Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 april 2012
gepubliceerd op 10 mei 2012

Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen

bron
vlaamse overheid
numac
2012035465
pub.
10/05/2012
prom.
20/04/2012
ELI
eli/besluit/2012/04/20/2012035465/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 APRIL 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, artikel 20, eerste lid, laatst gewijzigd bij decreet van 22 december 1993;

Gelet op het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor het Vlaamse Gewest en de instellingen die eronder ressorteren, artikel 2, laatst gewijzigd bij decreet van 16 juni 2006;

Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 8.6.1., artikel 8.7.1., artikel 9.1.1., artikel 9.1.4., artikel 13.5.1., artikel 13.5.4. en artikel 14.3.9.;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 1995 betreffende de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor het Vlaamse Gewest en de instellingen die eronder ressorteren, artikel 1, laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 6 mei 2011;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 oktober 2011;

Gelet op advies 50.695/3 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van Minaraad en SERV, gegeven op 1 maart 2012;

Overwegende richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad, gewijzigd bij richtlijn 2004/101/EG van 27 oktober 2004 en gewijzigd bij richtlijn 2008/101/EG van 19 november 2008;

Overwegende richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden;

Overwegende het besluit van de Commissie van 24 december 2009 tot vaststelling, overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een lijst van bedrijfstakken en deel takken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico, gewijzigd bij besluit van de Commissie van 11 november 2011;

Overwegende het besluit van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, gewijzigd bij besluit van de Commissie van 11 november 2011;

Overwegende het Benchmarking-convenant over energie-efficiëntie in de industrie, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 29 november 2002;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° aanvrager : persoon die een verzoek om goedkeuring van een projectactiviteit indient bij de Vlaamse minister;2° afdeling : de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor luchtverontreiniging;3° annuleren van emissierechten : het ongeldig of onbruikbaar maken van emissierechten;4° bevoegde autoriteit : de instantie aangeduid voor enkele specifieke taken vermeld in verordening (EG) nr.2216/2004 van de Commissie van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad, en vermeld in het besluit van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad; 5° BKG-inrichting : een inrichting die in de vierde kolom van de indelingslijst in bijlage 1 van titel I van het VLAREM is aangeduid met de letter Y, en die de vaste technische eenheid omvat waarin de activiteiten en processen, vermeld in de tweede kolom, alsmede andere daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten, plaatsvinden die technisch in verband staan met de op die plaats ten uitvoer gebrachte activiteiten, en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging;6° BKG-installatie : a) in het kader van de eerste verbintenisperiode, een BKG-inrichting;b) in het kader van de tweede verbintenisperiode, een installatie waar een activiteit wordt verricht als vermeld in bijlage 2;7° broeikasgassen : koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N2O), fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolstoffen (PFK's) of zwavelhexafluoride (SF6) en andere gasvormige bestanddelen van de atmosfeer, zowel natuurlijke als antropogene, die infrarode straling absorberen en weer uitstralen;8° CDM-projectactiviteit : een activiteit die door een of meer partijen uit bijlage I is goedgekeurd in overeenstemming met artikel 12 van het Protocol van Kyoto, en met de besluiten die overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn genomen;9° eerste verbintenisperiode : de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012;10° emissierecht : een overdraagbaar recht om gedurende een bepaalde periode één ton CO2-equivalent aan broeikasgassen uit te stoten;11° emissiereductie-eenheid, afgekort ERU : een eenheid die is verleend overeenkomstig artikel 6 van het Protocol van Kyoto en de besluiten die overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn genomen;12° exploitant : de houder van de milieuvergunning van een BKG-inrichting;13° exploitant van een BKG-installatie : a) in het kader van de eerste verbintenisperiode, een exploitant;b) in het kader van de tweede verbintenisperiode, de houder(s) van de milieuvergunning(en) van de BKG-installatie;14° gecertificeerde emissiereductie, afgekort CER : een eenheid die is verleend overeenkomstig artikel 12 van het Protocol van Kyoto en de besluiten die overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn genomen;15° goedkeuring van een projectactiviteit : de goedkeuring van een JI-projectactiviteit, zoals vermeld in artikel 6, § 1, a), van het Protocol van Kyoto of de goedkeuring van de vrijwillige deelname aan een CDM-projectactiviteit, zoals vermeld in artikel 12, § 5, punt a), van het Protocol van Kyoto.Als dat van toepassing is, omvat de verleende goedkeuring mede de machtiging van personen om aan die projectactiviteit deel te nemen overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 of 12 van het Protocol van Kyoto en van de relevante besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan; 16° handelsperiode : de eerste verbintenisperiode of de tweede verbintenisperiode;17° jaarlijkse emissieruimte : de in een Europese lidstaat maximaal toegestane hoeveelheid broeikasgasemissies per jaar in de tweede verbintenisperiode;18° JI-projectactiviteit : een activiteit die door een of meer partijen uit bijlage I is goedgekeurd in overeenstemming met artikel 6 van het Protocol van Kyoto, en met de besluiten die overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn genomen;19° Kyoto-eenheid : een AAU, een RMU, een ERU of een CER;20° minst ontwikkeld land : land dat als zodanig is vastgesteld door de Verenigde Naties;21° Nationale Klimaatcommissie : de commissie, opgericht bij artikel 3 van het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto;22° nieuwkomer : a) tijdens de eerste verbintenisperiode, een BKG-inrichting, als vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;b) tijdens de tweede verbintenisperiode, een BKG-installatie als vermeld in de toewijzingsregels die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn en die zijn opgenomen in bijlage 3;23° partij uit bijlage I : een partij als vermeld in bijlage I van het UNFCCC die het Protocol van Kyoto heeft geratificeerd, zoals bepaald in artikel 1(7) van het Protocol van Kyoto;24° persoon : een natuurlijk persoon of rechtspersoon;25° projectactiviteit : een activiteit die door een of meer partijen uit bijlage I is goedgekeurd in overeenstemming met artikel 6 of artikel 12 van het Protocol van Kyoto, en met de besluiten die overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto zijn genomen;26° Protocol van Kyoto : het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering van 9 mei 1992, van 11 december 1997;27° publieke bekendmaking : het op de hoogte brengen van de bevolking door bekendmaking in drie Vlaamse dagbladen met nationale verspreiding, door bekendmaking en inzage via het internet, en door het inzagerecht tijdens de kantooruren op de afdeling;28° redelijke mate van zekerheid : een hoge maar niet absolute mate van zekerheid, vervat in een uitdrukkelijk verificatierapport, ten aanzien van de vraag of de te verifiëren gegevens vrij zijn van beduidende onjuiste opgaven;29° registeradministrateur : de persoon of personen die het nationaal register beheert of beheren en bijhoudt of bijhouden overeenkomstig de eisen van de richtlijn, gewijzigd bij richtlijn 2004/101/EG, beschikking 240/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad, en verordening (EG) nr.2216/2004 van de Commissie van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad; 30° richtlijn : richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad;31° titel I van het VLAREM : het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning;32° titel II van het VLAREM : het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;33° toegewezen eenheid, afgekort AAU : een eenheid die overeenkomstig artikel 7, derde lid, van Beschikking 280/2004/EG is verleend;34° toewijzingsplan : het plan dat voor de eerste verbintenisperiode aangeeft hoe emissierechten worden toegewezen aan exploitanten van BKG-inrichtingen en dat minstens de elementen bevat uit bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd;35° toewijzingsreserve : de hoeveelheid emissierechten die bij het opstellen van het toewijzingsplan wordt vastgelegd, en die voor de eerste verbintenisperiode kan worden toegewezen aan nieuwkomers;36° ton CO2-equivalent : een metrische ton koolstofdioxide (CO2) of een hoeveelheid van een ander broeikasgas met een gelijkwaardig aardopwarmingspotentieel;37° tweede verbintenisperiode : de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020;38° UNFCCC : het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering van 9 mei 1992;39° verbranden : het oxideren van brandstoffen, ongeacht de wijze waarop de warmte, de elektrische of de mechanische energie die tijdens dit proces vrijkomt wordt gebruikt, en andere rechtstreeks daarmee verband houdende activiteiten, met inbegrip van rookgasreiniging;40° verificatiebureau : de organisatie die aangesteld is om de correcte uitvoering van het Benchmarking-convenant over energie-efficiëntie in de industrie, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 29 november 2002, te bewaken, vermeld in artikel 10 van voormeld convenant;41° verwijderingseenheid, afgekort RMU : een eenheid die overeenkomstig artikel 3 van het Protocol van Kyoto is verleend;42° Vlaamse minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu;43° werkelijke opstartdatum : de datum zoals bepaald in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is. HOOFDSTUK 2. - De opstelling van een toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode

Art. 2.Uiterlijk vierentwintig maanden voor het begin van de eerste verbintenisperiode leggen de Vlaamse minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, een voorstel van toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering.

Art. 3.Het voorstel van toewijzingsplan, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering, wordt publiek bekendgemaakt.

Iedereen kan, vanaf de dag van de publieke bekendmaking, gedurende dertig dagen opmerkingen over het voorstel van toewijzingsplan indienen bij de afdeling.

Tegelijkertijd met de publieke bekendmaking wordt het voorstel van toewijzingsplan voor advies aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen bezorgd.

Art. 4.Uiterlijk twintig maanden voor het begin van de eerste verbintenisperiode leggen de Vlaamse minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, een ontwerp van toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. In dat ontwerp van toewijzingsplan wordt tevens aangegeven hoe werd ingegaan op de opmerkingen en adviezen die overeenkomstig artikel 3, tweede en derde lid, werden ingediend en verstrekt. Het ontwerp van toewijzingsplan dat door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd, wordt aan de voorzitter van de Nationale Klimaatcommissie bezorgd. Na de integratie van het ontwerp van toewijzingsplan in het ontwerp van nationaal toewijzingsplan, deelt hij dat mee aan de Europese Commissie.

Art. 5.Na de ontvangst van de vragen of opmerkingen van de Europese Commissie wordt het ontwerp van toewijzingsplan publiek bekendgemaakt.

Iedereen kan vanaf de dag van de publieke bekendmaking gedurende dertig dagen opmerkingen over het ontwerp van toewijzingsplan bij de afdeling indienen.

Art. 6.Na afloop van de periode, vermeld in artikel 5, en na ontvangst van de beschikking van de Europese Commissie, leggen de Vlaamse minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, een definitief ontwerp van toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. In dat definitieve ontwerp van toewijzingsplan wordt tevens aangegeven hoe werd ingegaan op de vragen of opmerkingen van de Europese Commissie en het publiek, vermeld in artikel 5.

Het definitieve toewijzingsplan dat door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd, wordt op het internet en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. HOOFDSTUK 3. - De toewijzing, de verlening, de stopzetting van de verlening, de geldigheid en de annulering van emissierechten tijdens de eerste verbintenisperiode Afdeling 1. - De toewijzing van emissierechten aan BKG-inrichtingen

tijdens de eerste verbintenisperiode Onderafdeling 1. - De toewijzing van emissierechten aan bestaande BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode

Art. 7.De hoeveelheid emissierechten die voor de eerste verbintenisperiode aan de exploitant van een BKG-inrichting wordt toegewezen, wordt bepaald volgens de rekenregels en voorschriften die vervat zijn in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is.

Onderafdeling 2. - De toewijzing van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de eerste verbintenisperiode

Art. 8.De hoeveelheid emissierechten die aan een nieuwkomer wordt toegewezen, wordt bepaald volgens de rekenregels en voorschriften die vervat zijn in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is.

Art. 9.§ 1. Nieuwkomers kunnen na het verkrijgen van een milieuvergunning en voor de werkelijke opstartdatum, emissierechten laten reserveren binnen de toewijzingsreserve. Ze dienen daarvoor een aanvraag in bij de afdeling. Die aanvraag moet verstuurd worden met een aangetekende brief en de ontvangstdatum ervan is bepalend voor de volgorde van de behandeling van de reserveringsaanvragen. § 2. De aanvraag bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de nieuwkomer;2° een motivering van de nieuwkomer waarom hij voldoet aan de definitie van nieuwkomer, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;3° het bewijs dat de milieuvergunning voor de nieuwkomer werd verleend in eerste aanleg en dat er geen ontvankelijk administratief beroep tegen werd ingesteld, of een bewijs dat de milieuvergunning in beroep werd verleend;4° de verwachte opstartdatum en een zo getrouw mogelijke weergave van de tijdslijn van de bouwfase tot de verwachte opstartdatum;5° de best mogelijke inschatting van de factoren die worden vermeld in de toepasselijke toewijzingsformule voor de nieuwkomer, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;6° in voorkomend geval, de best mogelijke inschatting van de invloed van de nieuwkomer op de bestaande BKG-inrichting, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;7° een door een gemandateerde van de nieuwkomer ondertekende verklaring waarin wordt bevestigd dat de aangeleverde gegevens zo nauwkeurig, juist en volledig mogelijk zijn aangeleverd. § 3. Binnen veertien dagen na ontvangst van de reserveringsaanvraag beslist de afdeling of de aanvraag volledig is en brengt ze de nieuwkomer op de hoogte van haar beslissing. Als de reserveringsaanvraag onvolledig is, kan de nieuwkomer een nieuwe aanvraag indienen.

Binnen zestig dagen na ontvangst van de reserveringsaanvraag brengt de afdeling een gemotiveerd advies uit over : 1° de verenigbaarheid van de elementen uit de reserveringsaanvraag met de definitie van nieuwkomer, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;2° de te reserveren hoeveelheid emissierechten voor de nieuwkomer voor de resterende jaren van de eerste verbintenisperiode, rekening houdend met de verwachte opstartdatum van de nieuwkomer.De afdeling kan in voorkomend geval een beroep doen op het verificatiebureau.

Binnen negentig dagen na ontvangst van de reserveringsaanvraag beslist de Vlaamse minister over de reservering van emissierechten. In geval van gewijzigde omstandigheden kan de Vlaamse minister de beslissing over de reservering van emissierechten wijzigen of intrekken. De afdeling brengt de nieuwkomer op de hoogte van de beslissing met een aangetekende brief.

Art. 10.Als de opstart van de nieuwkomer meer dan twaalf maanden na de opstartdatum die in de reserveringsaanvraag is vermeld, plaatsvindt, vervalt de reservering van emissierechten, tenzij de nieuwkomer uiterlijk één maand voor het verval met een aangetekende brief gegronde redenen voor uitstel aan de afdeling bezorgt. In voorkomend geval kan de Vlaamse minister de reservatie eenmaal en voor maximaal zes maanden verlengen. Na het verval van de reservatie van emissierechten komen die emissierechten opnieuw beschikbaar voor andere nieuwkomers. De afdeling brengt de nieuwkomer op de hoogte van de beslissing met een aangetekende brief.

Art. 11.§ 1. Om in aanmerking te komen voor de toewijzing van emissierechten, dient de nieuwkomer na de werkelijke opstartdatum een aanvraag tot toewijzing in bij de afdeling. Die toewijzingsaanvraag moet uiterlijk op 31 december 2012 verstuurd worden met een aangetekende brief en de ontvangstdatum ervan is bepalend voor de volgorde van de behandeling van de toewijzingsaanvragen. § 2. De toewijzingsaanvraag bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de nieuwkomer;2° een motivering van de nieuwkomer waarom hij voldoet aan de definitie van nieuwkomer, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;3° het bewijs dat de milieuvergunning voor de nieuwkomer werd verleend in eerste aanleg en dat er geen ontvankelijk administratief beroep tegen werd ingesteld, of het bewijs dat de milieuvergunning in beroep werd verleend;4° de door het verificatiebureau vastgestelde en geverifieerde werkelijke opstartdatum;5° de door het verificatiebureau goedgekeurde en geverifieerde gegevens over de factoren die worden vermeld in de toewijzingsformule voor de nieuwkomer, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;6° in voorkomend geval, de door het verificatiebureau goedgekeurde en geverifieerde gegevens over de inschatting van de invloed van de nieuwkomer op de bestaande BKG-inrichting, vermeld in het toewijzingsplan dat voor de eerste verbintenisperiode van toepassing is;7° een door een gemandateerde van de nieuwkomer ondertekende verklaring waarin wordt bevestigd dat de aangeleverde gegevens zo nauwkeurig, juist en volledig mogelijk zijn aangeleverd. § 3. Binnen veertien dagen na ontvangst van de toewijzingsaanvraag beslist de afdeling of de aanvraag volledig is en brengt ze de nieuwkomer op de hoogte van haar beslissing. Als de toewijzingsaanvraag onvolledig is, kan de nieuwkomer een nieuwe aanvraag indienen.

Binnen zestig dagen na ontvangst van de toewijzingsaanvraag brengt de afdeling een gemotiveerd advies uit over het aantal toe te wijzen emissierechten voor de resterende jaren van de eerste verbintenisperiode, rekening houdend met de werkelijke opstartdatum van de nieuwkomer en de hoeveelheid beschikbare emissierechten in de toewijzingsreserve. In voorkomend geval kan de afdeling een beroep doen op het verificatiebureau.

Binnen negentig dagen na ontvangst van de toewijzingsaanvraag beslist de Vlaamse minister over de al of niet toewijzing van emissierechten en over de hoeveelheid toe te wijzen emissierechten. De afdeling brengt de nieuwkomer op de hoogte van de beslissing met een aangetekende brief.

Art. 12.De emissierechten die worden toegewezen aan nieuwkomers tijdens de eerste verbintenisperiode, worden onttrokken aan de toewijzingsreserve.

De volgorde waarin de emissierechten in aanmerking voor toewijzing komen, wordt bepaald door : 1° als de emissierechten gereserveerd werden, de ontvangstdatum van de reserveringsaanvraag;2° als de emissierechten niet gereserveerd werden, de ontvangstdatum van de toewijzingsaanvraag. Nieuwkomers die geen emissierechten toegewezen kregen omdat de toewijzingsreserve opgebruikt was, komen in aanmerking voor een toewijzing als : 1° er opnieuw gereserveerde emissierechten vrijkomen met toepassing van artikel 10;2° de reserve wordt aangevuld met emissierechten die de Vlaamse overheid heeft aangekocht met toepassing van het vierde lid;3° er emissierechten vrijkomen naar aanleiding van toegewezen maar niet verleende emissierechten;4° er minder emissierechten aan een nieuwkomer worden toegewezen dan er gereserveerd werden. Als de toewijzingsreserve volledig is opgebruikt, worden om strategische en economische redenen en binnen de uitgetrokken begrotingsmiddelen, door de Vlaamse Regering emissierechten verworven voor de toewijzing aan nieuwkomers.

Art. 13.De Vlaamse minister kan nadere regels vaststellen voor de reservering en toewijzing van emissierechten.

Onderafdeling 3. - Het ministerieel besluit tot toewijzing van emissierechten aan BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode

Art. 14.§ 1. De Vlaamse minister beslist over het aantal emissierechten dat aan de exploitant van een BKG-inrichting wordt toegewezen. § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-inrichting;2° de identificatiecode van de BKG-inrichting;3° de totale hoeveelheid emissierechten die, voor de eerste verbintenisperiode en per kalenderjaar, aan de exploitant van de BKG-inrichting wordt toegewezen;4° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de toegewezen emissierechten. De afdeling brengt de exploitant van de BKG-inrichting op de hoogte van het besluit houdende de toewijzing van emissierechten met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, worden op het internet en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Afdeling 2. - De verlening van emissierechten aan BKG-inrichtingen

tijdens de eerste verbintenisperiode Onderafdeling 1. - De verlening van emissierechten aan bestaande BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode

Art. 15.Met behoud van de toepassing van artikel 17 wordt tijdens de eerste verbintenisperiode jaarlijks, uiterlijk op 28 februari, een vijfde van de toegewezen hoeveelheid emissierechten verleend aan de exploitant van een BKG-inrichting.

Onderafdeling 2. - De verlening van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de eerste verbintenisperiode

Art. 16.De bevoegde autoriteit geeft de opdracht tot verlening van emissierechten aan nieuwkomers voor het jaar van de werkelijke opstartdatum nadat het ministerieel besluit, vermeld in artikel 14, is genomen. De emissierechten die voor de resterende jaren van de eerste verbintenisperiode zijn toegewezen, worden uiterlijk op 28 februari van het kalenderjaar in kwestie verleend. Afdeling 3. - De stopzetting van de verlening van emissierechten aan

BKG-inrichtingen tijdens de eerste verbintenisperiode

Art. 17.§ 1. In afwijking van artikel 15 en 16 beslist de bevoegde autoriteit de verlening van emissierechten aan de exploitant van een BKG-inrichting voor de resterende jaren van de eerste verbintenisperiode stop te zetten, als : 1° de milieuvergunning vervalt;2° de milieuvergunning wordt opgeheven;3° de milieuvergunning wordt ingetrokken;4° de milieuvergunning afloopt en een nieuwe milieuvergunning niet tijdig werd aangevraagd;5° aan de milieuvergunning wordt verzaakt;6° de milieuvergunning wordt vernietigd. In de gevallen, vermeld in het eerste lid, gaat het daarbij telkens om de volledige milieuvergunning of om het deel van de milieuvergunning dat betrekking heeft op de BKG-inrichting.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, meldt de exploitant de gewijzigde milieuvergunningssituatie aan de bevoegde autoriteit. Hij verstuurt die melding met een aangetekende brief binnen een termijn van veertien dagen nadat de exploitant er kennis van heeft genomen of er kennis van heeft kunnen nemen. § 2. Als een hinderlijke inrichting zijn hoedanigheid van BKG-inrichting verliest of als de activiteiten van de BKG-inrichting worden stopgezet, moet de exploitant dat binnen een termijn van veertien dagen nadat hij daarvan kennis heeft genomen of er kennis van heeft kunnen nemen, met een aangetekende brief meedelen aan de overheid die bevoegd is voor de milieuvergunning in eerste aanleg.

Bij die aangetekende brief moet een van de volgende documenten worden gevoegd : 1° ofwel de bewijsstukken waaruit blijkt dat de inrichting zijn hoedanigheid van BKG-inrichting heeft verloren;2° ofwel een bevestiging van de stopzetting van de activiteiten van de BKG-inrichting. Uiterlijk veertien dagen na ontvangst van de aangetekende brief stelt de bevoegde overheid de juistheid en het blijvende karakter vast en wordt, in voorkomend geval, de milieuvergunning aangepast door de inrichting niet langer als BKG-inrichting in te delen, alsook door de milieuvergunningvoorwaarden voor de CO2-emissiehandel te wijzigen overeenkomstig paragraaf 3. De bevoegde overheid brengt de bevoegde autoriteit daarvan binnen vijf dagen op de hoogte. § 3. In de gevallen, vermeld in paragrafen 1 en 2, worden geen emissierechten meer verleend voor de resterende jaren van de eerste verbintenisperiode. De bewakings- en rapporteringsverplichtingen, vermeld in hoofdstuk 4.10 van titel II van het VLAREM, blijven gelden voor het volledige kalenderjaar waarin de situaties, vermeld in paragrafen 1 en 2, zich voordoen, maar ze vervallen eveneens voor de daaropvolgende kalenderjaren van de eerste verbintenisperiode. De inleveringsverplichting, vermeld in hoofdstuk 4.10 van titel II van het VLAREM, vervalt vijf maanden na het kalenderjaar waarin de situaties, vermeld in paragrafen 1 en 2, zich voordoen.

