Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 24 juni 1997
gepubliceerd op 17 september 1997

Besluit van de Vlaamse regering over de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de commissies van advies voor het buitengewoon onderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036109
pub.
17/09/1997
prom.
24/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/24/1997036109/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 JUNI 1997. Besluit van de Vlaamse regering over de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de commissies van advies voor het buitengewoon onderwijs


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geëntegreerd onderwijs, inzonderheid op de artikelen 6 en 7, § 1;

Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, inzonderheid op artikel 26, § 3;

Gelet op het protocol van 27 mei 1997 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het Sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol van 27 mei 1997 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelend onderhandelingscomité;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 25 april 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 in werking treedt op 1 september 1997.

Hetzelfde geldt voor de eerste reeks bijkomende uitvoeringsbesluiten.

Het is voor de organisatie van het schooljaar 1997-1998 en voor de rechtszekerheid van schoolbesturen, directies en personeelsleden essentieel dat zij zo snel mogelijk uitsluitsel krijgen over de nieuw toe te passen regelgeving;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 2 juni 1997 met toepassing op artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° CABO : commissie van advies voor het buitengewoon onderwijs;2° decreet : het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;3° wet : de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. HOOFDSTUK II. - Bevoegdheid

Art. 2.§ 1. In elke provincie wordt een commissie van advies voor het buitengewoon onderwijs opgericht. Deze commissie is bevoegd voor de leerlingen die onderwijs- en/of opvoedingsactiviteiten volgen in scholen die in de provincie gelegen zijn en voor de kinderen in die provincie die vanwege een ernstige handicap geen onderwijs op school kunnen volgen.

De CABO van de provincie Vlaams-Brabant is ook bevoegd voor in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gelegen scholen met het Nederlands als onderwijstaal. § 2. Bij elke CABO wordt een subcommissie opgericht.

Art. 3.Met toepassing van artikel 26, § 2, van het decreet en artikel 7, § 2, van de wet neemt de CABO, op verzoek van de ouders, binnen vijftien werkdagen een gemotiveerde beslissing over een tijdelijke of permanente vrijstelling van de leerplicht voor een jongere of de opheffing van deze vrijstelling.

Art. 4.De ouders beschikken over vijftien werkdagen om tegen de beslissing van de commissie zoals bedoeld in artikel 3 beroep in te stellen.

Dit gebeurt bij aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van de commissie.

Als de ouders beroep instellen wordt het dossier overgezonden naar een CABO van een andere provincie, die in beroep een nieuwe beslissing neemt. Tegen deze in beroep getroffen beslissing is geen verder beroep mogelijk.

Art. 5.De commissie brengt ter uitvoering van artikel 26, § 3, van het decreet en artikel 7, § 1, van de wet, gemotiveerde adviezen uit over vragen die haar worden voorgelegd door de ouders, een meerderjarige met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger, een schooldirecteur, een lid van de onderwijsinspectie of een arts belast met het medisch schooltoezicht betreffende : 1. het overplaatsen van een leerling die in een school voor gewoon onderwijs is ingeschreven, naar een school voor buitengewoon onderwijs;2. het overplaatsen van een leerling die in het buitengewoon onderwijs is ingeschreven, naar het gewoon onderwijs;3. het overplaatsen van een leerling van de ene school voor buitengewoon onderwijs naar een andere waar een geschikter niveau, type of opleidingsvorm van buitengewoon onderwijs georganiseerd wordt;4. het recht op permanent onderwijs aan huis ter uitvoering van artikel 35 van het decreet, en huisonderwijs zoals bepaald in artikel 20 van de wet.

Art. 6.§ 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde kan, na eensluidend advies van de CABO, de voordelen zoals bepaald in artikel 4 van de wet toekennen. § 2. Dezelfde minister kan de CABO's afzonderlijk of gezamenlijk vragen hun advies over een door hem bepaald onderwerp te verstrekken of opdrachten te vervullen.

Art. 7.De subcommissie neemt de bevoegdheid van de CABO, zoals bepaald in artikel 6, § 2, van de wet, over. HOOFDSTUK III. - Samenstelling van de CABO's

Art. 8.§ 1. Elke CABO is samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter, acht leden en een secretaris. § 2. Voor elk van de acht leden is er een plaatsvervanger die tot dezelfde discipline als het effectieve lid behoort. Er wordt ook een plaatsvervangend secretaris aangesteld.

Art. 9.De inspecteur-coördinator van het gewoon basisonderwijs van de provincie is voorzitter van de commissie.

Ondervoorzitter en secretaris zijn inspecteurs van het basisonderwijs van de provincie waarvoor de commissie functioneert.

De acht leden worden aangewezen onder de personeelsleden van de scholen van het buitengewoon onderwijs, de PMS-centra en de pedagogische begeleidingsdiensten van de Gemeenschap, de provincies, de gemeenten en de gesubsidieerde vrije sector. Zij behoren tot de pedagogische, de paramedische, de psychologische, de medische en de sociale disciplines.

Art. 10.Ondervoorzitter, leden, secretaris en plaatsvervangers worden aangesteld door de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs.

De commissie wordt zodanig samengesteld dat de helft van de leden behoort tot het personeel van de officiële scholen en centra, de andere helft tot het personeel van de gesubsidieerde vrije scholen en centra.

Art. 11.Ondervoorzitter, leden, secretaris en plaatsvervangers worden aangesteld voor een termijn van vier jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.

Elk lid dat niet langer de voorwaarden vervult op grond waarvan het is benoemd, houdt op deel uit te maken van de commissie.

