nemen of nalaat de beslissing mee te delen binnen de vastgestelde termijn, wordt de schorsing geacht opgeheven te zijn.".

Art. 48.In artikel 3.7.13, tweede lid, wordt het woord "vierde" vervangen door het woord "derde".

Art. 49.In hoofdstuk 5, afdeling 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt het opschrift van onderafdeling 1 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 1. Gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt en vrijstellingen door erkende onroerenderfgoedgemeenten".

Art. 50.In artikel 5.4.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 wordt het woord "gegeorefereerd" telkens opgeheven.

Art. 51.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018, wordt een artikel 5.4.1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 5.4.1/1. De erkende onroerenderfgoedgemeente kan in een gemeentelijk reglement in vrijstellingen voorzien zoals vermeld in artikel 5.4.1, derde lid, 9°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Dat gemeentelijk reglement motiveert op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten welke percelen vrijgesteld worden omdat ze met hoge waarschijnlijkheid geen archeologische waarde hebben. Het gemeentelijk reglement bevat ook een plan waarop die percelen nauwkeurig worden aangeduid.

De erkende onroerenderfgoedgemeente bezorgt aan het agentschap na de goedkeuring door de gemeenteraad: 1° het gemeentelijk reglement, vermeld in artikel 5.4.1, derde lid, 9°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013; 2° een geactualiseerde GIS-laag met een nauwkeurige aanduiding van alle vrijgestelde percelen binnen haar grondgebied. Het agentschap maakt de geactualiseerde GIS-laag publiek toegankelijk op zijn website.

De gemeentelijke vrijstellingen gelden zodra ze publiek toegankelijk gemaakt zijn op een GIS-laag op de website van het agentschap.".

Art. 52.Artikel 5.4.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 5.4.3. De aanvraag tot toelating bevat, naast de gegevens vermeld in artikel 5.4.6, § 1, derde lid, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, de volgende bijkomende gegevens: 1° de resultaten van het archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem;2° de doelstellingen en de te beantwoorden onderzoeksvragen van het vooronderzoek met ingreep in de bodem; 3° de plannen, kaarten en foto's die noodzakelijk zijn voor een goed begrip van de aanvraag tot toelating.".

Art. 53.Artikel 5.4.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2016, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 5.4.7. Als het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente geen akte neemt van de archeologienota of er voorwaarden aan koppelt, kan de initiatiefnemer, de door hem daarvoor aangestelde erkende archeoloog of het agentschap een georganiseerd administratief beroep instellen bij de minister volgens de procedure, vermeld in afdeling 6.".

Art. 54.In hoofdstuk 5, afdeling 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt het opschrift van onderafdeling 4 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 4. Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Uitvoering archeologienota waarvan akte is genomen".

Art. 55.Artikel 5.4.10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2016, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 5.4.10. Als het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente geen akte neemt van de nota of er voorwaarden aan koppelt, kan de initiatiefnemer, de door hem aangestelde erkende archeoloog of het agentschap een georganiseerd administratief beroep instellen bij de minister volgens de procedure, vermeld in afdeling 6.".

Art. 56.In artikel 5.4.11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt de zin "Als de ingreep in de bodem van de vergunde werken afwijkt van de ingreep in de bodem van de werken, omschreven in de bekrachtigde archeologienota, geldt de bekrachtigde archeologienota niet als toelating voor de maatregelen die erin omschreven zijn." vervangen door de zin "Als de ingreep in de bodem van de vergunde werken afwijkt van de ingreep in de bodem van de werken, omschreven in de archeologienota waarvan akte is genomen, geldt de aktename niet als toelating voor de maatregelen die erin omschreven zijn.".

Art. 57.In artikel 5.4.13 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2016, worden de volgende wijzingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "die ze bekrachtigt" vervangen door de woorden "waar ze akte van neemt";2° in het tweede lid worden de woorden "die het bekrachtigt" vervangen door de woorden "waar het akte van neemt";3° in het derde lid worden de woorden "de bekrachtigde archeologienota of nota" vervangen door de woorden "de archeologienota of nota waarvan akte is genomen".

Art. 58.In artikel 5.4.14 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, worden de woorden "binnen zes maanden nadat hij het bezorgd heeft" vervangen door de zinsnede "binnen een termijn van 180 dagen, die ingaat op de dag na de bezorging van het eindverslag".

Art. 59.In artikel 5.5.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt de zinsnede ", schriftelijk en met een beveiligde zending aan het agentschap" vervangen door de woorden "via het digitale platform dat het agentschap daarvoor beschikbaar stelt".

Art. 60.In artikel 5.5.3, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt de zin "Het agentschap bezorgt de gemotiveerde beslissing of de kennisgeving van de stilzwijgende beslissing met een beveiligde zending aan de erkende archeoloog." vervangen door de zin "Het agentschap bezorgt de gemotiveerde beslissing of de kennisgeving van de stilzwijgende beslissing met een beveiligde zending aan de erkende archeoloog of stelt die digitaal ter beschikking via het daarvoor voorziene digitale platform.".

Art. 61.In artikel 5.5.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, worden de woorden "binnen zes maanden nadat hij het bezorgd heeft" vervangen door de zinsnede "binnen een termijn van 180 dagen, die ingaat op de dag na de bezorging van het eindverslag".

Art. 62.In artikel 5.6.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Het beroepschrift wordt schriftelijk ingediend binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van de beslissing van het agentschap of, in voorkomend geval, van de erkende onroerenderfgoedgemeente over: 1° het weigeren van een toelating voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of het koppelen van voorwaarden daaraan;2° het niet akte nemen van de archeologienota of het koppelen van voorwaarden daaraan;3° het niet akte nemen van de nota of het koppelen van voorwaarden daaraan; 4° het weigeren van een toelating voor een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of een archeologische opgraving met het oog op wetenschappelijke vraagstellingen of het koppelen van voorwaarden daaraan.".

Art. 63.Artikel 6.3.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 6.3.1. Als voor de handelingen aan of in beschermde goederen een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden, een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een gedeelde inrichting of activiteit, een vergunning, toelating, machtiging, ontheffing of afwijking overeenkomstig de bepalingen van het Bosdecreet van 13 juni 1990, het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu of het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning vereist is, wordt de aanvraag van een toelating ingediend en behandeld volgens de procedure vermeld in artikel 6.4.4, § 2 en § 3, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.

Als voor de handelingen aan of in beschermde goederen geen omgevingsvergunning, geen vergunning, geen toelating, geen machtiging, geen ontheffing of geen afwijking zoals vermeld in het eerste lid vereist is, wordt de aanvraag van een toelating voor handelingen aan of in beschermde monumenten, beschermde cultuurhistorische landschappen of beschermde archeologische sites ingediend en behandeld volgens de procedure vermeld in artikel 6.3.2 tot en met 6.3.11 van dit besluit.".

Art. 64.In artikel 6.3.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en van 16 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "De aanvraag van een toelating voor handelingen aan of in beschermde goederen zoals vermeld in artikel 6.3.1, tweede lid, wordt schriftelijk ingediend bij het agentschap of, in voorkomend geval, bij het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente waar het beschermde goed ligt."; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Als de aanvraag, vermeld in het eerste lid, betrekking heeft op handelingen aan of in beschermde goederen op percelen die op het grondgebied van verschillende gemeenten liggen, dient de aanvrager die in bij het agentschap.".

Art. 65.In artikel 6.3.6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° het agentschap of, in voorkomend geval, het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing tot toelating;".

Art. 66.In artikel 6.3.8 en 6.3.14 van hetzelfde besluit wordt het woord "vijftien" telkens vervangen door het woord "dertig".

Art. 67.In artikel 6.3.9 van hetzelfde besluit wordt het woord "provinciale" vervangen door het woord "decentrale".

Art. 68.In artikel 6.3.12, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, worden de woorden "per beveiligde zending bij" vervangen door de woorden "schriftelijk bij".

Art. 69.In artikel 6.3.16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Het beroepschrift wordt schriftelijk ingediend bij de minister." 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Het beroepschrift bestaat minstens uit een gemotiveerd verzoekschrift en bevat de volgende gegevens: 1° de datum en het referentienummer van de bestreden beslissing; 2° de datum van aanplakking of de datum van ontvangst van het afschrift van de bestreden beslissing of de mededeling zoals vermeld in artikel 6.3.14.".