Art. 18.De emissierechten die werden toegewezen aan de exploitant van een BKG-inrichting voor de resterende kalenderjaren van de eerste verbintenisperiode en die overeenkomstig artikel 17, § 3, niet verleend worden, worden door de registeradministrateur, op verzoek van de bevoegde autoriteit, aan de toewijzingsreserve toegevoegd. Afdeling 4. - De geldigheid en de annulering van emissierechten van de

eerste verbintenisperiode

Art. 19.Vier maanden na het begin van de eerste verbintenisperiode worden de emissierechten die niet meer geldig zijn in de eerste verbintenisperiode en die niet overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM zijn ingeleverd, geannuleerd.

Art. 20.Emissierechten die overeenkomstig artikel 15 of 16 zijn verleend voor de eerste verbintenisperiode, zijn alleen geldig voor de emissies uit de eerste verbintenisperiode.

Emissierechten die zijn verleend voor de eerste verbintenisperiode door een andere bevoegde autoriteit dan die, aangewezen overeenkomstig artikel 103, zijn geldig voor de emissies uit de eerste verbintenisperiode.

Art. 21.Op verzoek van de persoon die de emissierechten in zijn bezit heeft, worden de emissierechten die voor de eerste verbintenisperiode geldig zijn, geannuleerd.

Emissierechten die overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM zijn ingeleverd, worden geannuleerd. HOOFDSTUK 4. - Criteria voor de verificatie van CO2-emissies tijdens de eerste verbintenisperiode

Art. 22.§ 1. Het verificatiebureau onderzoekt bij het verificatieproces het CO2-emissiejaarrapport, vermeld in artikel 4.10.1.5. van titel II van het VLAREM, en de bewaking tijdens het voorafgaande jaar.

Daarbij worden de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de bewakingssystemen en de gerapporteerde gegevens beoordeeld, en wordt de informatie over de emissies onderzocht, in het bijzonder : 1° de gerapporteerde activiteitgegevens, en de metingen en berekeningen die daarmee verband houden;2° de keuze en het gebruik van emissiefactoren;3° de berekeningen die leiden tot de bepaling van de totale emissies;4° als er metingen zijn gebruikt, de juistheid van de keuze en de wijze van toepassing van de meetmethoden. § 2. De emissies waarover in het CO2-emissiejaarraport verslag is uitgebracht, kunnen alleen worden goedgekeurd als betrouwbare, geloofwaardige gegevens en informatie het mogelijk maken de emissies te bepalen met een hoge mate van zekerheid.

Voor een hoge mate van zekerheid moet de exploitant aangetoond hebben dat : 1° de gerapporteerde gegevens vrij zijn van inconsistenties;2° de gegevens verzameld zijn overeenkomstig de toepasselijke wetenschappelijke normen;3° de desbetreffende documenten van de BKG-inrichting volledig en consistent zijn. § 3. Het verificatiebureau houdt rekening met de vraag of de BKG-inrichting geregistreerd is in het kader van EMAS, het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem, of over een gelijkwaardig milieu- of energiezorgsysteem beschikt. § 4. De verificatie moet worden gebaseerd op een strategische analyse van alle activiteiten die in de installatie worden verricht. Daarvoor heeft de verificateur een overzicht nodig van alle activiteiten en hun betekenis voor het emissieniveau van de BKG-inrichting. § 5. De verificatie van de overgelegde informatie vindt zo nodig plaats op het terrein van de BKG-inrichting. De verificateur neemt steekproeven om de betrouwbaarheid van de gerapporteerde gegevens en informatie vast te stellen. § 6. Het verificatiebureau moet alle bronnen van emissies in de BKG-inrichting evalueren met het oog op de betrouwbaarheid van de gegevens van elke bron die tot de totale emissies van de BKG-inrichting bijdraagt. § 7. Aan de hand van die analyse identificeert het verificatiebureau uitdrukkelijk de bronnen met een groot foutenpotentieel, en andere aspecten van de bewakings- en rapportageprocedure die waarschijnlijk zullen bijdragen tot fouten bij de bepaling van de totale emissies.

Het betreft hier met name de keuze van de emissiefactoren en de berekeningen die nodig zijn om de emissies van afzonderlijke emissiebronnen vast te stellen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan bronnen met een groot foutenpotentieel en aan de desbetreffende aspecten van de bewakingsprocedure. § 8. Het verificatiebureau houdt rekening met alle risicobeheersingsmethoden die de exploitant toepast om de mate van onzekerheid zo klein mogelijk te houden. § 9. Het verificatiebureau stelt een verslag op over het verificatieproces, waarin wordt vermeld of het CO2-emissiejaarraport, vermeld in artikel 4.10.1.5. van titel II van het VLAREM, bevredigend is.

In het verslag komen alle onderwerpen aan de orde die voor het verrichte werk van belang zijn. Er kan worden verklaard dat het CO2-emissiejaarraport bevredigend is, als naar de mening van het verificatiebureau de totale emissies niet wezenlijk verkeerd zijn weergegeven. HOOFDSTUK 5. - Bepalingen ter voorbereiding van de tweede verbintenisperiode Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 23.De grenzen van een BKG-installatie vallen samen met de grenzen van een milieuvergunning. Als een exploitant van een BKG-installatie op een site over meerdere milieuvergunningen beschikt, kan de exploitant van een BKG-installatie voor de start van de tweede verbintenisperiode het geheel van de activiteiten op de site samenvoegen. In voorkomend geval vallen de grenzen van de BKG-installatie samen met de grenzen van de samengevoegde milieuvergunningen.

Als een exploitant van een BKG-installatie over een milieuvergunning beschikt die meerdere installaties vergunt die elk als vaste technische eenheid in de zin van artikel 1, 38°, van titel I van het VLAREM kunnen worden aangemerkt, kan de exploitant van een BKG-installatie voor de start van de tweede verbintenisperiode die installaties opsplitsen per vaste technische eenheid. De afdeling kan nagaan of voldaan is aan de voorwaarden van de definitie van vaste technische eenheid. In voorkomend geval vallen de grenzen van elke BKG-installatie samen met de grenzen van de vaste technische eenheid.

De grenzen van de BKG-installatie, vermeld in het eerste en het tweede lid, gelden gedurende de volledige tweede verbintenisperiode, wat betreft de bewaking en rapportering van emissies, en het inleveren van emissierechten.

Als de milieuvergunning van een BKG-installatie wordt opgesplitst kan, in afwijking van het derde lid en met toestemming van de afdeling, een deel van de activiteiten worden ondergebracht in een nieuwe BKG-installatie.

Het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing, wat betreft de grenzen van een nieuwkomer. Afdeling 2. - De rapportering van gegevens die nodig zijn voor de

berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode

Art. 24.§ 1. De exploitant van een BKG-installatie moet de emissies van broeikasgassen, vermeld in bijlage 2, rapporteren voor zover die nog niet gerapporteerd zijn in het kader van artikel 4.10.1.5., § 1, van titel II van het VLAREM. De Vlaamse minister stelt nadere regels en procedures vast voor de indiening en de inhoud van het rapport. § 2. De emissies van broeikasgassen die in het verslag zijn opgenomen overeenkomstig artikel 25, § 2, worden na beoordeling door de afdeling op uiterlijk 30 juni 2010 aan de Europese Commissie bezorgd.

Voor de emissies van andere broeikasgassen dan CO2, kan een kleinere hoeveelheid emissies overeenkomstig het reductiepotentieel van de activiteit, vermeld in bijlage 2, aan de Europese Commissie worden bezorgd.

Art. 25.§ 1. Het verificatiebureau onderzoekt bij het verificatieproces het rapport, vermeld in artikel 24, § 1. Daarbij worden de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de gerapporteerde emissies van broeikasgassen beoordeeld, en wordt de informatie over de emissies van broeikasgassen onderzocht. Het gaat daarbij in het bijzonder over : 1° de gerapporteerde activiteitgegevens en de metingen en berekeningen die daarmee verband houden;2° de keuze en het gebruik van emissiefactoren;3° de berekeningen die leiden tot de bepaling van de totale emissies;4° als er metingen zijn gebruikt, de juistheid van de keuze en de wijze van toepassing van de meetmethoden. § 2. Het verificatiebureau stelt een verslag op over het verificatieproces, waarin wordt vermeld of de gerapporteerde emissies van broeikasgassen als bevredigend kunnen worden geverifieerd.

In het verslag komen alle onderwerpen aan de orde die voor het verrichte werk van belang zijn. Er kan worden verklaard dat het rapport als bevredigend wordt geverifieerd, als naar de mening van het verificatiebureau de totale emissies van broeikasgassen niet wezenlijk verkeerd zijn weergegeven.

Als het rapport niet als bevredigend wordt geverifieerd, kan het verificatiebureau in het verslag een alternatief emissiecijfer bepalen. § 3. Het verificatiebureau bezorgt het verslag aan de afdeling.

Art. 26.De Vlaamse minister kan voor een exploitant van een BKG-installatie een rapporteringsplicht opleggen voor gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode.

Art. 27.De afdeling bezorgt de gerapporteerde gegevens, vermeld in artikel 26, aan het verificatiebureau. Het verificatiebureau verifieert de gegevens overeenkomstig de bepalingen van bijlage 5.

Het verificatiebureau bezorgt aan de exploitant van de BKG-installatie een verificatierapport waarin het met een redelijke mate van zekerheid aangeeft of de gerapporteerde gegevens vrij zijn van beduidend onjuiste opgaven.

De exploitant van de BKG-installatie bezorgt het verificatierapport samen met de gerapporteerde gegevens die tijdens het verificatieproces in het kader van het eerste lid zijn aangepast aan de afdeling. HOOFDSTUK 6. - De toewijzing, de verlening en de stopzetting van de verlening van emissierechten tijdens de tweede verbintenisperiode Afdeling 1. - De toewijzing van emissierechten aan bestaande

BKG-installaties tijdens de tweede verbintenisperiode Onderafdeling 1. - Het voorlopig toewijzingsbesluit : berekening van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode

Art. 28.De afdeling berekent voor elke BKG-installatie op basis van de gegevens, vermeld in artikel 27, derde lid, voor ieder kalenderjaar van de tweede verbintenisperiode de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten. Die berekening wordt uitgevoerd overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.

De afdeling bezorgt de berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, vermeld in het eerste lid, aan de Vlaamse minister.

Art. 29.Als het verificatierapport niet met redelijke mate van zekerheid kan aangeven dat de gerapporteerde gegevens, vermeld in artikel 26, vrij zijn van beduidend onjuiste opgaven, kan de afdeling de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten niet berekenen. In voorkomend geval kan de exploitant van de BKG-installatie de gegevens, vermeld in artikel 26, opnieuw rapporteren.

Als de afdeling vastgesteld heeft dat het negatieve verificatierapport het gevolg is van uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden, die met de grootste voorzichtigheid niet vermeden kon worden en die aan de controle van de betrokken exploitant van de BKG-installatie ontsnappen zoals natuurrampen, oorlog, oorlogsdreiging, terroristische daden, revolutie, opstanden, sabotage of vandalisme, kan de afdeling de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten berekenen overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.

De afdeling bezorgt de berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, vermeld in het tweede lid, aan de Vlaamse minister.

Art. 30.§ 1. De Vlaamse minister beslist over de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie. § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;3° de identificatiecode van de BKG-installatie;4° de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode;5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode. § 3. De afdeling brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten met een aangetekende brief.

Art. 31.Op basis van de ministeriële besluiten, vermeld in artikel 30, maakt de afdeling aan de hand van een elektronisch sjabloon die de Europese Commissie verstrekt, een lijst op met alle BKG-installaties die op het Vlaamse grondgebied liggen, met voor elke BKG-installatie de daarbij behorende voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten.

De lijst, vermeld in het eerste lid, wordt meegedeeld aan de Europese Commissie en op het internet bekendgemaakt. De Europese Commissie kan de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten al of niet verwerpen.

Onderafdeling 2. - Het definitieve toewijzingsbesluit : berekening van de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode

Art. 32.§ 1. Als de Europese Commissie de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten niet verwerpt en nadat eventueel een door de Europese Commissie berekende uniforme transsectorale correctiefactor toegepast is op de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de betrokken BKG-installaties, beslist de Vlaamse minister over de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie.

Als de Europese Commissie de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten verwerpt, worden geen emissierechten kosteloos toegewezen aan de exploitant van een BKG-installatie. De afdeling brengt de exploitant van een BKG-installatie op de hoogte van de verwerping door de Europese commissie van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten met vermelding van de reden van de verwerping. § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;3° de identificatiecode van de BKG-installatie;4° de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode;5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode. § 3. De afdeling brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 33.Op basis van de ministeriële besluiten, vermeld in artikel 32, maakt de afdeling aan de hand van een elektronisch sjabloon die de Europese Commissie verstrekt, een lijst op met alle BKG-installaties die op het Vlaamse grondgebied liggen, met voor elke BKG-installatie de daarbij behorende definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten.

De lijst, vermeld in het eerste lid, wordt meegedeeld aan de Europese Commissie en op het internet bekendgemaakt.

Onderafdeling 3. - Aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten ten gevolge van blootstelling aan een CO2-weglekrisico tijdens de tweede verbintenisperiode

Art. 34.§ 1. Binnen drie maanden na de vaststelling van de in bijlage 4 bedoelde lijst voor de jaren 2015 tot en met 2020 of de vaststelling van een eventuele aanvulling van de in bijlage 4 bedoelde lijst, neemt de Vlaamse minister een beslissing over de aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie. § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de exploitant van een BKG-installatie;2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;3° de identificatiecode van de BKG-installatie;4° de aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode;5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de tweede verbintenisperiode. § 3. De afdeling brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 35.Op basis van de ministeriële besluiten, vermeld in artikel 34, maakt de afdeling een lijst op met alle BKG-installaties die op het Vlaamse grondgebied liggen, en geeft daarbij duidelijk de wijzigingen aan in de vermeende blootstelling aan het CO2-weglekrisico van BKG-installaties en, als dat van toepassing is, de overeenkomstige voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten.

De lijst, vermeld in het eerste lid, wordt meegedeeld aan de Europese Commissie en op het internet bekendgemaakt. Afdeling 2. - De toewijzing van emissierechten aan nieuwkomers tijdens

de tweede verbintenisperiode Onderafdeling 1. - De toewijzingsaanvraag

Art. 36.Om in aanmerking te komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten, verstuurt de nieuwkomer binnen een termijn van een jaar na de aanvang van de normale werking van de betrokken BKG-installatie, zoals gedefinieerd in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn, een aanvraag tot toewijzing met een aangetekende brief aan de afdeling. De ontvangstdatum is bepalend voor de volgorde van de behandeling van de toewijzingsaanvragen.

De in het eerste lid vermelde termijn voor de indiening van een aanvraag tot toewijzing kan verlengd worden wanneer het sjabloon voor de toewijzingsaanvraag niet tijdig beschikbaar is.

De toewijzingsaanvraag bevat minstens de volgende elementen : 1° een beschrijving van de nieuwkomer;2° de identificatie en de grenzen van de nieuwkomer;3° een motivering van de nieuwkomer waarom hij voldoet aan de definitie van nieuwkomer, vermeld in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn;4° de referenties van de milieuvergunningen van de nieuwkomer;5° de onafhankelijk geverifieerde gegevens over de factoren, vermeld in de toepasselijke toewijzingsformule voor de nieuwkomer, in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn;6° de onafhankelijk geverifieerde geïnstalleerde capaciteit van de nieuwkomer, vermeld in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn;7° een door een gemandateerde van de nieuwkomer ondertekende verklaring waarin wordt bevestigd dat de aangeleverde gegevens zo nauwkeurig, juist en volledig mogelijk zijn aangeleverd. De overeenkomstig het tweede lid, 5° en 6°, aangeleverde gegevens moeten geverifieerd worden overeenkomstig de bepalingen van bijlage 5.

De Vlaamse minister stelt een sjabloon vast voor de toewijzingsaanvraag.

De Vlaamse minister kan nadere regels en procedures vaststellen voor de indiening en verificatie van de toewijzingsaanvraag overeenkomstig de Europese regelgeving.

Onderafdeling 2. - Het voorlopige toewijzingsbesluit : berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode

Art. 37.§ 1. Na de ontvangst van de toewijzingsaanvraag beslist de afdeling of de aanvraag volledig is en keurt ze de door de nieuwkomer gerapporteerde aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit al dan niet goed. De afdeling brengt de nieuwkomer op de hoogte van haar beslissing.

Als de toewijzingsaanvraag onvolledig is of als de afdeling de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de nieuwkomer niet heeft goedgekeurd, kan de nieuwkomer een nieuwe toewijzingsaanvraag indienen. § 2. Als de toewijzingsaanvraag volledig is en de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de nieuwkomer is goedgekeurd door de afdeling, berekent de afdeling de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. Die berekening wordt uitgevoerd overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.

De afdeling bezorgt de berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, vermeld in het eerste lid, aan de Vlaamse minister.

Art. 38.Als de verificateur niet met redelijke mate van zekerheid kan aangeven dat de overeenkomstig artikel 36, tweede lid, 5° en 6°, gerapporteerde gegevens vrij zijn van beduidend onjuiste opgaven, kan de afdeling de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet berekenen. In voorkomend geval kan de nieuwkomer een nieuwe aanvraag indienen.

Als de afdeling vastgesteld heeft dat het negatieve verificatierapport het gevolg is van uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden, die met de grootste voorzichtigheid niet vermeden konden worden en die aan de controle van de betrokken nieuwkomer ontsnappen zoals natuurrampen, oorlog, oorlogsdreiging, terroristische daden, revolutie, opstanden, sabotage of vandalisme, kan de afdeling de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode berekenen. Die berekening wordt uitgevoerd overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.

De afdeling bezorgt de berekening van de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, vermeld in het tweede lid, aan de Vlaamse minister.

Art. 39.§ 1. De Vlaamse minister beslist over de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode aan de nieuwkomer. § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de nieuwkomer;2° de installatiegrenzen van de nieuwkomer;3° de identificatiecode van de nieuwkomer;4° de geïnstalleerde capaciteit van de nieuwkomer, vermeld in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn;5° de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;6° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. § 3. De afdeling brengt de nieuwkomer op de hoogte van het besluit houdende de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, worden op het internet bekendgemaakt.

Art. 40.De afdeling brengt de Europese Commissie op de hoogte van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode aan de nieuwkomer. De Europese Commissie kan de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode al of niet verwerpen.

Onderafdeling 3. - Het definitieve toewijzingsbesluit : berekening van de definitieve hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode

Art. 41.§ 1. Als de Europese Commissie de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet verwerpt, beslist de Vlaamse minister over de definitieve hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.

Als de Europese Commissie de voorlopige hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode verwerpt, worden geen emissierechten kosteloos toegewezen aan de exploitant van een BKG-installatie. § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de nieuwkomer;2° de installatiegrenzen van de nieuwkomer;3° de identificatiecode van de nieuwkomer;4° de geïnstalleerde capaciteit van de nieuwkomer, vermeld in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn;5° de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;6° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. § 3. De afdeling brengt de nieuwkomer op de hoogte van het besluit houdende de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, worden op het internet en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Afdeling 3. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten

gevolge van een volledige stopzetting van de activiteiten, een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten of een aanzienlijke capaciteitsvermindering van een BKG-installatie Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 42.Met behoud van de toepassing van artikelen 43, 47 en 51 meldt de exploitant alle relevante informatie over geplande of effectieve veranderingen van de capaciteit, het activiteitsniveau en de werking van een BKG-installatie als vermeld in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn, vóór 31 december van elk kalenderjaar van de tweede verbintenisperiode aan de afdeling.

Onderafdeling 2. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een volledige stopzetting van de activiteiten van een BKG-installatie tijdens de tweede verbintenisperiode

Art. 43.§ 1. Een BKG-installatie wordt geacht haar activiteiten volledig te hebben stopgezet, als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de milieuvergunning vervalt;2° de milieuvergunning wordt opgeheven;3° de milieuvergunning wordt ingetrokken;4° de werking van de BKG-installatie is technisch onmogelijk;5° de BKG-installatie is niet in bedrijf, maar was dat wel in het verleden en het is onmogelijk om ze opnieuw op te starten;6° de BKG-installatie is niet in bedrijf, maar was dat wel in het verleden en de exploitant kan niet aantonen dat de BKG-installatie binnen zes maanden na de stopzetting van de activiteiten zal worden heropgestart.Die termijn kan verlengd worden tot achttien maanden als de exploitant kan aantonen dat de BKG-installatie niet binnen zes maanden heropgestart kan worden als gevolg van uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden die ook met de grootste voorzichtigheid niet konden worden vermeden en die aan de controle van de exploitant van de betrokken BKG-installatie ontsnappen, zoals natuurrampen, oorlog, oorlogsdreiging, terroristische daden, revolutie, opstanden, sabotage of vandalisme.

De milieuvergunning, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3° betreft de volledige milieuvergunning of het deel van de milieuvergunning dat betrekking heeft op de BKG-installatie. § 2. Paragraaf 1, 6° is niet van toepassing op BKG-installaties die op reserve of stand-by worden gehouden en op BKG-installaties die worden geëxploiteerd in een seizoenregeling, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de exploitant van de BKG-installatie beschikt over een milieuvergunning;2° het is technisch mogelijk om de activiteiten op te starten zonder materiële wijzigingen aan te brengen aan de BKG-installatie;3° een regelmatig onderhoud wordt uitgevoerd. § 3. In alle gevallen, vermeld in paragraaf 1, meldt de exploitant de volledige stopzetting uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar in kwestie aan de afdeling.

De Vlaamse minister kan nadere regels en procedures opstellen voor de melding.

Art. 44.§ 1. Nadat de afdeling de juistheid van de volledige stopzetting van de activiteiten van de BKG-installatie heeft vastgesteld, adviseert de afdeling aan de Vlaamse minister om geen emissierechten meer kosteloos toe te wijzen voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode aan de exploitant van die BKG-installatie. § 2. De Vlaamse minister beslist over de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. § 3. De beslissing, vermeld in paragraaf 2, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;3° de identificatiecode van de BKG-installatie;4° de vastlegging van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode op nul;5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. § 4. De afdeling brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 2, worden op het internet bekendgemaakt.

Art. 45.De afdeling brengt de Europese Commissie op de hoogte van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. De Europese Commissie kan de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode ten gevolge van de volledige stopzetting van de activiteiten van de BKG-installatie al of niet verwerpen.

Art. 46.§ 1. Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet verwerpt, beslist de Vlaamse minister over de definitieve aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.

Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode verwerpt, wordt de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet aangepast. § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;3° de identificatiecode van de BKG-installatie;4° de vastlegging van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode op nul;5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. § 3. De afdeling brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, worden op het internet en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 4. De bevoegde autoriteit geeft de opdracht aan de registeradministrateur tot aanpassing van de verlening van emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, overeenkomstig de ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De verlening wordt aangepast vanaf het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de activiteiten van de BKG-installatie volledig werden stopgezet, dan wel vanaf 2013 als de volledige stopzetting van de activiteiten van de BKG-installatie heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2013.

