Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 27 juni 2003
gepubliceerd op 10 september 2003

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning en de subsidiëring van bosgroepen en de wijze waarop leden van het Bosbeheer kunnen meewerken in erkende bosgroepen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035992
pub.
10/09/2003
prom.
27/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/27/2003035992/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 JUNI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning en de subsidiëring van bosgroepen en de wijze waarop leden van het Bosbeheer kunnen meewerken in erkende bosgroepen


De Vlaamse regering, Gelet op het Bosdecreet van 13 juni 1990, inzonderheid op artikel 39 en op artikel 41bis en 41ter, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999;

Gelet op het advies van de Vlaamse Hoge Bosraad, gegeven op 29 juni 2001;

Gelet op het advies van de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud, gegeven op 9 september 2001;

Gelet op het verslag betreffende de vergadering van 6 maart 2002 van de Interministeriële conferentie voor het Leefmilieu, ter inachtneming van het voorschrift van artikel 6, § 2, 1° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 26 juni 2002;

Gelet op advies 33.800/3 van de Raad van State, gegeven op 4 februari 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het Bosdecreet van 13 juni 1990;2° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud;3° Raad : de Vlaamse Hoge Bosraad;4° vogelrichtlijngebied : a) elk gebied dat door de Vlaamse regering definitief is vastgesteld in de zin van artikel 36bis, § 6, van het Decreet Natuurbehoud en waarvan het definitief vaststellingsbesluit krachtens artikel 36bis, § 7, laatste lid, van hetzelfde decreet tevens het aanwijzingsbesluit vormt zoals bedoeld in artikel 36bis, § 9, van dat decreet;b) elke in artikel 36bis, § 13, van het Decreet Natuurbehoud bedoelde zone, of elk daarin bedoeld onderdeel van een zone, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de Vogelrichtlijn;c) elk in artikel 75 van het Decreet Natuurbehoud bedoeld gedeelte van een in artikel 1, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 bedoelde zone;5° habitatrichtlijngebied : a) elk gebied dat door de Vlaamse regering in uitvoering van artikel 36bis, § 9, van het Decreet Natuurbehoud is aangewezen als speciale beschermingszone nadat de Europese Commissie het van communautair belang heeft verklaard;b) elk gebied dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone en door de Vlaamse regering definitief is vastgesteld in de zin van artikel 36bis, § 6 of § 12, van het Decreet Natuurbehoud. HOOFDSTUK II. - Voorlopige en definitieve erkenning van bosgroepen Afdeling I. - Voorlopige erkenning van bosgroepen