Art. 70.In artikel 6.3.20, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "betekening" wordt vervangen door het woord "ontvangst"; 2° een lid wordt ingevoegd tussen het tweede en het derde lid, dat luidt als volgt: "In voorkomend geval, wordt de termijn vermeld in het eerste lid geschorst gedurende de termijn bepaald in artikel 6.3.18, tweede lid waarbinnen de beroepsindiener ontbrekende gegevens of documenten moet indienen.".

Art. 71.In artikel 6.4.1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk" en wordt het woord "provinciale" vervangen door het woord "decentrale".

Art. 72.In artikel 7.1.1 van hetzelfde besluit worden de woorden "Vlaamse Regering" vervangen door het woord "minister".

Art. 73.Artikel 8.1.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 8.1.1. Een beheersplan kan een zelfstandig onderdeel van een onroerend erfgoed of erfgoedlandschap betreffen.

Een of meer zakelijkrechthouders of gebruikers kunnen een beheersplan laten indienen door een gevolmachtigde."

Art. 74.Artikel 8.1.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en 16 december 2016, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 8.1.4 § 1. Het beheersplan beoogt een betekenisvolle meerwaarde voor het onroerend erfgoed of het erfgoedlandschap of voor een zelfstandig onderdeel ervan en bevat ten minste de volgende elementen: 1° de identificatie en het kadasterplan met de afbakening van het onroerend erfgoed of erfgoedlandschap of het zelfstandig onderdeel ervan, waarvoor het beheersplan wordt opgesteld;2° een historische nota, die op basis van geschreven of iconografische bronnen en van archeologische of natuurwetenschappelijke bevindingen of sporen een helder inzicht geeft in de totstandkoming en ontwikkeling van de afgebakende locatie tot de huidige toestand;3° een inventarisatie van de erfgoedelementen binnen de afbakening en een toestandsrapport.De huidige toestand wordt geïllustreerd met recente plannen en foto's die een duidelijk beeld geven van de afgebakende locatie; 4° de situering en de beschrijving van de erfgoedwaarden en de juridische toestand van de afgebakende locatie, waarop het beheersplan betrekking heeft;5° een onderbouwde visie, gebaseerd op de elementen vermeld in punt 1° tot en met 4°, op het beheer van de afgebakende locatie en de beheersdoelstellingen die eruit voortvloeien.Als de afgebakende locatie naast een beschermd stads- en dorpsgezicht, beschermd cultuurhistorisch landschap, erfgoedlandschap of een beschermde archeologische site ook afzonderlijk beschermde monumenten omvat en als het beheer daarvan impact heeft op het grotere beschermde geheel, dan moet het beheersplan ook een visie op het beheer van die beschermde monumenten bevatten ; 6° de opsomming en verantwoording van de concrete richtlijnen, eenmalige en terugkerende maatregelen en werkzaamheden die nodig zijn om de beoogde beheersdoelstellingen te bereiken;7° een voorstel over hoe gerapporteerd wordt over de uitvoering van de richtlijnen, de maatregelen en de werkzaamheden, vermeld in punt 6° en over de realisatie van de beheersdoelstellingen, vermeld in punt 5°. Het voorstel houdt rekening met de rapportageverplichting, vermeld in artikel 8.1.8; 8° in voorkomend geval een identificatie van het ZEN-erfgoed;9° in voorkomend geval een opsomming van de handelingen aan of in beschermde goederen die vrijgesteld zijn van toelating of melding;10° als het beheersplan betrekking heeft op verschillende zakelijkrechthouders of gebruikers, een overzicht van hoe de participatie en communicatie over de opmaak van het beheersplan is verlopen. De visie op het beheer, de beheersdoelstellingen en de richtlijnen, de maatregelen en de werkzaamheden is in voorkomend geval in overeenstemming met de geldende wet-, decreet- en regelgeving. § 2. In voorkomend geval wordt in een afzonderlijk onderdeel van het beheersplan nader ingegaan op het concrete beheer en de optimalisatie van de locatie als open erfgoed overeenkomstig de voorwaarden vermeld in artikel 8.4.1. Als de locatie nog tot open erfgoed moet worden ontwikkeld, wordt dat afzonderlijk onderdeel uitgebreid met een duidelijk ontwikkelingstraject in functie van een erkenning als open erfgoed, waaruit blijkt dat na dat traject de locatie zal voldoen aan de erkenningsvoorwaarden vermeld in artikel 8.4.1.

Het beheersplan vermeldt in voorkomend geval de ingrepen die worden voorzien voor de verbeterde inhoudelijke of fysieke ontsluiting van het goed.

Als het aangewezen is om af te wijken van de openstellingsvoorwaarden, vermeld in artikel 11.2.11, § 1, 3°, wordt in dat onderdeel van het beheersplan een motivatie daarvoor opgenomen.".

Art. 75.In artikel 8.1.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2016, worden de woorden "in twee papieren exemplaren en digitaal" vervangen door het woord "schriftelijk".

Art. 76.Artikel 8.1.6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2016, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 8.1.6. § 1. Als er binnen de afbakening, vermeld in artikel 8.1.4, § 1, eerste lid, 1°, zones voorkomen met habitats die beschermd zijn met toepassing van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, of als het onroerend erfgoed of erfgoedlandschap geheel of gedeeltelijk ligt in het Vlaams Ecologisch Netwerk of een speciale beschermingszone met toepassing van het voormelde decreet, vraagt het agentschap voorafgaand aan de beslissing over de goedkeuring van het beheersplan een advies aan het Agentschap voor Natuur en Bos over de voorgestelde beheersdoelstellingen en de richtlijnen, de maatregelen en de werkzaamheden. Dat advies wordt verleend binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesaanvraag. Als die termijn wordt overschreden, kan aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. § 2. Het agentschap beslist over de goedkeuring van het beheersplan binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag van ontvangst van het beheersplan. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de beslissing.

Het agentschap kan in de beslissing tot goedkeuring voorwaarden opleggen voor de uitvoering en de opvolging van het beheersplan. Het agentschap kan in de beslissing tot goedkeuring het onroerend erfgoed of een zelfstandig onderdeel ervan erkennen als ZEN-erfgoed.

Als het beheersplan een opsomming bevat van werken die vrijgesteld zijn van een melding of een toelating, een identificatie van ZEN-erfgoed of een ontwikkelingstraject tot open erfgoed, wordt ook de beslissing daarover meegedeeld.

Als het beheersplan onvolledig is bevonden, of het duurzame behoud en beheer van erfgoedwaarden onvoldoende garandeert, meldt het agentschap om welke redenen en in welke zin het beheersplan moet worden aangepast om voor goedkeuring in aanmerking te komen. § 3. Een aangepast beheersplan kan ingediend worden bij het agentschap binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de melding vermeld in paragraaf 2, vierde lid. Het aangepaste beheersplan moet tegemoet komen aan de voorgestelde wijzigingen, vermeld in paragraaf 2, vierde lid. Het beheersplan kan bovendien alleen worden aangepast met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen.

Als het aangepaste beheersplan tegemoetkomt aan de voorgestelde wijzigingen, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, beslist het agentschap tot de goedkeuring van het beheersplan. Als het aangepaste beheersplan niet tegemoet komt aan de voorgestelde wijzigingen, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, of als er binnen de termijn van negentig dagen, vermeld in het eerste lid, geen aangepast beheersplan is ingediend, keurt het agentschap het beheersplan af. Het agentschap beslist binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van het aangepaste beheersplan.

Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de beslissing tot goedkeuring of afkeuring. Het agentschap ontsluit het goedgekeurde beheersplan op zijn website. § 4. Het agentschap brengt ook de gemeenten of intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten op het grondgebied waarvan het onroerend erfgoed of erfgoedlandschap, of het zelfstandig onderdeel ervan, ligt, schriftelijk op de hoogte van de beslissing tot goedkeuring of tot afkeuring. Het agentschap brengt ook het Agentschap voor Natuur en Bos schriftelijk op de hoogte van die beslissing, als er advies is verleend met toepassing van paragraaf 1.".

