Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 24 april 2015
gepubliceerd op 06 mei 2015

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 en het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 1995 betreffende de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren, wat betreft de regeling voor het inkomenstarief

bron
vlaamse overheid
numac
2015035566
pub.
06/05/2015
prom.
24/04/2015
ELI
eli/besluit/2015/04/24/2015035566/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 APRIL 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 en het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 1995 betreffende de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren, wat betreft de regeling voor het inkomenstarief


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 7 tot en met 12;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 1995 betreffende de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren;

Gelet op het Subsidiebesluit van 22 november 2013;

Gelet op het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 5 maart 2015;

Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 24 maart 2015 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aan het Subsidiebesluit van 22 november 2013

Artikel 1.In artikel 1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 04/04/2014 pub. 28/08/2014 numac 2014036520 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters en het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een punt 3° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /2 formeel document: hetzij een inkomensbewijs, hetzij een formele bevestiging van het inkomen door een instantie of de organisator die voorzien is van een datum en een handtekening;"; 2° er worden een punt 7° /1 en een punt 7° /2 ingevoegd, die luiden als volgt: "7° /1 inwonende persoon: een persoon met domicilie op hetzelfde adres als de contracthouder die in aanmerking wordt genomen voor de toepassing van het inkomenstarief.Het adres is het adres dat is opgenomen in het Rijksregister en ter beschikking wordt gesteld door de Kruispuntbank; 7° /2 kind ten laste: een kind voor wie de contracthouder of de inwonende persoon financiële verantwoordelijkheid draagt, tot het einde van het kalenderjaar waarin het kind twaalf jaar wordt;"; 3° er wordt een punt 9° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "9° /1 Kruispuntbank: de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, vermeld in de wet van 15 januari 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/01/1990 pub. 08/07/2010 numac 2010000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;".

Art. 2.In artikel 17, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit wordt het bedrag "21,46 euro" vervangen door het bedrag "21,90 euro".

Art. 3.In artikel 28, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° als het kind aanwezig is in de kinderopvanglocatie: het inkomenstarief of het individueel verminderd inkomenstarief berekend of bepaald conform artikel 32 tot en met artikel 34/1;"; 2° in punt 2° wordt de zinsnede "vermeld in artikel 33, eerste lid, 2°, c)" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 33, § 2, 3° ".

Art. 4.Aan artikel 30, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd: "Het laagst mogelijke bedrag is in elk geval het bedrag van het laagst mogelijke inkomenstarief, zoals wordt vastgesteld door de minister.".

Art. 5.Artikel 32 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 04/04/2014 pub. 28/08/2014 numac 2014036520 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters en het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters sluiten, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 32.De contracthouder heeft een attest inkomenstarief nodig opdat het kind van de contracthouder opgevangen kan worden door een organisator die werkt met het systeem inkomenstarief.

De contracthouder vraagt een attest inkomenstarief via het online instrument op de website van Kind en Gezin met gebruik van zijn elektronische identiteitskaart. Via dat online instrument wordt er voor de contracthouder een inkomenstarief of een individueel verminderd inkomenstarief berekend of bepaald op basis van het inkomen van de contracthouder en, als deze er is, van de inwonende persoon.

Het attest inkomenstarief vermeldt minstens dat inkomenstarief, een startdatum en een einddatum.

De contracthouder vraagt een attest inkomenstarief aan op de volgende momenten: 1° binnen de twee maanden die voorafgaan aan de maand waarin de kinderopvang start, tenzij in geval van dringende start van de kinderopvang uiterlijk 30 kalenderdagen na de start van de kinderopvang;2° de maand waarin er een wijziging van de inwonende persoon is en waarbij die wijziging blijkt uit de Kruispuntbank;3° de maand waarin er een bijkomend kind ten laste van de contracthouder of de inwonende persoon is;4° binnen de twee maanden die voorafgaan aan de datum waarop het inkomenstarief of het individueel verminderde inkomenstarief niet meer geldt. De contracthouder krijgt het attest inkomenstarief op de momenten na aanvraag toegekend, alsook automatisch na indexatie. De contracthouder geeft het attest inkomenstarief van Kind en Gezin door aan de organisator na elke toekenning van een attest inkomenstarief.

De organisator informeert en ondersteunt de contracthouder bij de correcte toepassing van het online instrument als dat nodig is. Als het voor de contracthouder onmogelijk is om het online instrument te gebruiken, neemt de organisator de toepassing op zich. De organisator krijgt toegang tot het online instrument via een specifieke module en volgens de administratieve richtlijnen van Kind en Gezin. De organisator baseert zich bij de toepassing op de gegevens die de contracthouder hem bezorgt.

De minister bepaalt de nadere regels met betrekking tot de startdatum en de einddatum op het attest inkomenstarief.".