Art. 2.Om voorlopig erkend te kunnen worden, moet een bosgroep aan de volgende voorwaarden voldoen. 1° De bosgroep moet een vereniging van bosbeheerders zijn met rechtspersoonlijkheid.De inspraak van de leden is geregeld via stemrecht in de algemene vergadering van de vereniging. 2° In de statuten van de vereniging zijn minstens expliciet alle doelstellingen van de bosgroep, zoals bepaald in artikel 41bis van het decreet, opgenomen.Andere doelstellingen mogen niet in tegenspraak zijn met de doelstellingen volgens het decreet. In de statuten wordt eveneens opgenomen dat geen enkele bosbeheerder van bos binnen het werkingsgebied van de bosgroep als lid geweigerd kan worden, behoudens wanneer die bosbeheerder minder dan vijf jaar geleden werd uitgesloten uit de vereniging. 3° Om doelstelling 1, zoals bepaald in artikel 41bis, § 1, van het decreet, namelijk het stimuleren van duurzaam bosbeheer, te realiseren, neemt de bosgroep als richtinggevend kader de criteria voor duurzaam bosbeheer, zoals bepaald in het Besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de criteria voor duurzaam bosbeheer voor bossen gelegen in het Vlaams Gewest.4° In de statuten is eveneens het werkingsgebied opgenomen.Dat omvat in de regel één van de bosgroepregio's zoals aangeduid op de kaart als bijlage I bij dit besluit. In elke bosgroepregio kan slechts één erkende bosgroep actief zijn. De erkende bosgroep kan enkel aanvullend in aangrenzende bosgroepregio's actief zijn voorzover daar nog geen andere erkende bosgroep actief is. 5° Op het ogenblik van de indiening van de aanvraag tot erkenning heeft de bosgroep minstens 10 effectieve leden.Voor bosgroepen die actief zijn in West- en Oost-Vlaanderen moeten deze leden samen een totale bosoppervlakte beheren van minstens 100 ha binnen het werkingsgebied. Voor bosgroepen die actief zijn in de overige provincies is de totale bosoppervlakte in beheer bij effectieve leden minstens 200 ha binnen het werkingsgebied. De stichtende leden mogen niet uitsluitend uit beheerders van openbaar bos bestaan. 6° De bosgroep legt een werkplan voor de eerste drie jaar na de voorlopige erkenning.Dit werkplan bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage II van dit besluit. Dit werkplan moet goedgekeurd zijn door de algemene vergadering van de vereniging. 7° De bosgroep verbindt er zich toe om binnen het jaar nadat de bosgroep voorlopig erkend is, minstens één voltijdse of viervijfde werkende coördinator en een halftijdse technisch-administratief medewerker in dienst te nemen of hierover te kunnen beschikken via een andere werkgever, die geen privé-bosbeheerder is.De coördinator moet beschikken over een diploma van academisch niveau of over een diploma dat gelijkwaardig is door de ervaring die hij heeft opgedaan. Een hiermee overeenstemmende weddenschaal wordt vastgesteld door de werkgever. De coördinator kan zelf geen lid zijn van de bosgroep.

Art. 3.Om de voorlopige erkenning te verkrijgen, dient de bosgroep uiterlijk op 1 oktober voorafgaand aan het begin van het eerste werkjaar een aanvraag in bij de provinciale zetel van het Bosbeheer.

Het aanvraagdossier omvat de volgende stukken : 1° statuten van de vereniging waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld onder artikel 2, 1°, 2°, 3° en 4°;2° een verklaring op erewoord van alle leden, waarin staat van welke kadastrale percelen binnen het werkingsgebied elk van de leden bosbeheerder is en een overzicht met de totale oppervlakte van de bossen die beheerd worden door leden van de bosgroep binnen het werkingsgebied van de bosgroep;3° een werkplan, zoals omschreven in artikel 2, 6°;4° bewijsstukken die aantonen dat de bosgroep een voltijdse of viervijfde werkende coördinator en een halftijdse technisch-administratief medewerker in dienst heeft of ter beschikking krijgt door een andere werkgever of een schriftelijke verklaring, ondertekend door de leden van de beheerraad van de vereniging, dat binnen een jaar nadat de bosgroep erkend is een voltijdse of viervijfde werkende coördinator en een technisch-administratief medewerker in dienst genomen zal worden.

Art. 4.Het Bosbeheer legt de aanvraag samen met zijn advies ter beslissing voor aan de minister. De minister beslist voor 1 januari van het eerste werkjaar. Het Bosbeheer brengt de bosgroep op de hoogte van deze beslissing.

Art. 5.De voorlopige erkenning start vanaf 1 januari en geldt voor drie jaar.

De bosgroep bezorgt een jaarlijks activiteitenverslag aan de provinciale zetel van het Bosbeheer binnen vijftien dagen na het werkjaar waarop het verslag betrekking heeft. Dit verslag geeft onder meer aan voor elke doelstelling van de bosgroep, zoals opgesomd in artikel 41bis van het decreet, hoe en in welke mate het voorbije jaar aan de vermelde doelstelling gewerkt werd en wat de resultaten zijn.

Het jaarlijkse activiteitenverslag bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage III van dit besluit. De beoordeling gebeurt door het Bosbeheer. De bosgroep wordt door het Bosbeheer van deze beoordeling op de hoogte gebracht.