Art. 77.In artikel 8.1.7 van hetzelfde besluit wordt het woord "twintig" vervangen door het woord "24".

Art. 78.Artikel 8.1.8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 8.1.8. § 1. De zakelijkrechthouder, de gebruiker of zijn gevolmachtigde volgt de uitvoering van het beheersplan op en rapporteert daarover om de zes jaar, te rekenen vanaf de datum van de goedkeuring van het beheersplan, schriftelijk aan het agentschap. Het rapport bevat minstens een onderhoudslogboek. § 2. Het agentschap evalueert de uitvoering van het beheersplan op basis van het rapport, vermeld in paragraaf 1. Als uit de evaluatie blijkt dat de beheersmaatregelen die zijn opgenomen in het goedgekeurde beheersplan onvoldoende uitgevoerd zijn of niet geschikt zijn om de beheersdoelstellingen te halen, neemt het agentschap een beslissing daarover binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van het rapport. In de beslissing wordt vermeld om welke redenen en in welke zin het beheer moet worden aangepast.

Het agentschap brengt de zakelijkrechthouder, de gebruiker of zijn gevolmachtigde schriftelijk op de hoogte van de beslissing.

Het agentschap brengt ook de gemeenten of intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten op het grondgebied waarvan het onroerend erfgoed, erfgoedlandschap of een zelfstandig onderdeel daarvan ligt, schriftelijk op de hoogte van die beslissing.".

Art. 79.In artikel 8.1.9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° de identificatie van het onroerend goed of erfgoedlandschap of het zelfstandige onderdeel ervan waarvoor het beheersplan moet worden aangepast;"; 2° in het vierde lid, worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk";3° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 80.In artikel 8.1.10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Een beroepschrift wordt schriftelijk ingediend binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving van de beslissing.Het beroepschrift bestaat minstens uit een gemotiveerd verzoekschrift met vermelding van de datum en het referentienummer van de bestreden beslissing."; 2° het derde lid wordt opgeheven;3° het bestaande vijfde lid, dat het vierde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt: "De minister neemt een beslissing over het beroep binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroepschrift.De beslissing wordt schriftelijk bezorgd aan de indiener van het beroep.".

Art. 81.In artikel 8.2.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het punt 2° vervangen door wat volgt: "2° de identificatie van het onroerend erfgoed, erfgoedlandschap of het zelfstandig onderdeel ervan waarvoor de beheerscommissie wordt opgericht;"; 2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.Het agentschap beslist binnen een termijn van negentig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van de aanvraag tot oprichting van een beheerscommissie en deelt de beslissing daarover schriftelijk mee aan de aanvrager. Het agentschap deelt, na overleg met de aanvrager, op dat moment ook mee welke relevante bijkomende partijen vertegenwoordigd moeten zijn in een beheerscommissie, naast de partijen, vermeld in paragraaf 5."

Art. 82.In artikel 8.3.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017, worden de woorden "deel ervan dat een opzichzelfstaand geheel vormt" vervangen door de woorden "zelfstandig onderdeel ervan".

Art. 83.In artikel 8.3.2, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017, worden de woorden "deel ervan dat een op-zichzelf-staand geheel vormt" vervangen door de woorden "zelfstandig onderdeel ervan".

Art. 84.In artikel 8.3.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste en derde lid wordt het woord "kalenderdagen" telkens vervangen door het woord "dagen";2° in het eerste en derde lid worden de woorden "met een beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk";3° in het derde lid worden de woorden "na de volledigheidsverklaring" vervangen door de woorden "die ingaat op de dag na de kennisgeving van de volledigheidsverklaring".

Art. 85.In artikel 8.3.4, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017, wordt de zinsnede " § 1, eerste en tweede lid," opgeheven.

Art. 86.In artikel 8.3.5, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017, worden de woorden "in vier papieren exemplaren en een digitaal exemplaar" vervangen door het woord "schriftelijk".

Art. 87.In artikel 8.3.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, paragraaf 2, eerste en derde lid, 3°, paragraaf 3, tweede lid, paragraaf 4, eerste en vierde lid, paragraaf 5 en paragraaf 7, derde en vierde lid, wordt het woord "kalenderdagen" telkens vervangen door het woord "dagen";2° in paragraaf 1, paragraaf 6 en paragraaf 7, tweede en vierde lid, worden de woorden "met een beveiligde zending" telkens vervangen door het woord "schriftelijk"; 3° in paragraaf 5 wordt de zin "Als er geen beslissing wordt genomen binnen de daarvoor uitgetrokken termijn, wordt ervan uitgegaan dat het ontwerp van geïntegreerd beheersplan afgekeurd is." opgeheven; 4° in paragraaf 7, derde lid, worden de woorden "na ontvangst van de melding" vervangen door de woorden "na de kennisgeving van de beslissing".

Art. 88.Artikel 8.3.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 wordt vervangen door wat volgt: "Art. 8.3.8. De zakelijkrechthouder, de gebruiker of hun gevolmachtigde volgt de uitvoering van het geïntegreerde beheersplan op en rapporteert daarover om de zes jaar aan het behandelende agentschap, te rekenen vanaf de datum van de goedkeuring van het geïntegreerde beheersplan. Het rapport bevat minstens een onderhoudslogboek.

Te rekenen vanaf de datum van de goedkeuring van het geïntegreerde beheersplan voor een terrein van type twee, type drie of type vier, als vermeld in artikel 16ter, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, evalueert het Agentschap voor Natuur en Bos de uitvoering van het geïntegreerde beheersplan om de zes jaar, op basis van het rapport, vermeld in het eerste lid.

Als uit de evaluatie blijkt dat de beheersmaatregelen die in het goedgekeurde beheersplan zijn opgenomen, onvoldoende uitgevoerd zijn of niet geschikt zijn om de beheersdoelstellingen te halen, nemen het agentschap en het Agentschap voor Natuur en Bos daarover samen een beslissing binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de dag na de ontvangst van het rapport.

Het behandelende agentschap brengt de zakelijkrechthouder, de gebruiker of hun gevolmachtigde schriftelijk op de hoogte van de beslissing, vermeld in het derde lid, met de vermelding van de redenen waarom en de manier waarop het beheer moet worden aangepast.

Het behandelende agentschap brengt ook de gemeente of gemeenten waarin het onroerend goed ligt en/of de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst of -diensten van die gemeente of gemeenten, op de hoogte van die beslissing.".

Art. 89.In artikel 8.3.9, § 2, tweede lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017, wordt het woord "kalenderdagen" vervangen door het woord "dagen".

Art. 90.In artikel 8.3.11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Een beroepschrift wordt schriftelijk ingediend binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op dag na de kennisgeving van de beslissing. Het beroepschrift bestaat minstens uit een gemotiveerd verzoekschrift met vermelding van de datum en het referentienummer van de bestreden beslissing."; 2° het derde lid wordt opgeheven;3° het bestaande vierde lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt: "De Vlaamse Regering neemt een beslissing over het beroep binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het beroepschrift.De beslissing wordt schriftelijk aan de indiener van het beroep bezorgd."

Art. 91.Artikel 8.4.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 8.4.1. Een beschermd goed, een erfgoedlandschap, of een representatief onderdeel ervan, kan erkend worden als open erfgoed als de locatie aan al de volgende voorwaarden voldoet: 1° de openstelling geeft de bezoeker inzicht in de erfgoedwaarden, -kenmerken en -elementen van het goed in hun maatschappelijke context;2° de openstelling richt zich op minstens twee verschillende doelgroepen;3° de openstelling is inspirerend voor Vlaanderen of een ruimer gebied op de volgende vlakken: a) de manier waarop en de frequentie waarmee de locatie wordt opengesteld en de keuzes die daarbij worden gemaakt;b) de wijze van beheer van de site, inclusief de publiekswerking;c) de netwerking en complementariteit met andere sites die erkend zijn als open erfgoed;4° het goed is, in de mate dat de verplichtingen van de bescherming dat toelaten, integraal toegankelijk voor bezoekers.Daarvoor wordt een advies over de toegankelijkheid gevraagd aan de instantie die erkend is door de Vlaamse Regering.".

