Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 juni 1998
gepubliceerd op 25 augustus 1998

Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de toekenningsvoorwaarden, de subsidiepercentages en het beheer van de bedrijventerreinen en bedrijfsgebouwen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035877
pub.
25/08/1998
prom.
16/06/1998
ELI
eli/besluit/1998/06/16/1998035877/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JUNI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de toekenningsvoorwaarden, de subsidiepercentages en het beheer van de bedrijventerreinen en bedrijfsgebouwen


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, inzonderheid artikel 30, 31, 32, en 42;

Gelet op de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, inzonderheid op titel 1, hoofdstuk 1;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 27 januari 1998, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 9 maart 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat artikel 92 en artikel 93, lid 3 van het EG-Verdrag niet toepasselijk zijn vermits: - de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie en de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, rechtsgronden voor het huidig besluit, aangemeld zijn; - het hier niet gaat om directe steun aan bedrijven, maar wel om steun aan ondergeschikte besturen voor de aanleg van infrastructuur; - er geen beïnvloeding plaatsvindt van de intra-communautaire handel.

Overwegende dat de herziening en coördinatie van een reglementair kader voor de subsidiëring van bedrijventerreinen en - gebouwen zich opdringt om tot een efficiënter en toegankelijker instrument van het Vlaams sociaal-economisch beleid omgebouwd te worden;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 20 januari 1998;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Terminologie

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° bedrijventerrein : a) gebied dat conform de wetgeving op de ruimtelijke ordening bestemd is als - hetzij gemengd regionaal bedrijventerrein; - hetzij specifiek regionaal bedrijventerrein, met name, transport- en distributiegebied, watergebonden bedrijventerrein, luchthavengebonden terrein, kantoor- en dienstengebied, agro-industrieterrein, gebied voor afvalverwerking en recyclage; - hetzij lokaal bedrijventerrein; - hetzij bedrijventerrein voor historisch gegroeide bedrijven; b) evenals een gebied dat binnen de perken van voornoemde wetgeving wordt ingericht als toeleveringsgebied;2° wetenschapspark : wetenschappelijk gebied voorbehouden voor de vestiging van onderzoeksintensieve ondernemingen, universiteiten kunnen in beperkte mate complementair aanwezig zijn;3° bedrijvencentrum: een samenhangend geheel van bedrijfs- en kantoorruimtes die tijdelijk aan starters en/of een nieuwe vestiging van een bestaand bedrijf ter beschikking worden gesteld, waarbij tevens gemeenschappelijke diensten, accommodatie en permanent advies en begeleiding worden aangeboden;4° incubatie- en innovatiecentrum: een specifiek bedrijvencentrum voor onderzoekers die een industrieel product ontwikkelen en begeleid worden naar volwaardige zelfstandige activiteit, evenals voor bedrijven met een grote behoefte aan toegepast wetenschappelijk onderzoek en begeleiding, en waarbij het kenniscentrum door het wegnemen van drempels de ontwikkeling van spin-off bedrijven stimuleert en/of accelereert;5° hoogtechnologisch centrum : een samenhangend geheel van bedrijfs- en kantoorruimte van een wetenschappelijke, hoogtechnologische branche, waarbij door het samenbrengen van bedrijven en/of delen van bestaande bedrijven de ontwikkeling van aanverwante hoogtechnologische activiteiten wordt gestimuleerd en/of geaccelereerd;6° multifunctioneel gebouw of doorgangsgebouw : een samenhangend geheel van bedrijfsruimtes die tijdelijk ter beschikking worden gesteld van bedrijven;7° intercommunale vereniging : een vereniging van gemeenten van welke aard ook of een vereniging voor provinciale of regionale ontwikkeling;8° GOM : publiekrechtelijke instelling opgericht bij het decreet van 12 juli 1990 houdende organisatie van de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen;9° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid;10° de administratie : de administratie Economie, afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap;11° begunstigde : organisatie waaraan de subsidie wordt toegekend;12° ontwikkelaar : de initiatiefnemer en coördinator van een project zoals vermeld onder 1° tot en met 6°.