Op basis van de beoordeling van het jaarlijkse activiteitenverslag kan het Bosbeheer voorstellen aan de minister om de erkenning voor een bepaalde periode op te schorten of om de erkenning in te trekken. De bosgroep wordt door het Bosbeheer van dit voorstel op de hoogte gebracht. De minister beslist na advies van de Raad en de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud. De bosgroep kan vragen toelichting te geven bij haar dossier voor de Raad en/of de Hoge Raad voor Natuurbehoud, vooraleer deze advies geven over het voorstel tot opschorting of intrekking van de erkenning. De bosgroep kan ook vragen toelichting te geven bij haar dossier bij de minister. De minister beslist over de opschorting of intrekking binnen drie maanden na ontvangst van het jaarlijkse activiteitenverslag. Het Bosbeheer brengt de bosgroep op de hoogte van deze beslissing. Afdeling II. - Definitieve erkenning van bosgroepen

Art. 6.Om definitief erkend te kunnen worden, moet de bosgroep aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de voorwaarden, vermeld in artikel 2, 1°, 2°, 3°, 4° en 7;2° gedurende drie jaar voorlopig erkend zijn als bosgroep en een gunstige beoordeling gekregen hebben door het Bosbeheer van de jaarlijkse activiteitenverslagen van de voorbije 3 werkingsjaren als voorlopig erkende bosgroep;3° een werkplan voorleggen voor de eerste 6 jaar na de definitieve erkenning met alle elementen zoals opgesomd in bijlage II van dit besluit.

Art. 7.Om de definitieve erkenning van de bosgroep te verkrijgen dient de bosgroep op zijn vroegst op 1 september en uiterlijk op 1 oktober voor het einde van het derde werkjaar van de voorlopige erkenning een aanvraag in bij de provinciale zetel van het Bosbeheer.

Samen met deze aanvraag dient de bosgroep een voorlopig jaarlijks activiteitenverslag over de activiteiten van 1 januari tot 31 augustus van het derde werkjaar in.

Het aanvraagdossier omvat de volgende stukken : 1° een verklaring op erewoord van alle leden, waarin staat van welke kadastrale percelen binnen het werkingsgebied elk van de leden bosbeheerder is en een overzicht met de totale oppervlakte van de bossen die beheerd worden door leden van de bosgroep binnen het werkingsgebied van de bosgroep;2° een werkplan, zoals omschreven in artikel 6, 3°;3° bewijsstukken die aantonen dat de bosgroep een voltijdse of viervijfde werkende coördinator en een halftijdse technisch-administratief bediende in dienst heeft of ter beschikking krijgt van een andere werkgever.

Art. 8.Uiterlijk 1 november legt het Bosbeheer deze aanvraag samen met een verslag ter advies voor aan de Raad en de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud. Dit verslag omvat een globale beoordeling op basis van de jaarlijkse activiteitenverslagen van de drie werkjaren als voorlopig erkende bosgroep en een vergelijking met het bij de voorlopige erkenning ingediende werkplan.

De Raden geven hun advies binnen 2 maanden na ontvangst van de aanvraag, zo niet wordt het geacht gunstig te zijn. Daarna wordt het dossier ter beslissing voorgelegd aan de minister. De minister beslist uiterlijk op 31 januari na de ontvangst van de aanvraag. Het Bosbeheer brengt de bosgroep op de hoogte van de beslissing. Als er geen of niet tijdig een beslissing is, wordt de voorlopige erkenning stilzwijgend verlengd gedurende maximaal 1 jaar.

Art. 9.De definitieve erkenning start op 1 januari en geldt voor 6 jaar.