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 32/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 32/1.Als de contracthouder en, als deze er is, de inwonende persoon, bij het aanvragen van het attest inkomenstarief aanvinken hun inkomen niet bekend te willen maken, dan geldt het maximumtarief. Op dit maximumtarief zijn evenwel verminderingen van toepassing.

Het maximumtarief geldt niet als de contracthouder, die zijn inkomen niet bekend wil maken, een attest inkomenstarief aanvraagt voor een pleegkind dat bij hem inwoont. Hij kan dan de situatie, vermeld in artikel 34, § 1, 3°, aanvinken.

De minister bepaalt de nadere regels met betrekking tot het bedrag van het maximumtarief en de verminderingen die van toepassing zijn.".

Art. 7.Artikel 33 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 04/04/2014 pub. 28/08/2014 numac 2014036520 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters en het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters sluiten, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 33.§ 1. Als de contracthouder of, als deze er is, de inwonende persoon, of beide, een Belgisch aanslagbiljet voor personenbelasting en aanvullende belastingen heeft, dan wordt de berekening in het online instrument automatisch uitgevoerd, meer bepaald op basis van het inkomen dat vermeld wordt op het meest recente aanslagbiljet, zoals dat door de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking wordt gesteld, en op basis van de gegevens die ter beschikking worden gesteld door de Kruispuntbank. De contracthouder past het aantal kinderen ten laste, indien die niet gevat zijn in de Kruispuntbank, aan in het online instrument.

Als de contracthouder of, als deze er is, de inwonende persoon, of beide, geen Belgisch aanslagbiljet voor personenbelasting en aanvullende belastingen heeft maar wel een inkomen heeft en dit kan aantonen op basis van een formeel document, dan wordt het inkomenstarief berekend op basis van het inkomen vermeld op dat formeel document: 1° bij de start van de kinderopvang op basis van het inkomen van: a) de laatste maand die voorafgaat aan de maand van de aanvraag van het attest inkomenstarief;b) in geval de start van de kinderopvang onmiddellijk volgt op het moederschapsverlof, de laatste maand voor de start van het moederschapsverlof;2° gedurende de kinderopvang op basis van het inkomen van de maand die voorafgaat aan de maand van de aanvraag van het attest inkomenstarief. Als de contracthouder of, als deze er is, de inwonende persoon geen inkomen heeft en dit kan aantonen op basis van een formeel document, dan wordt het inkomenstarief berekend op basis van dat ene inkomen.

Als er geen inwonende persoon is dan geldt, in geval van een formeel document, het standaard minimumtarief. § 2. De berekening gebeurt op basis van de volgende principes: 1° het inkomen, tot een bepaald bedrag, wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt.Boven dat bepaalde bedrag geldt een schijvensysteem; 2° er geldt een standaard minimumtarief;3° er geldt een maximumtarief;4° er gelden verminderingen. § 3. De minister bepaalt de nadere regels, onder meer welk inkomen in aanmerking genomen wordt bij gebrek aan een Belgisch aanslagbiljet voor personenbelasting en aanvullende belastingen, welke inwonende persoon in aanmerking komt, de nadere principes van de berekening van het inkomenstarief, het bedrag voor het standaard minimumtarief, het bedrag voor het maximumtarief en de indexering.".