Art. 2.§ 1. Voorzover daarvoor de nodige kredieten zijn voorzien op de begroting, kan de minister de krachtens dit besluit vastgestelde subsidiepercentages en/of steunbedragen toekennen. De minister kan het toekennen van de subsidie afhankelijk maken van specifieke voorwaarden. § 2. De subsidie verleend in het kader van dit besluit, is cumuleerbaar met andere subsidies die worden verstrekt in het kader van een specifiek regionaal economisch programma en/of de trekkingsrechten van het gemeentelijk investeringsfonds. De gecumuleerde subsidie bedraagt maximaal 80 % van de kostprijs van het project. HOOFDSTUK II. - Bedrijventerreinen Afdeling 1. - Subsidie

Art. 3.§ 1. Het subsidiepercentage voor de aanleg en uitrusting van bedrijventerreinen bedraagt 40 % van de subsidiabele kosten. § 2. Uitzonderlijk kan de Vlaamse regering het subsidiepercentage verhogen tot maximum 70 % van de subsidiabele kosten in het kader van: 1° het ontwikkelen van een specifiek regionaal economisch initiatief;2° de ontwikkeling van bedrijventerreinen van strategisch belang voor de Vlaamse economie;3° de ontwikkeling van bedrijventerreinen met een aantoonbare hogere infrastructuurkost.

Art. 4.§ 1. De subsidie wordt toegekend aan de intercommunale verenigingen, de GOM's, de gemeenten en andere door de Vlaamse regering daartoe erkende openbare rechtspersonen die eigenaar zijn van de terreinen in kwestie. § 2. De subsidie kan worden toegekend aan de intercommunale verenigingen of de GOM's voor de ontwikkeling van terreinen waarvan ze geen eigenaar zijn op voorwaarde dat: 1° de contracten tussen de eigenaar en de ontwikkelaar het openbaar karakter van het terrein garanderen;2° voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 32 van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie. § 3. De subsidie, verleend aan de gemeenten moet worden gecumuleerd met trekkingsrechten uit het Investeringsfonds naar rata van minstens een vierde van de subsidie met inachtneming van de bepalingen van artikel 2, § 2.

De minister kan hierop een afwijking toestaan, na een gemotiveerd advies van de administratie.

Art. 5.§ 1. Volgende werken, met inbegrip van alle bijhorende en voor de verwezenlijking ervan noodzakelijke opdrachten, die ten laste zijn van de ontwikkelaar, komen in aanmerking voor subsidiëring: 1° nivellerings-, effenings- en draineringswerken inclusief het verleggen van openbare waterlopen, beschoeiingswerken aan waterlopen, beveiligingswerken aan bestaande bijzondere leidingen (persleidingen van water, gassen, vloeibare lucht, oliepijpleidingen) die noodzakelijk zijn om het bedrijventerrein bouwrijp te maken;2° het aanleggen van wegen en openbare parkeerplaatsen, inbegrepen de aansluitingen op het bestaand wegennet;3° het aanleggen van een al dan niet gescheiden rioleringsstelsel volgens de code van goede praktijk tot aan een bestaande of in een goedgekeurd programma geplande riolerings- of zuiveringsinfrastructuur;4° het aanleggen van vrijliggende en van de rijweg gescheiden fietspaden, voorzover ze noodzakelijk zijn voor het openbaar domein;5° het aanleggen van kaaimuren en extra verhardingen die nodig zijn voor de exploitatie van de kaaimuur als openbaar domein;6° het aanleggen van de zate voor de aansluiting op het spoor en extra verhardingen voor de exploitatie;7° laad- en losplatforms voor terminals op het openbaar domein bij gecombineerd vervoer;8° het aanleggen en uitbreiden van het algemene waterdistributienet, inbegrepen de hydranten;9° het aanleggen van beplantingen en buffergebied;10° het aanleggen van telematica-infrastructuur;11° het aanleggen van wachtkokers;12° het aanleggen van de openbare verlichting;13° openbare ecologische investeringen;14° gemeenschappelijke logistieke infrastructuur en uitrusting op toeleveringszones. § 2. Uitzonderlijk en onverminderd de bepalingen van artikel 3, § 2 kan de minister na een gemotiveerd advies van de administratie, andere dan de in § 1 genoemde werken voor de berekening van de subsidie in aanmerking nemen. §3. Met uitzondering van de werken, vermeld onder § 1, 1°, die het hele terrein omvatten, beperken de overige werken zich tot die gronden die reeds tot het openbaar domein behoren of daarbij ingelijfd zullen worden bij de definitieve oplevering. Bij een ontwikkeling zoals beschreven in artikel 4, § 2, kan de minister hierop een afwijking toestaan, na een gemotiveerd advies van de administratie.