Art. 92.Artikel 8.4.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 8.4.2. § 1. Het agentschap kan een onroerenderfgoedlocatie die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 8.4.1 op eigen initiatief of op vraag van de beheerder of de zakelijkrechthouder als open erfgoed erkennen.

Een aanvraag tot erkenning als open erfgoed wordt ingediend bij het agentschap en bevat de volgende elementen: 1° een plan van de onroerenderfgoedlocatie, met een afbakening van het representatieve onderdeel ervan dat zal worden ontsloten;2° een korte beschrijving van de locatie en een motivering waarom ze het ontsluiten waard is; 3° een beschrijving van de manier waarop de locatie wordt ontsloten, waarbij wordt aangetoond hoe wordt voldaan aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 8.4.1.

Het agentschap stelt daarvoor een modelformulier ter beschikking op zijn website.

Het agentschap gaat na of de aanvraag alle elementen vermeld in het tweede lid bevat. Als de aanvraag onvolledig is, kan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag is ingediend, de aanvrager schriftelijk vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren.

Het agentschap beslist over de erkenningsaanvraag binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de volledige aanvraag is ingediend. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. § 2. De erkenning als open erfgoed geldt voor een periode van twaalf jaar, die ingaat op de dag na de erkenningsbeslissing. De erkenning wordt telkens stilzwijgend verlengd met eenzelfde periode, tenzij de beheerder of de zakelijkrechthouder voor het verstrijken van die periode van twaalf jaar, schriftelijk en gemotiveerd verzoekt de erkenning in te trekken.

Het agentschap kan de erkenning als open erfgoed intrekken op basis van een gemotiveerd verzoek van de beheerder of zakelijkrechthouder vermeld in het eerste lid of als de locatie niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet. De beheerder en zakelijkrechthouder worden hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. § 3. Als de beheerder in aanmerking wil komen voor een erfgoedpremie voor de ontwikkeling tot open erfgoed, moet in een beheersplan voor de locatie in een afzonderlijk onderdeel een duidelijk ontwikkeltraject tot open erfgoed worden opgenomen."

Art. 93.Aan artikel 10.1.3 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de samenstelling van een intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst gewijzigd wordt als vermeld in artikel 3.3.17, blijft de lopende samenwerkingsovereenkomst ongewijzigd gelden.".

Art. 94.In artikel 10.1.5, eerste lid, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: "2° een meerjarenbegroting waarin alle verwachte kosten en opbrengsten die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten opgenomen zijn, met vermelding van de inbreng van de gemeenten die deel uitmaken van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst;"; 2° er wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° een geactualiseerd onroerenderfgoedbeleidsplan, tenzij bij de eerste subsidieaanvraag na de erkenning.".

Art. 95.Artikel 10.1.6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 10.1.6. De subsidieaanvraag is ontvankelijk als ze tijdig wordt ingediend en volledig is.

Als het agentschap vaststelt dat de aanvraag niet alle vereiste elementen, vermeld in artikel 10.1.5, eerste lid, bevat, brengt het de aanvrager binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de subsidieaanvraag schriftelijk op de hoogte van de ontbrekende elementen.

Als de aanvrager het dossier niet aanvult binnen een termijn van veertien dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van het verzoek tot aanvulling, wordt de subsidieaanvraag onontvankelijk verklaard. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de beslissing.".

Art. 96.Artikel 10.1.8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 10.1.8. Uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarin de ontvankelijke subsidieaanvraag is ingediend, beslist de minister over de toekenning en het bedrag van de subsidie.

Het agentschap brengt de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst schriftelijk op de hoogte van de beslissing, vermeld in het eerste lid.".

Art. 97.In artikel 10.1.9, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de datum "1 oktober" vervangen door de datum "15 oktober".

Art. 98.In artikel 10.1.10 van hetzelfde besluit wordt de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "De jaarlijkse basissubsidie bedraagt minstens 85.000 euro en wordt vermeerderd met een bedrag dat is gekoppeld aan de volgende criteria, met als referentiedatum 1 januari van het jaar waarin de ontvankelijke subsidieaanvraag is ingediend: 1° het aantal inwoners, ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeenten die deel uitmaken van het werkingsgebied van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst;2° de oppervlakte van het werkingsgebied van de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst;3° in voorkomend geval, het aanwezige onroerend erfgoed dat zich bevindt op het grondgebied van een erkende onroerenderfgoedgemeente binnen het werkingsgebied.Dat bijkomende subsidiebedrag wordt bepaald op basis van: a) de oppervlakte van het grondgebied van de erkende onroerenderfgoedgemeente;b) de grondoppervlakte van de beschermde goederen die binnen het grondgebied van de erkende onroerenderfgoedgemeente liggen; c) het aantal onroerende goederen, dat opgenomen is in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed of in de vastgestelde inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde en dat binnen het grondgebied van de erkende onroerenderfgoedgemeente ligt."; 2° in het derde lid worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk"; 3° tussen het derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Als de erkenning van een erkende onroerenderfgoedgemeente die in het werkingsgebied ligt gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst ingetrokken wordt overeenkomstig het artikel 3.2.12, vijfde lid of 3.2.13, wordt de subsidie verminderd met het bedrag, vermeld in het tweede lid, 3°, vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin de erkenning als onroerenderfgoedgemeente ingetrokken is.

Het agentschap brengt de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst schriftelijk op de hoogte van de vermindering van de toegekende subsidie.".

Art. 99.In artikel 10.1.12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het eerste en tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Met het oog op het toezicht, vermeld in het eerste lid, dient de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst een financiële rapportering in bij het agentschap voor 31 mei."; 2° in het bestaande derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk".

Art. 100.Aan artikel 10.1.17 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst de receptieve functie van gemeentegrensoverschrijdend belang, vermeld in het eerste lid, 2°, vervalt door een fusie van de gemeente waar het erkende onroerenderfgoeddepot zich bevindt met een of meer gemeenten waarvoor het erkende onroerenderfgoeddepot een receptieve functie vervult, blijft de lopende samenwerkingsovereenkomst ongewijzigd gelden.".

Art. 101.In artikel 10.1.18 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "De aanvrager dient de subsidieaanvraag schriftelijk in bij het agentschap vanaf 1 januari tot 1 juli van elk jaar.".

Art. 102.In artikel 10.1.19, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° een meerjarenbegroting waarin alle verwachte kosten en opbrengsten die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten opgenomen zijn;".

Art. 103.Artikel 10.1.20 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 10.1.20. De subsidieaanvraag is ontvankelijk als ze tijdig wordt ingediend en volledig is.

Als het agentschap vaststelt dat de aanvraag niet alle vereiste elementen, vermeld in artikel 10.1.19, eerste lid, bevat, brengt het de aanvrager binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de subsidieaanvraag schriftelijk op de hoogte van de ontbrekende elementen.

Als de aanvrager het dossier niet aanvult binnen een termijn van veertien dagen, die ingaat op da dag na de kennisgeving van het verzoek tot aanvulling, wordt de subsidieaanvraag onontvankelijk verklaard. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de beslissing.".

Art. 104.Artikel 10.1.22 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 10.1.22. Uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarin de ontvankelijke subsidieaanvraag is ingediend, beslist de minister over de toekenning en het bedrag van de subsidie.

Het agentschap brengt het erkende onroerenderfgoeddepot schriftelijk op de hoogte van de beslissing, vermeld in het eerste lid.".

Art. 105.In artikel 10.1.23, eerste lid van hetzelfde besluit wordt de datum "1 december" vervangen door de datum "15 oktober".

Art. 106.In artikel 10.1.24 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "De jaarlijkse basissubsidie bedraagt minstens 85.000 euro en wordt vermeerderd met een bedrag dat is gekoppeld aan de volgende criteria, met als referentiedatum 1 januari van het jaar waarin de ontvankelijke subsidieaanvraag is goedgekeurd: 1° het aantal inwoners, ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeenten die deel uitmaken van het gebied waar het onroerenderfgoeddepot zijn receptieve diensten verleent;2° de oppervlakte van het gebied waar het onroerenderfgoeddepot zijn receptieve diensten verleent; 3° de grootte van de collectie.".