Onderafdeling 3. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten van een BKG-installatie tijdens de tweede verbintenisperiode

Art. 47.Als een BKG-installatie haar activiteiten gedeeltelijk heeft stopgezet in een bepaald kalenderjaar, zoals gedefinieerd in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn, of als er zich een wijziging voordoet aan de gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten, meldt de exploitant dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar in kwestie aan de afdeling.

De Vlaamse minister kan nadere regels en procedures opstellen voor de melding.

Art. 48.§ 1. Nadat de afdeling de juistheid van de melding heeft vastgesteld, berekent de afdeling de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. Die berekening wordt uitgevoerd overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.

De afdeling bezorgt de berekening van de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, vermeld in het eerste lid, aan de Vlaamse minister. § 2. De Vlaamse minister beslist over de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode aan de exploitant van een BKG-installatie. § 3. De beslissing, vermeld in paragraaf 2, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;3° de identificatiecode van de BKG-installatie;4° de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. § 4. De afdeling brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 2, worden op het internet bekendgemaakt.

Art. 49.De afdeling brengt de Europese Commissie op de hoogte van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. De Europese Commissie kan de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode al of niet verwerpen.

Art. 50.§ 1. Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet verwerpt, beslist de Vlaamse minister over de definitieve aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.

Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode verwerpt, wordt de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet aangepast. § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;3° de identificatiecode van de BKG-installatie;4° de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;5° de methodes of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. § 3. De afdeling brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, worden op het internet en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 4. De bevoegde autoriteit geeft de opdracht aan de registeradministrateur tot aanpassing van de verlening van emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, overeenkomstig de ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De verlening wordt aangepast vanaf het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de activiteiten van de BKG-installatie gedeeltelijk werden stopgezet, dan wel vanaf 2013 als de gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten van de BKG-installatie heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2013.

Onderafdeling 4. - Aanpassing van de toewijzing van emissierechten ten gevolge van een aanzienlijke capaciteitsvermindering van de BKG-installatie tijdens de tweede verbintenisperiode

Art. 51.Als een BKG-installatie een aanzienlijke capaciteitsvermindering heeft doorgevoerd, zoals gedefinieerd in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn, meldt de exploitant de aanzienlijke capaciteitsvermindering uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar in kwestie aan de afdeling. De melding bevat minstens de onafhankelijk geverifieerde gegevens over de factoren, vermeld in de toewijzingsformule voor een aanzienlijke capaciteitsvermindering in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn. De verificateur verifieert de gegevens overeenkomstig de bepalingen van bijlage 5.

De Vlaamse minister kan nadere regels en procedures opstellen voor de melding.

Art. 52.§ 1. Nadat de afdeling de juistheid van de aanzienlijke capaciteitsvermindering van de BKG-installatie heeft vastgesteld, berekent de afdeling de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. Die berekening wordt uitgevoerd overeenkomstig de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn.

De afdeling bezorgt de berekening van de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, vermeld in het eerste lid, aan de Vlaamse minister. § 2. De Vlaamse minister beslist over de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode aan de exploitant van een BKG-installatie. § 3. De beslissing, vermeld in paragraaf 2, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;3° de identificatiecode van de BKG-installatie;4° de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. § 4. De afdeling brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 2, worden op het internet bekendgemaakt.

Art. 53.De afdeling brengt de Europese Commissie op de hoogte van de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. De Europese Commissie kan de voorlopige aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode al of niet verwerpen.

Art. 54.§ 1. Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet verwerpt, beslist de Vlaamse minister over de definitieve aanpassing van de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode.

Als de Europese Commissie de voorlopige aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode verwerpt, wordt de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten aan de exploitant van een BKG-installatie voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode niet aangepast. § 2. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de exploitant van de BKG-installatie;2° de installatiegrenzen van de BKG-installatie;3° de identificatiecode van de BKG-installatie;4° de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode;5° de methode of methodes die gebruikt werden voor het berekenen van de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode. § 3. De afdeling brengt de exploitant van de BKG-installatie op de hoogte van het besluit houdende de definitieve aanpassing van de jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor de resterende jaren van de tweede verbintenisperiode met een aangetekende brief.

De ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, worden op het internet en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 4. De bevoegde autoriteit geeft de opdracht aan de registeradministrateur tot aanpassing van de verlening van emissierechten voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode, overeenkomstig de ministeriële besluiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De verlening wordt aangepast vanaf het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de aanzienlijke capaciteitsvermindering van de BKG-installatie heeft plaatsgevonden, dan wel vanaf 2013 als de aanzienlijke capaciteitsvermindering van de BKG-installatie heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2013. Afdeling 4. - De verlening van emissierechten tijdens de tweede

verbintenisperiode Onderafdeling 1. - De verlening van emissierechten aan bestaande BKG-installaties tijdens de tweede verbintenisperiode

Art. 55.Met behoud van de toepassing van artikelen 46, 50 en 54 wordt tijdens de tweede verbintenisperiode jaarlijks, uiterlijk op 28 februari, de hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor het kalenderjaar in kwestie verleend aan de exploitant van een BKG-installatie.

Onderafdeling 2. - De verlening van emissierechten aan nieuwkomers tijdens de tweede verbintenisperiode

Art. 56.De bevoegde autoriteit geeft de opdracht tot verlening van emissierechten aan nieuwkomers voor het kalenderjaar van de aanvang van de normale werking van de betrokken BKG-installatie, zoals gedefinieerd in de toewijzingsregels van bijlage 3 die voor de tweede verbintenisperiode van toepassing zijn, nadat het ministerieel besluit, vermeld in artikel 41, is genomen. De emissierechten die voor de resterende kalenderjaren van de tweede verbintenisperiode zijn toegewezen, worden met behoud van de toepassing van artikelen 46, 50 en 54, uiterlijk op 28 februari van het kalenderjaar in kwestie verleend. HOOFDSTUK 7. - De overdracht van emissierechten tijdens de eerste en tweede verbintenisperiode

Art. 57.Een emissierecht kan worden overgedragen door en aan personen binnen de Europese Unie en in derde landen op voorwaarde dat de Europese Unie met die landen overeenkomsten heeft gesloten voor de wederzijdse erkenning van emissierechten.

Art. 58.Een exploitant van een BKG-installatie van wie het emissiejaarrapport van het voorgaande kalenderjaar uiterlijk op 31 maart van het lopende jaar niet is geverifieerd overeenkomstig artikel 4.10.1.5. van titel II van het VLAREM, mag geen emissierechten meer overdragen tot dat rapport is geverifieerd en goedgekeurd.

Art. 59.Een leverancier van siderurgische gassen is tijdens de eerste verbintenisperiode verplicht om bij de levering van dat gas kosteloos een equivalente hoeveelheid emissierechten over te dragen aan de exploitant van de BKG-inrichting die het siderurgisch gas afneemt. Die verplichting is alleen van toepassing tijdens de eerste verbintenisperiode. HOOFDSTUK 8. - De geldigheid en de annulering van emissierechten tijdens de tweede verbintenisperiode

Art. 60.Vier maanden na het begin van de tweede verbintenisperiode worden de emissierechten geannuleerd die niet meer geldig zijn in de tweede verbintenisperiode en die niet overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM zijn ingeleverd.

Na de eerste verbintenisperiode worden aan personen emissierechten verleend voor de tweede verbintenisperiode ter vervanging van de emissierechten die zij bezaten en die overeenkomstig het eerste lid werden geannuleerd.

Art. 61.Emissierechten die overeenkomstig artikelen 55, 56 en 60, tweede lid, voor de tweede verbintenisperiode zijn verleend, zijn alleen geldig voor de emissies uit de tweede verbintenisperiode.

Emissierechten die zijn verleend voor de tweede verbintenisperiode door een andere bevoegde autoriteit dan de bevoegde autoriteit, vermeld in artikel 103 zijn geldig voor de emissies uit de tweede verbintenisperiode.

Art. 62.Op verzoek van de persoon die de emissierechten in zijn bezit heeft, worden voor de tweede verbintenisperiode geldige emissierechten geannuleerd.

Emissierechten die overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM zijn ingeleverd, worden geannuleerd. HOOFDSTUK 9. - Sancties

Art. 63.§ 1. Aan de exploitant van een BKG-installatie wordt, conform artikel 13.5.1, eerste lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, een administratieve geldboete opgelegd voor elke ton CO2-equivalent die werd uitgestoten en waarvoor geen emissierechten werden ingeleverd overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM. Naast de te betalen administratieve geldboete blijft de exploitant van een BKG-installatie ertoe gehouden de alsnog verschuldigde emissierechten in te leveren. Hij doet dat bij de inlevering van emissierechten voor het volgende kalenderjaar. § 2. Binnen zestig dagen na de vaststelling van de overtreding, vermeld in paragraaf 1, brengt het afdelingshoofd van de afdeling de exploitant van een BKG-installatie op de hoogte van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete conform artikel 13.5.1, eerste lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009. De exploitant van een BKG-installatie wordt uitgenodigd om binnen een termijn van tien dagen na die kennisgeving per aangetekende brief zijn verweer mee te delen conform artikel 13.5.4, § 2, van het Energiedecreet van 8 mei 2009. Na het verstrijken van die termijn is de beslissing definitief. De exploitant van een BKG-installatie wordt er ook op gewezen dat hij : 1° op verzoek de documenten waarop de beslissing tot het opleggen van een administratieve boete berust, kan inzien en er kopieën van kan krijgen;2° mondeling zijn verweer kan toelichten.De exploitant van een BKG-installatie richt daarvoor aan de afdeling een aanvraag binnen tien dagen na de ontvangst van de kennisgeving. § 3. Binnen een termijn van negentig dagen na de kennisgeving van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete kan het afdelingshoofd van de afdeling de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete conform artikel 13.5.1, eerste lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009 herroepen of het bedrag aanpassen, als het verweer gegrond blijkt te zijn. In dat geval zal een nieuwe kennisgeving plaatsvinden. De administratieve geldboete moet binnen zestig dagen worden betaald na de kennisgeving van de definitieve beslissing.

Met inachtneming van de bepalingen van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen vermeldt de beslissing het opgelegde bedrag, alsook de termijn waarin en de manier waarop de administratieve geldboete moet worden betaald. § 4. Het afdelingshoofd van de afdeling kan op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de exploitant van een BKG-installatie eenmalig uitstel van betaling verlenen voor een termijn van zestig dagen. § 5. Als de exploitant van een BKG-installatie na het verstrijken van de betalingstermijn de administratieve geldboete niet heeft betaald, wordt die geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De ambtenaren van de het Vlaamse ministerie van Financiën en Begroting worden ermee belast het dwangbevel uit te vaardigen en de administratieve geldboete in te vorderen. § 6. De lijst met de namen van de exploitanten van een BKG-installatie die onvoldoende emissierechten hebben ingeleverd om te voldoen aan hun verplichtingen, vermeld in artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM, wordt jaarlijks, uiterlijk op 31 mei, bekendgemaakt op het internet en in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK 1 0. - Deelname aan projectactiviteiten en gebruik van CER's en ERU's Afdeling 1. - De inlevering en het gebruik van CER's en ERU's door de

exploitant van een BKG-installatie

Art. 64.De exploitant van een BKG-inrichting mag tijdens de eerste verbintenisperiode CER's en ERU's inleveren, met uitzondering van de CER's en ERU's, vermeld in artikel 65, tot een percentage van de aan de BKG-inrichting toegewezen hoeveelheid emissierechten. Dat percentage wordt vastgelegd in het toewijzingsplan voor de eerste verbintenisperiode. De inlevering van een CER of ERU geeft aanleiding tot de uitgifte van één emissierecht dat onmiddellijk wordt ingeleverd voor rekening van de exploitant van de BKG-inrichting in kwestie.

Art. 65.Een exploitant van een BKG-installatie mag geen CER's of ERU's inleveren die voortkomen uit een van de volgende projectactiviteiten : 1° nucleaire activiteiten;2° landgebruik, verandering in landgebruik of bosbouwactiviteiten.

Art. 66.§ 1. De exploitant van een BKG-installatie mag in de periode van 2008 tot 2020 CER's en ERU's gebruiken, met uitzondering van de CER's en ERU's, vermeld in artikel 65, tot 11 % van de aan de BKG-installatie toegewezen hoeveelheid emissierechten tijdens de eerste verbintenisperiode.

Als de exploitant van een BKG-installatie ervoor opteert de BKG-installatie overeenkomstig artikel 23, tweede lid, op te splitsen per vaste technische eenheid, moet het maximale gebruik van CER's en ERU's overeenkomstig het eerste lid verdeeld worden over de vaste technische eenheden die tijdens de eerste verbintenisperiode één BKG-installatie uitmaakten. § 2. De exploitant van een BKG-installatie kan, in overeenstemming met de toepasselijke Europese regelgeving, CER's en ERU's boven de 11 %, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, gebruiken tot een hoeveelheid waarmee de gecombineerde kosteloze toewijzing tijdens de eerste verbintenisperiode en de totale hoeveelheid waarop hij recht heeft gelijk is aan een bepaald percentage van zijn geverifieerde emissies in de periode van 2005 tot en met 2007. Dit bijkomend gebruik van CER's en ERU's is enkel toegestaan na bepaling van dit percentage door de Vlaamse minister, overeenkomstig paragraaf 4. § 3. Nieuwkomers, met inbegrip van nieuwkomers uit de eerste verbintenisperiode die geen kosteloze toewijzing van emissierechten of geen rechten op het gebruik van CER's en ERU's hebben gekregen in de eerste verbintenisperiode, en nieuwe bedrijfstakken kunnen CER's en ERU's gebruiken tot een hoeveelheid die overeenkomt met een percentage van 4,5 % van hun geverifieerde emissies in de periode van 2013 tot en met 2020. § 4. De Vlaamse minister kan, in overeenstemming met de toepasselijke Europese regelgeving, de percentages vermeld in paragrafen 1 tot en met 3, bepalen of aanpassen.

Art. 67.Voor zover de aan een exploitant van een BKG-installatie toegestane mate van het gebruik van CER's en ERU's overeenkomstig artikel 66 niet volledig benut is, kan de exploitant de bevoegde autoriteit vanaf 1 januari 2013 verzoeken hem in ruil voor de CER's en ERU's die zijn verleend voor emissiereducties tot en met 2012 uit soorten projecten die niet worden uitgesloten overeenkomstig artikel 65, emissierechten te verlenen die geldig zijn vanaf 2013.

Tot 31 maart 2015 voert de bevoegde autoriteit een dergelijke ruil uit op verzoek.

Art. 68.Voor zover de aan een exploitant van een BKG-installatie toegestane mate van het gebruik van CER's of ERU's overeenkomstig artikel 66 niet volledig benut is, kan de exploitant CER's en ERU's die al zijn verleend voor emissiereducties vanaf 2013 uit soorten projecten die niet worden uitgesloten overeenkomstig artikel 65, die geregistreerd zijn voor 2013, vanaf 1 januari 2013 inruilen voor emissierechten die geldig zijn vanaf 2013.

Art. 69.Voor zover de aan een exploitant van een BKG-installatie toegestane mate van het gebruik van CER's of ERU's overeenkomstig artikel 66 niet volledig benut is, kan de exploitant CER's die zijn verleend voor emissiereducties vanaf 2013 uit nieuwe projecten die met ingang van 2013 in de minst ontwikkelde landen van start gaan en die niet worden uitgesloten overeenkomstig artikel 65, vanaf 1 januari 2013 inruilen voor emissierechten die geldig zijn vanaf 2013.

Het eerste lid geldt totdat de minst ontwikkelde landen een overeenkomst met de Europese Unie hebben bekrachtigd en uiterlijk tot 2020.

Art. 70.De Vlaamse minister kan nadere regels en procedures bepalen voor het verzoek tot het inruilen van CER's en ERU's in overeenstemming met de toepasselijke Europese regelgeving.

Art. 71.Voor zover de aan een exploitant van een BKG-installatie toegestane mate van het gebruik van CER's of ERU's overeenkomstig artikel 66 niet volledig benut is, kunnen kredieten uit projecten of andere emissiereducerende activiteiten overeenkomstig door de Europese Unie met derde landen gesloten overeenkomsten worden gebruikt, waarbij de mate van gebruik wordt gespecificeerd.

Overeenkomstig die overeenkomsten kan de exploitant van een BKG-installatie kredieten uit projectactiviteiten in die derde landen gebruiken om aan zijn verplichtingen te voldoen overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM.

Art. 72.Zodra een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering voor de periode na 2012 tot stand is gekomen, worden, met ingang van 1 januari 2013, alleen kredieten geaccepteerd van projecten uit derde landen die de overeenkomst hebben bekrachtigd.

Art. 73.De Vlaamse minister kan in bijkomende categorieën van projecten voorzien die CER's en ERU's genereren die niet gebruikt mogen worden door een exploitant van een BKG-installatie. Afdeling 2. - Bepalingen over de deelname van een particuliere of

openbare organisatie aan een projectactiviteit

Art. 74.Een particuliere of openbare organisatie die deelneemt aan een projectactiviteit, zorgt ervoor dat die deelname volledig strookt met de desbetreffende richtsnoeren, uitvoeringsvoorwaarden en procedures overeenkomstig het UNFCCC en het Protocol van Kyoto. In het bijzonder zorgt de particuliere of openbare organisatie ervoor dat de projectactiviteit resulteert in : 1° werkelijke en meetbare voordelen op lange termijn voor de matiging van klimaatverandering;2° emissiereducties van broeikasgassen die een extra vermindering opleveren ten opzichte van de situatie die zonder de voorgestelde projectactiviteit zou zijn opgetreden;3° de overdracht van milieuvriendelijke en -veilige technologie en kennis. De particuliere of openbare organisatie ziet er ook op toe dat de projectactiviteit zo wordt ontwikkeld en uitgevoerd dat wordt bijgedragen aan de duurzame ontwikkeling in het gastland en dat de projectactiviteit dus geen significante negatieve sociale impact of milieu-impact heeft en economisch efficiënt is.

Art. 75.Een particuliere of openbare organisatie die deelneemt aan een projectactiviteit, moet zijn hoofdvestiging hebben in een staat die de internationale overeenkomst, vermeld in artikel 72, heeft bekrachtigd, of in een staat of een subfederale of regionale entiteit die aan het Europese emissiehandelssysteem is gekoppeld overeenkomstig artikel 25 van de richtlijn.

Art. 76.Een particuliere of openbare organisatie die deelneemt aan een projectactiviteit in een land dat een toetredingsverdrag met de Europese Unie heeft ondertekend, zorgt ervoor dat het referentieniveau voor die projectactiviteit, zoals omschreven in besluiten die aangenomen zijn op grond van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto, volledig voldoet aan het Europees Gemeenschapsrecht, met inbegrip van de tijdelijke ontheffingen, bepaald in dat toetredingsverdrag.

Art. 77.Een particuliere of openbare organisatie die deelneemt aan een projectactiviteit voor de opwekking van waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW, zorgt ervoor dat bij de ontwikkeling van die projectactiviteit de toepasselijke internationale normen en richtsnoeren worden gerespecteerd, onder andere de normen en richtsnoeren uit het verslag van de Wereldcommissie Stuwdammen : "Dams and Development - A new Framework for Decision-Making", uitgebracht in 2000.

Art. 78.De Vlaamse minister kan aanvullende richtlijnen en bepalingen vaststellen voor de tenuitvoerlegging van artikel 74 als het gastland van een projectactiviteit aan alle vereisten voldoet voor JI-projectactiviteiten. Die bepalingen betreffen de omzetting van aanvullende Europese richtsnoeren, uitvoeringsvoorwaarden en procedures die erop betrekking hebben. HOOFDSTUK 1 1. - De goedkeuring van een projectactiviteit

Art. 79.De Vlaamse minister beoordeelt een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit.

Projectactiviteiten waarvan de uitvoering zou plaatsvinden op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, worden niet goedgekeurd.

Art. 80.De Vlaamse minister stelt nadere regels vast voor het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit, de gegevens die bij het verzoek moeten worden verstrekt en de documenten die moeten worden ingediend.

Art. 81.§ 1. Er wordt een adviescommissie opgericht die de Vlaamse minister bijstaat bij de beoordeling van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit. Die adviescommissie bestaat uit telkens één vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, van de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie, van de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, van de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid en de Europese aangelegenheden, en van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen. Het voorzitterschap wordt waargenomen door de vertegenwoordiger van de Vlaamse minister. De adviescommissie kan zich laten bijstaan door onafhankelijke technische experts. De leden van de adviescommissie en de experts eerbiedigen het vertrouwelijke karakter van de commerciële en industriële informatie die ze ontvangen. § 2. De adviescommissie beoordeelt eerst de volledigheid van het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 83, eerste lid, 1°. Als het verzoek tot goedkeuring onvolledig wordt bevonden, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van het verzoek tot goedkeuring, met vermelding van de inlichtingen en gegevens die ontbreken of die nadere toelichting vereisen. De aanvrager beschikt over een aanvullende termijn van veertien kalenderdagen om het verzoek tot goedkeuring te vervolledigen. Als de aanvrager het verzoek niet binnen die termijn vervolledigt, brengt de Vlaamse minister de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de gemotiveerde negatieve beoordeling overeenkomstig artikel 83, eerste lid. § 3. De adviescommissie beoordeelt vervolgens de verenigbaarheid van het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit met de criteria, vermeld in artikel 83, eerste lid, 2°, en eventuele aanvullende regels, vastgesteld overeenkomstig artikel 83, tweede lid. Om de beoordeling naar behoren te kunnen uitvoeren, kan de adviescommissie de aanvrager schriftelijk verzoeken om aanvullende informatie te verschaffen. Het verzoek om aanvullende informatie bevat zowel de aard van de vereiste informatie en de manier waarop die wordt aangeleverd, als de termijn waarbinnen de informatie wordt aangeleverd. De adviescommissie kan ook eisen dat de aangeleverde informatie wordt onderworpen aan een onafhankelijke verificatie. De commissie kan voorwaarden opleggen waaraan de verificatie en de persoon, belast met de verificatie, moeten voldoen. § 4. Binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van het verzoek tot goedkeuring van de projectactiviteit brengt de adviescommissie een gemotiveerd advies uit, gebaseerd op de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 83.

Art. 82.Binnen een termijn van vier maanden na de ontvangst van het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit beslist de Vlaamse minister of de projectactiviteit wordt goedgekeurd.

Nadat de Nationale Klimaatcommissie de beslissing tot goedkeuring van een projectactiviteit heeft bekrachtigd, brengt de Vlaamse minister de aanvrager op de hoogte van de beslissing.

Om de termijnen, vermeld in het eerste lid en in artikel 81, § 4, te berekenen, worden de volgende periodes niet in rekening gebracht : 1° de eerste periode van veertien kalenderdagen, vermeld in artikel 81, § 2, als het verzoek onvolledig is;2° elke periode tussen een verzoek om aanvullende informatie en het aanleveren van die informatie, vermeld in artikel 81, § 3.