Art. 6.§ 1. Voor de berekening van de subsidiëring van de werken in artikel 5 komen eveneens in aanmerking : 1° de kosten van de extra opdrachten ten gevolge van onvoorziene en/of noodzakelijke wijzigingen voorzover ze door de minister worden aanvaard;2° de verrekeningen die voortvloeien uit de toepassing van de contractuele bepalingen en die door de minister worden goedgekeurd;3° de algemene kosten van de opdracht : a) het honorarium van de opsteller van het ontwerp;b) de kosten van toezicht op de uitvoering van de opdracht;c) de kosten van de uitvoering van de proeven. De kosten onder 3° worden forfaitair bepaald op 2,8 % van het op basis van het in artikel 5 als subsidieerbaar vastgesteld bedrag aan werken, leveringen en diensten, B.T.W. inbegrepen, voor zover deze niet recupereerbaar is. § 2. Voor opdrachten in regie wordt de subsidie berekend op basis van de goedgekeurde kostenraming. Afdeling 2. - Beheer

Art. 7.De begunstigde oefent het beheer van het bedrijventerrein uit.

Betreft het de ontwikkeling van een bedrijventerrein zoals bepaald in artikel 4, § 2, dan gebeurt het beheer door een door de minister daartoe erkend comité, waarin in elk geval de ontwikkelaar en de eigenaar vertegenwoordigd zijn.

Art. 8.§ 1. De elementen van het terreinbeheer en het financieringsplan worden opgenomen in de koop- of huurcontracten van de percelen, waarbij een jaarlijkse beheerskost voor onderhoud van het bedrijventerrein bepaald kan worden. § 2. Na de verkoop van de percelen kunnen de infrastructuurwerken of delen ervan op een bedrijventerrein overdragen worden aan de gemeente waarop het bedrijventerrein is gevestigd, die dan verder instaat voor het onderhoud van het openbaar domein. Afdeling 3. - Procedure

Art. 9.Een subsidie voor de aanleg en uitrusting van bedrijventerreinen wordt toegekend wanneer aan de volgende voorwaarden voldaan is: 1° een aanvraag, in drievoud inleveren die minimaal samengesteld is uit de volgende documenten : a) een bondige omschrijving van het project;b) het bestek van de aanbesteding of de offerte van de opdracht;c) het bewijs dat het gebied in kwestie de juiste bestemming conform de wetgeving op de ruimtelijke ordening heeft;d) het bewijs van eigendom van het te infrastructureren terrein, of, ingeval het een ontwikkeling betreft zoals bepaald in artikel 4, § 2, de contracten;e) een overzicht van de geraamde kosten, zoals bepaald in artikel 5 en 6;f) een financieringsplan;g) een opsomming van de voorwaarden die de aanvrager zal hanteren om een optimaal gebruik van de gronden te garanderen;h) desgevallend een opsomming van de specifieke voorwaarden voor het terreinbeheer die een weerslag hebben op de gebruikers van het terrein.2° het voorleggen van een engagementsverklaring inzake het aanleggen van een buffervoorraad aan uitgeruste bedrijventerreinen met uitzondering voor de gemeenten voor wat betreft lokale bedrijventerreinen;3° het voorleggen van een engagementsverklaring inzake het ter beschikking stellen van de uitgeruste goederen tegen een billijke prijs, rekening houdend met de toegekende subsidie;4° het voorleggen van een verklaring op de hoogte te zijn van de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1993.

Art. 10.§ 1. Uiterlijk tien werkdagen na de ontvangst van de aanvraag, deelt de administratie aan de indiener mee dat ze volledig is.

Is het dossier onvolledig, dan brengt de administratie binnen voornoemde termijn de indiener hiervan op de hoogte met opsomming van de redenen en de gewenste aanvullingen. De termijn van tien werkdagen gaat opnieuw in na ontvangst van het antwoord.