Hetzelfde geldt voor een lid dat gedurende een schooljaar op meer dan de helft van de vergaderingen van de commissie afwezig bleef.

Als het ambt van ondervoorzitter vacant is, stelt de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, een nieuwe ondervoorzitter aan.

Als er een vacature is doordat een van de acht leden of de secretaris zijn mandaat niet meer kan uitoefenen, wordt het mandaat tot het einde van de periode uitgeoefend door het plaatsvervangend lid, respectievelijk de plaatsvervangende secretaris, en wordt een nieuw plaatsvervangend lid of een nieuwe plaatsvervangende secretaris aangesteld. HOOFDSTUK IV. - Samenstelling van de subcommissies

Art. 12.Elke subcommissie is in toepassing van artikel 6, § 2, van de wet samengesteld uit de voorzitter van de CABO die tevens voorzitter wordt van de subcommissie, drie leden van de CABO en drie leden die de welzijnssector van de Vlaamse Gemeenschap vertegenwoordigen.

Art. 13.§ 1. De drie leden van de CABO die deel uitmaken van de subcommissie worden bij meerderheid van stemmen door de CABO uit haar midden verkozen. Bij staking van stemmen is telkens het oudste lid verkozen. Hun plaatsvervangers in de CABO vervullen ook die functie in de subcommissie. § 2. De drie leden die de welzijnssector vertegenwoordigen en hun plaatsvervangers worden aangesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, op voordracht van de Vlaamse minister tot wiens bevoegdheid de welzijnssector behoort.

Art. 14.De leden van de subcommissie worden aangesteld voor een termijn zoals bepaald in artikel 11. De andere bepalingen van dit artikel zijn ook van toepassing op het mandaat van de leden van de subcommissie. HOOFDSTUK V. - Werking van CABO's en subcommissies

Art. 15.Bij afwezigheid van de voorzitter zit de ondervoorzitter de CABO voor. Bij afwezigheid van voorzitter en ondervoorzitter fungeert het oudste werkend lid als voorzitter van de CABO. Bij afwezigheid van de voorzitter zit het oudste werkende lid de subcommissie voor.

Een werkend lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen, meldt dit aan zijn plaatsvervanger en aan de voorzitter.

Art. 16.De voorzitter roept de CABO of de subcommissie samen hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van ten minste een derde van de leden, de voorzitter en in voorkomend geval de ondervoorzitter inbegrepen. De uitnodigingen met de agenda worden ten minste acht dagen vóór de datum van de vergadering verstuurd.

Art. 17.De CABO of de subcommissie beraadslaagt geldig als de meerderheid van de leden, de voorzitter en in voorkomend geval de ondervoorzitter inbegrepen, aanwezig is. Als dit niet het geval is, kan de commissie na een nieuwe uitnodiging over eenzelfde onderwerp geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezigen.

De subcommissies kunnen daarenboven alleen geldig beraadslagen als ten minste twee van de vertegenwoordigers van de welzijnssector aanwezig zijn.

Art. 18.De adviezen worden uitgebracht of de beslissingen worden getroffen bij meerderheid van de aanwezigen. De voorzitter, in voorkomend geval de ondervoorzitter, en de leden zijn stemgerechtigd, de secretaris niet.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

Art. 19.Om haar werkzaamheden te kunnen uitoefenen, kan de CABO of de subcommissie alle documenten betreffende de leerling bij de school opvragen of een verslag over de vorderingen van de leerling laten opmaken.

Art. 20.Wanneer een lid van de onderwijsinspectie, een schooldirecteur of een arts verantwoordelijk voor een team belast met het medisch schooltoezicht aan de CABO advies vraagt, verwittigt het daarvan de betrokken ouders, of de meerderjarige met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Art. 21.De ouders, of de meerderjarige met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger hebben het recht gehoord te worden voordat de CABO of de subcommissie een beslissing neemt of een advies uitbrengt. Zij kunnen zich daarbij laten bijstaan door een raadsman van hun keuze. De ouders, of de meerderjarige of zijn wettelijke vertegenwoordiger hebben eveneens het recht alle documenten in te zien die als grondslag van de beslissing of het advies zullen dienen.

Art. 22.De CABO of de subcommissie brengt haar beslissing of advies bij aangetekende brief ter kennis van de aanvrager en de betrokken ouders of de meerderjarige met een handicap.

Art. 23.Alle leden van de CABO's en subcommissies zijn tot geheimhouding verplicht over de dossiers die hen worden voorgelegd en over de gegevens die hen betreffende de te onderzoeken gevallen worden meegedeeld.

Art. 24.De voorzitters van de CABO's sturen elk jaar vóór 1 juli en via hiërarchische weg een activiteitenverslag van het lopend schooljaar aan de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs.

Art. 25.De voorzitters, de ondervoorzitters, de leden en de secretarissen van de CABO's en de subcommissies hebben alleen recht op betaling van hun reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden die gelden voor het personeel van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Ze worden gelijkgesteld met de personeelsleden die behoren tot de rang A2. HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepaling en inwerkingtreding

Art. 26.Het besluit van de Vlaamse regering van 16 december 1992 tot instelling van de subcommissies, gehecht aan de Commissies van Advies van het buitengewoon onderwijs en tot vaststelling van hun samenstelling en werkingsvoorwaarden, en het besluit van de Vlaamse regering van 22 juli 1993 tot instelling van de commissies van advies voor het buitengewoon onderwijs en tot vaststelling van hun samenstelling en werkingsvoorwaarden, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 januari 1994, worden opgeheven.

Art. 27.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1997.

Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 juni 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Amtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE

^