Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 21 oktober 1997
gepubliceerd op 26 november 1997

Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest met betrekking tot personen met een hogere functie

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036399
pub.
26/11/1997
prom.
21/10/1997
ELI
eli/besluit/1997/10/21/1997036399/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 OKTOBER 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest met betrekking tot personen met een hogere functie


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest, inzonderheid op de artikelen 5, 7, §§ 1 en 2, 8, § 1, eerste lid, 80, 17° en 21°, en tweede lid, 10, eerste lid, 18, § 2, eerste en tweede lid en 29;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën d.d. 14 februari 1997 waarin gesteld wordt dat de besluiten geen budgettaire weerslag hebben;

Gelet op de adviezen van de SERV d.d. 17 januari en 20 november 1996;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de VDAB d.d. 10 januari 1996;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering d.d. 11 maart en 18 maart 1997 betreffende de advies-aanvraag bij de Raad van State binnen 1 maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 24 april 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest;2° arbeidsbemiddeling tegen betaling : de activiteit genoemd in artikel 2, 1° van het decreet met betrekking tot personen met een hogere functie;3° het bureau : de rechtspersoon of natuurlijke persoon die de activiteit uitoefent zoals bedoeld in 2°;4° de minister : de Vlaamse minister tot wiens bevoegdheid het tewerkstellingsbeleid behoort;5° de erkenningscommissie : de commissie ingesteld bij artikel 18 van het decreet;6° de administratie : de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;7° personen met een hogere functie : de personen, die in een onderneming een hogere functie uitoefenen, die in het algemeen voorbehouden wordt aan de houder van een diploma van een bepaald niveau of aan diegene die een evenwaardige beroepservaring heeft, ofwel die belast zijn met het dagelijks beheer van de onderneming en die gemachtigd zijn om de werkgever te vertegenwoordigen en te verbinden, alsmede de personeelsleden, onmiddellijk ondergeschikt aan deze personen, wanneer zij eveneens opdrachten van dagelijks beheer vervullen. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.§ 1. De exploitatie van bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling voor personen met een hogere functie met een minimum jaarinkomen van 1,2 miljoen frank, is toegestaan als de bij het decreet en de bij dit besluit vastgestelde voorwaarden vervuld zijn. § 2. Het minimum jaarinkomen bedoeld in § 1, wordt de eerste januari van elk jaar aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand december die voorafgaat, met dien verstande dat de eerste aanpassing zal gebeuren op 1 januari 1999. Deze aanpassing wordt berekend volgens de formule : minimum jaarinkomen x nieuw indexcijfer/indexcijfer december 1997 HOOFDSTUK III.- Procedure inzake aanvragen tot erkenning en hernieuwing van de erkenning Afdeling 1. - De aanvraagprocedure

Art. 3.De aanvraag van de erkenning als bureau wordt bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de minister.

De aanvraag dient te geschieden in tweevoud op een daartoe bestemd formulier, dat op verzoek door de administratie wordt afgegeven.

Art. 4.§ 1. Bij de aanvraag tot erkenning uitgaande van een bureau met maatschappelijke zetel in het Vlaamse Gewest of dat, ingeval het om een natuurlijk persoon gaat, kantoor houdt in het Vlaamse Gewest, moeten de volgende documenten gevoegd worden : 1° als het een rechtspersoon betreft, een eensluidend verklaard afschrift van de oprichtingsakte van de handelsvennootschap of vereniging zonder winstoogmerk waarvan, blijkens de statuten, de activiteit bestaat in het exploiteren van een bureau;2° een attest of attesten van goed zedelijk gedrag, waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 8,§1,1° en 6° van het decreet;3° een verklaring op erewoord dat voldaan is aan de voorwaarden bepaald in artikel 8, § 1, 2° tot en met 5°, 7° en 9° van het decreet;4° de verbintenissen bepaald in artikel 8, § 1, 10° tot en met 23° van het decreet;5° een verklaring van de natuurlijke persoon of personen met woon- of verblijfplaats in België en die gemachtigd zijn het bureau tegenover derden te verbinden en het in rechte te vertegenwoordigen, dat zij aanvaarden als gemachtigde voor het bureau op te treden;6° het curriculum vitae en de documenten die aantonen dat de professioneel verantwoordelijke persoon en in voorkomend geval zijn lasthebbers en aangestelden, voldoen aan de voorwaarden van professionele deskundigheid zoals bedoeld in artikel 7 van dit besluit;7° de verbintenis de bepalingen van de artikelen 14 tot en met 17 van het decreet na te leven;8° een attest van de ontvanger der belastingen waaruit blijkt dat de aanvrager, op het ogenblik dat hij zijn aanvraag indient, geen belasting, ongeacht de aard, is verschuldigd;9° een attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid waaruit blijkt dat de aanvrager, op het ogenblik dat hij zijn aanvraag indient, geen enkele schuld heeft bij die instelling.De bedragen waarvoor een aflossingsplan werd toegekend en dat door het bureau wordt nageleefd, worden niet als achterstallen beschouwd; 10° een verklaring waarin het bureau de vestiging of vestigingen meedeelt van waaruit de bemiddelingsactiviteiten zullen worden uitgeoefend. § 2. Als de aanvraag tot erkenning uitgaat van een bureau met maatschappelijke zetel in het Brusselse of Waalse Gewest of dat, ingeval het om een natuurlijk persoon gaat, kantoor houdt in het Brusselse of Waalse Gewest, moet zij vergezeld zijn van de documenten waaruit blijkt dat het bureau voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als vermeld in artikel 8, § 1 van het decreet. § 3. Als de aanvraag tot erkenning uitgaat van een buitenlands bureau met maatschappelijke zetel binnen de Europese Economische Ruimte of dat, ingeval het om een natuurlijk persoon gaat, kantoor houdt binnen de Europese Economische Ruimte, moet zij vergezeld zijn van de documenten waaruit blijkt dat het bureau voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als vermeld in artikel 8, § 1 van het decreet. § 4. Als de aanvraag tot erkenning uitgaat van een bureau met maatschappelijke zetel buiten de Europese Economische Ruimte of dat, ingeval het om een natuurlijk persoon gaat, kantoor houdt buiten de Europese Economische Ruimte, moet zij vergezeld zijn van de documenten waaruit blijkt dat het bureau voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als vermeld in artikel 8, § 1 van het decreet.