Wordt binnen deze termijn geen bericht verzonden, dan wordt het dossier als volledig beschouwd. § 2. Op het moment dat het dossier volledig wordt verklaard en uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag of het antwoord als § 1, tweede lid van toepassing is, vraagt de administratie om technisch advies aan de administratie Overheidsopdrachten, Gebouwen en Gesubsidieerde Infrastructuur en aan de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen.

Voornoemde administraties verlenen uiterlijk dertig werkdagen na de volledigverklaring hun advies. Bij ontstentenis van advies wordt het advies als gunstig beschouwd. § 3. Uiterlijk tien werkdagen, na ontvangst van de beide adviezen of na het verstrijken van de termijn van dertig werkdagen, zoals vermeld in § 2, doet de administratie een voorstel aan de minister met betrekking tot de ontvankelijkheid van het dossier en bezorgt het aan de Inspectie van Financiën. § 4. Na ontvangst van het advies van de Inspectie van Financiën deelt de minister aan de aanvrager de beslissing inzake de ontvankelijkheid mee, met vermelding van de nuttige artikelen van dit besluit.

Indien een beroep wordt gedaan op artikel 3, § 2, neemt de Vlaamse regering een beslissing over de ontvankelijkheid van het dossier en wordt de minister belast met de verdere uitvoering van het dossier. § 5. Uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van het procesverbaal van de aanbesteding of de offerteaanvraag, doet de administratie een voorstel aan de minister met betrekking tot de subsidie en de voorwaarden waaronder ze wordt verleend en bezorgt het aan de Inspectie van Financiën. § 6. Na ontvangst van het advies van de Inspectie van Financiën deelt de minister aan de aanvrager zijn beslissing mee. § 7. Uiterlijk dertig werkdagen na de ontvangst van het bewijs van het bevel tot aanvang van de werken en het bewijs dat het bedrag van de uitgevoerde werken, vermeerderd met de contractuele herzieningen, ten minste 20 % beloopt, wordt aan de begunstigde een voorschot van maximum 80 % van de subsidie uitbetaald.

Het saldo wordt uiterlijk binnen dertig werkdagen na ontvangst van de stavingsstukken van uitvoering van het project, uitbetaald.

Bij de eindafrekening kan de subsidie worden aangepast door de administratie voor zover de extra vastlegging, ofwel alleen het gevolg is van de toepassing van de voorziene prijsherzieningsclausule, ofwel het gevolg is van de regularisatie van de vermoedelijke hoeveelheden voorzover de extra vastlegging 500 000 frank, exclusief BTW, niet overtreft, ofwel het gevolg is van eventueel extra werken waarvan het bedrag 500 000 frank, exclusief BTW, niet overschrijdt.

Art. 11.In geval artikel 3, § 2, of artikel 4, § 2, van toepassing is, worden de termijnen zoals vermeld onder artikel 10, § 3 en § 5, verlengd met respectievelijk maximum dezelfde termijnen. HOOFDSTUK III. - Wetenschapsparken Afdeling 1. - Contingent

Art. 12.Wetenschapsparken kunnen opgericht worden in samenwerking met universiteiten die beschikken over één of meerdere volgende faculteiten : toegepaste wetenschappen, wetenschappen, medische wetenschappen, landbouwwetenschappen en in samenwerking met industriële hogescholen, op voorwaarde dat ze een specifiek samenwerkingsakkoord inzake het ontwikkelen en de werking van een wetenschapspark hebben afgesloten met een universiteit.

Art. 13.§ 1. De Universiteit van Gent (UG) en de Vrije Universiteit van Brussel (VUB) behouden elk hun contingent van 50 ha voor de ontwikkeling van een wetenschapspark, overeenkomstig de toekenning door de Nationale Ministerraad van 29 januari 1971. § 2. De Katholieke Universiteit van Leuven (KUL) kan een contingent van 48 ha ontwikkelen tot wetenschapspark. § 3. Het Limburgs Universitair Centrum (LUC) kan een contingent van 11 ha ontwikkelen tot wetenschapspark. § 4. De Universiteit van Antwerpen (UA) kan een contingent van 20 ha ontwikkelen tot wetenschapspark. § 5. De Katholieke Universiteit Leuven Afdeling Kortrijk (KULAK) kan een contingent van 10 ha ontwikkelen tot wetenschapspark. Afdeling 2. - Subsidie