Art. 83.De beoordeling van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit is alleen positief als : 1° het verzoek tot goedkeuring voldoet aan de toepasselijke regels, vastgesteld overeenkomstig artikel 80;2° de deelname aan de projectactiviteit voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikelen 74, 75, 76 en 77;3° de aanvrager binnen de vastgestelde termijn en op voldoende wijze heeft voldaan aan een eventueel verzoek om aanvullende informatie als vermeld in artikel 81, § 3. De Vlaamse minister kan nadere regels vaststellen voor de beoordeling van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit. HOOFDSTUK 1 2. - Verwerving van Kyoto-eenheden door het Vlaamse Gewest Afdeling 1. - Verwerving voor de eerste verbintenisperiode

Art. 84.De verwervingsregels voor Kyoto-eenheden zijn als volgt : 1° tot en met 2007 kan het Vlaamse Gewest : a) CER's of ERU's aankopen van projectontwikkelaars in het kader van een tender- of aanbestedingsprocedure waarbij, na een oproep, een aankoopbudget wordt verdeeld onder de best gerangschikte projectvoorstellen;b) Kyoto-eenheden verwerven via de toetreding tot een fonds dat gericht is op de aankoop van CER's of ERU's;2° vanaf 2008 kan het Vlaamse Gewest, in afnemende volgorde van voorkeur : a) naast gebruik te maken van de verwervingskanalen, vermeld in 1°, CER's of ERU's rechtstreeks aankopen op de internationale markt, of AAU's verwerven, onder meer via de verwervingskanalen, vermeld in 1°, rekening houdend met een reële emissiereductie, gerealiseerd aan de hand van een projectactiviteit of investering;b) RMU's aankopen via de toetreding tot een fonds of op de internationale markt, op voorwaarde dat het internationale kader verder verfijnd is, onder andere qua monitoring en het permanente karakter van de koolstofopslag;c) AAU's aankopen op de internationale markt, als blijkt dat de prijzen voor de andere Kyoto-eenheden niet toelaten om binnen de uitgetrokken budgetten de benodigde hoeveelheden Kyoto-eenheden te verwerven, en als er geen goedkopere binnenlandse reductiemaatregelen tijdig kunnen worden uitgevoerd om voldoende emissiereducties te realiseren in dezelfde handelsperiode. Om de verwervingen, vermeld in het eerste lid, 2°, tijdig te realiseren, kunnen in de voorafgaande periode al de nodige verwervingsprocedures worden opgestart.

Art. 85.In geval van de aankoop van AAU's op de internationale markt, vermeld in artikel 84, eerste lid, 2°, c), moet de Vlaamse minister om die Kyoto-eenheden te verwerven, een evaluatie ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse Regering. Afdeling 2. - Beleidsvoorbereiding en rapportering inzake de

verwerving van Kyoto-eenheden voor de eerste verbintenisperiode

Art. 86.§ 1. De kwantitatieve doelstellingen voor het verwerven van Kyoto-eenheden worden vastgelegd in het Vlaams Klimaatplan, in de periodieke voortgangsrapporten en in de tussentijdse evaluaties ervan. § 2. Bij de verwerving van Kyoto-eenheden volgens de mechanismen, vermeld in artikel 84, eerste lid, 1° en 2°, worden de volgende elementen in rekening gebracht : 1° de verenigbaarheid van de gehanteerde selectiecriteria voor projectactiviteiten en investeringen met het toepasselijke internationale en Europese kader;2° de verenigbaarheid van de gehanteerde selectiecriteria voor projectactiviteiten en investeringen met toepasselijke ecologische, economische en sociale criteria;3° de garanties voor de levering van de Kyoto-eenheden aan het Vlaamse Gewest;4° de financiële implicaties en kosten voor het Vlaamse Gewest binnen de beschikbare kredieten. § 3. Bij de verwerving van Kyoto-eenheden via een tender- of aanbestedingsprocedure als vermeld in artikel 84, eerste lid, 1°, a), kan de Vlaamse minister aanvullende richtsnoeren opstellen voor de selectie van de ingediende voorstellen. § 4. De Vlaamse minister kan voor de verwerving van Kyoto-eenheden via een tender- of aanbestedingsprocedure als vermeld in artikel 84, eerste lid, 1°, a), en 2°, a), in gemeenschappelijk overleg, ondersteuningsmaatregelen opzetten voor de voorbereiding van projecten. De kosten die in aanmerking komen voor die ondersteuningsmaatregelen, zijn de administratieve kosten voor de voorbereiding, alsook de kosten voor de uitvoering van de projecten.

Die tegemoetkomingen worden mee in rekening gebracht bij het bepalen van de totale aankoopprijs van de Kyoto-eenheden.

Het bedrag van de tegemoetkomingen blijft beperkt tot maximaal : 1° 100 procent van de kosten die in aanmerking komen, voor natuurlijke personen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen;2° 50 procent van de kosten die in aanmerking komen, voor kleine en middelgrote ondernemingen;3° 40 procent van de kosten die in aanmerking komen, voor grote ondernemingen.

Art. 87.De Vlaamse minister brengt jaarlijks aan de Vlaamse Regering verslag uit over de verwerving van Kyoto-eenheden. HOOFDSTUK 1 3. - Wijzigingsbepalingen

Art. 88.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, worden punten 4° en 5°, punten 9° tot en met 15°, punten 17°, 18°, 22°, 24°, 28°, 30°, 31°, en punten 34° tot en met 40° opgeheven.

Art. 89.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, wordt hoofdstuk II, dat bestaat uit artikel 2 tot en met 27, opgeheven.

Art. 90.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikel 28 tot en met 30, opgeheven.

Art. 91.In artikel 31 van hetzelfde besluit gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragrafen 1, 2, 4 en 5 worden de woorden "de exploitant van een BKG-inrichting of" telkens opgeheven; 2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "overeenkomstig artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM of" opgeheven; 3° in paragraaf 6 worden de woorden "de exploitanten van een BKG-inrichting of" en de zinsnede "vermeld in artikel 4.10.1.2. van titel II van het VLAREM of" opgeheven.

Art. 92.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 93.Artikel 32/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, wordt opgeheven.

Art. 94.Artikel 33 en 34 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 95.In artikel 35 van hetzelfde besluit worden de woorden "van een BKG-inrichting" opgeheven.

Art. 96.In hoofdstuk VI van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, wordt afdeling II, dat bestaat uit artikelen 36 tot en met 39, opgeheven.

Art. 97.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, wordt hoofdstuk VII, dat bestaat uit artikelen 40 tot en met 44, opgeheven.

Art. 98.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010, wordt hoofdstuk VIII, dat bestaat uit artikelen 45 tot en met 48, opgeheven.

Art. 99.Artikel 49 en 50 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 100.Bijlage I bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 101.Bijlage II, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 4. - Slotbepalingen

Art. 102.De afdeling bezorgt de Europese Commissie jaarlijks een verslag over de uitvoering van dit besluit en de bepalingen in het VLAREM inzake emissiehandel. In dat verslag wordt bijzondere aandacht besteed aan de regelingen voor de toewijzing van emissierechten en de bewaking, rapportering en verificatie van de emissies van broeikasgassen uit BKG-installaties.

Art. 103.De afdeling wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit in het Vlaamse Gewest.

Art. 104.De Vlaamse minister stelt in elke handelsperiode het volgende vast : 1° het sjabloon voor het monitoringplan dat de exploitanten moeten indienen, vermeld in artikel 5, § 9, van titel I van het VLAREM;2° de richtsnoeren voor het opstellen en wijzigen van het monitoringplan dat de exploitanten moeten opstellen, vermeld in artikel 5, § 9, van titel I van het VLAREM; 3° het sjabloon voor het CO2-emissiejaarrapport, vermeld in artikel 4.10.1.5. van titel II van het VLAREM; 4° de toelichting bij het CO2-emissiejaarrapport, vermeld in artikel 4.10.1.5. van titel II van het VLAREM.

Art. 105.Dit besluit treedt in werking 10 dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 106.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 april 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 1. - Criteria voor de opmaak van een Vlaams toewijzingsplan

Artikel 1.De totale hoeveelheid emissierechten die voor de eerste verbintenisperiode worden toegewezen, moet enerzijds overeenstemmen met de verplichtingen van het Vlaamse Gewest om de emissies te beperken overeenkomstig het Protocol van Kyoto, met inachtneming van het aandeel in de totale emissies dat die vertegenwoordigen in vergelijking met de emissies uit bronnen die geen BKG-inrichting zijn en niet onder het regionale energiebeleid vallen, en moet anderzijds overeenstemmen met het Vlaamse klimaatbeleidsplan en de voortgangsrapporten bij dat klimaatbeleidsplan. De totale hoeveelheid toe te wijzen emissierechten mag niet groter zijn dan de hoeveelheid die waarschijnlijk nodig is voor de strikte toepassing van de criteria, vermeld in deze bijlage. Vóór 2008 moet de hoeveelheid in overeenstemming zijn met een ontwikkeling waarmee het Vlaamse Gewest zijn streefdoel binnen het Belgische streefdoel op basis van beschikking 2002/358/EG en op basis van het Protocol van Kyoto kan halen of overtreffen.

Art. 2.De totale hoeveelheid emissierechten moet overeenstemmen met evaluaties die overeenkomstig beschikking 93/389/EEG zijn gemaakt van de feitelijke en de te verwachten vorderingen bij het realiseren van de bijdrage van het Vlaamse Gewest binnen de bijdrage van België aan de communautaire verplichtingen.

Art. 3.De hoeveelheden toe te wijzen emissierechten moeten overeenstemmen met de mogelijkheden, waaronder de technologische mogelijkheden, van de BKG-inrichtingen om de emissies terug te dringen.

Art. 4.Het plan moet in overeenstemming zijn met andere wetgevende instrumenten en beleidsinstrumenten van de Europese Gemeenschap. Er moet rekening worden gehouden met de onvermijdelijke toename van emissies als gevolg van nieuwe wettelijke eisen.

Art. 5.Het plan mag niet een dusdanig onderscheid maken tussen ondernemingen of sectoren dat bepaalde ondernemingen of activiteiten onrechtmatig worden bevoordeeld, in overeenstemming met de bepalingen van het EU-verdrag, in het bijzonder artikelen 87 en 88.

Art. 6.Het plan moet informatie bevatten over de manier waarop nieuwkomers aan het systeem van de verhandelbare emissierechten in Vlaanderen kunnen deelnemen.

Art. 7.Het plan kan rekening houden met vroegtijdige maatregelen en bevat informatie over de manier waarop vroegtijdige maatregelen in aanmerking worden genomen.

Art. 8.Het plan bevat informatie over de manier waarop rekening wordt gehouden met schone technologieën, waaronder energie-efficiënte technologieën.

Art. 9.Het plan moet bepalingen bevatten over opmerkingen door het publiek, alsook informatie over de regelingen die moeten waarborgen dat er terdege met die opmerkingen rekening wordt gehouden voor een besluit over de toewijzing van emissierechten wordt genomen.

Art. 10.Het plan kan informatie bevatten over de manier waarop rekening wordt gehouden met het bestaan van concurrentie uit derde landen of uit entiteiten buiten de Europese Unie.

Art. 11.Het plan moet een lijst bevatten van de BKG-inrichtingen die op het grondgebied van het Vlaamse Gewest liggen, samen met de hoeveelheden emissierechten die bestemd zijn om te worden toegewezen aan de exploitanten van die BKG-inrichtingen.

Art. 12.Voor de eerste en volgende verbintenisperiode wordt in het toewijzingsplan ook het gebruik vermeld dat het Vlaamse Gewest van plan is te maken van ERU's en CER's, alsook het percentage aan ERU's en CER's dat aan iedere BKG-inrichting is toegewezen en waarvan exploitanten van die BKG-inrichting in het kader van de gemeenschapsregeling gedurende die handelsperiode maximaal mogen gebruiken. Het totaalgebruik van ERU's en CER's moet stroken met de desbetreffende verplichtingen overeenkomstig het Protocol van Kyoto en het UNFCCC, en met de besluiten die in het kader daarvan zijn genomen.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.

Brussel, 20 april 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 2. - Categorieën van activiteiten voor vaste installaties 1. Installaties of delen van installaties die voor onderzoek, ontwikkeling en het testen van nieuwe producten en processen worden gebruikt, en installaties die uitsluitend biomassa gebruiken, vallen niet onder deze bijlage.2. De hieronder vermelde drempelwaarden hebben betrekking op de productiecapaciteit of op het vermogen.Als in dezelfde installatie verschillende activiteiten worden uitgevoerd die onder dezelfde categorieën vallen, worden de vermogens van de activiteiten bij elkaar opgeteld. 3. Als het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend, wordt het nominaal thermisch ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld.Die eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische loopingverbrandingseenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, worden bij de berekening buiten beschouwing gelaten. Tot eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, behoren ook eenheden waarin alleen bij het opstarten of uitschakelen fossiele brandstoffen worden gebruikt. 4. Als een eenheid gebruikt wordt voor een activiteit waarvoor de drempel niet is uitgedrukt als het totale nominaal thermisch ingangsvermogen, heeft de drempel voor die activiteit de voorrang.5. Als blijkt dat de capaciteitsdrempel van een van de activiteiten, vermeld in deze bijlage, in een installatie wordt overschreden, worden alle eenheden waarin brandstoffen worden verbrand, met uitzondering van eenheden voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen of van huishoudelijk afval, opgenomen in de milieuvergunning. Activiteiten

Broeikasgassen

1. verbranden van brandstof in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW (met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval)

Kooldioxide

2.raffineren van aardoliën

Kooldioxide

3. productie van cokes

Kooldioxide

4.roosten of sinteren, met inbegrip van pelletiseren, van ertsen (met inbegrip van zwavelhoudend erts)

Kooldioxide

5. productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting, met inbegrip van continugieten) met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uur

Kooldioxide

6.productie of bewerking van ferrometalen (met inbegrip van ferrolegeringen) waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt.

Bewerking omvat, onder meer, walserijen, herverhitters, gloeiovens, smederijen, gieterijen, coating en beitsen

Kooldioxide

7. productie van primair aluminium

kooldioxide en perfluorkoolstoffen

8.productie van secundair aluminium waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt

Kooldioxide

9. productie of bewerking van non-ferrometalen, met inbegrip van de productie van legeringen, raffinage, gieterijen enzovoort, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen (met inbegrip van brandstoffen die als reductoren worden ingezet) van meer dan 20 MW worden gebruikt

Kooldioxide

10.productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag

Kooldioxide

11. productie van kalk of het calcineren van dolomiet of magnesiet in draaiovens of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag

Kooldioxide

12.fabricage van glas, met inbegrip van de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag

kooldioxide

13. fabricage van keramische producten door middel van verhitting, in het bijzonder dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag

Kooldioxide

14.fabricage van isolatiemateriaal uit minerale wol met gebruikmaking van glas, steen of slakken met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag

Kooldioxide

15. drogen of calcineren van gips of het produceren van gipsplaten en andere gipsproducten, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt

Kooldioxide

16.productie van pulp uit hout of andere vezelhoudende materialen

Kooldioxide

17. productie van papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag

Kooldioxide

18.productie van roet waarbij organische stoffen, zoals olie, teer en kraak- en destillatieresiduen worden verkoold, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt

Kooldioxide

19. productie van salpeterzuur

kooldioxide en distikstofoxide

20.productie van adipinezuur

kooldioxide en distikstofoxide

21. productie van glyoxal en glyoxylzuur

kooldioxide en distikstofoxide

22.productie van ammoniak

Kooldioxide

23. productie van organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatie of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag

Kooldioxide

24.productie van waterstof (H2) en synthesegas door reforming of gedeeltelijke oxidatie met een productiecapaciteit van meer dan 25 ton per dag

Kooldioxide

26. afvangen van broeikasgassen van installaties die onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen, met het oog op het vervoer en geologische opslag op een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend

Kooldioxide

27.vervoer van broeikasgassen via pijpleidingen met het oog op geologische opslag op een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend

Kooldioxide

28. geologische opslag van broeikasgassen op een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend

Kooldioxide


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen. Brussel, 20 april 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 3. Regels voor de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode Hoofdstuk 1. Inleiding Hoofdstuk 2. Definities Hoofdstuk 3. Toewijzingsregels voor bestaande BKG-installaties 3.1. Opsplitsing in subinstallaties 3.2. Bepaling van het historische activiteitsniveau 3.3. Bepaling van de voorlopige toewijzing 3.3.1. Berekening van het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten per subinstallatie 3.3.2. Toepassing van carbon leakage factoren 3.3.3. Berekening van het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de hele BKG-installatie 3.4. Bepaling van de definitieve toewijzing Hoofdstuk 4. Toewijzingsregels voor nieuwkomers 4.1. Opsplitsing in subinstallaties 4.2. Bepaling van het activiteitsniveau 4.2.1. Activiteitsniveau voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2 4.2.2. Activiteitsniveau voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, b), van hoofdstuk 2 4.3. Bepaling van de voorlopige toewijzing 4.3.1. Voorlopige toewijzing voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2 4.3.2. Voorlopige toewijzing voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, b), van hoofdstuk 2 4.4. Bepaling van de definitieve toewijzing Hoofdstuk 5. Toewijzingsregels bij een aanzienlijke capaciteitsvermindering Hoofdstuk 6. Toewijzingsregels bij een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten 6.1. Definitie 'gedeeltelijke stopzetting van activiteiten' 6.2. Aanpassing van de toewijzing in geval van een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten Bijlage 3.1 : Productbenchmarks Bijlage 3.2 : Specifieke productbenchmarks Bijlage 3.3 : Historisch activiteitsniveau voor specifieke productbenchmarks Bijlage 3.4 : Carbon leakage factoren

HOOFDSTUK 1. - Inleiding In dit document worden de regels voor de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode vastgelegd. De toewijzingsregels vloeien voort uit het besluit van de Europese Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (Pb. 17 mei 2011, L130/1).

De emissierechten die niet volgens de onderstaande toewijzingsregels kosteloos worden toegewezen, worden overeenkomstig verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Europese Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (Pb. 18 november 2011, L302/1) geveild. HOOFDSTUK 2. - Definities Voor de toepassing van dit document gelden de definities van het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen. Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing : 1° productbenchmark-subinstallatie : de inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de vervaardiging van een product waarvoor in bijlage 3.1 een benchmark wordt vastgesteld; 2° warmtebenchmark-subinstallatie : de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie of de invoer uit een BKG-installatie van meetbare warmte die : a) binnen de grenzen van de BKG-installatie wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan de mechanische energie die gebruikt wordt voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan de verwarming of koeling die voor elektriciteitsopwekking gebruikt wordt, of;b) wordt uitgevoerd naar een installatie die geen BKG-installatie is, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking;3° brandstofbenchmark-subinstallatie : de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie door brandstofverbranding van niet-meetbare warmte die wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan de mechanische energie die gebruikt wordt voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan de verwarming of koeling die voor elektriciteitsopwekking gebruikt wordt, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling;4° meetbare warmte : een nettowarmtestroom getransporteerd door identificeerbare pijpleidingen of leidingen met gebruik van een medium voor warmteoverdracht, zoals, meer bepaald, stoom, hete lucht, water, olie, vloeibaar metaal en zouten, waarvoor een warmtemeter geïnstalleerd is of kan worden;5° warmtemeter : een warmtemeter als vermeld in artikel 19 van het koninklijk besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten of enig ander apparaat voor het meten en registreren van de hoeveelheid geproduceerde warmte-energie op basis van debieten en temperaturen;6° niet-meetbare warmte : alle andere warmte dan meetbare warmte; 7° procesemissies-subinstallatie : broeikasgasemissies als vermeld in bijlage 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, kooldioxide uitgezonderd, die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een productbenchmark als vermeld in bijlage 3.1, alsook kooldioxide-emissies die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een productbenchmark als vermeld in bijlage 3.1 als gevolg van enige hierna vermelde activiteit en emissies die het gevolg zijn van de verbranding van onvolledig geoxideerde koolstof die ontstaat door de hierna genoemde activiteiten ten behoeve van de productie van meetbare warmte, niet-meetbare warmte of elektriciteit, na aftrek van de emissies die gepaard zouden gaan met de verbranding van een hoeveelheid aardgas met dezelfde technisch bruikbare energie-inhoud als de verbrande onvolledig geoxideerde koolstof : a) de chemische of elektrolytische reductie van metaalverbindingen in ertsen, concentraten en secundaire materialen;b) de verwijdering van onzuiverheden uit metaal en metaalverbindingen;c) de decompositie van carbonaten, met uitzondering van de carbonaten voor de reiniging van rookgassen;d) chemische syntheses die niet in eerste instantie op de opwekking van warmte gericht zijn, waarbij het koolstofhoudende materiaal aan de reactie deelneemt;e) gebruik van koolstofhoudende additieven of grondstoffen, dat niet in eerste instantie gericht is op de opwekking van warmte;f) de chemische of elektrolytische reductie van halfmetaaloxiden of niet-metaaloxiden zoals siliciumoxiden en fosfaten;8° aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit : het aan de subinstallatie gerelateerde jaarlijkse activiteitsniveau, berekend op basis van het gemiddelde van de twee grootste maandproductievolumes tijdens de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008, waarbij wordt verondersteld dat de subinstallatie 720 uur per maand en twaalf maanden per jaar bij die belasting heeft gewerkt;9° geïnstalleerde capaciteit na een aanzienlijke capaciteitswijziging : het aan de subinstallatie gerelateerde jaarlijkse activiteitsniveau, berekend op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes in de eerste zes maanden na de aanvang van de veranderde werking van de subinstallatie;10° aanzienlijke capaciteitsuitbreiding : een beduidende verhoging van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie die aan al de volgende omschrijvingen voldoet : a) er vinden een of meer identificeerbare fysieke veranderingen plaats met betrekking tot de technische configuratie en werking die verder reiken dan louter de vervanging van een bestaande productielijn, en b) de subinstallatie verkrijgt een capaciteit die ten minste 10 % hoger ligt in vergelijking met de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie voor de verandering plaatsvond, of c) de subinstallatie waarop de fysieke veranderingen van toepassing zijn, heeft een significant hoger activiteitsniveau, dat resulteert in een extra toewijzing van emissierechten van meer dan 50 000 emissierechten per jaar, wat overeenstemt met minstens 5 % van het voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten dat kosteloos aan de subinstallatie was toegewezen voor de verandering;11° aanzienlijke capaciteitsvermindering : één of meer identificeerbare fysieke veranderingen die leiden tot een beduidende vermindering van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit en het activiteitsniveau van een subinstallatie van dezelfde grootteorde als een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding;12° aanzienlijke capaciteitswijziging : een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding of een aanzienlijke capaciteitsvermindering;13° toegevoegde capaciteit : het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie en de geïnstalleerde capaciteit van dezelfde subinstallatie na een aanzienlijke uitbreiding;14° ingeboete capaciteit : het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie en de geïnstalleerde capaciteit van dezelfde subinstallatie na een aanzienlijke capaciteitsvermindering;15° aanvang van de normale werking : de geverifieerde en goedgekeurde eerste dag van een ononderbroken periode van negentig dagen of, als de normale productiecyclus in de betrokken bedrijfstak niet in continue productie voorziet, de eerste dag van een periode van negentig dagen, opgesplitst in bedrijfstak specifieke productiecycli, tijdens welke de BKG-installatie in werking is op ten minste 40 % van de capaciteit waarvoor de uitrusting is ontworpen, waarbij passend rekening gehouden wordt met de subinstallatie specifieke bedrijfsomstandigheden;16° aanvang van de veranderde werking : de geverifieerde en goedgekeurde eerste dag van een ononderbroken periode van negentig dagen of, als de normale productiecyclus in de betrokken bedrijfstak niet in continue productie voorziet, de eerste dag van een periode van negentig dagen, opgesplitst in bedrijfstak specifieke productiecycli, tijdens welke de veranderde subinstallatie in werking is op ten minste 40 % van de capaciteit waarvoor de uitrusting is ontworpen, waarbij passend rekening gehouden wordt met de subinstallatie specifieke bedrijfsomstandigheden;17° veiligheidsaffakkeling : de verbranding van waakvlambrandstoffen en sterk wisselende hoeveelheden proces- of restgas in een aan atmosferische storingen onderhevige eenheid die om veiligheidsredenen uitdrukkelijk vereist is door de betrokken installatievergunningen;18° privéhuishouden : een wooneenheid waarin de personen individueel of in groep regelingen treffen om zich van meetbare warmte te voorzien;19° nieuwkomer : a) een BKG-installatie waaraan na 30 juni 2011 voor de eerste keer een milieuvergunning is verleend die betrekking heeft op de BKG-installatie en die niet is opgenomen in de lijst, vermeld in artikel 31, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, of b) een BKG-installatie die na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding heeft ondergaan, voor zover het deze uitbreiding betreft;20° referentieperiode voor een nieuwkomer : a) voor een BKG-installatie waaraan na 30 juni 2011 voor de eerste keer een milieuvergunning is verleend die betrekking heeft op de BKG-installatie en die niet is opgenomen in de lijst, vermeld in artikel 31, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen vermelde lijst, is de referentieperiode de ononderbroken periode van negentig dagen na aanvang van de normale werking van de BKG-installatie;b) voor een BKG-installatie die na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding heeft ondergaan, is de referentieperiode de ononderbroken periode van zes maanden na de aanvang van de veranderde werking van de subinstallatie;21° elektriciteitsopwekker : een installatie die op of na 1 januari 2005 elektriciteit heeft geproduceerd om aan derden te verkopen en waarin geen van de activiteiten, vermeld in bijlage 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, worden uitgevoerd, behalve het 'verbranden van brandstof'. HOOFDSTUK 3. - Toewijzingsregels voor bestaande BKG-installaties 3.1. Opsplitsing in subinstallaties Elke BKG-installatie die in aanmerking komt voor een kosteloze toewijzing van emissierechten moet in één of meer van de volgende subinstallaties opgesplitst worden : a) een productbenchmark-subinstallatie;b) een warmtebenchmark-subinstallatie;c) een brandstofbenchmark-subinstallatie;d) een procesemissies-subinstallatie. Voor de warmtebenchmark-, de brandstofbenchmark- en de procesemissies-subinstallaties moet op basis van de NACE- en de Prodcom-codes een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen processen die wél en processen die niet in dienst staan van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.