Art. 107.In artikel 10.1.26 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het eerste en tweede lid wordt een lid ingevoegd dat luidt als volgt: "Met het oog op het toezicht, vermeld in het eerste lid, dient het erkende onroerenderfgoeddepot een financiële rapportering in bij het agentschap uiterlijk op 31 mei."; 2° in het bestaande derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk".

Art. 108.Artikel 10.3.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 10.3.5. De minister stelt per projectoproep voor de projectsubsidie het subsidiepercentage, het maximumbedrag en de maximale duurtijd van de projecten vast.".

Art. 109.In artikel 10.3.7 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Het agentschap gaat na of de subsidieaanvraag alle elementen, vermeld in het tweede lid, bevat. Als het agentschap vaststelt dat de aanvraag niet alle vereiste elementen bevat, brengt het de aanvrager binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de subsidieaanvraag schriftelijk op de hoogte van de ontbrekende elementen. Als de aanvrager het dossier niet aanvult binnen een termijn van veertien dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van het verzoek tot aanvulling, wordt de subsidieaanvraag onontvankelijk verklaard. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de beslissing.".

Art. 110.In artikel 10.3.12 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "De aanvraag tot verlenging wordt ingediend bij het agentschap minstens negentig dagen voor de afloop van de uitvoeringstermijn die is vastgelegd in het plan van aanpak.".

Art. 111.In artikel 10.3.13, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "Uiterlijk zes maanden" vervangen door de zinsnede "Binnen een termijn van 180 dagen, die ingaat op de dag".

Art. 112.In artikel 10.3.15, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "uiterlijk drie maanden" vervangen door de zinsnede "binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag".

Art. 113.Artikel 11.2.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 11.2.1. Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan aan een premienemer een erfgoedpremie worden toegekend voor beheersmaatregelen, werkzaamheden of diensten die noodzakelijk zijn voor het behoud of de herwaardering van erfgoedkenmerken en -elementen van een beschermd goed, een erfgoedlandschap of in de overgangszone bij een beschermd goed.

In de volgende gevallen moeten de beheersmaatregelen, de werkzaamheden of de diensten waarvoor een premie wordt aangevraagd vermeld zijn in een goedgekeurd beheersplan: 1° het project betreft goederen gelegen in beschermde stads- en dorpsgezichten, beschermde cultuurhistorische landschappen, erfgoedlandschappen of beschermde archeologische sites;2° het project betreft UNESCO-werelderfgoed.Een door UNESCO goedgekeurd management plan voor de betrokken locatie geldt als goedgekeurd beheersplan; 3° het project betreft erkend open erfgoed of een ontwikkeling tot open erfgoed;4° voor het project worden verschillende gespecialiseerde werkzaamheden gecombineerd; 5° voor het project wordt een meerjarenpremieovereenkomst aangevraagd."

Art. 114.Artikel 11.2.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2016, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 11.2.4. De volgende beheersmaatregelen, werkzaamheden of diensten komen enkel in aanmerking voor een erfgoedpremie onder de hieronder vermelde voorwaarden: 1° ingrepen in functie van regulier onderhoud, als ze zijn opgenomen in de vastgestelde lijst met forfaitaire werkzaamheden;2° energiebesparende maatregelen ter uitvoering van aanbevelingen in een energieaudit, beveiligingswerkzaamheden en werkzaamheden of diensten die opgelegd zijn door andere regelgevingen, als in functie hiervan: a) erfgoedkenmerken en -elementen moeten worden aangepast; b) nieuwe elementen worden toegevoegd, er daarover randvoorwaarden worden gesteld in de toelating of in het advies, vermeld in artikel 6.4.4, § 1 en § 2, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en die randvoorwaarden meerkosten veroorzaken. Die meerkosten komen integraal in aanmerking voor een premie. De meerkosten worden aangetoond door de aanvrager. ".

Art. 115.Artikel 11.2.10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 11.2.10. Een verhoogde erfgoedpremie van 60% van de aanvaarde kostenraming, exclusief btw, wordt toegekend voor het beheer van of voor werkzaamheden of diensten aan of in: 1° beschermde monumenten die bestemd zijn voor een erkende eredienst. De verhoogde premie kan alleen worden toegekend als er een actueel kerkenbeleidsplan bestaat voor de gebouwen van een erkende eredienst, met uitzondering van de kathedralen; 2° beschermde goederen die eigendom zijn van een gemeente, autonoom gemeentebedrijf, OCMW, welzijnsvereniging of een sociale huisvestingsmaatschappij, die een publieksfunctie hebben, tenzij ze in hoofdzaak een commerciële of andere bestemming hebben die economische opbrengsten genereert.Als het gebouw bestemd is voor de eredienst, moet ook voldaan worden aan de voorwaarden, vermeld in punt 1° ; 3° onderwijsgebouwen;4° als monument beschermde, maalvaardige en voor het publiek ontsloten molens;5° ZEN-erfgoed als vermeld in een goedgekeurd beheersplan; 6° erkend open erfgoed of onroerend erfgoed dat ontwikkeld wordt tot open erfgoed volgens het ontwikkelingstraject in het beheersplan, vermeld in artikel 8.1.4.

In het eerste lid, 2° wordt verstaan onder publieksfunctie: openstaan voor het publiek of bedoeld zijn voor gemeenschappelijk gebruik, ook al is de toegang beperkt tot een of meer welbepaalde categorieën van personen, met uitzondering van de zones die alleen toegankelijk zijn voor werknemers."

Art. 116.Artikel 11.2.11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en 16 december 2016, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 11.2.11. § 1. Voor de verhoogde erfgoedpremie voor erkend of te ontwikkelen open erfgoed, vermeld in artikel 11.2.10, eerste lid, 6°, gelden de volgende bijkomende voorwaarden: 1° in het geval van onroerend erfgoed dat ontwikkeld wordt tot open erfgoed, leidt de ontwikkeling ervan tot een erkenning binnen een termijn van zes jaar, die ingaat op de dag nadat een eerste verhoogde premieaanvraag voor dit goed werd ingediend; 2° de locatie blijft voldoen aan de erkenningsvoorwaarden voor open erfgoed, vermeld in artikel 8.4.1, gedurende een periode van twaalf jaar, die ingaat op de dag nadat een eerste verhoogde premieaanvraag voor dat goed is ingediend. In het geval van onroerend erfgoed dat ontwikkeld wordt tot open erfgoed, gaat die termijn in vanaf het moment van de erkenning als open erfgoed; 3° gedurende de periode van twaalf jaar, vermeld in punt 2°, is de locatie minstens vijftig dagen en driehonderd uur per jaar opengesteld.In het geval van artikel 8.1.4, § 2, derde lid, gelden de afwijkende openstellingsvoorwaarden, vermeld in het goedgekeurde beheersplan; § 2. In geval van overmacht en na gemotiveerd verzoek kan het agentschap afwijkingen toestaan op de termijnen vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°. § 3. Als de locatie niet erkend wordt als open erfgoed binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, 1°, wordt het verschil tussen verhoogde en gewone premie, inclusief de al toegekende premies, verrekend bij de eindafrekening en betaalt de premienemer eventueel te veel toegekende bedragen, vermeerderd met de wettelijke intresten, terug. De wettelijke intresten beginnen te lopen vanaf de dag na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 1, 1°.

Als de locatie minder dan twaalf jaar voldoet aan de erkenningsvoorwaarden voor open erfgoed, vermeld in paragraaf 1, 2°, wordt het verschil tussen de verhoogde en de gewone premie, verminderd met 8% voor elk jaar dat volledig verstreken is, inclusief de al toegekende premies, verrekend bij de eindafrekening. De premienemer betaalt eventueel te veel toegekende bedragen, vermeerderd met de wettelijke intresten, terug. De wettelijke intresten beginnen te lopen vanaf het moment dat de locatie niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden."

Art. 117.Artikel 11.2.12 van hetzelfde besluit, opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2017, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "Art. 11.2.12. § 1. Een aanvullende premie van 10% van de aanvaarde kostenraming, exclusief btw, wordt toegekend als het goed, waarvoor de premie wordt aangevraagd, gedurende de periode van zes jaar voor de aanvraag en de periode tussen de aanvraag en de toekenning van de premie, aantoonbaar consequent en kwaliteitsvol is onderhouden.