Art. 14.§ 1. In afwijking van artikel 2, § 2, bedraagt het subsidiepercentage voor de aanleg en uitrusting van de in artikel 13 genoemde contingenten aan wetenschapsparken 85 %. § 2. De berekening van de subsidie gebeurt volgens de bepalingen van artikel 5 en 6. § 3. De subsidie wordt toegekend aan de GOM, de intercommunale vereniging of aan de in artikel 13 genoemde instellingen. § 4. Indien het wetenschapspark wordt ontwikkeld door een daartoe specifiek opgerichte vennootschap, wordt de subsidie aan de GOM toegekend om in haar naam en voor haar rekening een participatie te nemen in het maatschappelijk kapitaal, niet vroeger dan en in dezelfde verhouding te volstorten als de inbreng van de andere vennoten. Afdeling 3. - Beheer

Art. 15.§ 1. Per wetenschapspark wordt een beheerscomité opgericht, dat erkend wordt door de minister. § 2. Het beheerscomité stelt voor zijn werking een huishoudelijk reglement op dat ten minste de basiscriteria bevat zoals bepaald in artikel 17, § 1. Het huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de minister. § 3. Het beheerscomité staat in voor het beheer en de exploitatie van het wetenschapspark, zoals de promotie en het fysieke beheer, het onderzoek en de evaluatie van de kandidaatinvesteerders en de administratieve voortgangsbewaking van de huur- en/of koopcontracten.

Art. 16.§ 1. De stemgerechtigde leden van het beheerscomité zijn : 1° twee vertegenwoordigers, voorgedragen door de intercommunale vereniging wanneer die instaat voor het beheer;2° twee vertegenwoordigers, voorgedragen door de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappij van het werkgebied;3° drie vertegenwoordigers, voorgedragen door de universiteit in kwestie;4° een vertegenwoordiger van de gemeente waarin het wetenschapspark is gevestigd. § 2. Indien het wetenschapspark in samenwerking met een industriële hogeschool wordt ontwikkeld, bedraagt het aantal stemgerechtigde leden in het beheerscomité, in afwijking van artikel 16, § 1, 3°, van dit besluit, voor de universiteit en de hogeschool samen vier, waarvan minimum één voor de hogeschool. § 3. Op voorstel van de stemgerechtigde leden kan het beheerscomité uitgebreid worden met leden met raadgevende stem. § 4. Een afgevaardigde van de minister woont de vergaderingen van het beheerscomité bij. Behoudens het bepaalde in artikel 18 beschikt hij hierbij over een raadgevende stem. § 5. Het beheerscomité wijst onder zijn stemgerechtigde leden een voorzitter en een ondervoorzitter aan. Beiden mogen niet tot eenzelfde instelling behoren.

Art. 17.§ 1. De vertegenwoordigers, voorgedragen door de universiteiten in kwestie stellen de vereiste criteria op waaraan de onderzoeksactiviteit van de kandidaat-investeerders moet voldoen. § 2. In opdracht van het beheerscomité onderzoekt de universiteit het researchkarakter van de ondernemingen die zich op het wetenschapspark willen vestigen op basis van de criteria vastgesteld in § 1.

Art. 18.Op basis van onder meer het advies van de universiteit over het researchkarakter van de onderneming, beslist het beheerscomité over de toelaatbaarheid van de kandidaatinvesteerders en het door hen ingediend project. Het beheerscomité kan enkel op gemotiveerde wijze na akkoord van de afgevaardigde van de minister afwijken van het advies van de universiteit.

Art. 19.De percelen van het wetenschapspark worden na een gunstige beslissing van het beheerscomité ter beschikking gesteld op basis van een huurcontract of een overdracht van een zakelijk recht. Afdeling 4. - Procedure

Art. 20.Een subsidie voor de aanleg en uitrusting van een wetenschapspark wordt toegekend als aan de volgende voorwaarden voldaan is : 1° een aanvraag, in drievoud, die is samengesteld zoals bepaald in artikel 9, 1°;2° het voorleggen van een engagementsverklaring zoals bepaald in artikel 9, 3°;3° het voorleggen van een verklaring zoals bepaald in artikel 9, 4°.