De bosgroep bezorgt een jaarlijks activiteitenverslag aan de provinciale zetel van het Bosbeheer voor 15 januari van het jaar dat volgt op het werkjaar waarop het betrekking heeft. Dit verslag geeft onder meer aan voor elke doelstelling van de bosgroep, zoals opgesomd in artikel 41bis van het decreet, hoe en in welke mate het voorbije jaar aan de vermelde doelstelling gewerkt werd en wat de resultaten zijn. De beoordeling gebeurt door het Bosbeheer. Het jaarlijkse activiteitenverslag bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage III. Op basis van de beoordeling van het jaarlijks activiteitenverslag kan het Bosbeheer, voorstellen aan de minister om de erkenning voor een bepaalde periode op te schorten of om de erkenning in te trekken. De bosgroep wordt door het Bosbeheer van dit voorstel op de hoogte gebracht. De minister beslist na advies van de Raad en de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud. De bosgroep kan vragen toelichting te geven bij haar dossier voor de Raad en/of de Hoge Raad voor Natuurbehoud, vooraleer deze advies geven over het voorstel tot opschorting of intrekking van de erkenning. De bosgroep kan ook vragen toelichting te geven bij haar dossier bij de minister. De minister beslist over de opschorting of de intrekking binnen drie maanden na ontvangst van het jaarlijkse activiteitenverslag. Het Bosbeheer brengt de bosgroep op de hoogte van deze beslissing.

Art. 10.Om de verlenging van de definitieve erkenning van de bosgroep te verkrijgen voor een nieuwe termijn van zes jaar, dient de bosgroep op zijn vroegst op 1 september en uiterlijk op 1 oktober voor het einde van het zesde werkjaar een aanvraag in bij de provinciale zetel van het Bosbeheer. Samen met deze aanvraag dient de bosgroep een voorlopig jaarlijks activiteitenverslag in van het 6de werkjaar met betrekking tot de activiteiten van 1 januari tot 31 augustus van het 6e werkjaar.

Hierbij wordt dezelfde procedure gevolgd als bij de eerste definitieve erkenning zoals omschreven in de artikelen 6 tot 9. De jaarlijkse activiteitenverslagen van de voorbije 6 werkjaren gelden dan als basis voor de beoordeling door het Bosbeheer. Afdeling III. - Aanvullende bepalingen

Art. 11.Elke wijziging aan de statuten moet onmiddellijk aan het Bosbeheer meegedeeld worden.

Art. 12.Op voorstel van het Bosbeheer of van een of meer bosgroepen kan de minister de grenzen van de bosgroepregio's aanpassen. Dat kan enkel mits de betrokken bosgroepen voorafgaandelijk akkoord gaan.

Art. 13.Zodra het Bosbeheer vaststelt dat niet meer aan de voorwaarden voor voorlopige of definitieve erkenning voldaan is, kan het Bosbeheer voorstellen aan de minister om de erkenning voor een bepaalde periode op te schorten of om de erkenning in te trekken. De bosgroep wordt door het Bosbeheer van dit voorstel op de hoogte gebracht. De minister beslist na advies van de Raad en de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud. De bosgroep kan vragen toelichting te geven bij haar dossier voor de Raad en/of de Hoge Raad voor Natuurbehoud, vooraleer deze advies geven over het voorstel tot opschorting of intrekking van de erkenning. De bosgroep kan ook vragen toelichting te geven bij haar dossier bij de minister. Het Bosbeheer brengt de bosgroep op de hoogte van deze beslissing.

Art. 14.Bosgroepen waarvan de voorlopige of definitieve erkenning geweigerd of ingetrokken is, kunnen een nieuwe aanvraag tot erkenning indienen, zodra opnieuw aan de voorwaarden voor erkenning voldaan is.

Bij opschorting van de erkenning wordt de periode van opschorting vastgelegd of gekoppeld aan voorwaarden. De periode van opschorting kan maximaal één jaar duren. Indien na één jaar nog niet aan de gestelde voorwaarden voldaan is, wordt de opschorting automatisch omgezet in een intrekking van de erkenning.

De erkenning kan slechts eenmaal opgeschort worden gedurende de periode van erkenning. Indien binnen dezelfde periode de bosgroep opnieuw een ongunstige beoordeling van het jaarlijks activiteitenverslag krijgt of indien vastgesteld wordt dat niet meer aan de erkenningsvoorwaarden voldaan wordt, dan kan enkel nog de intrekking van de erkenning aan de minister voorgesteld worden.

