Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 december 2018
gepubliceerd op 01 februari 2019

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de tuchtprocedure voor het statutaire provinciepersoneel

bron
vlaamse overheid
numac
2019010460
pub.
01/02/2019
prom.
14/12/2018
ELI
eli/besluit/2018/12/14/2019010460/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 DECEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de tuchtprocedure voor het statutaire provinciepersoneel


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Provincie decreet van 9 december 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/12/2005 pub. 29/12/2005 numac 2005036605 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Provinciedecreet sluiten, artikel 125, artikel 132 en 134, vervangen bij het decreet van 6 juli 2018;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 15/12/2006 pub. 12/01/2007 numac 2007035008 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de tuchtprocedure voor het statutair gemeentepersoneel in uitvoering van de artikels 129, 136 en 143 van het gemeentedecreet en voor het statutair provinciepersoneel in uitvoering van de artikels 125, 132 en 139 van het Provinciedecreet type besluit van de vlaamse regering prom. 15/12/2006 pub. 12/01/2007 numac 2007035006 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de samenstelling, de vergoeding van de leden en de werking van de Beroepscommissie voor tuchtzaken in uitvoering van het artikel 138 van het Gemeentedecreet en 134 van het Provinciedecreet sluiten houdende vaststelling van de tuchtprocedure voor het statutaire gemeentepersoneel ter uitvoering van artikel 129, 136 en 143 van het Gemeentedecreet, voor het statutaire personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ter uitvoering van artikel 128, 135 en 142 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en voor het statutaire provinciepersoneel ter uitvoering van artikel 125, 132 en 139 van het Provinciedecreet;

Gelet op protocol nr. 2018/6 van 12 september 2018 van de eerste afdeling van het Comité voor de provinciale en plaatselijke besturen, onderafdeling Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 juni 2018;

Gelet op advies 64.593/3 van de Raad van State, gegeven op 4 december 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Beroepscommissie : de Beroepscommissie voor Tuchtzaken, vermeld in artikel 133 van het Provincie decreet van 9 december 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/12/2005 pub. 29/12/2005 numac 2005036605 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Provinciedecreet sluiten;2° tuchtoverheid : de tuchtoverheid, vermeld in artikel 119 van het Provincie decreet van 9 december 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/12/2005 pub. 29/12/2005 numac 2005036605 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Provinciedecreet sluiten;3° schriftelijk : elke vorm van kennisgeving of elektronische verwerking van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek, en een bewijs oplevert van die verwerking, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens;4° werkdag : elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en decretale feestdagen.

Art. 2.In dit besluit wordt een elektronische verzending gelijkgesteld aan een overhandiging tegen ontvangstbewijs of een aangetekende brief, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het betrokken personeelslid stemt voorafgaandelijk in met de elektronische verzending;2° de elektronische verzending voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek;3° de elektronische verzending levert een bewijs op van de verzending, van het tijdstip waarop ze is verricht, en van de authenticiteit en de integriteit van de verzonden gegevens. HOOFDSTUK 2. - Vaststelling van de tuchtprocedure Afdeling 1. - Tuchtprocedure

Onderafdeling 1. - Tuchtonderzoek

Art. 3.§ 1. De tuchtoverheid die feiten vaststelt die mogelijk een tuchtvergrijp uitmaken, of er kennis van krijgt, geeft de opdracht om een tuchtonderzoek te verrichten en een tuchtverslag op te maken aan een tuchtonderzoeker die is aangesteld met toepassing van artikel 120, § 1, van het Provincie decreet van 9 december 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/12/2005 pub. 29/12/2005 numac 2005036605 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Provinciedecreet sluiten. Ze belast de aangestelde tuchtonderzoeker ermee een tuchtdossier samen te stellen.

De tuchtoverheid brengt het betrokken personeelslid onmiddellijk op de hoogte van haar beslissing om een tuchtonderzoek op te starten. Ze vermeldt daarbij de aard van de feiten en de datum waarop ze de feiten heeft vastgesteld of er kennis van heeft gekregen.