Art. 21.Dezelfde voorwaarden en termijnen zoals bepaald in artikel 10 en 11, zijn hier van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Bedrijvencentra Afdeling 1. - Subsidie

Art. 22.§ 1. Het bedrijvencentrum moet worden ondergebracht in een vennootschap die daartoe specifiek is opgericht en waarvan het kapitaal voor minstens de helft afkomstig is van private vennoten. § 2. Hetzij de GOM, hetzij de intercommunale vereniging kan een subsidie van 5 miljoen frank per bedrijvencentrum ontvangen om in haar naam en voor haar rekening een participatie te nemen in het maatschappelijk kapitaal van de onder § 1 vermelde vennootschap, niet vroeger dan en in dezelfde verhouding te volstorten als de inbreng van de andere vennoten.

De participatie mag per bedrijvencentrum een derde van het totale maatschappelijk kapitaal niet overschrijden en mag er evenmin toe leiden dat de GOM of de intercommunale vereniging hierdoor de meerderheid in het kapitaal verwerft. Desgevallend wordt de subsidie tot deze limieten beperkt.

Art. 23.Een subsidie van een derde van de kosten voor de uitbreiding en/of modernisering van een bestaand bedrijvencentrum kan worden toegekend aan de GOM of de intercommunale vereniging. Deze subsidie bedraagt maximaal 5 miljoen frank en wordt door voornoemde openbare instanties gebruikt voor een extra participatie in het kapitaal van het bedrijvencentrum. Deze bijkomende participatie mag geen afbreuk doen aan het bepaalde in artikel 22, § 1.

Art. 24.De lokalen van het bedrijvencentrum worden ter beschikking gesteld van de ondernemingen op basis van een huurcontract. Afdeling 2. - Beheer

Art. 25.De vennootschap zoals bepaald in artikel 22, § 1, neemt ook het beheer waar. Afdeling 3. - Procedure

Art. 26.Het toekennen van een subsidie voor een bedrijvencentrum is afhankelijk van het indienen van : 1° een aanvraag die is samengesteld uit de volgende documenten : a) een bondige omschrijving van het project;b) een overzicht van de geraamde kosten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;c) een businessplan;2° een verklaring zoals bepaald in artikel 9, 3° en 4°.

Art. 27.§ 1. Dezelfde termijnen inzake de volledigheidsverklaring zoals bepaald in artikel 10, § 1, zijn hier van toepassing. § 2. Uiterlijk 20 werkdagen na de volledigheidsverklaring doet de administratie een voorstel aan de minister inzake de subsidiëring en bezorgt het aan de Inspectie van Financiën. § 3. Na ontvangst van het advies van de Inspectie van Financiën deelt de minister aan de aanvrager zijn beslissing mee. § 4. Uiterlijk 30 werkdagen na het indienen van een vordering met de nodige bewijssstukken wordt de subsidie uitbetaald. HOOFDSTUK V. - Multifunctionele gebouwen Afdeling 1. - Subsidie

Art. 28.§ 1. Een multifunctioneel gebouw kan worden opgericht door een GOM of een intercommunale vereniging of door een vennootschap met dat specifiek doel, waarvan het kapitaal voor minstens de helft afkomstig is van andere vennoten. § 2. Indien een multifunctioneel gebouw wordt opgericht door een GOM of een intercommunale vereniging, kan een subsidie worden toegekend van een derde van de kosten, met een maximum van 10 miljoen frank. § 3. Indien het multifunctionele gebouw wordt ondergebracht in een daartoe specifiek opgerichte vennootschap, dient het kapitaal voor minstens de helft afkomstig te zijn van andere vennoten dan de GOM, of de intercommunale vereniging.

Per multifunctioneel gebouw kan een subsidie van 10 miljoen frank aan de GOM of de intercommunale vereniging worden toegekend om in naam en voor rekening van voornoemde openbare instantie een participatie te nemen in het maatschappelijk kapitaal, niet vroeger dan en in dezelfde verhouding te volstorten als de inbreng van de andere vennoten. Deze participatie mag per multifunctioneel gebouw een derde van het totale maatschappelijk kapitaal niet overschrijden en mag er evenmin toe leiden dat de GOM of de intercommunale vereniging hierdoor de meerderheid in het kapitaal verwerft. Eventueel wordt de subsidie tot deze limieten beperkt.