Als een BKG-installatie meetbare warmte heeft geproduceerd en geëxporteerd naar een installatie die geen BKG-installatie is, wordt ervan uitgegaan dat het betrokken proces van de warmtebenchmark-subinstallatie voor die warmte niet in dienst staat van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, tenzij is aangetoond dat de verbruiker van de meetbare warmte behoort tot een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.

Voor elektriciteitsopwekking wordt geen kosteloze toewijzing gegeven, behalve voor met rookgassen geproduceerde elektriciteit.

De som van de inputs, outputs en emissies van elke subinstallatie mag de inputs, outputs en totale emissies van de BKG-installatie niet overschrijden. 3.2. Bepaling van het historische activiteitsniveau Op basis van de overeenkomstig artikel 27 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen gerapporteerde gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de tweede verbintenisperiode, wordt voor elke bestaande BKG-installatie het historische activiteitsniveau bepaald. Bij de rapportering moet elke exploitant van een BKG-installatie een referentieperiode kiezen : ofwel de referentieperiode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008, ofwel de referentieperiode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010.

Onder productgerelateerd historisch activiteitsniveau voor elk product waarvoor een productbenchmark als vermeld in bijlage 3.1 werd vastgesteld, wordt verstaan de mediane historische jaarproductie van dat product in de betrokken BKG-installatie tijdens de gekozen referentieperiode.

Onder warmtegerelateerd historisch activiteitsniveau wordt verstaan de tijdens de gekozen referentieperiode plaatsgevonden mediane historische jaarproductie en/of jaarinvoer uit een BKG-installatie van meetbare warmte die binnen de grenzen van de BKG-installatie verbruikt werd voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan de mechanische energie die gebruikt wordt voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan de verwarming of koeling die voor elektriciteitsopwekking gebruikt wordt, of die wordt uitgevoerd naar een installatie die geen BKG-installatie is, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking, uitgedrukt in terajoule per jaar.

Onder brandstofgerelateerd historisch activiteitsniveau wordt verstaan het tijdens de gekozen referentieperiode mediane jaarlijkse historische brandstofverbruik voor de productie van niet-meetbare warmte die werd verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan de mechanische energie die gebruikt wordt voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan de verwarming of koeling die voor elektriciteitsopwekking gebruikt wordt, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling, uitgedrukt in terajoule per jaar.

Voor de procesemissies die gepaard gaan met de vervaardiging van producten in de betrokken BKG-installatie tijdens de gekozen referentieperiode, wordt onder procesgerelateerd historisch activiteitsniveau verstaan de mediane historische jaaremissie, uitgedrukt in ton CO2-equivalent.

Voor de bepaling van de mediane waarden worden alleen de kalenderjaren waarin de BKG-installatie ten minste één dag in werking was, in aanmerking genomen.

Als de BKG-installatie tijdens de gekozen referentieperiode gedurende minder dan twee kalenderjaren in bedrijf was, worden de historische activiteitsniveaus berekend op basis van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van elke subinstallatie, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor. De capaciteitsbenuttingsfactor wordt door de afdeling bepaald,gebaseerd op naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de beoogde normale werking, het onderhoud, de courante productiecyclus, energiezuinige technieken en de karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak, getoetst aan bedrijfstak specifieke informatie.

De exploitant van een BKG-installatie bepaalt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor producten waarop de productbenchmarks, vermeld in bijlage 3.2 van toepassing zijn, op basis van de mediane jaarproductie in overeenstemming met de formules, vermeld in bijlage 3.3.

BKG-installaties die alleen nu en dan worden gebruikt, met inbegrip van BKG-installaties die in reserve of stand-by worden gehouden en BKG-installaties die werken met een seizoenregeling en die gedurende de gekozen referentieperiode in een gegeven kalenderjaar niet ten minste één dag in werking zijn geweest, worden bij de vaststelling van de mediane waarden in aanmerking genomen als aan al de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het is duidelijk aangetoond dat de BKG-installatie nu en dan wordt gebruikt, meer bepaald regelmatig in bedrijf is als stand-by of reservecapaciteit of in verband met een seizoenregeling;2° de BKG-installatie beschikt over een milieuvergunning en over alle andere relevante vergunningen die vereist zijn voor de exploitatie van de BKG-installatie;3° het is technisch mogelijk om de activiteiten op korte termijn op te starten en onderhoud wordt regelmatig uitgevoerd. Als een BKG-installatie een aanzienlijke capaciteitswijziging heeft ondergaan tussen 1 januari 2005 en 30 juni 2011, zijn de historische activiteitsniveaus van de betrokken BKG-installatie gelijk aan de som van de mediane waarden zonder de aanzienlijke capaciteitswijziging en de historische activiteitsniveaus van de toegevoegde of ingeboete capaciteit.

De historische activiteitsniveaus van de toegevoegde of ingeboete capaciteit zijn gelijk aan het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van elke subinstallatie die een aanzienlijke capaciteitswijziging onderging, welke capaciteit gold tot de aanvang van de veranderde werking, en de geïnstalleerde capaciteit na de aanzienlijke capaciteitswijziging, vermenigvuldigd met de gemiddelde historische capaciteitsbenutting van de betrokken BKG-installatie gedurende de jaren die zijn voorafgegaan aan de aanvang van de veranderde werking. 3.3. Bepaling van de voorlopige toewijzing 3.3.1. Berekening van het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten per subinstallatie Voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor een BKG-installatie wordt eerst het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten per subinstallatie afzonderlijk berekend. a) Productbenchmark-subinstallatie Voor elke productbenchmark-subinstallatie komt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met de waarde van de productbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het relevante product gerelateerde historisch activiteitsniveau.

Bij de productbenchmark-subinstallatie moet rekening gehouden worden met het volgende : 1° het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor subinstallaties die meetbare warmte hebben ontvangen van subinstallaties die producten vervaardigen die vallen onder de salpeterzuurbenchmarks, vermeld in bijlage 3.1, wordt verminderd met het jaarlijkse historische verbruik van die warmte tijdens de gekozen referentieperiode, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor deze meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1; 2° als een productbenchmark-subinstallatie meetbare warmte omvat die wordt ingevoerd uit een installatie die geen BKG-installatie is, wordt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de betrokken productbenchmark-subinstallatie, bepaald op basis van de bovenstaande methode, verminderd met de historische hoeveelheid warmte tijdens de gekozen referentieperiode die ingevoerd wordt uit installaties die geen BKG-installatie zijn, vermenigvuldigd met de vastgestelde waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1; 3° als een BKG-installatie subinstallaties omvat die pulp (kortvezelige kraftpulp, langvezelige kraftpulp, thermomechanische pulp en mechanische pulp, sulfietpulp of andere pulp die niet onder een productbenchmark valt) produceren en meetbare warmte uitvoeren naar andere subinstallaties die daarmee technisch verbonden zijn, wordt, ongeacht de voorlopige jaarlijkse aantallen emissierechten die kosteloos aan andere subinstallaties van de betrokken BKG-installatie worden toegewezen, als voorlopige totale hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, alleen het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten in aanmerking genomen dat betrekking heeft op de door deze subinstallatie geproduceerde pulpproducten die in de handel worden gebracht en die niet in dezelfde BKG-installatie of in andere BKG-installaties die daarmee technisch verbonden zijn tot papier worden verwerkt; 4° toewijzing met betrekking tot stoomkraken : het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een productbenchmark-subinstallatie met betrekking tot de productie van hoogwaardige chemicaliën (hierna HVC's te noemen) is gelijk aan de waarde van de productbenchmark voor stoomkraken, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau, vermeld in bijlage 3.3, en vermenigvuldigd met het quotiënt van de totale directe emissies, met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van die totale directe emissies en de relevante indirecte emissies tijdens de gekozen referentieperiode, berekend als de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de gekozen referentieperiode voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit BKG-installaties, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark, vermeld in bijlage 3.1. Bij het resultaat van deze berekening wordt 1,78 t kooldioxide per ton waterstof, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van waterstof uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton waterstof, 0,24 t kooldioxide per ton ethyleen, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van ethyleen uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton ethyleen, en 0,16 t kooldioxide per ton HVC, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van andere HVC's dan waterstof en ethyleen uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton HVC's, opgeteld; 5° toewijzing met betrekking tot monomeer vinylchloride : het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een subinstallatie met betrekking tot de productie van monomeer vinylchloride (hierna VCM te noemen) is gelijk aan de waarde van de VCM-benchmark vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau voor de VCM-productie, uitgedrukt in ton, en vermenigvuldigd met het quotiënt van de directe emissies voor de productie van VCM, met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte tijdens de gekozen referentieperiode, berekend als de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de gekozen referentieperiode, voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit BKG-installaties, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark, vermeld in bijlage 3.1 en uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van deze directe emissies en de waterstofgerelateerde emissies voor de productie van VCM tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, berekend op basis van het historische verbruik van warmte afkomstig van de verbranding van waterstof uitgedrukt in terajoule (TJ), vermenigvuldigd met 56,1 t kooldioxide per terajoule; 6° uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit : voor elke in bijlage 3.1 vermelde productbenchmark-subinstallatie waarvoor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit in aanmerking wordt genomen, is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de relevante productbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het product gerelateerde historisch activiteitsniveau en vermenigvuldigd met het quotiënt van de totale directe emissies met inbegrip van de emissies van de netto ingevoerde warmte tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van deze totale directe emissies en de relevante indirecte emissies tijdens de gekozen referentieperiode.

Voor de berekening van de emissies van de netto ingevoerde warmte wordt de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de gekozen referentieperiode, voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit een BKG-installatie, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark, vermeld in bijlage 3.1.

Voor de berekening van de relevante indirecte emissies tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton kooldioxide wordt het relevante elektriciteitsverbruik voor de productie van het betrokken product, als omschreven in de definitie van de processen en emissies, als vermeld in bijlage 3.1 en uitgedrukt in megawattuur, vermenigvuldigd met 0,465 t kooldioxide per megawattuur. b) Warmtebenchmark-subinstallatie Voor de warmtebenchmark-subinstallatie komt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met de waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met de warmtegerelateerde historische activiteitsniveaus voor het verbruik van meetbare warmte.

Bij de warmtebenchmark-subinstallaties moet rekening gehouden worden met het volgende : 1° het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor subinstallaties die meetbare warmte hebben ontvangen van subinstallaties die producten vervaardigen die vallen onder de salpeterzuurbenchmarks, vermeld in bijlage 3.1, wordt verminderd met het jaarlijkse historische verbruik van die warmte tijdens de gekozen referentieperiode, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor deze meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1; 2° voor zover meetbare warmte naar privéhuishoudens wordt uitgevoerd en het overeenkomstig de bovenstaande methode bepaalde voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten voor 2013 kleiner is dan de mediane historische jaaremissie die verbonden is aan de productie van de meetbare warmte die de betrokken subinstallatie in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 naar privéhuishoudens heeft uitgevoerd, wordt het voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten voor 2013 met het betrokken verschil aangepast.In elk van de jaren 2014 tot en met 2020 wordt het overeenkomstig de bovenstaande methode bepaalde voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten aangepast als dat aantal voor dat jaar kleiner is dan een bepaald percentage van de vermelde mediane historische jaaremissie. Dat percentage bedraagt 90 % in 2014 en neemt elk jaar met 10 procentpunten af. c) Brandstofbenchmark-subinstallatie Voor de brandstofbenchmark-subinstallatie komt het voorlopige jaarlijkse aantal jaarlijks kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met de waarde van de brandstofbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het brandstof gerelateerde activiteitsniveau voor de verbruikte brandstof. d) Procesemissies-subinstallatie Voor de procesemissies-subinstallatie komt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar overeen met het procesgerelateerde historische activiteitsniveau, vermenigvuldigd met 0,9700. 3.3.2. Toepassing van de carbon leakage factoren De factoren, vermeld in bijlage 3.4 worden toegepast op het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten, bepaald per subinstallatie voor het jaar waarin de processen in die subinstallatie in dienst staan van bedrijfstakken en deeltakken die niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.

Als de processen in de subinstallaties in dienst staan van bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, is de factor die voor de jaren, vermeld in deze bijlage moet worden toegepast, gelijk aan 1.

Als ten minste 95 % van het historische activiteitsniveau van de warmtebenchmark-subinstallatie, van de brandstofbenchmark-subinstallatie of van de procesemissies-subinstallatie in dienst staat van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, wordt de subinstallatie als geheel geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico.

Indien ten minste 95 % van het historische activiteitsniveau van de warmtebenchmark-subinstallatie, van de brandstofbenchmark-subinstallatie of van de procesemissies-subinstallatie in dienst staat van bedrijfstakken of deeltakken die niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, wordt de subinstallatie als geheel niet geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico. 3.3.3. Berekening van het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de hele BKG-installatie De voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor elke BKG-installatie is gelijk aan de som van alle voorlopige jaarlijkse aantallen kosteloos toegewezen emissierechten van de subinstallaties, inclusief de toepassing van de factoren, vermeld in bijlage 3.4, die berekend zijn in overeenstemming met paragraaf 3.3.1. en 3.3.2.

Bij de bepaling van de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten per BKG-installatie mogen emissies geen tweemaal worden geteld en mogen er geen negatieve hoeveelheden worden toegewezen. Als een tussenproduct dat volgens de definities van de respectieve systeemgrenzen vermeld in bijlage 3.1, onder een productbenchmark valt, door een BKG-installatie wordt ingevoerd, mogen emissies niet tweemaal worden geteld voor de vaststelling van de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor beide betrokken BKG-installaties. 3.4. Bepaling van de definitieve toewijzing Voor bestaande BKG-installaties die geïdentificeerd zijn als elektriciteitsopwekker, is de definitieve totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, jaarlijks aangepast met een lineaire reductiefactor van 1,74 %, waarbij de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid emissierechten die voor 2013 kosteloos aan de betrokken BKG-installatie is toegewezen, als uitgangspunt wordt genomen.

Voor bestaande BKG-installaties die niet geïdentificeerd zijn als elektriciteitsopwekker, is de definitieve totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, aangepast met een uniforme transsectorale correctiefactor. De correctiefactor wordt door de Europese Commissie bepaald door vergelijking van de som van de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheden kosteloos toegewezen emissierechten van alle Europese lidstaten voor de relevante BKG-installaties met de maximale jaarlijkse totale hoeveelheid rechten waarin voor de BKG-installaties is voorzien op Europees niveau. HOOFDSTUK 4. - Toewijzingsregels voor nieuwkomers 4.1. Opsplitsing in subinstallaties Elke nieuwkomer wordt opgesplitst in één of meer van de volgende subinstallaties : a) een productbenchmark-subinstallatie;b) een warmtebenchmark-subinstallatie;c) een brandstofbenchmark-subinstallatie;d) een procesemissies-subinstallatie. Voor de warmtebenchmark-, de brandstofbenchmark- en de procesemissies-subinstallaties moet op basis van de NACE- en de Prodcom-codes een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen processen die wél en processen die niet in dienst staan van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.

Als een BKG-installatie meetbare warmte heeft geproduceerd en geëxporteerd naar een installatie die geen BKG-installatie is, wordt er van uitgegaan dat het betrokken proces van de warmtebenchmark-subinstallatie voor deze warmte niet in dienst staat van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen, tenzij is aangetoond dat de verbruiker van de meetbare warmte behoort tot een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.

Voor elektriciteitsopwekking door nieuwkomers wordt geen kosteloze toewijzing gegeven.

De som van de inputs, outputs en emissies van elke subinstallatie mag de inputs, outputs en totale emissies van de BKG-installatie niet overschrijden. 4.2. Bepaling van het activiteitsniveau 4.2.1. Activiteitsniveau voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2 Voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2 worden de activiteitsniveaus als volgt vastgelegd : a) het productgerelateerde activiteitsniveau voor elk product waarvoor in bijlage 3.1 een productbenchmark is vastgesteld, is gelijk aan de geïnstalleerde capaciteit van de betrokken subinstallatie voor de vervaardiging van dat product, vermenigvuldigd met de standaardcapaciteitsbenuttingsfactor. De geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes tijdens de referentieperiode voor de nieuwkomer.

De standaardcapaciteitsbenuttingsfactor wordt door de Commissie bepaald en wordt bekendgemaakt op basis van de door de lidstaten verzamelde gegevens. Voor elke productbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, is deze factor gelijk aan het 80-percentiel van de gemiddelde jaarlijkse capaciteitsbenuttingsfactoren van alle BKG-installaties die het betrokken product vervaardigen. De gemiddelde jaarlijkse capaciteitsbenuttingsfactor van elke BKG-installatie die het betrokken product vervaardigt, is gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse productie over de periode 2005-2008, gedeeld door de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit; b) het warmte gerelateerd activiteitsniveau is gelijk aan de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit voor de invoer uit een BKG-installatie en/of voor de productie van meetbare warmte die binnen de grenzen van de BKG-installatie wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan mechanische energie voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan verwarming of koeling gebruikt voor elektriciteitsopwekking of die wordt uitgevoerd naar een installatie die geen BKG-installatie is, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor.De geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes tijdens de referentieperiode voor de nieuwkomer.

De relevante capaciteitsbenuttingsfactor wordt door de afdeling bepaald op basis van naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de beoogde normale werking, het onderhoud, de courante productiecyclus, energiezuinige technieken en de karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak, getoetst aan bedrijfstakspecifieke informatie; c) het brandstof gerelateerd activiteitsniveau is gelijk aan de aanvankelijk geïnstalleerde brandstofverbruikscapaciteit van de betrokken BKG-installatie voor de productie van niet-meetbare warmte die wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere mechanische energie dan mechanische energie voor elektriciteitsopwekking of voor andere verwarming of koeling dan verwarming of koeling voor elektriciteitsopwekking, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor.De geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes tijdens de referentieperiode voor de nieuwkomer.

De relevante capaciteitsbenuttingsfactor wordt door de afdeling bepaald op basis van naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de beoogde normale werking, het onderhoud, de courante productiecyclus, energiezuinige technieken en de karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak, getoetst aan bedrijfstak specifieke informatie. d) het procesemissies gerelateerde activiteitsniveau is gelijk aan de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit voor het genereren van procesemissies van de proceseenheid, vermenigvuldigd met de relevante capaciteitsbenuttingsfactor.De geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes tijdens de referentieperiode voor de nieuwkomer.