De tuchtoverheid is bevoegd om te oordelen of er een schijn van partijdigheid kan zijn bij de tuchtonderzoeker. Als de tuchtoverheid oordeelt dat er sprake is van een mogelijke schijn van partijdigheid, wijst ze een andere tuchtonderzoeker aan. Als de tuchtonderzoeker zelf meent dat hij niet kan optreden wegens een mogelijke schijn van partijdigheid, deelt hij dat mee aan de tuchtoverheid. Die wijst vervolgens een andere tuchtonderzoeker aan, als ze oordeelt dat er inderdaad sprake is van een mogelijke schijn van partijdigheid. § 2. De tuchtoverheid wordt regelmatig geïnformeerd over het verloop van het onderzoek.

Zodra het tuchtonderzoek langer duurt dan drie maanden, wordt de tuchtoverheid bovendien in ieder geval regelmatig geïnformeerd over de redenen waarom het tuchtonderzoek nog niet kan worden afgesloten. § 3. Als tijdens het tuchtonderzoek nieuwe tuchtfeiten worden vastgesteld waarvan de tuchtoverheid en de tuchtonderzoeker kennis krijgen, kan de tuchtoverheid beslissen om die nieuwe feiten toe te voegen aan het lopende tuchtonderzoek.

De tuchtoverheid geeft aan de tuchtonderzoeker de opdracht een aanvullend tuchtonderzoek te verrichten, een aanvullend tuchtverslag op te maken en een aanvullend tuchtdossier samen te stellen.

De tuchtoverheid brengt het betrokken personeelslid onmiddellijk op de hoogte van de beslissing om die nieuwe feiten toe te voegen aan het lopende tuchtonderzoek. Ze vermeldt daarbij de aard van de feiten en de datum waarop de tuchtoverheid de feiten heeft vastgesteld of er kennis van heeft gekregen.

Art. 4.Het onderzoek kan het verhoor omvatten van het betrokken personeelslid en van elke andere persoon.

Aan het personeelslid kan worden gevraagd om stukken en voorwerpen te bezorgen die nuttig zijn om de juistheid van de feiten te bepalen.

Als het personeelslid niet heeft deelgenomen aan het tuchtonderzoek, wordt dat vermeld in het tuchtverslag.

Art. 5.Het tuchtonderzoek resulteert in een tuchtverslag dat, naast de feiten, vermeld in artikel 120, § 2, eerste lid, van het Provincie decreet van 9 december 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/12/2005 pub. 29/12/2005 numac 2005036605 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Provinciedecreet sluiten, alle nuttige gegevens over die feiten en de omstandigheden bevat, zodat de tuchtoverheid met kennis van zaken kan oordelen over de verdere tuchtvervolging.

De tuchtonderzoeker kan toelichting geven over zijn bevindingen. Hij is niet aanwezig bij de beraadslaging en de beslissing door de tuchtoverheid.

Art. 6.Het tuchtdossier bevat, naast de stukken, vermeld in artikel 120, § 2, tweede lid, van het Provincie decreet van 9 december 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/12/2005 pub. 29/12/2005 numac 2005036605 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Provinciedecreet sluiten: 1° de stukken die geleid hebben tot de conclusies van het tuchtverslag;2° de verslagen van de eventuele verhoren;3° de beslissing waarin de opdracht wordt gegeven om het tuchtonderzoek te voeren;4° een inventaris van al de bijgevoegde documenten. Onderafdeling 2. - Oproeping voor de hoorzitting

Art. 7.§ 1. Nadat het tuchtonderzoek is afgerond, wordt het tuchtverslag samen met het tuchtdossier voorgelegd aan de tuchtoverheid, die binnen zestig dagen oordeelt over het gevolg dat ze geeft aan de zaak. § 2. De beslissing om geen vervolging in te stellen, wordt schriftelijk meegedeeld aan het betrokken personeelslid.

Als een beslissing uitblijft, wordt de tuchtoverheid geacht af te zien van de verdere vervolging en kan ze geen tuchtstraf meer opleggen voor de ten laste gelegde feiten. § 3. Bij vervolging wordt het betrokken personeelslid ten minste 21 dagen voor de hoorzitting bij de tuchtoverheid opgeroepen door overhandiging van de oproepingsbrief tegen ontvangstbewijs of met een aangetekende oproepingsbrief.