Art. 29.§ 1. Een subsidie van een derde van de kosten voor de uitbreiding en/of de modernisering van een bestaand multifunctioneel gebouw met een maximum van 10 miljoen frank kan worden toegekend aan de GOM of de intercommunale vereniging. § 2. Indien artikel 28, § 3, van toepassing is, wordt de toelage voor uitbreiding en modernisering door de GOM of intercommunale vereniging ingebracht als extra participatie in het kapitaal, zonder dat dit er evenwel aanleiding toe geeft dat de GOM, of de intercommunale vereniging meer dan de helft van het maatschappelijk kapitaal bezit.

Art. 30.Het multifunctionele gebouw wordt ter beschikking gesteld van de ondernemingen op basis van een huurcontract. Afdeling 2. - Beheer

Art. 31.Indien artikel 28, § 1 van toepassing is, oefent de begunstigde het beheer uit. Indien artikel 28, § 2, van toepassing is, oefent de vennootschap het beheer uit. Afdeling 3. - Procedure

Art. 32.Dezelfde voorwaarden en termijnen zoals respectievelijk bepaald in artikel 26 en 27, zijn van toepassing voor de subsidieverlening van multifunctionele gebouwen. HOOFDSTUK VI. - Hoogtechnologische centra Afdeling 1. - Subsidie

Art. 33.§ 1. Het hoogtechnologisch centrum waarvoor een subsidie wordt aangevraagd, dient te worden ondergebracht in een vennootschap die daartoe specifiek is opgericht en waarvan het kapitaal voor minstens de helft afkomstig is van private vennoten. § 2. De GOM, of de intercommunale vereniging kan een subsidie van 15 miljoen frank per hoogtechnologisch centrum verkrijgen om in haar naam en voor haar rekening een participatie te nemen in het maatschappelijk kapitaal, dat niet vroeger dan en in dezelfde verhouding kan worden volgestort als de inbreng van de andere vennoten.

De participatie bedoeld in het eerste lid mag een derde van het totale maatschappelijk kapitaal niet overschrijden en mag er evenmin toe leiden dat de GOM of de intercommunale vereniging hierdoor de meerderheid in het kapitaal verwerft. Eventueel wordt de subsidie tot deze limieten beperkt.

Art. 34.Het hoogtechnologisch centrum wordt ter beschikking gesteld van de ondernemingen op basis van een huurcontract of een overdracht van een zakelijk recht. Afdeling 2. - Beheer

Art. 35.Het beheer gebeurt door een door de minister daartoe erkend comité waarin in elk geval naast de begunstigde, de ontwikkelaar, de eigenaar en de gebruikers vertegenwoordigd zijn. Afdeling 3. - Procedure

Art. 36.Dezelfde voorwaarden en termijnen zoals respectievelijk bepaald in artikel 26 en 27, zijn van toepassing voor de subsidieverlening van hoogtechnologische centra. HOOFDSTUK VII. - Incubatie- en innovatiecentra Afdeling 1. - Vestiging en subsidie

Art. 37.Op een wetenschapspark of in een daartoe geschikte zone die deel uitmaakt van een universiteit kunnen incubatie- en innovatiecentra opgericht worden.

Art. 38.§ 1. Een incubatie- en innovatiecentrum kan worden opgericht door een GOM, een intercommunale vereniging, door de in artikel 13 genoemde instellingen of door een vennootschap met dat specifieke doel. § 2. Indien een incubatie- en innovatiecentrum wordt opgericht door een GOM, een intercommunale vereniging of door de in artikel 13 genoemde instellingen, kan een subsidie worden toegekend van een derde van de kosten. De subsidie bedraagt maximaal 15 miljoen frank. § 3. Indien het incubatie- en innovatiecentrum wordt ontwikkeld door een daartoe specifiek opgerichte vennootschap, kan een subsidie van 15 miljoen frank aan de GOM worden toegekend om in haar naam en voor haar rekening een participatie te nemen in het maatschappelijk kapitaal, dat niet vroeger dan en in dezelfde verhouding kan worden volgestort als de inbreng van de andere vennoten.

De participatie bedoeld in het eerste lid mag per incubatie- en innovatiecentrum een derde van het totale maatschappelijk kapitaal niet overschrijden en mag er evenmin toe leiden dat de GOM hierdoor de meerderheid in het kapitaal verwerft. Eventueel wordt de subsidie tot deze limieten beperkt.