De premienemer voegt daarvoor bij de aanvraag een uittreksel van een onderhoudslogboek dat betrekking heeft op de periode van zes jaar die voorafgaat aan de aanvraag. § 2. Een aanvullende premie van 10% van de aanvaarde kostenraming, exclusief btw, wordt toegekend voor beheersmaatregelen, werkzaamheden of diensten aan beschermde goederen of erfgoedlandschappen: 1° die uitgevoerd worden door of in opdracht van een stichting of vereniging met rechtspersoonlijkheid die het herstel en beheer van beschermde goederen of erfgoedlandschappen tot doel heeft;2° waarvan minstens de helft van de gebouwde onroerende goederen in het beheer van die stichting of vereniging met rechtspersoonlijkheid beschermd is;3° en waarbij het beheer over de onroerende goederen in kwestie voor een periode van minstens vijf jaar schriftelijk is toegewezen aan die stichting of vereniging met rechtspersoonlijkheid . § 3. Een premie van 20% van de aanvaarde kostenraming, exclusief btw, wordt toegekend voor beheersmaatregelen, werkzaamheden of diensten die gericht zijn op een verbeterde inhoudelijke of fysieke ontsluiting van het erkende open erfgoed of het onroerend erfgoed dat ontwikkeld wordt tot open erfgoed, op voorwaarde dat het gaat om ingrepen aan de locatie zelf en in de mate dat het eindproduct een fysiek en permanent karakter heeft.".

Art. 118.In artikel 11.2.13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en 16 december 2016, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Een cumulatie van een erfgoedpremie aangevraagd volgens de standaardprocedure, een erfgoedpremie aangevraagd volgens de bijzondere procedure, een onderzoekspremie, een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of een premie voor buitensporige opgravingskosten voor eenzelfde beheersmaatregel, werk, dienst of verplicht uit te voeren archeologisch onderzoek aan of in eenzelfde beschermd goed is uitgesloten.".

Art. 119.In artikel 11.2.18, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en 16 december 2016, wordt een punt 5° en 6° toegevoegd, die luiden als volgt: "5° in voorkomend geval, een uittreksel van het onderhoudslogboek, vermeld in artikel 11.2.12, § 1, tweede lid; 6° in het geval van artikel 11.2.12, § 2, de statuten van de stichting of de vereniging, een bewijs dat het beheer van het onroerend goed in kwestie schriftelijk eraan is toegewezen voor een periode van minstens vijf jaar en een overzicht van de onroerende goederen in het beheer van de stichting of vereniging.".

Art. 120.In artikel 11.2.19, § 3, 11.2.29, § 3, artikel 11.2.30, eerste lid, en 11.3.9, § 3, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, van hetzelfde besluit wordt het woord "ontvangst" vervangen door het woord "indiening".

Art. 121.In artikel 11.2.20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "ontvangst" vervangen door het woord "indiening 2° in het eerste en tweede lid worden de woorden "per beveiligde zending" telkens vervangen door het woord "schriftelijk";";

Art. 122.In artikel 11.2.23, eerste en derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk".

Art. 123.In artikel 11.2.26 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "beveiligde zending" vervangen door het woord "beslissing";2° in het tweede lid, wordt de zinsnede " per beveiligde zending," vervangen door het woord "schriftelijk".

Art. 124.Aan artikel 11.2.28, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2016, wordt een punt 9° en 10° toegevoegd, die luiden als volgt: "9° in voorkomend geval, een uittreksel van het onderhoudslogboek, vermeld in artikel 11.2.12, § 1, tweede lid; 10° in het geval van artikel 11.2.12, § 2, de statuten van de vzw, een bewijs dat het beheer van het onroerend goed in kwestie schriftelijk eraan is toegewezen voor een periode van minstens vijf jaar en een overzicht van de onroerende goederen in het beheer van de vzw.".

Art. 125.In artikel 11.2.34 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluit van 16 december 2016, wordt het woord "ontvangst" vervangen door het woord "kennisgeving".

Art. 126.Aan artikel 11.2.37, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° als een aanvullende premie van 10%, als vermeld in artikel 11.2.12, § 1, werd aangevraagd, een uittreksel van een onderhoudslogboek dat betrekking heeft op de periode tussen de aanvraag en de toekenning van de premie.".

Art. 127.In artikel 11.2.41, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "binnen een termijn van vijf jaar, de dag na de datum" vervangen door de zinsnede "binnen een termijn van vijf jaar, die ingaat op de dag na de datum".

Art. 128.Artikel 11.3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 11.3.1. Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan een onderzoekspremie worden toegekend voor de uitvoering van een noodzakelijk voorafgaand onderzoek over een beschermd goed of een erfgoedlandschap, of een deel ervan dat een opzichzelfstaand geheel vormt.".

Art. 129.In artikel 11.3.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Een cumulatie van een erfgoedpremie aangevraagd volgens de standaardprocedure, een erfgoedpremie aangevraagd volgens de bijzondere procedure, een onderzoekspremie, een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of een premie voor buitensporige opgravingskosten voor eenzelfde beheersmaatregel, werk, dienst of verplicht uit te voeren archeologisch onderzoek aan of in eenzelfde beschermd goed is uitgesloten.".

Art. 130.In artikel 11.3.5, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en 16 december 2016, wordt punt 1° opgeheven.

Art. 131.In artikel 11.3.8, eerste lid, van hetzelfde besluit worden punt 3° en punt 6° opgeheven.

Art. 132.In artikel 11.3.10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "ontvangst" vervangen door het woord "indiening";2° in het tweede, vierde en vijfde lid worden de woorden "per beveiligde zending" worden vervangen door het woord "schriftelijk";3° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 133.In artikel 11.3.12, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede ", en houdt daarbij voor beheersplannen rekening met de desbetreffende voorschriften en modaliteiten," opgeheven.

Art. 134.In artikel 11.3.15, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden"de beveiligde zending waarmee het agentschap het voorstel tot opmaak van een beheersplan of tot" vervangen door woorden "de kennisgeving van de beslissing waarmee het agentschap de".

Art. 135.In hoofdstuk 11, afdeling 3, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van onderafdeling 8 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 8. Ontsluiting van de onderzoeksresultaten".

Art. 136.Artikel 11.3.16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 11.3.16. Het agentschap kan de eindverslagen van een onderzoek als vermeld in artikel 11.3.5, ontsluiten.".

Art. 137.In artikel 11.4.11 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "in de loop van het desbetreffende jaar en uiterlijk 1 september" vervangen door de zinsnede "voor 1 september van het desbetreffende jaar".

Art. 138.In artikel 11.7.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid, 1° worden de woorden "bekrachtigde archeologienota of de bekrachtigde nota" vervangen door de woorden "archeologienota of nota waarvan akte genomen is";2° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 139.Artikel 11.7.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 2016 en 15 september 2017, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 11.7.4. De premie voor buitensporige opgravingskosten wordt berekend door de variabelen die overeenstemmen met de aangetroffen toestand, toe te passen op de forfaitaire basiskosten, verminderd met een franchise, en dat bedrag te vermenigvuldigen met 80%.

De minister stelt de forfaitaire basiskosten, de variabelen en de franchise vast. Voor de berekening van de premie voor buitensporige opgravingskosten zijn de forfaitaire basiskosten, de variabelen en de franchise van toepassing die golden op het moment van de aanvang van de archeologische opgraving.

In dit artikel wordt verstaan onder franchise: de niet-betoelaagbare eerste schijf van de kosten van de verplicht uit te voeren archeologische opgraving.".

Art. 140.Artikel 11.7.9, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 11.7.9. Het agentschap gaat na of de aanvraag voldoet aan artikel 11.7.7. Als de aanvraag onvolledig is, kan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag is ingediend, de aanvrager schriftelijk vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren.

Het agentschap beslist over de aanvraag binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de volledige aanvraag is ontvangen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

In geval van akkoord wordt de premie voor buitensporige opgravingskosten vastgelegd, waarna een afschrift van dit besluit schriftelijk aan de aanvrager wordt bezorgd en het agentschap overgaat tot de uitbetaling van de premie."

Art. 141.In artikel 11.8.7, eerste lid, artikel 11.8.10, tweede lid, en artikel 11.8.12, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, worden de woorden "met een beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk".