Indien de periode van opschorting van de erkenning minder dan 6 maanden bedraagt blijft de duur van de voorlopige of definitieve erkenning ongewijzigd. Indien deze periode meer dan zes maanden bedraagt, wordt de periode van de erkenning met één jaar verlengd. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring van erkende bosgroepen Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 15.Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de minister subsidies aan erkende bosgroepen.

Art. 16.Subsidies worden teruggevorderd, vermeerderd met de wettelijke intresten, als de voorwaarden voor toekenning van de subsidies niet nageleefd worden. De wettelijke intrest begint te lopen vanaf de datum van in gebreke stelling.

De teruggevorderde bedragen moeten gestort worden op een door het Bosbeheer aan te wijzen rekening van het Vlaamse Gewest, binnen een maand nadat de aanvrager per aangetekende brief in gebreke werd gesteld. Afdeling II. - Basissubsidie

Art. 17.Aan elke erkende bosgroep wordt ter ondersteuning van de algemene werking jaarlijks een basissubsidie toegekend.

De maximale jaarlijks toegekende basissubsidie voor elke voorlopig of definitief erkende bosgroep bedraagt 100.000,00 euro.

Deze subsidie wordt enkel volledig toegekend als de bosgroep gedurende het volledige werkjaar voltijds een coördinator en minstens halftijds een technisch-administratief medewerker in dienst of ter beschikking heeft.

De maximale subsidie wordt evenredig verminderd in de volgende gevallen : 1° wanneer de bosgroepcoördinator niet gedurende het volledige werkjaar aangesteld wordt : de basissubsidie wordt verminderd met 75.000,00 euro * x/12, waarbij x de periode is, uitgedrukt in maanden, dat de bosgroepcoördinator nog niet in dienst is van de bosgroep; 2° wanneer de bosgroepcoördinator vier vijfde werkt : de basissubsidie wordt verminderd met 75.000,00 euro * 1/5; 3° wanneer de technisch-administratief medewerker niet gedurende het volledige werkjaar in dienst is van de bosgroep : de basissubsidie wordt verminderd met 25.000,00 euro * x/12, waarbij x de periode is, uitgedrukt in maanden, dat de technisch administratief medewerker nog niet in dienst is.

Art. 18.De basissubsidie voor de werking gedurende het eerste werkjaar wordt tegelijk met de voorlopige of de definitieve erkenning door de minister toegekend. Het bedrag wordt vastgesteld op basis van de gegevens in het aanvraagdossier voor de erkenning van de bosgroep.

De basissubsidie voor de volgende werkjaren van de voorlopig of definitief erkende bosgroep wordt toegekend na een gunstige beoordeling van het jaarlijkse activiteitenverslag van het voorbije werkjaar door het Bosbeheer. Het bedrag wordt vastgesteld op basis van de gegevens in het jaarlijkse activiteitenverslag.

Het Bosbeheer legt een voorstel tot toekenning van de basissubsidie, samen met zijn beoordeling van het jaarlijks activiteitenverslag ter beslissing voor aan de minister, die beslist vóór 15 maart van het betreffende werkjaar. Het Bosbeheer brengt de bosgroep van deze beslissing op de hoogte.

Art. 19.De toegekende basissubsidie wordt na de toekenning zonder betalingsaanvraag van de begunstigde betaald op rekening van de bosgroep.

Als op het einde van het werkjaar uit het jaarlijkse activiteitenverslag blijkt dat de uitbetaalde basissubsidie te hoog was in verhouding tot de effectief gepresteerde werkduur van de coördinator en/of de administratief-medewerker, dan wordt het teveel betaalde gedeelte afgetrokken van de andere nog uit te betalen subsidies. Afdeling III. - Beheersubsidie

Art. 20.Aan elke erkende bosgroep kan ter stimulering van de ledenwerving en ter ondersteuning van zijn werking inzake de bevordering van criteria duurzaam bosbeheer jaarlijks een subsidie toegekend worden. Deze subsidie bestaat uit 2 gedeelten. De twee delen worden verder samen beheersubsidie genoemd.