De relevante capaciteitsbenuttingsfactor wordt door de afdeling bepaald op basis van naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de beoogde normale werking, het onderhoud, de courante productiecyclus, energiezuinige technieken en de karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak, getoetst aan bedrijfstakspecifieke informatie. Bij de bepaling van de relevante capaciteitsbenuttingsfactor moet ook rekening gehouden worden met naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde informatie over de emissie-intensiteit van de input en broeikasgasefficiënte technieken. 4.2.2. Activiteitsniveau voor een nieuwkomer zoals gedefinieerd in punt 20°, b), van hoofdstuk 2 Voor BKG-installaties die na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding hebben ondergaan, worden de activiteitsniveaus voor de toegevoegde capaciteit van de subinstallaties waarop de aanzienlijke capaciteitsuitbreiding betrekking heeft bepaald op basis van dezelfde methodologie als de methodologie vermeld in paragraaf 4.2.1. 4.3. Bepaling van de voorlopige toewijzing 4.3.1. Voorlopige toewijzing voor een nieuwkomer zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2 Voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, a), van hoofdstuk 2, wordt voor elke subinstallatie afzonderlijk, het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten vanaf de aanvang van de normale werking van de BKG-installatie als volgt berekend : a) Productbenchmark-subinstallatie Voor elke productbenchmark-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar gelijk aan de waarde van die productbenchmark, vermenigvuldigd met het productgerelateerde activiteitsniveau. Bij de productbenchmark-subinstallaties moet rekening gehouden worden met het volgende : 1° het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor subinstallaties die meetbare warmte hebben ontvangen van subinstallaties die producten vervaardigen die vallen onder de salpeterzuurbenchmarks, vermeld in bijlage 3.1, wordt verminderd met het jaarlijkse historische verbruik van die warmte tijdens de referentieperiode voor de nieuwkomer, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor deze meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1; 2° als een productbenchmark-subinstallatie meetbare warmte omvat die wordt ingevoerd uit een installatie die geen BKG-installatie is, wordt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de betrokken productbenchmark-subinstallatie, zoals bepaald op basis van bovenstaande methode, verminderd met de historische hoeveelheid warmte in de referentieperiode voor de nieuwkomer ingevoerd uit een installatie die geen BKG-installatie is, vermenigvuldigd waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1; 3° als een installatie subinstallaties omvat die pulp (kortvezelige kraftpulp, langvezelige kraftpulp, thermomechanische pulp en mechanische pulp, sulfietpulp of andere pulp die niet onder een productbenchmark valt) produceren en meetbare warmte uitvoeren naar andere daarmee technisch verbonden subinstallaties, wordt, ongeacht de voorlopige jaarlijkse aantallen emissierechten die kosteloos aan andere subinstallaties van de betrokken BKG-installatie worden toegewezen, als voorlopige totale hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten alleen het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten in aanmerking genomen dat betrekking heeft op de door desubinstallatie geproduceerde pulpproducten die in de handel worden gebracht en die niet in dezelfde BKG-installatie of in andere daarmee technisch verbonden BKG-installaties tot papier worden verwerkt; 4° toewijzing met betrekking tot stoomkraken : het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een productbenchmark-subinstallatie met betrekking tot de productie van hoogwaardige chemicaliën (hierna HVC's te noemen) is gelijk aan de waarde van de productbenchmark voor stoomkraken, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau, vermeld in bijlage 3.3, en vermenigvuldigd met het quotiënt van de totale directe emissies, met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van die totale directe emissies en de relevante indirecte emissies tijdens de referentieperiode, berekend als de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de referentieperiode, voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit een BKG-installatie, vermenigvuldigd met de waarde van de benchmark, vermeld in bijlage 3.1. Bij het resultaat van deze berekening wordt 1,78 t kooldioxide per ton waterstof, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van waterstof uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton waterstof, 0,24 t kooldioxide per ton ethyleen, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van ethyleen uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton ethyleen, en 0,16 t kooldioxide per ton HVC, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van andere HVC's dan waterstof en ethyleen uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton HVC's, opgeteld; 5° toewijzing met betrekking tot monomeer vinylchloride : het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een subinstallatie met betrekking tot de productie van monomeer vinylchloride (hierna VCM te noemen) is gelijk aan de waarde van de VCM-benchmark, vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau voor de VCM-productie, uitgedrukt in ton, en vermenigvuldigd met het quotiënt van de directe emissies voor de productie van VCM met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte tijdens de referentieperiode, berekend als de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de gekozen referentieperiode voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit een BKG-installatie, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark, vermeld in bijlage 3.1 en uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van deze directe emissies en de waterstof gerelateerde emissies voor de productie van VCM tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, berekend op basis van het historische verbruik van warmte die afkomstig is van de verbranding van waterstof, uitgedrukt in terajoule (TJ), vermenigvuldigd met 56,1 t kooldioxide per terajoule; 6° uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit : voor elke productbenchmark-subinstallatie, vermeld in bijlage 3.1, waarvoor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit in aanmerking wordt genomen, is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de relevante productbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het product gerelateerde historische activiteitsniveau en vermenigvuldigd met het quotiënt van de totale directe emissies met inbegrip van de emissies van de netto ingevoerde warmte tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, en de som van die totale directe emissies en de relevante indirecte emissies tijdens de referentieperiode.

Voor de berekening van de emissies van de netto ingevoerde warmte wordt de hoeveelheid meetbare warmte die tijdens de referentieperiode voor de vervaardiging van het betrokken product werd ingevoerd uit een BKG-installatie, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark, vermeld in bijlage 3.1.

Voor de berekening van de relevante indirecte emissies tijdens de gekozen referentieperiode, uitgedrukt in ton kooldioxide wordt het relevante elektriciteitsverbruik voor de productie van het betrokken product, vermeld in de definitie van de processen en emissies, vermeld in bijlage 3.1, en uitgedrukt in megawattuur, vermenigvuldigd met 0,465 t kooldioxide per megawattuur. b) Warmtebenchmark-subinstallatie Voor elke warmtebenchmark-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de warmtebenchmark voor die meetbare warmte, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het warmtegerelateerde activiteitsniveau.

Het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor subinstallaties die meetbare warmte hebben ontvangen van subinstallaties die producten vervaardigen die vallen onder de salpeterzuurbenchmarks, vermeld in bijlage 3.1, wordt verminderd met het jaarlijkse historische verbruik van die warmte tijdens de referentieperiode, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor de meetbare warmte vermeld in bijlage 3.1. c) Brandstofbenchmark-subinstallatie Voor elke brandstofbenchmark-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten gelijk aan de waarde van de brandstofbenchmark, vermeld in bijlage 3.1, vermenigvuldigd met het brandstofgerelateerde activiteitsniveau. d) Procesemissies-subinstallatie Voor elke procesemissies-subinstallatie is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een bepaald jaar gelijk aan het procesgerelateerde activiteitsniveau, vermenigvuldigd met 0,9700. Voor onafhankelijk geverifieerde emissies van de nieuwkomer die aan de aanvang van de normale werking voorafgingen, worden extra emissierechten toegewezen op basis van de historische emissies, uitgedrukt in ton CO2-equivalent.

Overeenkomstig punt 3.3.2. worden de factoren vermeld in bijlage 3.4 toegepast op het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten, bepaald per subinstallatie voor het betrokken jaar waarin de processen in die subinstallatie in dienst staan van bedrijfstakken en deeltakken die niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen. 4.3.2. Voorlopige toewijzing voor een nieuwkomer, zoals gedefinieerd in punt 20°, b), van hoofdstuk 2 Voor een BKG-installatie die na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding heeft ondergaan wordt de bijkomende toewijzing voor de nieuwkomer berekend volgens de methodologie vermeld in punt 4.3.1., maar dan alleen voor wat de uitbreiding betreft.

Overeenkomstig punt 3.3.2 worden de factoren, vermeld in bijlage 3.4, toegepast op het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten, bepaald per subinstallatie voor het betrokken jaar waarin de processen in de subinstallatie in dienst staan van bedrijfstakken en deeltakken die niet worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen. 4.4. Bepaling van de definitieve toewijzing De definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten voor nieuwkomers is gelijk aan de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten, jaarlijks aangepast met een lineaire reductiefactor van 1,74 %, waarbij de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheid emissierechten die voor 2013 kosteloos aan de betrokken BKG-installatie is toegewezen, als uitgangspunt wordt genomen. HOOFDSTUK 5. - Toewijzingsregels bij een aanzienlijke capaciteitsvermindering Als een BKG-installatie na 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitsvermindering heeft ondergaan, moet het aantal kosteloos toe te wijzen emissierechten voor die BKG-installatie verminderd worden.

De vermindering van het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten wordt berekend overeenkomstig de methodologie vermeld in punt 4.3.1, in de mate die overeenstemt met de aanzienlijke capaciteitsvermindering. HOOFDSTUK 6. - Toewijzingsregels bij een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten 6.1. Definitie 'gedeeltelijke stopzetting van activiteiten' De activiteiten van een BKG-installatie worden geacht gedeeltelijk te zijn stopgezet als het activiteitsniveau van een subinstallatie die ten minste 30 % van de definitieve jaarlijkse hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten of meer dan 50 000 toegewezen emissierechten bedraagt, in een gegeven kalenderjaar wordt verminderd met ten minste 50 % van het activiteitsniveau dat wordt gebruikt voor de berekening van de toewijzing aan de BKG-installatie, overeenkomstig punt 3.2. en punt 4.2. 6.2. Aanpassing van de toewijzing bij een gedeeltelijke stopzetting van de activiteiten De toewijzing aan een BKG-installatie met gedeeltelijk stopgezette activiteiten wordt als volgt aangepast vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin de activiteiten gedeeltelijk werden stopgezet, dan wel vanaf 2013 als de gedeeltelijke stopzetting heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2013 : als het activiteitsniveau van de in punt 6.1. bedoelde subinstallatie vermindert met 50 % tot 75 % vergeleken met het aanvankelijke activiteitsniveau, ontvangt de subinstallatie slechts de helft van de aanvankelijk toegewezen rechten; als het activiteitsniveau van de in punt 6.1. bedoelde subinstallatie vermindert met 75 % tot 90 % vergeleken met het aanvankelijke activiteitsniveau, ontvangt de subinstallatie slechts 25 % van de aanvankelijk toegewezen rechten; als het activiteitsniveau van de in punt 6. 1. bedoelde subinstallatie vermindert met 90 % of meer vergeleken met het aanvankelijke activiteitsniveau, ontvangt de subinstallatie geen kosteloos toegewezen rechten; als het activiteitsniveau van de in punt 6.1 bedoelde subinstallatie een niveau bereikt van meer dan 50 % vergeleken met het aanvankelijke activiteitsniveau, ontvangt de subinstallatie waarvan de activiteiten gedeeltelijk werden stopgezet, de aanvankelijk toegewezen rechten vanaf het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de activiteiten de drempel van 50 % overschrijden; als het activiteitsniveau van de in punt 6.1. bedoelde subinstallatie een activiteitsniveau bereikt van meer dan 25 % vergeleken met het aanvankelijke activiteitsniveau, ontvangt de installatie die gedeeltelijk werd stilgelegd de helft van de aanvankelijk toegewezen rechten vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin het activiteitsniveau de drempel van 25 % overschrijdt.

Bijlage 3.1 : Productbenchmarks 1. Bepaling van productbenchmarks en systeemgrenzen zonder aandacht voor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit

Product- benchmark

Bepaling van de betrokken producten

Bepaling van de betrokken processen en emissies (systeemgrenzen)

Blootstelling aan CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen voor 2013 en 2014

benchmarkwaarde (emissierechten/t)

Cokes

Cokes van cokesovens (verkregen door verkoling van cokeskool bij hoge temperaturen) of cokes van gasbedrijven (als bijproduct van gasfabrieken), uitgedrukt in ton droge cokes.Bruinkoolcokes vallen niet onder deze benchmark.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de cokesovens, verbranding van H2S/NH3, voorver-warming (ontdooiing) van steenkool, extractie van cokesgas, ontzwaveleenheid, distillatie-eenheid, stoom-generatorinstallatie, drukregelaar in batterijen, biologische waterbehandeling, diverse verwarming van bijproducten en waterstofscheider van de proceseenheden zijn inbegrepen. De reiniging van cokesovengas is inbegrepen.

Ja

0,286

Gesinterd Erts

Geagglomeerde ijzer-houdende producten met fijne ijzerertsdeeltjes, vloeimiddelen en ijzerhoudende recyclingmaterialen met de vereiste chemische en fysische eigenschappen, zoals basiciteit, mechanische sterkte en doorlaatbaarheid, om ijzer en de nodige vloeimiddelen in procedés voor ijzerertsreductie te bezorgen.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de sinterfabriek, voorbereidingseenheden voor grondstoffen, warme-screeningeenheid, koeleenheid voor sinters, koude-screeningeenheid en stoomgenerator-installatie van de proceseenheden, zijn inbegrepen.

Ja

0,171

Vloeibaar ruwijzer

Met koolstof verzadigd vloeibaar ijzer voor verdere verwerking.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de hoogoven, behandelingseenheden voor vloeibaar ruwijzer, ventilatoren van de hoogoven, windverhitters, oxystaaloven, secundaire metallurgische installaties, vacuüm-ovens, walsmachine (inclusief snijden), slakkenbehandelingsinstallatie, voorbereiding van de lading, gasbehandelingseenheid van de hoogoven, ontstoffings-installaties, voorverwarming van schroot, droging van kool voor koolpoederinjectie (PCI), voorverwarmingsinstallaties voor vaten, voorverwarmingsinstallaties voor gietblokken, persluchtproductie, stofbehandelingseenheid (briketteren), slibverwerkingseenheid (briketteren), stoominjectie in de hoogoven, stoomgenerator, gaskoeling, door de convertor van de oxystaaloven en diversen van de proceseenheden, zijn inbegrepen.

Ja

1,328

Voorgebakken anode

Anoden voor elektrolyse van aluminium waaronder anoden van petroleumcokes, van asfaltbitumen of normaal gerecyclede anoden, verwerkt tot een specifieke vorm voor een bepaalde smelterij en gebakken in anodebakovens tot een temperatuur van om en bij 1150 ° C. Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van voorgebakken anoden zijn inbegrepen.

Ja

0,324

Aluminium

Ruw vloeibaar niet-gelegeerd aluminium uit elektrolyse.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefase elektrolyse zijn inbegrepen.

Ja

1,514

Grijze cement-klinker

Grijze cementklinker als in totaal geproduceerde klinker.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van grijze cementklinker zijn inbegrepen.

Ja

0,766

Witte cement-klinker

Witte cementklinker voor gebruik als hoofdbindmiddel in de bereiding van materialen als voegvulling, lijm voor keramische tegels, isolatie, verankeringsmortel, industriële vloermortel, gebruiksklare pleister, herstelmortel, water-dichte coatings met een maximale gemiddelde inhoud van 0,4 massa-% Fe2O3, 0,003 massa-% Cr2O3 en 0,03 massa-% Mn2O3.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van witte cementklinker zijn inbegrepen.

Ja

0,987

Kalk

Ongebluste kalk : calciumoxide (CaO) ontstaan uit de ont-harding van kalksteen (CaCO3) als 'standaard zuivere' kalk met 94,5 % vrij CaO. Kalk die wordt geproduceerd en verbruikt in de installatie waar de zuiveringsprocessen plaatsvinden, valt niet onder deze product-benchmark.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van kalk zijn inbegrepen.

Ja

0,954

Dolime (gebrand dolomiet)

Gebrand dolomiet, of 'dolime', als mengsel van calcium- en magnesiumoxiden ontstaan uit de ontharding van dolomiet (CaCO3.MgCO3) met een restgehalte CO2 van meer dan 0,25 %, een gehalte aan vrij MgO tussen 25 % en 40 % en een bulkdichtheid van de handelswaar van minder dan 3,05 g/cm3.

Dolime wordt uitgedrukt als 'standaard zuivere dolime' met 57,4 % vrije CaO en 38 % vrije MgO. Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van dolime zijn inbegrepen.

Ja

1,072

Gesinterd dolomiet

Mengsel van calcium- magnesiumoxiden dat uitsluitend wordt gebruikt voor de productie van vuurvaste stenen en andere vuurvaste producten met een minimale bulkdichtheid van 3,05 g/cm3.

Alle processen die direct of indirect verband houden met gesinterd dolomiet zijn inbegrepen.

Ja

1,449

Floatglas

Floatglas/matglas/geslepen glas (in ton glas dat uit de koeloven komt).

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen in smeltoven, raffinaderij, werkoven, smeltbad, en koeloven zijn inbegrepen.

Ja

0,453

Flessen en potten in kleurloos glas

Flessen in kleurloos glas met een nominale inhoud van < 2,5 liter voor drank en levensmiddelen (exclusief flessen bedekt met leder of kunststofleder, zuigflessen), met uitzondering van witglazen producten met een ijzeroxide-gehalte uitgedrukt in gewichtsprocent Fe2O3 lager dan 0,03 %, en kleurcoördinaten van L in een bereik van 100 tot 87, van a in een bereik van 0 tot -5 en van b in een bereik van 0 tot 3 (volgens het Cielab-systeem ontwikkeld door de Commission Internationale d'Eclairage), uitgedrukt in ton verpakt product.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen materiaalverwerking, smelten, vorm-geving, naverwerking, verpakking en nevenprocessen zijn inbegrepen.

Ja

0,382

Flessen en potten in gekleurd glas

Flessen in gekleurd glas met een nominale inhoud van < 2,5 liter voor drank en levensmiddelen (exclusief flessen bedekt met leder of kunststofleder, zuigflessen), uitgedrukt in ton verpakt product.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen materiaalverwerking, smelten, vorm-geving, naverwerking, verpakking en nevenprocessen zijn inbegrepen.

Ja

0,306

Continuglasvezelproducten

Gesmolten glas voor de vervaardiging van producten van continuglasvezelfilament, met name gesneden glasvezel, lonten, garens en stapelglasvezels, en matten (uitgedrukt in ton gesmolten glas dat uit de voorhaard komt).

Minerale wolproducten voor thermische, akoestische en brandisolatie zijn niet inbegrepen.

Alle processen die direct of indirect verband houden met glas smelten in de hoogovens en glas zuiveren in de voorhaarden zijn inbegrepen.

Naverwerkingsprocessen om vezels tot verkoopbare producten om te zetten, vallen niet onder deze productbench-mark.

Ja

0,406

Bekledingsstenen

Bekledingsstenen met een dichtheid van > 1000 kg/m3, gebruikt voor metselwerk op basis van EN 771-1, met uitzondering van straatstenen, klinkerstenen en blauw gesmoorde gevelstenen.

Alle processen die direct of indirect verband houden met grondstoffen voorbereiden, bestanddelen mengen, artikelen vormen en modelleren, artikelen drogen, artikelen bakken, producten afwerken en rookgas reinigen, zijn inbegrepen.

Ja

0,139

Straatstenen

Kleistenen als vloerbedekking volgens EN 1344.

Alle processen die direct of indirect verband houden met grondstoffen voorbereiden, bestanddelen mengen, artikelen vormen en modelleren, artikelen drogen, artikelen bakken, producten afwerken en rookgas reinigen, zijn inbegrepen.

Ja

0,192

Dakpannen

Kleidakpannen zoals bepaald in EN 1304 :2005, met uitzondering van blauw gesmoorde dakpannen en toebehoren.

Alle processen die direct of indirect verband houden met grondstoffen voorbereiden, bestanddelen mengen, artikelen vormen en modelleren, artikelen drogen, artikelen bakken, producten afwerken en rookgas reinigen, zijn inbegrepen.

Ja

0,144

Gesproeidroogd poeder

Gesproeidroogd poeder voor de productie van droog geperste wand- en vloertegels in ton geproduceerd poeder.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van gesproeidroogd poeder zijn inbegrepen.

Ja

0,076

Pleisterkalk

Pleisterkalk op basis van gebrand gips of calciumsulfaat (o.a. voor gebruik in gebouwen, bewerking van weefsels of behangpapier, tandheelkunde of bodemsanering), in ton stucgips. Alfagips valt niet onder deze productbenchmark.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen malen, drogen en branden, zijn inbegrepen.

Neen

0,048

Droog secundair gips

Droog secundair gips (synthetisch gips ontstaan als gerecycled bijproduct in energiecentrales of als gerecycled materiaal uit bouwafval en afbraakmateriaal), uitgedrukt in ton product.

Alle processen die direct of indirect verband houden met het drogen van secundair gips zijn inbegrepen.

Neen

0,017

Kortvezelige kraftpulp

Kortvezelige kraftpulp is een houtpulp ontstaan uit chemische sulfaatprocedés op basis van kookvloeistof, gekenmerkt door een vezel-lengte van 1-1,5 mm, die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor producten met een specifieke gladheid en massa, zoals kristal- en printpapier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in luchtgedroogde ton (ADt).

Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie (in het bijzonder in de pulpfabriek, terugwinningsinstallatie, droogmachine en kalkoven, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling)), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,12

Langvezelige kraftpulp

Langvezelige kraftpulp is een houtpulp ontstaan uit chemische sulfaatprocedés op basis van kookvloeistof, gekenmerkt door een vezel-lengte van 3-3,5 mm, die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor producten die vooral sterk moeten zijn, zoals verpakkingspapier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in luchtgedroogde ton (ADt).

Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie (in het bijzonder in de pulpfabriek, terugwinnings-installatie, droogmachine en kalkoven, en aangesloten energieomzettingsinrich-tingen (boiler/ warmtekracht-koppeling), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,06

Sulfietpulp, thermomechanische en mechanische pulp

Sulfietpulp ontstaan uit een specifiek pulpproductieproces, bv. pulp ontstaan uit het koken van spaanders in een drukvat samen met vloeibaar bisulfiet, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt.

Sulfiet-pulp kan al dan niet gebleekt zijn.

Gradaties van mechanische pulp : TMP (thermomechanische pulp) en houtslijp, als verkoopbare nettoproductie in ADt. Mechanische pulp kan al dan niet gebleekt zijn.

Kleinere subgroepen van semichemische pulp, chemisch-thermomechanische pulp (CTMP) en oplossende pulp behoren niet tot deze groep.

Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie (in het bijzonder in de pulpfabriek, terugwinnings-installatie, droogmachine en kalkoven, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/ warmtekrachtkoppeling), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,02

Teruggewonnen papierpulp

Vezelpulp afgeleid van teruggewonnen papier of karton (resten en afval) of van andere cellulosehoudende verzelstoffen, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt.

Alle processen die deel uitmaken van de pulpproductie uit teruggewonnen papier en aangesloten energieomzettings-inrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,039

Krantenpapier

Specifieke papiersoort (in rollen of bladen), uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt, gebruikt om kranten te drukken en vervaardigd van houtslijp en/of mechanische pulp of gerecyclede vezels, of een bepaald percentage van een combinatie van beide. Het gewicht ligt gewoonlijk tussen 40 en 52g/m2 en bedraagt maximaal 65g/m2.

Krantenpapier is machinaal bewerkt of lichtjes glad geperst, is wit of lichtgekleurd en wordt gebruikt voor boekdruk, offsetdruk of flexodruk.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen.

Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,298

Ongecoat fijnpapier

Fijn papier niet voorzien van een deklaag, waaronder zowel ongecoat mechanisch als ongecoat houtvrij papier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt : 1. Ongecoat houtvrij papier geschikt voor drukken of andere grafische doeleinden en vervaardigd van uiteenlopende hoofdzakelijk ruwe vezelstoffen, met een variabel gehalte minerale vulstof en verschillende afwerkingsmethoden.Deze soort omvat het meeste kantoorpapier, zoals bedrijfspapier, kopieerpapier, printpapier, briefpapier en boekdrukpapier. 2. Ongecoat mechanisch papier omvat de specifieke papiersoorten vervaardigd van mechanische pulp en gebruikt voor verpakkingen of grafische doeleinden/ magazines. Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/ warmtekracht-koppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbewerking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,318

Gecoat fijnpapier

Fijn papier voorzien van een deklaag, waaronder zowel gecoat mechanisch als gecoat houtvrij papier, uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt : 1. Gecoat houtvrij papier vervaardigd van vezels uit hoofdzakelijk chemische pulpprocedés en gestreken voor verschillende toepassingen, ook bekend als coated freesheet.Deze groep richt zich vooral op publiciteitspapier. 2. Gecoat mechanisch papier vervaardigd van mechanische pulp en gebruikt voor grafische doeleinden/magazines.De groep staat ook bekend als coated groundwood.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling), en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,318

Kristalpapier

Kristalpapier uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie van de moederrol omvat uiteenlopende soorten tissue- en ander toiletpapier voor huishoudelijk of commercieel en industrieel gebruik, zoals wc-papier en gezichtdoekjes, keukenhanddoeken, hand-doeken en industriële wis-doekjes, pampers, maandver-band, enz. Luchtgedroogd papier (TAD) behoort niet tot deze groep.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine, en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen. De omzetting van het product op de moederrol naar afgewerkte producten valt niet onder deze productbenchmark.