Art. 142.Artikel 11.8.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 11.8.8. De aanvraag is ontvankelijk als ze tijdig ingediend is en volledig is.

In geval van onvolledigheid brengt het agentschap de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de ontbrekende elementen binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de aanvraag.

Als de aanvrager het dossier niet aanvult binnen een termijn van veertien dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van het verzoek tot aanvulling, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard.

Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de beslissing.".

Art. 143.Aan hoofdstuk 11 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 9, die bestaat uit artikel 11.9.1 tot en met 11.9.10, toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 9. Premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem Onderafdeling 1. - Archeologisch vooronderzoek waarvoor geen premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem wordt toegekend Art. 11.9.1. Er wordt geen premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem toegekend voor: 1° archeologische vooronderzoeken met ingreep in de bodem bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en waarbij een overeenkomst werd gesloten tot eigendomsovergang van een te bouwen, of in aanbouw zijnd huis of appartement, mits het huis of het appartement tot huisvesting of tot beroepsdoeleinden en huisvesting is bestemd en de koper of de opdrachtgever volgens de overeenkomst verplicht is vóór de voltooiing van het gebouw een of meer stortingen te doen; 2° archeologische vooronderzoeken met ingreep in de bodem bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 van opdrachtgevers of verkrijgers wier werkzaamheid erin bestaat gebouwen op te richten, te laten oprichten of te verwerven, al dan niet om ze onder bezwarende titel te vervreemden; 3° archeologische vooronderzoeken met ingreep in de bodem bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, waarbij de opdrachtgevers op regelmatige basis optreden als opdrachtgevers van een bouwproject; 4° archeologische vooronderzoeken met ingreep in de bodem bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 van opdrachtgevers die beschouwd kunnen worden als onderdeel van een groep of een sector die op regelmatige basis optreedt als opdrachtgever van projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet; 5° archeologische vooronderzoeken met ingreep in de bodem waarvoor al een erfgoedpremie of onderzoekspremie is toegekend. In het eerste lid, 3° en 4°, wordt verstaan onder op regelmatige basis optreden als opdrachtgever van een project dat valt onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013: de opdrachtgevers die in de drie jaar, die voorafgaan aan de aanvraag van een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem, minstens één handeling aangevat hebben die valt onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 en 5.4.2 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.

Onderafdeling 2. - Archeologisch vooronderzoek waarvoor een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem kan worden aangevraagd Art. 11.9.2. Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem worden toegekend.

Art. 11.9.3. Een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem kan worden toegekend voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 van natuurlijke personen en van kleinschalige ondernemingen of kleinschalige verenigingen.

Om in aanmerking te komen voor een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem: 1° moet het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem uitgevoerd zijn overeenkomstig het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit, de omschrijving in de toelating of de archeologienota waarvan akte is genomen;2° mogen de premienemer en de natuurlijke persoon, kleinschalige onderneming of kleinschalige vereniging, vermeld in het eerste lid, de laatste tien jaar bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing niet schuldig bevonden zijn aan deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of erfgoedwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie. Onderafdeling 3. - Bedrag van de premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem Art. 11.9.4. De premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem wordt berekend door de variabelen die overeenstemmen met het uitgevoerde vooronderzoek met ingreep in de bodem toe te passen op de forfaitaire basiskosten, en dat bedrag te vermenigvuldigen met 80%.

De minister stelt de forfaitaire basiskosten en de variabelen vast.

Voor de berekening van de premie voor archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem zijn de forfaitaire basiskosten en de variabelen van toepassing die golden op het moment van de aanvang van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem.

Art. 11.9.5. Het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem mag ook gefinancierd worden met andere overheidsbijdragen. De gezamenlijke overheidsbijdragen, met inbegrip van eventuele Europese middelen, kunnen evenwel niet meer bedragen dan de toepassing van de variabelen die overeenstemmen met het uitgevoerde vooronderzoek met ingreep in de bodem op de forfaitaire basiskosten, zoals vastgesteld door de minister.

Onderafdeling 4. - Aantal premies voor archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem per verplicht uit te voeren onderzoek Art. 11.9.6. In het kader van een verplicht uit te voeren archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem kan hoogstens één premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem toegekend worden.

In het eerste lid wordt verstaan onder verplicht uit te voeren archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem: alle methodes van archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem die de erkende archeoloog overeenkomstig de code van goede praktijk moet uitvoeren om de archeologienota en in voorkomend geval de nota op te maken.

Onderafdeling 5. - Aanvragen van een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem Art. 11.9.7. Een premienemer dient de aanvraag van een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem in bij het agentschap.

Het aanvraagdossier bevat een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier dat ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.

De minister kan de nadere regels voor de inhoud van het aanvraagdossier bepalen.

Art. 11.9.8. De premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem kan aangevraagd worden vanaf de aktename van de archeologienota tot 120 dagen erna.

Als de archeologienota uitgesteld archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem als maatregel bevat, omdat toepassing is gemaakt van de procedure vermeld in artikel 5.4.12 tot en met 5.4.19 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, kan de premie pas aangevraagd worden vanaf de aktename van de nota die volgt op de uitvoering van dat uitgestelde vooronderzoek met ingreep in de bodem tot 120 dagen erna.

Onderafdeling 6. - Vastlegging en uitbetaling van de premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem Art. 11.9.9. Het agentschap gaat na of de aanvraag voldoet aan artikel 11.9.7. Als de aanvraag onvolledig is, kan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag is ingediend, de aanvrager schriftelijk vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren.

Het agentschap beslist over de aanvraag binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de volledige aanvraag is ontvangen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

In geval van akkoord wordt de premie voor archeologisch vooronderzoek vastgelegd, waarna een afschrift van dit besluit schriftelijk aan de aanvrager wordt bezorgd en het agentschap overgaat tot de uitbetaling van de premie.

Art. 11.9.10. De vastlegging of de uitbetaling van een aangevraagde premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem zal worden opgeschort als de premienemer tijdens het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of na afloop ervan beschuldigd wordt van deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in artikel 11.2.2 en 11.2.4, § 1, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.

Het recht op een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem vervalt definitief als de premienemer bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing schuldig bevonden wordt aan een deelname aan de inbreuk of het misdrijf, vermeld in het eerste lid. Ten onrechte uitgekeerde bedragen zullen in dat geval ook teruggevorderd worden.".

Art. 144.In artikel 12.1.2, § 3, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "binnen drie maanden" vervangen door de zinsnede "binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag";2° in het tweede lid worden de woorden "drie maanden" vervangen door de woorden "negentig dagen".

Art. 145.Aan hoofdstuk 13, afdeling 3, van hetzelfde besluit wordt een artikel 13.3.20 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 13.3.20. De aanduidingen als erkende archeoloog voor de inwerkingtreding van dit artikel worden gelijkgesteld met een aanduiding als een erkende archeoloog type 1 zoals vermeld in artikel 3.5.2 en 3.5.3 van dit besluit.

Die erkende archeologen moeten de opleiding vermeld in artikel 3.5.2, 8° van dit besluit volgen binnen de twee jaar na inwerkingtreding van dit artikel om te blijven voldoen aan de erkenningsvoorwaarden.". HOOFDSTUK 2: - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is

Art. 146.In artikel 11.3. van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en 4 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° wordt het woord "gemeld" vervangen door de woorden "waarvoor een toelating is verkregen";2° in punt 2° worden de woorden "waarvoor een archeologienota bekrachtigd is" vervangen door de woorden "opgenomen in een archeologienota waarvan akte is genomen";3° in punt 4° worden de woorden "waarvoor een archeologienota is bekrachtigd" vervangen door de woorden "opgenomen in een archeologienota waarvan akte is genomen";4° in punt 5° worden de woorden "waarvoor een archeologienota is bekrachtigd" vervangen door de woorden "opgenomen in een archeologienota waarvan akte is genomen"; HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Varenderfgoedbesluit van 27 november 2015

Art. 147.In artikel 19 van het Varenderfgoedbesluit van 27 november 2015, wordt punt 6° opgeheven.