Het eerste deel van de beheersubsidie wordt berekend op basis van het aantal hectare bos dat beheerd wordt door leden van de bosgroep binnen het werkingsgebied. Het eerste gedeelte van de subsidie bedraagt 5,00 euro per hectare voor alle boseigendommen ongeacht hun oppervlakte.

Het tweede gedeelte van de beheersubsidie wordt berekend op basis van het aantal hectare bos in beheer van een lid van de bosgroep binnen het werkingsgebied van de bosgroep en met goedgekeurd beheerplan dat voldoet aan de criteria duurzaam bosbeheer, zoals bepaald in artikel 41 van het decreet.

Het tweede gedeelte van de beheersubsidie bedraagt 20,00 euro per hectare voor boseigendommen die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 1 hectare, 10,00 euro per hectare voor boseigendommen die groter zijn dan 1 en kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 5 hectare, en 5,00 euro per hectare voor boseigendommen die groter zijn dan 5 hectare.

Art. 21.Om deze beheersubsidie te verkrijgen, neemt de erkende bosgroep op het einde van elk werkjaar in zijn jaarlijks activiteitenverslag een lijst op van de bossen, beheerd door leden van de bosgroep binnen het werkingsgebied van de bosgroep, met vermelding of er een goedgekeurd beheerplan is dat voldoet aan de criteria voor duurzaam bosbeheer. Deze lijst bevat per boseigendom de volgende gegevens : 1° bosoppervlakte;2° bosbeheerder;3° registratienummer van het beheerplan;4° datum van goedkeuring van het beheerplan;5° geldigheidsduur van het beheerplan;6° voor de bossen waarvoor er geen goedgekeurd beheerplan is : kadastrale perceelsnummers. Onderaan de lijst wordt zowel de totale bosoppervlakte weergegeven als de bosoppervlakte van alle bossen met goedgekeurd beheerplan dat voldoet aan de criteria voor duurzaam bosbeheer.

Deze lijst wordt gecontroleerd bij de provinciale zetel van het Bosbeheer, onder andere aan de hand van het register van de goedgekeurde beheerplannen en van de ledenlijst van de bosgroep.

Wanneer de provinciale zetel van het Bosbeheer voor een bepaalde boseigendom gedurende het voorbije werkjaar ernstige afwijkingen van het bosbeheerplan vastgesteld heeft, wordt dit bos niet meegeteld voor de vaststelling van de totale beheersubsidie.

Art. 22.De beheersubsidie voor het voorbije werkjaar wordt tegelijk toegekend en uitbetaald met de basissubsidie voor het volgende werkjaar. Afdeling IV. - Projectsubsidie

Art. 23.Aan elke erkende bosgroep kan jaarlijks een subsidie toegekend worden ter ondersteuning van niet op economisch rendement gerichte projecten. Die subsidie wordt verder projectsubsidie genoemd.

De voorgestelde projecten hebben betrekking op het komende werkjaar of op meerdere werkjaren. Een projectsubsidie kan enkel voor meerdere werkjaren toegekend worden, als de bosgroep voor die periode ook erkend is.

Onder meer de volgende acties komen in aanmerking : bestrijding van Amerikaanse vogelkers, natuurbeheerwerken, aanduiden van onrendabele dunningen, zuiveringen, maatregelen met betrekking tot recreatieve infrastructuur, opmaak van een toegankelijkheidsreglement voor een boscomplex. Hierbij moet het telkens gaan over acties die leiden tot samenwerking tussen verschillende bosbeheerders.

Andere voorstellen kunnen ingediend worden en worden individueel beoordeeld.

Acties die behoren tot de basiswerking van de bosgroep komen niet in aanmerking voor deze projectsubsidie : organisatie gezamenlijke houtverkoop, opvolgen van de exploitatie die volgt op de verkoop, adviesverlening aan individuele bosbeheerders of aan organisaties, hulp bij het invullen van formulieren voor aanvraag subsidies, kapmachtiging, beheerplan, informatieverstrekking met betrekking tot de criteria voor duurzaam bosbeheer, verzamelen van administratieve gegevens, opmaken van het bestek en volgen van opdrachten tot het opstellen van gezamenlijke beheerplannen die voldoen aan de criteria voor duurzaam bosbeheer...