De oproeping vermeldt : 1° de ten laste gelegde feiten;2° de overweging van een tuchtstraf;3° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;4° het recht op bijstand en vertegenwoordiging door een verdediger naar keuze;5° het recht van het betrokken personeelslid om de openbaarheid van de hoorzitting te vragen;6° het recht om te vragen getuigen te horen;7° het recht om een schriftelijk verweer in te dienen tot op de tweede werkdag voor de hoorzitting. Het tuchtverslag en het tuchtdossier worden als bijlage gevoegd bij de oproepingsbrief. De beslissing waarbij kennis wordt genomen van het tuchtverslag wordt bij het dossier gevoegd. § 4. Aan de betrokkene wordt gemeld dat, als hij getuigen wil laten horen op de hoorzitting, hij uiterlijk tien dagen voor de hoorzitting aan de tuchtoverheid moet meedelen welke getuigen moeten worden gehoord en waarover die getuigen een verklaring moeten geven.

Bovendien wordt aan het betrokken personeelslid gemeld dat hij de stukken die hij wil toevoegen aan het dossier, moet deponeren bij de tuchtoverheid, uiterlijk tien dagen voor de hoorzitting, vermeld in het eerste lid.

Als de tuchtoverheid getuigen oproept, worden de namen en het onderwerp van de getuigenissen in de oproepingsbrief aan het betrokken personeelslid meegedeeld.

Art. 8.Op gemotiveerd verzoek van het betrokken personeelslid kan uitstel van de hoorzitting verleend worden.

Voor een uitgestelde hoorzitting of een hoorzitting in voortzetting gelden de vormvereisten voor de eerste oproeping, vermeld in artikel 7, § 3 en § 4, niet, behalve de melding van de plaats, de dag en het uur van de uitgestelde hoorzitting aan het betrokken personeelslid.

Onderafdeling 3. - Organisatie van de hoorzitting

Art. 9.Van de hoorzitting wordt een proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal wordt uiterlijk zeven dagen na de hoorzitting aan het betrokken personeelslid en zijn raadsman tegen ontvangstbewijs overhandigd of verzonden met een aangetekende zending, met het verzoek eventuele opmerkingen mee te delen, het te ondertekenen en terug te bezorgen binnen zeven dagen na de ontvangst. Als het personeelslid het proces-verbaal niet terugstuurt, impliceert dat dat hij het aanvaardt.

De tuchtoverheid maakt in voorkomend geval een proces-verbaal van niet-verschijnen op. Een afschrift van dat proces-verbaal wordt binnen zeven dagen na de dag van de hoorzitting aan het betrokken personeelslid tegen ontvangstbewijs overhandigd of verzonden met een aangetekende zending.

Art. 10.Het proces-verbaal van het verhoor van de getuigen wordt ter ondertekening aan de getuige voorgelegd op de wijze, vermeld in artikel 9, eerste lid. Een ondertekend exemplaar wordt aan het vervolgde personeelslid bezorgd.

Art. 11.Als het betrokken personeelslid een lid van de tuchtoverheid wil wraken, vraagt hij dat bij de aanvang van de hoorzitting.

Vervolgens beraadslaagt de tuchtoverheid, met behoud van de toepassing van het tweede lid, zonder het gewraakte lid, en beslist ze over de gevraagde wraking vooraleer de hoorzitting voort te zetten.

Als een personeelslid optreedt als tuchtoverheid en hij oordeelt dat hij terecht wordt gewraakt, geeft hij het tuchtdossier onmiddellijk aan de overheid die hem die bevoegdheid heeft toevertrouwd. Die overheid zet de zaak als tuchtoverheid voort en nodigt alle betrokken partijen uit voor een nieuwe hoorzitting. Die hoorzitting heeft plaats binnen dertig dagen na de dag van de wraking.

Art. 12.Het personeelslid dat optreedt als tuchtoverheid, kan zich bij het verhoor, en met het oog op de notulering, laten bijstaan door een door hem aangewezen personeelslid.

Onderafdeling 4. - Beraadslaging en kennisgeving

Art. 13.§ 1. De tuchtoverheid doet binnen zestig dagen na het afsluiten van het proces-verbaal van de laatste hoorzitting, of na het proces-verbaal van niet-verschijnen, uitspraak over de op te leggen tuchtmaatregel.

Als de tuchtoverheid geen uitspraak doet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt ze geacht af te zien van de vervolging van de feiten die het betrokken personeelslid ten laste worden gelegd. § 2. De leden van de provincieraad of de deputatie, naargelang het geval, die niet permanent aanwezig waren tijdens alle hoorzittingen, mogen niet deelnemen aan de beraadslagingen en de stemming over de op te leggen maatregel.