Art. 148.In hetzelfde besluit wordt een artikel 19/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 19/1.Als de indiener van het beheersprogramma het varend erfgoed als opengesteld varend erfgoed wil laten erkennen, wordt aan het beheersprogramma een onderdeel toegevoegd waarin wordt aangegeven op welke manier wordt voldaan aan de volgende erkenningsvoorwaarden: 1° de erfgoedwaarden van het beschermde varend erfgoed worden op een kwaliteitsvolle manier onder de aandacht gebracht van een breed publiek;2° het operationele karakter van het beschermde varend erfgoed wordt op een kwaliteitsvolle manier onder de aandacht gebracht van een breed publiek;3° er wordt kwaliteitsvol gecommuniceerd over de uitvoering van het beheersprogramma aan een breed publiek;4° er worden minstens twee bezoekersdoelgroepen aangesproken en er worden daarvoor gepaste maatregelen genomen;5° de risico's van de openstelling voor het beschermde varend erfgoed worden ingeschat en er worden flankerende maatregelen genomen om beschadiging of vernietiging van de erfgoedelementen of het verlies aan erfgoedwaarden te voorkomen;6° het beschermde varend erfgoed maakt deel uit van een netwerk dat specifiek gericht is op erfgoedontsluiting. Het beheersprogramma kan een ontwikkelingstraject omvatten om aan die erkenningsvoorwaarden te voldoen. In elk geval wordt in het beheersprogramma aangegeven op welke ingangsdatum en op welke manier het varend erfgoed vanaf die datum minstens 25 dagen en minstens 150 uren per jaar wordt opengesteld voor een breed publiek. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken.".

Art. 149.In artikel 31, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "De beheerspremie voor beheersmaatregelen aan opengesteld varend erfgoed of aan varend erfgoed dat ontwikkeld wordt tot opengesteld varend erfgoed volgens het ontwikkelingstraject in het beheersprogramma, vermeld in artikel 19/1, tweede lid, bedraagt 80% van de aanvaarde kostenraming, exclusief btw."; 2° in het vierde lid worden tussen het woord "erfgoed" en de zinsnede ", gaat" de woorden "of voor de ontwikkeling tot opengesteld varend erfgoed" ingevoegd; 3° aan het vijfde lid wordt de volgende zin toegevoegd: "De wettelijke intresten beginnen te lopen vanaf het moment dat de locatie niet meer voldoet aan de openstellingsvoorwaarden opgenomen in het goedgekeurde beheersprogramma."; 4° er wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als het in het beheersprogramma aangekondigde ontwikkelingstraject tot opengesteld varend erfgoed niet leidt tot een openstelling op de ingangsdatum vermeld in artikel 19/1, tweede lid, wordt de helft van de toegekende beheerspremie teruggevorderd, vermeerderd met de wettelijke intresten.De wettelijke intresten beginnen te lopen vanaf de dag na de ingangsdatum.". HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen Afdeling 1. - Overgangsbepalingen

Art. 150.Aanvragen tot aanduiding als erkende archeoloog, ingediend voor de inwerkingtreding van dit artikel, worden als aanvragen tot aanduiding als erkende archeoloog type 1 beschouwd en moeten voldoen aan de erkenningsvoorwaarden bepaald in artikel 3.5.2 en 3.5.3 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, met uitzondering van de opleidingsvereiste vermeld in artikel 3.5.2, 8° van datzelfde besluit.

In het geval van een aanduiding als erkende archeoloog type 1 volgens het eerste lid, moet de betrokken archeoloog binnen de twee jaar na inwerkingtreding van dit besluit de opleiding vermeld in artikel 3.5.2, 8°, van het besluit vermeld in het eerste lid volgen om te blijven voldoen aan de erkenningsvoorwaarden.

Art. 151.Procedures tot schorsing van erkende archeologen, opgestart voor de inwerkingtreding van dit artikel, worden verder uitgevoerd conform de regels die golden voorafgaand aan die datum.

Art. 152.Ontvankelijke aanvragen tot goedkeuring van een beheersplan of een geïntegreerd beheersplan vermeld in artikel 8.1.1 en 8.3.1 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, ingediend voor de inwerkingtreding van dit artikel, worden behandeld conform de regels die golden voorafgaand aan die datum. De geldigheidsduur van een goedgekeurd beheersplan bedraagt in elk geval 24 jaar.

Art. 153.Open erfgoed dat in een goedgekeurd beheersplan erkend werd voor de inwerkingtreding van dit artikel, blijft erkend als open erfgoed gedurende de looptijd van het beheersplan. Na het verstrijken van de looptijd van het beheersplan, wordt de erkenning stilzwijgend verlengd voor een periode van twaalf jaar, tenzij voor het verstrijken van de looptijd van het beheersplan, de beheerder of de zakelijkrechthouder het agentschap schriftelijk heeft gemeld de erkenning niet te willen verlengen.

Art. 154.Ontvankelijke premieaanvragen, ingediend voor de inwerkingtreding van dit artikel, worden behandeld conform de regels die golden voorafgaand aan die datum.

Art. 155.Premieaanvragen op basis van meerjarige subsidiëringsovereenkomsten afgesloten voor de inwerkingtreding van dit artikel worden behandeld conform de regels die golden voorafgaand aan die datum.

Art. 156.Als een aanvullende premie van 10% zoals vermeld in artikel 11.2.12, § 1 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 wordt aangevraagd, kan het consequent en kwaliteitsvol onderhoud voor de jaren vóór de inwerkingtreding van dit artikel aangetoond worden met duidelijke stavingsstukken.

Art. 157.In afwijking van artikel 11.2.1, tweede lid van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, moeten de beheersmaatregelen, werkzaamheden of diensten aan UNESCO-werelderfgoed, zoals vermeld in punt 2° van dat lid, pas vanaf 1 januari 2022 opgenomen zijn in een goedgekeurd beheersplan.

Art. 158.Archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem komt enkel in aanmerking voor de premie vermeld in artikel 11.9.2 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 als: 1° de melding en aktename van de archeologienota die volgt op dat vooronderzoek met ingreep in de bodem gebeurde na de inwerkingtreding van dit artikel; 2° in het geval toepassing werd gemaakt van de procedure vermeld in artikel 5.4.12 tot en met 5.4.19 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, de melding en aktename van de nota die volgt op dat vooronderzoek met ingreep in de bodem gebeurde na de inwerkingtreding van dit artikel. Afdeling 2. - Inwerkingtreding

Art. 159.De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 januari 2019: 1° het decreet van 13 juli 2018 houdende de wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 naar aanleiding van de ex-post evaluatie, met uitzondering van artikel 2, 2° en 3°, artikel 3 en 4, artikel 9 tot en met 36, artikel 37 tot en met 53, artikel 54, artikel 59, 1° en 2°, en artikel 64 tot en met 71;2° dit besluit, met uitzondering van artikel 1, 3°, 6° en 7°, artikel 3 en 4, artikel 11, artikel 14, artikel 20, artikel 22 en 23, artikel 27 tot en met 41, artikel 49 tot en met 62, artikel 94, artikel 96 tot en met 99, artikel 101, artikel 104 en 105, artikel 107, artikel 118, artikel 129, artikel 138 tot en met 140, artikel 143, artikel 145, artikel 146, artikel 150 en 151 en artikel 158.

Art. 160.Artikel 2, 3°, artikel 3 en 4, artikel 9 tot en met 36, artikel 54, artikel 59, 2° en artikel 64 tot en met 71 van het decreet van 13 juli 2018 houdende de wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 naar aanleiding van de ex-post evaluatie treden in werking op 1 april 2019.

Art. 161.Artikel 1, 3°, 6° en 7°, artikel 27 tot en met 41, artikel 49 tot en met 62, artikel 118, artikel 129, artikel 138 tot en met 140, artikel 143, artikel 145, artikel 146, artikel 150, en artikel 151 en 158 van dit besluit treden in werking op 1 april 2019.

Art. 162.Artikel 3 en 4, artikel 11, artikel 14, artikel 20, artikel 22, artikel 23, artikel 94, artikel 96 tot en met 99, artikel 101, artikel 104 en 105 en artikel 107 van dit besluit treden in werking op 1 januari 2020.

Art. 163.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onroerend erfgoed, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 december 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

^