Acties die aan individuele bosbeheerders gesubsidieerd kunnen worden met toepassing van artikel 13, 19, 85 en 87 van het decreet of met toepassing van het decreet Natuurbehoud, komen niet in aanmerking voor deze projectsubsidie.

Art. 24.Om een projectsubsidie te verkrijgen vanaf het eerste werkjaar van de voorlopig erkende bosgroep, wordt in het werkplan, bedoeld in artikel 2, 6°, een apart hoofdstuk gewijd aan de omschrijving en gedetailleerde kostenraming van de projecten waar een projectsubsidie voor gevraagd wordt.

Om deze projectsubsidie voor alle volgende werkjaren van de erkende bosgroep te verkrijgen, dient de bosgroep als onderdeel van het jaarlijkse activiteitenverslag van het voorbije jaar een planning in met daarin de omschrijving en een gedetailleerde kostenraming van de projecten waarvoor een projectsubsidie gevraagd wordt.

Als het voorgestelde project betrekking heeft op meerdere werkjaren, moet de gedetailleerde kostenraming de hele periode en niet enkel het eerste jaar behelzen.

Art. 25.De voorgestelde projecten worden individueel beoordeeld door het Bosbeheer, samen met de erkenningsaanvraag (1e werkjaar) of het jaarlijkse activiteitenverslag (volgende werkjaren). Het Bosbeheer legt zijn advies over de projecten die voor subsidie in aanmerking genomen kunnen worden en welk percentage van de geraamde kosten de subsidie zal bedragen ter beslissing voor aan de minister. Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met de volgende aspecten : 1° lokaal draagvlak voor de uitvoering van het project;2° mogelijkheden voor medefinanciering door andere instanties;3° continuïteit ten opzichte van projecten gerealiseerd in de vorige werkingsjaren;4° afstemming van de doelstellingen van het project op het gebiedsgericht natuurbeleid en het ruimtelijk beleid;5° conformiteit van het project met de goedgekeurde bosbeheerplannen voor de percelen in kwestie. De projectsubsidie wordt tegelijkertijd met de basissubsidie toegekend.

Art. 26.50 % van het toegekende bedrag voor het komende werkjaar wordt uitbetaald samen met de basissubsidie voor het komende werkjaar.

Het saldo voor het betreffende werkjaar wordt uitbetaald na de goedkeuring van het jaarlijkse activiteitenverslag. Via het jaarlijkse activiteitenverslag gaat het Bosbeheer na of het toegekende bedrag voor het betreffende werkjaar verminderd moet worden met een bedrag dat overeenstemt met het niet-gerealiseerde gedeelte van het project.

Als het saldo negatief is, wordt dat bedrag in mindering gebracht van de andere nog uit te betalen subsidies of wordt het in mindering gebracht van de subsidie voor het volgende werkjaar. Afdeling V. - Vormingssubsidie

Art. 27.Aan elke erkende bosgroep kan jaarlijks een subsidie toegekend worden ter ondersteuning van vormingsactiviteiten voor of door de bosgroep voor leden en voor werknemers van de bosgroep.

De vormingssubsidie bedraagt maximaal 240,00 euro per volledige vormingsdag (minstens 6 uur) en maximaal 140,00 euro voor een halve vormingsdag (minstens 3 uur).

Voor de vorming van leden van de bosgroep komen maximaal 25 volle dagen per jaar in aanmerking. Voor de vorming van terreinarbeiders die in dienst zijn van de bosgroep of die opdrachten uitvoeren voor de bosgroep komen maximaal 40 vormingsdagen in aanmerking. Voor de vorming van andere werknemers van de bosgroep kunnen maximaal 15 vormingsdagen in rekening gebracht worden. Jaarlijks kan dus alles samen maximaal voor 80 volledige vormingsdagen subsidie toegekend worden aan de erkende bosgroep.