Art. 39.De lokalen van een incubatie- en innovatiecentrum worden na een gunstig advies van de universiteit ter beschikking gesteld van de ondernemingen of de vorser op basis van een huurcontract. Afdeling 2. - Beheer

Art. 40.§ 1. Indien artikel 38, § 2 van toepassing is, oefent de begunstigde het beheer uit.

Indien artikel 38, § 3, van toepassing is, oefent de vennootschap het beheer uit. De incubatie en innovatiecentra op een wetenschapspark dienen onder één en dezelfde beheersstructuur te worden ondergebracht. Afdeling 3. - Procedure

Art. 41.Dezelfde modaliteiten en termijnen zoals respectievelijk bepaald in artikel 26 en 27, zijn hier van toepassing voor de subsidieverlening van incubatie- en innovatiecentra. HOOFDSTUK IX. - Controle en sancties

Art. 42.De bewijsstukken inzake de kosten van verwerving, voor aanleg en uitrusting, beheer, evenals verkoop en/of verhuurprijzen van de uitgeruste goederen, dienen aan de administratie te worden bezorgd uiterlijk twee jaar na de voorlopige oplevering, of wanneer twee derde van de uitgeruste goederen zijn verhuurd of het voorwerp hebben uitgemaakt van een overdracht van een zakelijk recht.

Art. 43.Wanneer de begunstigde de in artikel 42 opgenomen bepalingen of de engagementsverklaringen zoals gestipuleerd in artikel 9, 2° en 3°, artikel 20, 2°, artikel 26, 2°, artikel 32, 36 en 41 niet naleeft, kan de Vlaamse regering hetzij de verleende subsidies geheel of gedeeltelijk terugvorderen, hetzij de in artikel 3, 6, 14, 22, 23, 28, 29, 33, 38 genoemde subsidiepercentages en/of maximale subsidiebedragen voor nieuwe steunaanvragen van voornoemde partij herzien. HOOFDSTUK X. - Aankoop onroerende goederen

Art. 44.§ 1. Ter ondersteuning van haar economisch beleid, in het kader van de opwaardering van stedelijke gebieden, ter bestrijding van de leegstand van verlaten bedrijfssites of om strategische redenen, kan de minister afhankelijk van het budget gebouwen en gronden aankopen om ze ter beschikking te stellen van het bedrijfsleven. § 2. Om de in § 1 geformuleerde doelstelling te realiseren kan de minister opdracht geven tot het ontwikkelen van bedrijventerreinen, evenals het oprichten, herinrichten of saneren van bedrijfsgebouwen. § 3. Die onroerende goederen worden ter beschikking gesteld van bedrijven, die daartoe met de minister een contract afsluiten. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen

Art. 45.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° Het besluit van de Vlaamse regering van 12 september 1984 houdende bepaling van de toekenningsvoorwaarden en de percentages van de subsidies voor de aanleg en de uitrusting van gronden voor industrie, ambachtswezen en diensten of van andere onthaalinfrastructuren voor investeerders;2° Het besluit van de Vlaamse regering van 25 september 1985 houdende vaststelling van de forfaitaire wijze van berekening van de algemene kosten van de aanneming van een opdracht, in uitvoering van artikel 3, § 1, 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 12 september 1984 houdende bepaling van de toekenningsvoorwaarden en de percentages van de subsidies voor de aanleg en de uitrusting van gronden voor industrie, ambachtswezen en diensten of van andere onthaalinfrastructuren voor investeerders;3° Het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1993 houdende de erkenning, het beheer en de subsidiëring van bedrijfsterreinen van lokaal- of regionaal belang, en met een specifiek statuut en de industriële centra en gebouwen;4° Het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de erkenning, het beheer en de subsidiëring van researchparken en incubatie- en innovatiecentra gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 april 1997.

Art. 46.De aanvragen tot erkenning en/of subsidiëring van bedrijventerreinen, researchparken, bedrijvencentra, multifunctionele gebouwen en incubatie- en innovatiecentra, ingediend vóór de dag van inwerkingtreding van dit besluit, worden afgehandeld volgens de in artikel 45 vermelde besluiten.

Art. 47.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998

Art. 48.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 juni 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Economie, K.M.O., Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY

^