Daarenboven moet met de aanvraag het bewijs worden geleverd dat het bureau in het land van herkomst activiteiten uitoefent in de zin van artikel 1, 2°.

Art. 5.§ 1. Na ontvangst van de aanvraag ingediend overeenkomstig de procedure vermeld in artikel 3 en vergezeld van alle krachtens dit besluit bij de aanvraag te voegen documenten, Stuurt de administratie de aanvragen binnen een termijn van dertig kalenderdagen voor advies aan de erkenningscommissie.

De administratie kan onvolledige aanvragen na een periode van uiterlijk drie maanden, vanaf het opvragen van de ontbrekende informatie, seponeren, voor zover het dossier binnen deze periode niet vervolledigd werd.

De erkenningscommissie is ertoe gehouden binnen een termijn van zeventig kalenderdagen, te rekenen vanaf de verzendingsdatum door de administratie van de aanvraag tot erkenning ervan, een advies uit te brengen. Met toestemming van de minister kan deze termijn verlengd worden met maximum dertig kalenderdagen. § 2. De beslissingen van de minister houdende de erkenning, de hernieuwing, schorsing, schrapping of intrekking van de erkenning worden bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de aanvrager, meegedeeld aan de erkenningscommissie en bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Afdeling 2. - De hernieuwing van de erkenning

Art. 6.Als de geldigheidsduur verstreken is, wordt, na advies van de erkenningscommissie, de erkenning stilzwijgend hernieuwd voor een periode van één jaar, voor zover het bureau aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet. De erkenningscommissie stelt daartoe jaarlijks een algemeen advies op.

De erkenning wordt hernieuwd onder dezelfde voorwaarden als die waaronder zij wordt verleend. HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden van professionele deskundigheid

Art. 7.§ 1. De persoon die de professionele verantwoordelijkheid draagt, alsook zijn aangestelden en lasthebbers, dienen voor de uitoefening van de activiteiten genoemd in artikel 1, 2° aan ten minste één van de volgende voorwaarden te voldoen : a) als persoon met een hogere functie in de sector van het personeels- of bedrijfsbeleid een beroepservaring hebben van ten minste 10 jaar;b) houder zijn van een diploma van ten minste het hoger onderwijs van het lange type en als persoon met een hogere functie in de sector van het personeels- of bedrijfsbeleid een beroepservaring hebben van ten minste 5 jaar. § 2. In individuele gevallen van sociale en economische aard kan de minister na advies van de erkenningscommissie een afwijking toestaan van de voorwaarden gesteld in § 1. § 3. Persoonlijkheidsonderzoeken en psychologische tests kunnen enkel plaatsvinden door of onder verantwoordelijkheid van een psycholoog. HOOFDSTUK V. - Specifieke voorwaarden

Art. 8.De houder van een erkenning tot exploitatie van een bureau mag erelonen, commissielonen, bijdragen, toelatings- of inschrijvingsgelden, hierna aangeduid onder de benaming "commissieloon", ontvangen binnen de hierna bepaalde grenzen.

Het commissieloon wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen het bureau en de opdrachtgever. Het bedraagt ofwel een percentage van het totale bruto jaarinkomen van de aangeworven kandidaat; ofwel een forfaitair bepaald bedrag, ofwel een in uurtarief uitgedrukt. Het aldus bekomen commissieloon schommelt tussen op zijn minst 18 % van het totale bruto jaarinkomen bij indiensttreding tot 55 % van het totale bruto jaarinkomen.