Ja

0,334

Testliner en golfblad

Testliner en golfblad uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt : 1. Testliner omvat de soorten karton die aan specifieke tests van de verpakkingsindustrie beantwoorden om te worden gebruikt als buitenlaag van golfkarton waarvan verzenddozen worden gemaakt.Testliner is hoofdzakelijk vervaardigd van uit recyclage gewonnen vezels. 2. Golfblad verwijst naar het middendeel van verzenddozen dat aan beide zijden voorzien is van een dekblad (testliner/kraftliner). Golfblad omvat hoofdzakelijk papier uit gerecyclede vezels, maar deze groep bevat ook karton dat van chemische en semi-chemische pulp is vervaardigd.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,248

Ongecoat karton

Deze benchmark omvat uiteenlopende ongecoate producten (uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt), enkelvoudig of multiplex. Ongecoat karton wordt hoofdzakelijk gebruikt voor verpakkingstoepassingen waarvan de belangrijkste vereiste kenmerken sterkte en stijfheid zijn en waarvoor de commerciële aspecten als informatiedrager van secundair belang zijn. Karton is gemaakt van ruwe en/of teruggewonnen vezels, heeft goede vouw- en rileigen-schappen en een goede stijfheid. Het wordt hoofd-zakelijk gebruikt in dozen voor consumptieartikelen zoals diepvriesvoedsel, cosmetica en voor drankverpakkingen; ook bekend als homogeen karton, vouwdozenkarton, bruinkarton, draagkarton of kernkarton.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,237

Gecoat karton

Deze benchmark omvat uiteenlopende gecoate producten (uitgedrukt als verkoopbare nettoproductie in ADt), enkelvoudig of multiplex. Gecoat karton wordt hoofd-zakelijk gebruikt voor commerciële toepassingen waarbij commerciële informatie op verpakkingen voor winkels moet worden gedrukt, zoals voedsel, farmaceutische artikelen, cosmetica en andere. Karton is vervaardigd van ruwe en/of teruggewonnen vezels, heeft goede vouw- en rileigenschappen en een goede stijfheid. Het wordt hoofd-zakelijk gebruikt in dozen voor consumptieartikelen zoals diepvriesvoedsel, cosmetica en voor drankverpakkingen; ook bekend als homogeen karton, vouwdozenkarton, bruinkarton, draagkarton of kernkarton.

Alle processen die deel uitmaken van de papierproductie (in het bijzonder papier- of kartonmachine en aangesloten energieomzettingsinrichtingen (boiler/warmtekrachtkoppeling) en brandstofgebruik bij directe methode), zijn inbegrepen. Andere activiteiten ter plaatse die geen deel uitmaken van dit proces, zoals activiteiten in de zaagmolen, houtbe-werking, productie van chemicaliën voor de verkoop, afvalverwerking (bewerking ter plaatse in plaats van buiten de locatie (drogen, pelletiseren, verbranden, storten)), productie van neergeslagen calciumcarbonaat (PCC), behandeling van geurgassen en stadsverwarming zijn niet inbegrepen.

Ja

0,273

Salpeterzuur

Salpeterzuur (HNO3), te vermelden in ton HNO3 (100 %)

Alle processen die direct of indirect verband houden met de vervaardiging van het benchmarkproduct, alsook met het afbraakproces van N2O zijn inbegrepen, met uitzondering van de productie van ammoniak.

Ja

0,302

Adipinezuur

Adipinezuur te vermelden in ton droog gezuiverd adipinezuur, opgeslagen in silo's of verpakt in zakken of big bags.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de vervaardiging van het benchmarkproduct, alsook met het afbraakprocedé van N2O zijn inbegrepen.

Ja

2,79

Monomeer vinyl-chloride (VCM)

Vinylchloride (chlooretheen)

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen directe chlorering, oxychlorering en kraken van ethyleendichloride (EDC) in monomeer vinylchloride (VCM), zijn inbegrepen.

Ja

0,204

Fenol/ aceton

Som van fenol, aceton en het bijproduct alfamethylstyreen als totale productie.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van fenol en aceton zijn inbegrepen, in het bijzonder luchtcompressie, hydroperoxidatie, terugwinning van cumeen uit verbruikte lucht, concentratie en splitsing, fractionering en zuivering, teer kraken, terugwinning van acetofenon en zuivering, terugwinning van AMS voor export, hydrogenering van AMS voor recycling buiten de systeemgrenzen, eerste zuivering van afvalwater (1e stripper van afvalwater), koelwater-productie (bv. koeltorens), koelwatergebruik (circulatiepompen), fakkels en verbrandingsapparaten (zelfs als zij zich fysiek buiten de systeemgrenzen bevinden), alsook elk nevenbrandstof-verbruik.

Ja

0,266

S-pvc

Polyvinylchloride; niet gemengd met andere substanties die pvc-deeltjes bevatten met een gemiddelde grootte tussen 50 en 200 µm.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van S-pvc zijn inbegrepen, behalve de productie van VCM. Ja

0,085

E-pvc

Polyvinylchloride; niet gemengd met andere substanties die pvc-deeltjes bevatten met een gemiddelde grootte tussen 0,1 en 3 µm.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van e-pvc zijn inbegrepen, behalve de productie van VCM. Ja

0,238

Dinatriumcarbonaat

Dinatriumcarbonaat als totale brutoproductie, uitgezonderd het dicht dinatriumcarbonaat dat als bijproduct ontstaat in een caprolactamproductienetwerk.

Alle processen die direct of indirect verband houden met het zuiveren van pekel, het branden van kalk en produceren van kalkmelk, absorberen van ammoniak, neerslaan van NaHCO3, filteren of scheiden van NaHCO3-kristallen uit moedervloeistof, afbreken van NaHCO3 tot Na2CO3, terugwinnen van ammoniak en verdichten of produceren van dicht dinatriumcarbonaat, zijn inbegrepen.

Ja

0,843


Indien geen andere referentie wordt vermeld, verwijzen alle productbenchmarks naar 1 ton geproduceerd product, uitgedrukt als verkoopbare (netto)productie, en naar een 100 % zuivere substantie.

Alle definities van onder een benchmark vallende processen en emissies (systeemgrenzen) omvatten affakkeling waar deze wordt toegepast.

De blootstelling van de benchmarkproducten aan een CO2-weglekrisico is gebaseerd op bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen en geldt voor 2013 en 2014. Voor 2013 en 2014 kunnen er verdere bedrijfstakken aan deze bijlage worden toegevoegd. 2. Bepaling van de productbenchmarks en systeemgrenzen waarvoor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit in aanmerking wordt genomen

product- benchmark

bepaling van de betrokken producten

Bepaling van de betrokken processen en emissies (systeemgrenzen)

Blootstelling aan CO2-weglekrisico als vermeld in bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen voor 2013 en 2014

benchmarkwaarde (emissierechten/t)

Raffinage- producten

Mengsel van raffinageproducten met meer dan 40 % lichte producten (motorbrandstof (benzine) waaronder vliegtuigbrandstof, benzineachtige vliegtuigbrandstof, andere lichte petroleumoliën/lichte preparaten, kerosine waaronder kerosineachtige vliegtuigbrandstof, gasolie), uitgedrukt als CWT (CO2 Weighted tonne)

Alle processen van een raffinaderij die onder de bepaling van een van de CWT-proces-eenheden vallen, alsook niet-procesgebonden nevenvoorzieningen op het terrein van de raffinaderij, zoals tankopslag, mengen, afvalwaterbehandeling enzovoort, zijn inbegrepen. Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,0295

Ongelegeerd staal uit vlamboogovens

Staal dat minder dan 8 % aan metalen legeringselementen bevat, alsook een hoeveelheid spoorelementen dat het gebruik beperkt is tot toepassingen waarbij geen hoge oppervlaktekwaliteit en verwerkbaarheid vereist zijn.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de vlamboogoven, secundaire metallurgie, gieten en snijden, naverbrandingseenheid, ontstoffingsinstallatie, verwarmingsinstallaties voor vaten, voorverwarmingsinstallaties voor gietblokken, drogen en voorverwarmen van schroot van de proceseenheden, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,283

Hooggelegeerd staal uit vlamboog-ovens

Staal dat minstens 8 % aan metalen legeringselementen bevat of waarbij een hoge oppervlaktekwaliteit en verwerkbaarheid vereist zijn.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de vlamboogoven, secundaire metallurgie, gieten en snijden, naverbrandingseenheid, ontstoffingsinstallatie, verwarmingsinstallaties voor vaten, voorverwarmingsinstallaties voor gietblokken, put voor langzame afkoeling, drogen en voorverwarmen van schroot van de proceseenheden, zijn inbegrepen.

De FeCr-convertor en cryogene opslag van industriële gassen van de proceseenheden zijn niet inbegrepen. Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,352

Gietijzer

Gietijzer uitgedrukt als ton vloeibaar ijzer dat gelegeerd, zuiver en gietklaar is.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de procesfasen smelterij, gieterij, gietkern en afwerking zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt uitsluitend het elektriciteitsverbruik van de smeltprocessen binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,325

Minerale wol

Isolatieproducten van minerale wol voor thermische, akoestische en brandtoepassingen vervaardigd met glas, steen of metaalslakken.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen smelten, bindmiddelen vervezelen en injecteren, uitharden, drogen en vormgeven, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Neen

0,682

Gipsplaat

De benchmark omvat planken, platen, panelen, tegels, soortgelijke artikelen van pleister/ samenstellingen op basis van pleister, al dan niet bekleed/ verstevigd met enkel papier/ karton, met uitzondering van met pleister verkleefde/versierde artikelen (in ton stucgips).

Gipsvezelplaten met hoge dichtheid vallen niet onder deze product-benchmark.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productiefasen malen, drogen, branden en platen drogen, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt enkel het elektriciteitsverbruik van de in de droogfase gebruikte warmte-pompen in aanmerking genomen.

Neen

0,131

Roet

Ovenroet. Gas- en lamproet vallen niet onder deze benchmark.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van ovenroet, alsook het afwerken, verpakken en affakkelen, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

1,954

Ammoniak

Ammoniak (NH3), te vermelden in geproduceerde ton.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van ammoniak en het tussenproduct waterstof, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

1,619

Stoomkraker

Mengsel van hoogwaardige chemicaliën (HVC's) uitgedrukt als totale massa van acetyleen, ethyleen, propyleen, butadieen, benzeen en waterstof, uitgezonderd HVC's uit extra materiaalinput (waterstof, ethyleen, andere HVC's) met een ethyleengehalte van ten minste 30 massaprocent in het totale productmengsel en een gehalte aan HVC's, brandstofgas, buteen en vloeibare koolwaterstoffen samen van ten minste 50 massaprocent in het totale productmengsel.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van HVC's als zuiver product of tussenproduct met een geconcentreerde in houd van de respectieve HVC's in de laagst verhandelbare vorm (ruwe C4, niet-gehydrogeneerd pygas), zijn inbegrepen met uitzondering van C4-extractie (butadieenfabriek), C4-hydrogenering, hydrobehandeling van pyrolysebenzine en aromaten-extractie, en logistiek/opslag voor dagelijkse verwerking.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,702

Aromaten

Mengsel van aromaten uitgedrukt als CWT (CO2 weighted tonne).

Alle processen die direct of indirect verband houden met de aromatensubeenheden waterstofbehandelaar voor pygas, benzeen-/tolueen-/xyleen-extractie (BTX), TDP, HDA, xyleenisomerisatie, p-xyleen-eenheden, cumeenproductie en cyclohexaanproductie, zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,0295

Styreen

Monomeer styreen (vinylbenzeen, CAS-nummer : 100-42-5)

Alle processen die direct of indirect verband houden met de productie van styreen, alsook van het tussenproduct ethyl-benzeen (in de hoeveelheid die als materiaalinput voor de styreenproductie wordt gebruikt), zijn inbegrepen.

Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,527

Waterstof

Zuivere waterstof en mengsels van waterstof en koolmonoxide met een waterstofgehalte van => 60 % molfractie van de totale massa waterstof en koolmonoxide op basis van de samenvoeging van alle waterstof en koolmonoxide bevattende productstromen die uit de betreffende subinstallatie worden afgevoerd, uitgedrukt als 100 % waterstof.

Alle relevante proceselementen die direct of indirect verband houden met de productie van waterstof en de scheiding van waterstof en koolmonoxide, zijn inbegrepen. Deze elementen liggen tussen : a) het (de) toegangspunt(en) voor koolwaterstofinput(s) en, indien afzonderlijk, brand-stof(fen);b) de uitgangspunten voor alle productstromen die waterstof en/of koolmonoxide bevatten;c) het (de) toegangs- of uitgangspunt(en) voor de aan- en afvoer van warmte.Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

8,85

Synthesegas

Mengsels van waterstof en koolmonoxide met een waterstofgehalte van < 60 % molfractie van de totale massa waterstof en koolmonoxide op basis van de samen-voeging van alle waterstof en koolmonoxide bevattende productstromen die uit de betreffende subinstallatie worden afgevoerd, herleid tot 47 volumeprocent waterstof.

Alle relevante proceselementen die direct of indirect verband houden met de productie van syngas en de scheiding van waterstof en koolmonoxide, zijn inbegrepen. Deze elementen liggen tussen : a) het (de) toegangspunt(en) voor koolwaterstofinput(s) en, indien afzonderlijk, brand-stof(fen), b) de uitgangspunten voor alle productstromen die waterstof en/of koolmonoxide bevatten;c) het (de) toegangs- of uitgangspunt(en) voor de aan- en afvoer van warmte. Voor de bepaling van indirecte emissies wordt het totale elektriciteitsverbruik binnen de systeemgrenzen in aanmerking genomen.

Ja

0,242

Ethyleenoxide/ ethyleenglycolen

De benchmark voor ethyleenoxide / ethyleenglycol omvat de producten ethyleenoxide (EO, hoge zuiverheidsgraad), monoethyleenglycol (MEG, standaard-kwaliteit + vezelkwaliteit (hoge zuiveringsgraad)), di-ethyleenglycol (DEG) en tri-ethyleenglycol (TEG). De totale hoeveelheid producten is uitgedrukt in termen van EO-equivalenten (EOE) die worden bepaald als de hoeveelheid EO (in massa) die in één massaeenheid van het specifieke glycol is ingesloten.

Alle processen die direct of indirect verband houden met de proceseenheden EO-productie, EO-zuivering en scheiding van glycol zijn inbegrepen.

Het totale elektriciteitsverbruik (en de bijbehorende indirecte emissies) binnen de systeemgrenzen valt onder deze productbenchmark.

Ja

0,512


Indien geen andere referentie wordt vermeld, verwijzen alle productbenchmarks naar 1 ton geproduceerd product, uitgedrukt als verkoopbare (netto)productie, en naar een 100 % zuivere substantie.

Alle definities van onder een benchmark vallende processen en emissies (systeemgrenzen) omvatten affakkeling waar deze wordt toegepast.

De blootstelling van de benchmarkproducten aan een CO2-weglekrisico is gebaseerd op besluit 2010/2/EU van 24 december 2009, gewijzigd bij besluit van de Commissie van 11 november 2011 en geldt voor 2013 en 2014. Voor 2013 en 2014 kunnen er verdere bedrijfstakken aan deze bijlage worden toegevoegd. 3. Warmte en brandstofbenchmarks

Benchmark

Benchmarkwaarde (emissierechten/TJ)

Warmtebenchmark

62,3

Brandstofbenchmark

56,1


Bijlage 3.2 : Specifieke productbenchmarks 1. Benchmark voor raffinaderijen : CWT-functies

CWT-functie

Omschrijving

Basis (kt/a)

CWT-factor

Distillatie van ruwe olie onder atmosferische druk

Mildedistillatie-eenheid voor ruwe olie, standaarddistillatie-eenheid voor ruwe olie

F

1,00

Vacuümdisitillatie

Milde vacuümfractionering, standaard-vacuümkolom, vacuümfraction-eringskolom. Vacuümdistillatiefactor omvat ook de gemiddelde energie en emissies voor de vacuümeenheid voor zwaar basismateriaal (Heavy Feed Vacuum).

Aangezien die altijd gelijk loopt met de milde vacuümeenheid, wordt de capaciteit van zwaar basismateriaal niet afzonderlijk berekend.

F

0,85

Solventdeasfaltering

Gewone solventen, superkritsiche solventen.

F

2,45

Viscositeitsreductie (visbreaking)

Atmosferisch residu (zonder putoven), atmosferisch residu (met putoven), vacuüm-bodemmateriaal (zonder putoven), vacuüm-bodemmateriaal (met putoven).

De visbreakingfactor omvat ook de gemiddelde energie en emissie voor de vacuümflasherkolom (VAC VFL) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

F

1,40

Thermisch kraken

De thermische kraakfactor omvat ook het gemiddelde gebruik en de gemiddelde emissie voor de vacuümflasherkolom (VAC VFL) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

F

2,70

Vertraagd vercooksen

Vertraagd vercooksen

F

2,20

Gefluïdiseerd vercooksen

Gefluïdiseerd vercooksen

F

7,60

Flexibel vercooksen

Flexibel vercooksen

F

16,60

Cokes roosten

Verticale oven, horizontale draaioven

P

12,75

Gefluïdiseerd katalytisch kraken

Gefluïdiseerd katalytisch kraken, mild katalytisch kraken van residu, resideel katalytisch kraken

F

5,50

Ander katalytisch kraken

Katalytisch kraken volgens Houdry-proces, thermofor katalytisch kraken

F

4,10

Hydrokraken distillaat/gasolie

Mild hydrokraken, zwaar hydrokraken, hydrokraken met naftaleen

F

2,85

Residueel hydrokraken

H-Oil, LC-FiningTM en Hycon

F

3,75

Hydrobehandelen naftaleen/gasolie

Benzeensaturatie, ontzwaveling van C4-C6-materiaalinputs, conventionele hydrobehandeling (H/T) naftaleen, saturatie van diolefine in olefine, saturatie van diolefine in olefine van alkylatiemateriaalinputs, FCC hydrobehandeling benzine met minimaal octaanverlies, olefinische alkylatie van thio-S, S-ZorbTM-proces, selectieve H/T van pygas/naftaleen, ontzwaveling pygas/ naftaleen, selectieve H/T van pygas/naftaleen.

De hydrobehandelingsfactor voor naftaleen omvat de energie en emissie voor de reactor voor selectieve H/T (NHYT/RXST) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

F

1,10

Hydrobehandelen keroseen/diesel

Aromatische saturatie, conventionele hydrobehandeling (H/T), hydrogeneren solventaromaten, conventionele H/T distillaat, zeer ernstige H/T distillaat, extreem ernstige H/T, middelmatige deconservering distillaat, S-ZorbTM-proces, selectieve H/T van distillaten.

F

0,90

Residueel hydrobehandelen

Ontzwaveling van atmosferisch residu, ontzwaveling van vacuümresidu

F

1,55

Hydrobehandelen vacuümgasolie (VGO)

Hydro-ontzwaveling/ denitrificatie, hydro-ontzwaveling

F

0,90

Waterstofproductie

Stoomreforming van methaan, stoomreforming van naftaleen, gedeeltelijke oxidatie-eenheden van lichtmateriaalinputs.

De factor voor waterstofproductie omvat de energie en emissie voor zuivering (H2PURE) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

P

300,00

Katalytische reforming

Continue regeneratie, cyclisch, semiregeneratief, AROMAX

F

4,95

Alkylatie

Alkylatie met HF-zuur, alkylatie met zwavelzuur, polymerisatie C3 olefinische materiaalinput, polymerisatie C3/C4-materiaalinput, dimersol.

De factor voor alkylatie/polymerisatie omvat de energie en emissie voor zuurregeneratie (ACID) maar de capaciteit wordt niet afzonder-lijk berekend.

P

7,25

C4-isomerisatie

C4-isomerisatie De factor omvat ook de energie en emissie voor de speciale fractionering (DIB-EU27-gemiddelde) in verband met C4-isomerisatie.

R

3,25

C5/C6-isomerisatie

C5/C6-isomerisatie De factor omvat ook de energie en emissie voor de speciale fractionering (DIH-EU27-gemiddelde) in verband met C5-isomerisatie.

R

2,85

Productie van zuurstofverbin- dingen

MBTE-distillatie-eenheden, MTBE-extractie-eenheden, ETBE, TAME, iso-octeenproductie.

P

5,60

Propyleenproductie

Chemische kwaliteit, polymeerkwaliteit

F

3,45

Asfaltproductie

Asfalt- en bitumenproductie Het productiecijfer dient polymeerasfalt te omvatten. De CWT-factor omvat het blazen.

P

2,10

Polymeerasfaltmengsel

Polymeerasfaltmengsel

P

0,55

Zwavelterugwinning

Zwavelterugwinning De factor voor zwavelterugwinning omvat de energie en emissie voor restgasterugwinning (TRU) en H2S-Springer-eenheid (U32) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

P

18,60

Aromatisch-solventextractie

ASE : extractiedistillatie, ASE : vloeistof/ vloeistofextractie, ASE : vloeistof/ vloeistofextractie met extractiedistillatie De CWT-factor omvat alle materiaalinputs met inbegrip van pygas na hydrobehandeling. Hydrobehandeling van pygas moet onder hydrobehandeling van naftaleen worden gerekend.

F

5,25

Hydrodealkylatie

Hydrodealkylatie

F

2,45

TDP/TDA

Disproportionering / dealkylatie van tolueen

F

1,85

Cyclohexaanproductie

Cyclohexaanproductie

P

3,00

Xyleenisomerisatie

Xyleenisomerisatie

F

1,85

Paraxyleenproductie

Paraxyleenadsorptie, paraxyleenkristallisatie De factor omvat ook de energie en emissie voor de xyleenverdeler en orthoxyleenkolom.

P

6,40

Metaxyleenproductie

Metaxyleenproductie

P

11,10

Ftaalanhybrideproductie

Ftaalanhybrideproductie

P

14,40

Maleïnezuuranhydrideproductie

Maleïnezuuranhydrideproductie

P

20,80

Ethylbenzeenproductie

Ethylbenzeenproductie.

De factor omvat ook de energie en emissie voor ethylbenzeendistillatie.

P

1,55

Cumeenproductie

Cumeenproductie

P

5,00

Fenolproductie

Fenolproductie

P

1,15

Smeermiddelextractie

Smeermiddelextractie : solvent is furfural, solvent is NMP, solvent is fenol, solvent is SO2.

F

2,10

Smeermiddeldeconservering

Smeermiddeldeconservering : solvent is chloorkoolstof, solvent is MEK/tolueen, solvent is MEK/MIBK, solvent is propaan.

F

4,55

Katalytische wasisomerisatie

Katalytische wasisomerisatie en deconservering, selectief waskraken.

F

1,60

Hydrokraker smeermiddel

Hydrokraker smeermiddel met multifractiedistillatie, hydrokraker smeermiddel met vacuümstripper

F

2,50

Was-ontoliën

Was-ontoliën : solvent is chloorkoolstof, solvent is MEK/tolueen, solvent is MEK/MIBK, solvent is propaan

P

12,00

Hydrobehandelen smeermiddel/was

H/F-smeermiddel met vacuümstripper, H/T smeermiddel met multifractiedistillatie, H/T smeermiddel met vacuümstripper, H/F was met vacuümstripper, H/T was met multifractiedistillatie, H/T was met vacuümstripper

F

1,15

Hydrobehandelen oplosmiddel

Hydrobehandelen oplosmiddel

F

1,25

Fractionering oplosmiddel

Fractionering oplosmiddel

F

0,90

Moleculaire zeef voor C10+ paraffinen

Moleculaire zeef voor C10+ paraffinen

P

1,85

Gedeeltelijke oxidatie van residumateriaalinputs (POX) voor brandstof

POX-syngas voor brandstof

SG

8,20

Gedeeltelijke oxidatie van residumateriaalinputs (POX) voor waterstof of methanol

POX-syngas voor waterstof of methanol, POX-syngas voor methanol.