Art. 8.Artikel 34 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 04/04/2014 pub. 28/08/2014 numac 2014036520 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters en het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters sluiten, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 34.§ 1. Als de contracthouder op basis van een officieel document kan aantonen dat het gezin onder een van volgende situaties valt, dan kan hij die situatie aanvinken in het online instrument. Op basis hiervan zal het systeem automatisch een individueel verminderd inkomenstarief bepalen. De volgende situaties kunnen aangevinkt worden: 1° de contracthouder of, als deze er is, de inwonende persoon: a) krijgt op het moment van de aanvraag van een individueel verminderd inkomenstarief, invaliditeitsuitkeringen volgens artikel 100 van de wet van 14 juli 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/07/1994 pub. 20/11/2008 numac 2008000938 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het jaar 2007 type wet prom. 14/07/1994 pub. 08/10/2010 numac 2010000576 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 10/07/2014 numac 2014000464 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en dat was nog niet gevat in het laatst berekende inkomenstarief;b) heeft gedurende minstens zes opeenvolgende maanden die de aanvraag van een individueel verminderd inkomenstarief voorafgaan, volledige werkloosheidsuitkeringen ontvangen of heeft als zelfstandige een faillissementsuitkering ontvangen, en dat was nog niet gevat in het laatst berekende inkomenstarief;c) heeft een inkomen dat niet stijgt en de andere persoon heeft een attest waaruit een verminderd inkomen blijkt, en waarbij die situatie gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden blijft duren.Meer bepaald blijkt uit het attest: 1) in geval van een werknemer: dat hij een inkomen zal hebben dat minstens 50% lager ligt ten opzichte van het inkomen dat werd gebruikt voor het laatst berekende inkomenstarief;2) in geval van een zelfstandige: dat hij voorlopige bijdragen betaalt op basis van een inkomen dat werd vastgesteld overeenkomstig artikel 11, § 3, zesde lid, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; d) ontvangt een leefloon als vermeld in de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie, of is leefloongerechtigd door een beslissing tot toekennen van een leefloon van het OCMW;e) ontvangt een leefloon als vermeld in de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie, of is leefloongerechtigd door een beslissing tot toekennen van een leefloon van het OCMW, en minstens een van beide personen heeft een attest van de VDAB of het OCMW betreffende een opleidingstraject;2° de contracthouder en, als deze er is, de inwonende persoon: a) heeft een inkomen dat lager ligt dan het inkomen dat leidt tot het standaard minimumtarief en minstens een van beide personen volgt een inburgeringstraject;b) heeft een inkomen dat lager ligt dan het inkomen dat leidt tot het standaard minimumtarief en hebben beiden minstens een tewerkstelling van gemiddeld 19 uren per week;c) heeft in toepassing van artikel 57ter van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de OCMW 's geen recht op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW, en beschikt over een attest van het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers of een van zijn partners in de zin van artikel 2, 9°, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen waaruit blijkt dat het gezin recht heeft op materiële hulp zoals bedoeld in artikel 2, 6°, van diezelfde wet van 12 januari 2007 of medische begeleiding zoals bedoeld in de artikelen 24 en 25 van diezelfde wet van 12 januari 2007;3° de contracthouder vraagt het attest inkomenstarief aan voor een pleegkind dat bij hem inwoont. § 2. Het individueel verminderd inkomenstarief wordt bepaald in de vorm van: 1° een vermindering van 25% of 50% van het berekende inkomenstarief;2° het standaard minimumtarief;3° een uitzonderlijk minimumtarief;4° het laagst mogelijke inkomenstarief. Een individueel verminderd inkomenstarief wordt toegekend voor één jaar, tenzij: 1° voor een pleegkind, waarbij het tarief geldt tot het pleegkind niet langer bij de contracthouder inwoont;2° er eerder een moment is waarop de contracthouder een nieuw attest inkomenstarief moet aanvragen als vermeld in artikel 32, derde lid. § 3. De minister bepaalt de nadere regels, onder meer de bedragen van de individueel verminderde inkomenstarieven.".

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 34/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 34/1.De contracthouder met een attest inkomenstarief kan het OCMW verzoeken om een nieuw inkomenstarief te bepalen. Als blijkt dat het voor de contracthouder financieel onmogelijk is om het laatst berekende inkomenstarief of het laatst bepaalde individueel verminderd inkomenstarief te betalen, bepaalt het OCMW een individueel verminderd inkomenstarief.

Het OCMW geeft het bedrag van het individueel verminderd inkomenstarief elektronisch door aan Kind en Gezin. Het OCMW kan beslissen dat het bedrag wordt toegepast met terugwerkende kracht.

Als de contracthouder in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont, neemt de organisator de rol van het OCMW op zich als het OCMW die rol niet opneemt. De organisator is in dat geval gebonden aan de bepalingen, vermeld in dit artikel, die gelden voor het OCMW. De minister bepaalt de nadere regels, onder meer de bedragen van de individueel verminderde inkomenstarieven.".

Art. 10.Aan artikel 35, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd: "Kind en Gezin informeert de organisator over het inkomenstarief van de contracthouders die gebruik maken van zijn kinderopvanglocatie.".

Art. 11.In titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 4, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van onderafdeling 5 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 5. Bewaren van documenten en maatregelen".

Art. 12.Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 36.De contracthouder houdt de documenten die de toepassing, vermeld in artikel 33, 34 en 34/1, aantonen gedurende vijf jaar ter beschikking. De contracthouder legt de documenten voor op vraag van Kind en Gezin.

Als de contracthouder onjuiste informatie bezorgt of nalaat actuele informatie te bezorgen: 1° zal Kind en Gezin het juiste inkomenstarief bepalen en zal de organisator dat tarief voor de toekomst factureren aan de contracthouder.Kind en Gezin doet geen rechtzetting voor het verleden; 2° kan Kind en Gezin een schadevergoeding ten laste van de contracthouder bepalen voor het verleden.Die schadevergoeding bedraagt het dubbele van het juiste inkomenstarief per opvangdag dat in het opvangplan werd opgenomen.".