Art. 14.Het tuchtbesluit wordt op straffe van nietigheid aan het betrokken personeelslid betekend, hetzij met een aangetekende brief, hetzij door overhandiging tegen ontvangstbewijs binnen veertien dagen na de beslissing. Afdeling 2. - Preventieve schorsing

Art. 15.De tuchtoverheid kan een tuchtonderzoeker aanstellen conform artikel 120, § 1, tweede lid, van het Provincie decreet van 9 december 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/12/2005 pub. 29/12/2005 numac 2005036605 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Provinciedecreet sluiten.

De tuchtoverheid bepaalt bij de aanstelling de wijze waarop de tuchtonderzoeker zijn onderzoeksverslag ter kennis brengt.

Art. 16.Hoofdstuk 2, afdeling 1, onderafdeling 2 tot en met 4, is van toepassing, met dien verstande dat : 1° het gaat over mogelijke tuchtfeiten en de toepassing van de ordemaatregel;2° in artikel 7, § 3, eerste lid, de woorden "21 dagen" gelezen worden als "vijf dagen";3° in artikel 7, § 4, eerste lid, de woorden "tien dagen" gelezen worden als "drie werkdagen";4° in artikel 9 de woorden "zeven dagen" gelezen worden als "drie werkdagen";5° alle andere termijnen, dan die vermeld in 2°, 3° en 4°, worden gehalveerd. Afdeling 3. - Beroep bij de Beroepscommissie

Art. 17.§ 1. Het betrokken personeelslid kan bij de Beroepscommissie een beroepschrift indienen binnen de termijn, vermeld in artikel 135 van het Provincie decreet van 9 december 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/12/2005 pub. 29/12/2005 numac 2005036605 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Provinciedecreet sluiten. § 2. Het beroepschrift bevat de argumenten van het betrokken personeelslid.

Bij afwezigheid van enig argument verzoekt de voorzitter van de Beroepscommissie het personeelslid schriftelijk om aan die verplichting tegemoet te komen. Dat verzoek wordt aan het betrokken personeelslid toegezonden met een aangetekende zending. Als daaraan geen gevolg wordt gegeven binnen tien dagen na de ontvangst van het voormelde verzoek, is het beroepschrift onontvankelijk.

Art. 18.Na de ontvangst van het beargumenteerde beroepschrift vraagt de voorzitter van de Beroepscommissie schriftelijk het tuchtdossier op bij de tuchtoverheid. Het tuchtdossier wordt binnen zeven dagen na ontvangst van dat verzoek aan de Beroepscommissie bezorgd.

Art. 19.Ten minste 21 dagen voor de hoorzitting roept de voorzitter van de Beroepscommissie het betrokken personeelslid op om gehoord te worden.

De tuchtoverheid wordt ook uitgenodigd voor de hoorzitting, vermeld in het eerste lid, en ontvangt samen met de oproepingsbrief een voor eensluidend verklaard afschrift van het beroepschrift.

Art. 20.De oproepingsbrief voor de partijen, vermeld in artikel 19, vermeldt : 1° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;2° het recht op bijstand en vertegenwoordiging door een verdediger naar keuze;3° de plaats waar en de termijn waarin het dossier kan worden ingezien;4° het recht van het betrokken personeelslid om de openbaarheid van de hoorzitting te vragen;5° het recht om te vragen getuigen te horen;6° het recht om schriftelijk verweer in te dienen tot op de tweede werkdag voor de hoorzitting;7° de termijn waarin de Beroepscommissie een uitspraak moet doen. Aan de partijen wordt gemeld dat, als ze getuigen willen laten horen, ze tien dagen voor de hoorzitting aan de voorzitter van de Beroepscommissie moeten meedelen welke getuigen moeten worden gehoord, en waarover die getuigen een verklaring moeten geven. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen Afdeling 1. - Overgangsbepaling

Art. 21.De tuchtvorderingen die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit hangende zijn, worden verder afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die voor de inwerkingtreding van toepassing waren. Afdeling 2. - Inwerkingtredingsbepaling

Art. 22.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019. Afdeling 3. - Uitvoeringsbepaling

Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 december 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding, L. HOMANS

^