De vergoedingen voor onkosten worden ofwel forfaitair ofwel met gedetailleerde opgave aangerekend zoals vastgelegd in de overeenkomst tussen het bureau en de opdrachtgever.

Art. 9.Iedere bemiddelingsopdracht wordt door een schriftelijke overeenkomst bekrachtigd. De overeenkomsten worden chronologisch genummerd.

Art. 10.De houder van een erkenning tot exploitatie van een bureau voor arbeidsbemiddeling tegen betaling dient een register bij te houden dat de volgende gegevens bevat : 1° Voor degene waarvoor wordt bemiddeld : a) naam, voornaam en nationaliteit;b) adres; de beroepskwalificatie; d) diploma's en getuigschriften;2° Voor de opdrachtgever : a) de naam, voornaam of de benaming van de firma; het adres; c) de aard van de onderneming;3° Met betrekking tot de bemiddelingsopdracht : a) het nummer van de overeenkomst;b) de datum van de plaatsing;c) de duur van de opdracht; de aard van de aangeboden betrekking; e) het vastgestelde loon, inclusief voordelen in natura;f) het gevraagde cormmissieloon (uitgedrukt in bedragen en in percentage van het vastgestelde loon). Alle voormelde gegevens dienen te worden bijgehouden in een chronologisch genummerd register dat steeds ter beschikking moet zijn van de bevoegde inspectiediensten. Het register en de in artikel 9 bedoelde overeenkomsten worden gedurende een periode van 10 jaar bewaard. HOOFDSTUK VI. - Het activiteitenverslag

Art. 11.§ 1. Het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 8, § 1, 21° van het decreet, bestaat uit periodieke informatie van het voorbije jaar die jaarlijks voor 1 juni moet worden meegedeeld aan de minister en aan de erkenningscomrnissie. § 2. In afwijking van § 1 dient het bureau zijn eerste activiteitenverslag in te dienen voor 1 juni na de eerste verjaardag van de erkenning. § 3. Het activiteitenverslag doet opgave over alle door de bemiddeling van het bureau tot stand gebrachte plaatsingen in het voorgaande kalenderjaar.

De volgende geglobaliseerde gegevens worden vermeld : 1° het aantal en de kwalificatie van het eigen personeel;2° het aantal plaatsingen, opgesplitst naar : a) geslacht;b) leeftijd;c) functie; opleidingsniveau (LO/MO/HO/UNIV); e) sector (NACE-code) 3° het gemiddelde gevraagde commissieloon (uitgedrukt in percentage van het gemiddeld vastgesteld loon);4° het aantal opdrachtgevers; Deze gegevens dienen gebaseerd te zijn op en overeen te komen met de gegevens die in het register in extenso en geïndividualiseerd werden opgenomen. § 4. Het bureau dient verder in het activiteitenverslag alle belangrijke wijzigingen m.b.t. het bureau mee te delen, in het bijzonder de wijzigingen m.b.t. de oprichtingsakte, de statuten, de lijst van bestuurders, zaakvoerders of lasthebbers, de vervanging van de professioneel verantwoordelijke persoon, wijzigingen van de hoofdzetel of de exploitatiezetel of adreswijzigingen als de aanvrager een natuurlijke persoon is.

Bij vervanging van de professioneel verantwoordelijke persoon of zijn lasthebbers of aangestelden, dienen het curriculum vitae en de documenten die aantonen dat voldaan is aan de voorwaarden van professionele deskundigheid zoals bedoeld in artikel 7 van dit besluit, te worden opgestuurd.

Bij het activiteitenverslag worden de attesten gevoegd waaruit blijkt dat het bureau de RSZ- en fiscale verplichtingen heeft nageleefd. HOOFDSTUK VIl. - Samenwerkingsovereenkomst

Art. 12.Binnen de 3 maanden na de erkenning sluit het bureau een samenwerkingsovereenkomst af met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.

Het bureau stuurt een afschrift van deze overeenkomst aan de minister en aan de erkenningscommissie, tezamen met het eerste activiteitenverslag.

Deze overeenkomst heeft enerzijds betrekking op de gegevenscommissie voortvloeiend uit het protocol van 22 december 1988 tot regeling van de betrekkingen tussen de RVA en de regionale bemiddelingsinstellingen.

Deze overeenkomst betreft anderzijds de wederzijdse uitwisseling van gegevens tussen het bureau en de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en heeft minimaal betrekking op de volgende geglobaliseerde gegevens : - het aantal opdrachten; - de sector (NACE-code) van de opdrachtgever; - het opleidingsniveau van de bemiddelde; (LO/MO/HO/UNIV) - het geslacht en de leeftijd van de bemiddelde; - de kwalificatie van de gevraagde functie.

Deze gegevens worden minimaal jaarlijks voor 1 juni opgestuurd. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 14.De minister bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 21 oktober 1977.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS Bijlage Model van register, vermeld in artikel 10 van dit besluit Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 21 oktober 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

^