De factor omvat de energie en emissie voor CO-verschuiving en H2-zuivering (U71) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

SG

44,00

Methanol uit syngas

Methanol

P

-36,20

Luchtscheiding

Luchtscheiding

P (MNm3O2)

8,80

Fractionering van aangekocht vloeibaar aardgas (NGL)

Fractionering van aangekocht vloeibaar aardgas (NGL)

F

1,00

Rookgasbehandeling

DeSOx en deNOx

F (MNm3)

0,10

Behandeling en compressie van brandstofgas voor verkoop

Behandeling en compressie van brandstofgas voor verkoop

kW

0,15

Ontzouting van zeewater

Ontzouting van zeewater

P

1,15


Basis voor CWT-factoren : netto zuivere materiaalinput (F), reactormateriaalinput (R, met inbegrip van recycling), productiemateriaalinput (P), syngasproductie voor POX-eenheden (SG). 2. Aromatenbenchmark : CWT-functies

CWT-functie

Omschrijving

Basis (kt/a)

CWT-factor

Hydrobehandelaar naftaleen /benzine

Benzeensaturatie, ontzwaveling van C4-C6-materiaalinputs, conventionele hydrobehandeling (H/T) naftaleen, saturatie van diolefine in olefine, saturatie van diolefine in olefine van alkylatie-materiaalinput, FCC hydrobehandeling benzine met minimaal octaanverlies, olefinische alkylatie van thio-S, S-ZorbTM-proces, selectieve H/T van pygas/naftaleen, ontzwaveling pygas/naftaleen, selectieve H/T van pygas/naftaleen. De hydrobehandelingsfactor voor naftaleen omvat de energie en emissie voor de reactor voor selectieve H/T (NHYT/RXST) maar de capaciteit wordt niet afzonderlijk berekend.

F

1,10

Aromatisch-solventextractie

ASE : extractiedistillatie, ASE : vloeistof/ vloeistofextractie, ASE : vloeistof/vloeistofextractie met extractiedistillatie De CWT-factor omvat alle materiaalinputs met inbegrip van pygas na hydrobehandeling. Hydrobehandeling van pygas moet onder hydro-behandeling van naftaleen worden gerekend

F

5,25

TDP/TDA

Disproportionering/dealkylatie van tolueen

F

1,85

Hydrodealkylatie

Hydrodealkylatie

F

2,45

Xyleenisomerisatie

Xyleenisomerisatie

F

1,85

Paraxyleenproductie

Paraxyleenadsorptie, paraxyleenkristallisatie.

De factor omvat ook de energie en emissie voor de xyleenverdeler en orthoxyleenkolom.

P

6,40

Cyclohexaanproductie

Cyclohexaanproductie

P

3,00

Cumeenproductie

Cumeenproductie

P

5,00


Basis voor CWT-factoren : netto zuivermateriaalinput (F), productmateriaalinput (P).

Bijlage 3.3 : Historisch activiteitsniveau voor specifieke productbenchmarks 1. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde raffinaderijbenchmark van toepassing is, op basis van de verschillende CWT-functies, hun definities, de basis voor de doorvoercapaciteit, alsook de CWT-factoren uit bijlage 3.2, met behulp van de volgende formule

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALCWT :

Historisch activiteitsniveau uitgedrukt als CWT

TPi,k :

Doorvoercapaciteit van de CWT-functie I in jaar k van de referentieperiode

CWTi :

CWT-factor van de CWT-functie i

TPAD,k :

Doorvoercapaciteit van de CWT-functie 'disitillatie van ruwe olie onder atmosferische druk' in jaar k van de referentieperiode


2. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde kalkbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALlime,standard :

Historisch activiteitsniveau voor kalkproductie, uitgedrukt in ton standaard zuivere kalk

mCaO,k :

Gehalte aan vrij CaO in de geproduceerde kalk in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-%.

Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij CaO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 85 %.

mMgO,k :

Gehalte aan vrij MgO in de geproduceerde kalk in het jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-%.

Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij MgO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 0,5 %.

HALlime,uncrrected,k :

Ongecorrigeerd historisch activiteitsniveau voor kalkproductie in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt in ton kalk.


3. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde dolimebenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALdolime,standard :

Historisch activiteitsniveau voor dolimeproductie, uitgedrukt in ton standaard zuivere dolime

mCaO,k :

Gehalte aan vrij CaO in de geproduceerde dolime in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-%.

Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij CaO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 52 %.

mMgO,k :

Gehalte aan vrij MgO in de geproduceerde dolime in het jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-%.

Ingeval geen gegevens over het gehalte aan vrij MgO beschikbaar zijn, wordt een voorzichtige raming gebruikt die niet lager is dan 33 %.

HALdolime,uncorrected,k :

Ongecorrigeerd historisch activiteitsniveau voor dolimeproductie in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt in ton dolime.


4. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde productbenchmark voor stoomkraken van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALHVC,net :

Historisch activiteitsniveau voor netto van hoogwaardige chemicaliën geproduceerd uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton HVC's.

HALHVC,total,k :

Historisch activiteitsniveau voor totaal van hoogwaardige chemicaliënproductie in jaar k voor referentieperiode, uitgedrukt in ton HVC's.

HSFH,k :

Historische extra materiaalinput van waterstof in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton waterstof.

HSFE,k :

Historische extra materiaalinput van ethyleen in jaar k voor referentieperiode, uitgedrukt in ton ethyleen.

HSFO,k :

Historische extra materiaalinput van andere hoogwaardige chemicaliën dan waterstof en ethyleen in jaar k voor referentieperiode, uitgedrukt in ton HVC's.


5. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde aromatenbenchmark van toepassing is, op basis van de verschillende CWT-functies, hun definities, de basis voor de doorvoercapaciteit, alsook de CWT-factoren uit bijlage 3.2, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALCWT :

Historisch activiteitsniveau uitgedrukt als CWT

TPi,k :

Doorvoercapaciteit van de CWT-functie i in jaar k van de referentieperiode

CWTi :

CWT-factor van de CWT-functie i


6. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde waterstofbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALH2 :

Historisch activiteitsniveau voor waterstofproductie, herleid tot 100 % waterstof

H2,k :

Historisch productievolumepercent van zuiver waterstof in jaar k van de referentieperiode

HALH2+CO,k :

Historisch activiteitsniveau voor waterstofproductie, herleid tot het historisch waterstofvolume uitgedrukt in normale kubieke meter per jaar bij 0 ° C en 101,325 kPa in jaar k van de referentieperiode


7. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde productbenchmark van synthetisch gas (syngas) van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALsyngas :

Historisch activiteitsniveau voor syngasproductie, herleid tot 47 % waterstof

VFH2,k :

Historisch productievolumepercent van zuiver waterstof in jaar k van de referentieperiode

HALH2+CO,k :

Historisch activiteitsniveau voor syngasproductie, herleid tot het historisch waterstofvolume uitgedrukt in normale kubieke meter per jaar bij 0 ° C en 101,325 kPa in jaar k van de referentieperiode


8. De exploitant bepaalt het product gerelateerde historisch activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage 3.1 bedoelde ethyleenoxide/ethyleenglycol-productbenchmark van toepassing is, met behulp van de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij :

HALEO/EG :

Historisch activiteitsniveau voor de ethyleenoxide/ethyleenglycol-productie, uitgedrukt in ton ethyleenoxide-equivalenten

HALi,k :

Historisch activiteitsniveau voor de productie van ethyleenoxide of -glycol i in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton

CFEOE,i :

Conversiefactor voor ethyleenoxide of ethyleenglycol i ten opzichte van ethyleenoxide.

De volgende conversiefactoren worden gebruikt : ethyleenoxide : 1,000 mono-ethyleenglycol : 0,710 di-ethyleenglycol : 0,830 tri-ethyleenglycol : 0,880


Bijlage 3.4 : Carbon leakage factoren

Jaar

Waarde van de factor

2013

0,8000

2014

0,7286

2015

0,6571

2016

0,5857

2017

0,5143

2018

0,4429

2019

0,3714

2020

0,3000


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.

Brussel, 20 april 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 4. - Lijst met bedrijfstakken en deeltakken die geacht worden te zijn blootgesteld aan een significant weglekrisico Onderstaande NACE-codes verwijzen naar NACE indeling rev. 1.1. De Prodcom codes verwijzen naar Prodcom lijst 2007.

NACE-code

Omschrijving

1010

Winning van steenkool en vervaardiging van steenkoolbriketten

1430

Winning van mineralen voor de chemische en kunstmestindustrie

1597

Vervaardiging van mout

1711

Bewerken en spinnen van katoen- of katoenachtige vezels

1810

Vervaardiging van kleding van leer

2310

Vervaardiging van cokesovenproducten

2413

Vervaardiging van overige anorganische chemische basisproducten

2414

Vervaardiging van overige organische chemische basisproducten

2415

Vervaardiging van kunstmeststoffen en stikstofverbindingen

2417

Vervaardiging van synthetische rubber in primaire vormen

2710

Vervaardiging van ijzer en staal en van ferrolegeringen

2731

Koudtrekken

2742

Productie van aluminium

2744

Productie van koper

2745

Productie van overige non-ferrometalen

2931

Vervaardiging van landbouwtractoren


NACE-code

Omschrijving

1440

Productie van zout

1562

Vervaardiging van zetmeel en zetmeelproducten

1583

Vervaardiging van suiker

1595

Vervaardiging van andere niet-gedistilleerde gegiste dranken

1592

Productie van ethylalcohol door gisting

2112

Vervaardiging van papier en karton

2320

Vervaardiging van geraffineerde aardolieproducten

2611

Vervaardiging van vlakglas

2613

Vervaardiging van holglas

2630

Vervaardiging van keramische tegels en plavuizen

2721

Vervaardiging van gietijzeren buizen

2743

Productie van lood, zink en tin


NACE-code

Omschrijving

2651

Vervaardiging van cement

2652

Vervaardiging van kalk


NACE-code

Omschrijving

1110

Winning van aardolie en aardgas

1310

Winning van ijzererts

1320

Winning van non-ferrometaalertsen, exclusief uranium- en thoriumerts

1411

Winning van bouw- en siersteen

1422

Winning van klei en kaolien

1450

Overige winning van delfstoffen, n.e.g.

1520

Verwerking en conservering van vis en visproducten

1541

Vervaardiging van ruwe oliën en vetten

1591

Vervaardiging van gedistilleerde alcoholische dranken

1593

Vervaardiging van wijnen

1712

Bewerken en spinnen van kaardwol- of kaardwolachtige vezels

1713

Bewerken en spinnen van kamwol- of kamwolachtige vezels

1714

Bewerken en spinnen van vlas- of vlasachtige vezels

1715

Twijnen en voorbewerken van zijde, met inbegrip van chappezijde, en twijnen en textureren van synthetisch of kunstmatig vezelgaren

1716

Vervaardiging van naaigarens

1717

Bewerken en spinnen van overige textielvezels

1721

Vervaardiging van katoenen of katoenachtige weefsels

1722

Vervaardiging van kaardwollen of kaardwolachtige weefsels

1723

Vervaardiging van kamwollen of kamwolachtige weefsels

1724

Vervaardiging van zijden of zijdeachtige weefsels

1725

Vervaardiging van overige weefsels

1740

Vervaardiging van geconfectioneerde artikelen van textiel, exclusief kleding

1751

Vervaardiging van vloerkleden en tapijt

1752

Vervaardiging van koord, bindgaren, touw en netten

1753

Vervaardiging van gebonden textielvlies en van artikelen van gebonden textielvlies, exclusief kleding

1754

Vervaardiging van overige textielproducten, n.e.g.

1760

Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen

1771

Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken

1772

Vervaardiging van gebreide en gehaakte pullovers, vesten en dergelijke artikelen

1821

Vervaardiging van werkkleding

1822

Vervaardiging van overige bovenkleding

1823

Vervaardiging van onderkleding

1824

Vervaardiging van overige kleding en toebehoren, n.e.g.

1830

Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont

1910

Looien en bereiden van leer

1920

Vervaardiging van koffers, tassen en dergelijke, zadel- en tuigmakerswerk

1930

Vervaardiging van schoeisel

2010

Zagen en schaven van hout, impregneren van hout

2052

Vervaardiging van artikelen van kurk en riet en van vlechtwerk

2111

Vervaardiging van pulp

2124

Vervaardiging van behangselpapier

2215

Overige uitgeverijen

2330

Bewerking van splijt- en kweekstoffen

2412

Vervaardiging van kleurstoffen en pigmenten

2420

Vervaardiging van verdelgingsmiddelen en van andere chemische producten voor de landbouw

2441

Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen

2442

Vervaardiging van farmaceutische producten

2452

Vervaardiging van parfums en cosmetische artikelen

2463

Vervaardiging van etherische oliën

2464

Vervaardiging van fotochemische producten

2465

Vervaardiging van informatiedragers waarop niet is opgenomen

2466

Vervaardiging van overige chemische producten, n.e.g.

2470

Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels

2511

Vervaardiging van binnen- en buitenbanden van rubber

2615

Vervaardiging en bewerking van overig glas, inclusief technisch glaswerk

2621

Vervaardiging van huishoudelijk en sieraardewerk

2622

Vervaardiging van sanitair aardewerk

2623

Vervaardiging van isolatoren en isolatiemateriaal, van keramische stoffen

2624

Vervaardiging van overig technisch aardewerk

2625

Vervaardiging van andere keramische producten

2626

Vervaardiging van vuurvaste keramische producten

2681

Vervaardiging van schuur-, slijp- en polijstmiddelen

2722

Vervaardiging van stalen buizen

2741

Productie van edele metalen

2861

Vervaardiging van scharen, messen, bestekken enzovoort

2862

Vervaardiging van gereedschap

2874

Vervaardiging van bouten, schroeven, moeren, kettingen en veren

2875

Vervaardiging van overige producten van metalen, n.e.g.

2911

Vervaardiging van motoren en turbines, exclusief motoren voor luchtvaartuigen, motorvoertuigen en bromfietsen

2912

Vervaardiging van pompen en compressoren

2913

Vervaardiging van kranen en dergelijke artikelen

2914

Vervaardiging van tandwielen, lagers en andere drijfwerkelementen

2921

Vervaardiging van ovens en branders

2923

Vervaardiging van machines en apparaten voor de koeltechniek en klimaatregeling, voor niet-huishoudelijk gebruik

2924

Vervaardiging van overige machines en apparaten voor algemeen gebruik, n.e.g.

2932

Vervaardiging van overige machines en werktuigen voor de landbouw en de bosbouw

2941

Vervaardiging van motorisch aangedreven handgereedschap

2942

Vervaardiging van overige gereedschapswerktuigen voor de metaalbewerking

2943

Vervaardiging van andere gereedschapswerktuigen, n.e.g.

2951

Vervaardiging van machines voor de metallurgie

2952

Vervaardiging van machines voor de winning van delfstoffen en voor de bouw

2953

Vervaardiging van machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen

2954

Vervaardiging van machines voor de productie van textiel, kleding en leer

2955

Vervaardiging van machines van papier of karton

2956

Vervaardiging van overige machines, apparaten en werktuigen voor specifieke doeleinden, n.e.g.

2960

Vervaardiging van wapens en munitie

2971

Vervaardiging van elektrische huishoudapparaten

3001

Vervaardiging van kantoormachines

3002

Vervaardiging van computers en andere apparatuur voor de verwerking van informatie

3110

Vervaardiging van elektromotoren en van elektrische generatoren en transformatoren

3120

Vervaardiging van schakel- en verdeelinrichtingen

3130

Vervaardiging van geïsoleerde kabels en draad

3140

Vervaardiging van accumulatoren, elektrische elementen en elektrische batterijen

3150

Vervaardiging van verlichtingsbenodigdheden en van elektrische lampen en buizen

3162

Vervaardiging van overige elektrische benodigdheden, n.e.g.

3210

Vervaardiging van elektronenbuizen en andere elektronische onderdelen

3220

Vervaardiging van zendapparatuur voor televisie en radio en van apparatuur voor lijntelefonie en voor lijntelegrafie

3230

Vervaardiging van televisie- en radio-ontvangers, audio- of video-opnameapparatuur of -reproductietoestellen

3310

Vervaardiging van medische apparatuur en instrumenten en van orthopedische artikelen

3320

Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparatuur en van apparatuur voor het navigeren of voor andere doeleinden, exclusief apparaten voor de bewaking van industriële processen

3340

Vervaardiging van optische instrumenten en van foto- en filmapparatuur

3350

Vervaardiging van uurwerken

3511

Scheepsbouw en -reparatie

3512

Bouw en reparatie van plezier- en sportvaartuigen

3530

Vervaardiging van lucht- en ruimtevaartuigen

3541

Vervaardiging van motorfietsen

3542

Vervaardiging van rijwielen

3543

Vervaardiging van invalidenwagens

3550

Vervaardiging van andere transportmiddelen, n.e.g.

3621

Slaan van munten en medailles

3622

Bewerken van edelstenen en vervaardiging van juwelen en dergelijke artikelen, n.e.g.

3630

Vervaardiging van muziekinstrumenten

3640

Vervaardiging van sportartikelen

3650

Vervaardiging van spellen en speelgoed

3661

Vervaardiging van imitatiesieraden

3662

Vervaardiging van borstelwaren

3663

Overige industrie, n.e.g.

Prodcom- code

Omschrijving

15331427

Geconcentreerde tomatenpuree

155120

Melk en room in vaste vorm

155153

Caseïne

155154

Lactose (melksuiker) en melksuikerstroop

15841100

Cacaopasta

15841200

Cacaoboter, cacaovet en cacao-olie

15841300

Cacaopoeder, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen.

15891333

Droge bakkersgist

24111150

Waterstof (inclusief de productie van waterstof in combinatie met syngas)

24111160

Stikstof

24111170

Zuurstof

243021

Bereide pigmenten, opacifeermiddelen en verfstoffen, verglaasbare samenstellingen, engobes, vloeibare glansmiddelen en dergelijke preparaten; glasfritten

24621030

Gelatine en derivaten daarvan, vislijm (exclusief caseïne- en beenderlijm)

261411

Lonten, rovings en garens, ook indien gesneden, van glasvezels

26821400

Kunstmatig grafiet, colloïdaal en semi-colloïdaal grafiet en preparaten

26821620

Geëxpandeerd vermiculiet, geëxpandeerde klei, slakkenschuim en dergelijke geëxpandeerde minerale producten en mengsels daarvan


NACE-code

Omschrijving

1730

Textielverwerking

2020

Vervaardiging van fineer; vervaardiging van duplex-, triplex- en multiplexhout, meubelplaat, spaanderplaat, vezelplaat en andere panelen en platen

2416

Vervaardiging van kunststoffen in primaire vormen

2640

Vervaardiging van bakstenen, tegels en producten voor de bouw, van gebakken klei

2751

Gieten van ijzer

2753

Gieten van lichte metalen


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.

Brussel, 20 april 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 5. - Bepalingen inzake verificatie De verificatie heeft betrekking op de betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en nauwkeurigheid van de door de exploitant van een BKG-installatie verstrekte gegevens en resulteert in een verificatieadvies dat met een redelijke mate van zekerheid aangeeft of de overgelegde gegevens vrij zijn van beduidende onjuiste opgaven.

De verificateur dient onafhankelijk te zijn van de exploitant, zijn activiteiten uit te voeren op een correcte en objectieve professionele wijze en dient elk van de onderstaande punten te begrijpen : 1° de bepalingen van dit besluit, alsook alle relevante normen en richtsnoeren;2° de wet- en regelgevende en administratieve vereisten die van toepassing zijn op de geverifieerde activiteiten;3° de totstandkoming van alle informatie over elke parameter of emissiebron in de installatie, met name wat de verzameling, meting, berekening en rapportage van de gegevens betreft. De verificateur dient minimum aan de volgende voorwaarden te voldaan : 1° de verificateur dient bij het plannen en uitvoeren van de verificatie de gepaste professionele scepsis aan de dag te leggen, in het besef dat er zich omstandigheden kunnen voordoen waardoor de overgelegde informatie en gegevens beduidende onjuiste opgaven bevatten;2° de verificateur dient alleen gerapporteerde parameters te valideren die met een hoge mate van zekerheid zijn bepaald.Voor een hoge mate van zekerheid moet de exploitant aantonen dat : a) de gerapporteerde parameters geen inconsistenties bevatten;b) de parameters zijn verzameld overeenkomstig de toepasselijke normen of richtsnoeren;c) de desbetreffende documenten van de BKG-installatie volledig en consistent zijn.3° de verificateur dient het verificatieproces aan te vatten met een strategische analyse van alle in de BKG-installatie verrichte relevante activiteiten en heeft een overzicht van alle activiteiten en hun belang voor de toewijzing;4° de verificateur dient rekening te houden met de informatie die is vervat in de milieuvergunning of andere relevante milieuvergunningen, met name bij de beoordeling van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van subinstallaties;5° de verificateur dient de intrinsieke risico's en controlerisico's te analyseren die met de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de exploitant en met de toewijzingsparameters samenhangen en die zouden kunnen resulteren in beduidende onjuiste opgaven, en dient aan de hand van deze risicoanalyse een verificatieplan op te stellen;6° de verificateur dient indien nodig de locatie te bezoeken om de werking van de meet- en monitoringsystemen te inspecteren, zich bij de betrokkenen te informeren en voldoende informatie en bewijsmateriaal te verzamelen.Indien de verificateur een bezoek aan de locatie niet nodig heeft geacht, dient hij dit besluit ten aanzien van de bevoegde autoriteit volledig te kunnen verantwoorden; 7° de verificateur dient het verificatieplan uit te voeren door het verzamelen van gegevens in overeenstemming met de gedefinieerde steekproefmethoden, walkthrough-tests, toetsing van documenten, analytische procedures en procedures voor de toetsing van gegevens, met gebruikmaking van alle relevante aanvullende aanwijzingen waarop hij zijn verificatieadvies zal baseren;8° de verificateur dient de exploitant te verzoeken eventueel ontbrekende gegevens alsnog te verstrekken of ontbrekende delen van het controletraject aan te vullen, afwijkingen in parameters of de emissiegegevens te verklaren of berekeningen te herzien, dan wel de gerapporteerde gegevens bij te stellen;9° de verificateur dient een intern verificatierapport voor te bereiden.Dit verificatierapport bevat het bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de strategische analyse, de risicoanalyse en het verificatieplan onverkort zijn uitgevoerd, en bevat voldoende informatie om daarop het verificatieadvies te baseren. Het interne verificatierapport moet ook een eventuele beoordeling van de audit door de bevoegde autoriteit of een accreditatie-instantie vergemakkelijken; 10° de verificateur dient te beoordelen of de gerapporteerde parameters beduidende onjuiste opgaven bevatten en of er sprake is van andere aandachtspunten die relevant zijn voor het verificatieadvies op basis van de bevindingen in het interne verificatierapport;11° de verificateur dient de verificatiemethodiek, alsook zijn bevindingen en het verificatieadvies voor te leggen in een aan de exploitant gericht verificatierapport, dat de exploitant samen met het methodologierapport en de gerapporteerde parameters bij de bevoegde autoriteit moet indienen. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties en de inzet van flexibele mechanismen.

Brussel, 20 april 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

^