Art. 13.Artikel 36/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 04/04/2014 pub. 28/08/2014 numac 2014036520 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters en het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters sluiten, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 36/1.Binnen de drie maanden na het toekennen van het attest inkomenstarief kan de contracthouder fouten op zijn attest inkomenstarief melden aan Kind en Gezin, volgens de administratieve richtlijnen van Kind en Gezin. Als dit aanleiding geeft tot een nieuwe toekenning van een attest inkomenstarief, bezorgt de contracthouder het nieuwe attest inkomenstarief aan de organisator. Kind en Gezin doet geen rechtzetting voor het verleden.".

Art. 14.In artikel 59, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 04/04/2014 pub. 28/08/2014 numac 2014036520 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters en het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "voor kinderopvangplaatsen die voordien gesubsidieerd waren voor het inkomensgerelateerd systeem op basis van het besluit, vermeld in artikel 52, 4° " vervangen door de zinsnede "voor kinderopvangplaatsen die voordien gesubsidieerd waren voor het inkomensgerelateerd systeem op basis van het besluit, vermeld in artikel 52, 4°, en in principe voor nieuwe plaatsen toegekend vanaf 1 april 2015";2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Binnen de overgangsperiode van zes jaar en voor de bedragen, vermeld in het eerste lid, wordt gestreefd naar een groeipad dat in zeven fases verloopt, waarbij de bedragen, vermeld in het eerste lid, geleidelijk verhogen als volgt: 1° fase 1: het bedrag, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt verhoogd met 413,56 euro en het bedrag, vermeld in het eerste lid, 2°, met 7,24 euro.Deze fase heeft uitwerking op 1 april 2015; 2° fase 2: het bedrag, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt verhoogd met 409,51 euro en het bedrag, vermeld in het eerste lid, 2°, met 7,16 euro;3° fase 3: het bedrag, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt verhoogd met 620,24 euro en het bedrag, vermeld in het eerste lid, 2°, met 10,86 euro;4° fase 4: het bedrag, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt verhoogd met 355,87 euro en het bedrag, vermeld in het eerste lid, 2°, met 6,23 euro;5° fase 5: het bedrag, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt verhoogd met 355,87 euro en het bedrag, vermeld in het eerste lid, 2°, met 6,23 euro;6° fase 6: het bedrag, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt verhoogd met 355,87 euro en het bedrag, vermeld in eerste lid, 2°, met 6,23 euro; 7° fase 7: het bedrag, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt verhoogd met 355,07 euro en het bedrag, vermeld in het eerste lid, 2°, met 6,20 euro.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014

Art. 15.In artikel 36, 1°, van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 wordt de zinsnede ", met uitzondering van de samenwerkende aangesloten onthaalouders" opgeheven.

Art. 16.Artikel 40 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 40.De organisator voldoet voor de opvanglocaties gezinsopvang en de opvanglocaties groepsopvang gerealiseerd door samenwerkende onthaalouders, met exclusief buitenschoolse opvang, aan de voorwaarden, vermeld in het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, met uitzondering van artikel 19, 20, 21, 3° en 4°, van voormeld besluit, en vraagt daarvoor een vergunning aan.".

Art. 17.In artikel 41, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een punt 2° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "2° /1 boven op de bepalingen, vermeld in artikel 30, eerste lid, 2°, e): voor een kinderopvangprestatie van een kind dat voltijds naar de basisschool gaat of dat ouder is dan 3,5 jaar, die minder dan drie uur duurt, geldt 40% van dat tarief, waarbij het tarief steeds minstens 1,56 euro is;"; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° in uitvoering van artikel 32, is de einddatum, vermeld op het attest inkomenstarief, de laatste dag van het kalenderjaar van de aanvraag van het attest inkomenstarief, tenzij wanneer het kind drie en een half jaar, zes jaar, negen jaar of twaalf jaar wordt, in welk geval de einddatum de laatste dag van de maand is waarin het kind deze leeftijd krijgt."; 3° in punt 4° wordt de zinsnede "in uitvoering van artikel 33" vervangen door de zinsnede "in uitvoering van artikel 30". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 1995

Art. 18.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 1995 betreffende de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2005 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, 19 januari 2007, 14 december 2007, 20 februari 2009, 15 mei 2009, 6 mei 2011 en 11 mei 2012, wordt een achtste lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen als gevolg van de taken van Kind en Gezin worden ingevorderd door ambtenaren van de Vlaamse Belastingdienst.". HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 19.Dit besluit: 1° heeft uitwerking met ingang van 1 april 2014, voor de toepassing van artikel 2, 15 en 16;2° heeft uitwerking met ingang van 1 april 2015, voor de toepassing van artikel 14 en 18;3° treedt in werking: a) op 1 mei 2015, voor de toepassing van de overige artikels voor de contracthouders die een nieuw attest inkomenstarief moeten aanvragen;b) op 1 januari 2016, voor de toepassing van de overige artikels voor de andere contracthouders.

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 april 2015.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^