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet de vormingsactiviteit aan volgende voorwaarden voldoen. 1° De doelgroep moet duidelijk bepaald worden en bestaat ofwel uit de leden van de bosgroep, ofwel uit terreinarbeiders in dienst van de bosgroep, ofwel uit ander personeel van de bosgroep.2° Het thema of onderwerp van de vorming is duidelijk bepaald.Het sluit aan bij de doelstellingen van de bosgroep zoals omschreven in artikel 41bis van het decreet of het is duidelijk aantoonbaar dat de vorming bijdraagt tot de goede werking van de bosgroep.

Publieke infovergaderingen of overlegvergaderingen met diverse instanties die hoofdzakelijk de bekendmaking van de bosgroep en de werking van de bosgroep als thema hebben, komen niet in aanmerking als vormingsactiviteit.

Art. 28.Om de vormingssubsidie te verkrijgen voor het eerste werkjaar van de voorlopig erkende bosgroep, wordt in het werkplan, zoals bedoeld in artikel 2, 6°, een apart hoofdstuk gewijd aan de planning van de vormingsactiviteiten gedurende het eerste werkjaar. Die planning omvat de volgende gegevens per vormingsactiviteit : het aantal vormingsdagen, de doelgroep, het thema. De vormingssubidie voor het eerste werkjaar wordt samen met de toekenning van de basissubsidie ter beslissing voorgelegd aan de minister.

Om deze vormingssubsidie voor alle volgende werkjaren van de erkende bosgroep te verkrijgen, dient de bosgroep als onderdeel van het jaarlijkse activiteitenverslag van het voorbije jaar een planning in voor de vormingsactiviteiten gedurende het komende werkjaar. Die planning omvat de volgende gegevens per vormingsactiviteit : het aantal vormingsdagen, de doelgroep, het thema.

De planning voor de vormingsactiviteiten wordt samen met het jaarlijkse activiteitenverslag beoordeeld door het Bosbeheer. De vormingssubsidie wordt samen met de toekenning van de basissubsidie ter beslissing voorgelegd aan de minister.

Art. 29.De uitbetaling van de vormingssubsidie gebeurt na afloop van het werkjaar. Het uit te betalen bedrag wordt bepaald aan de hand van de gegevens in het jaarlijkse activiteitenverslag, aangevuld met een aanwezigheidslijst, een kort verslag voor elke vormingsactiviteit en bewijsstukken waaruit de effectieve kostprijs van elke vormingsactiviteit blijkt.

De vormingssubsidie voor het voorbije jaar wordt tegelijk uitbetaald met de basissubsidie voor het volgende werkjaar. Afdeling VI. - Aanvullende bepalingen

Art. 30.In geval van intrekking van de voorlopige of definitieve erkenning, worden de toegekende, maar nog niet uitbetaalde subsidies voor het lopende werkjaar niet meer uitbetaald. De reeds uitbetaalde subsidies voor het lopende werkjaar moeten onmiddellijk teruggestort worden op een door het Bosbeheer op te geven rekeningnummer van het Vlaamse Gewest.

In geval van opschorting van de voorlopige of definitieve erkenning worden de basissubsidie en de beheersubsidie voor het betreffende werkjaar verminderd met een factor x/365, waarbij x de periode is van de opschorting uitgedrukt in aantal dagen. Het gedeelte van de basissubsidie dat teveel is betaald, zal verrekend worden met de overige te betalen subsidies. Desgevallend wordt het negatief saldo teruggevorderd. De opschorting heeft geen gevolgen voor de berekening van de projectsubsidie en de vormingsubsidie. Het bedrag van de uit te betalen subsidie wordt berekend conform art. 26 en art. 29. HOOFDSTUK IV. - Wijze waarop de leden van het Bosbeheer kunnen meewerken in erkende bosgroepen

Art. 31.In de erkende bosgroepen waarvan het Vlaamse Gewest lid is, wordt het Bosbeheer vertegenwoordigd door de door het afdelingshoofd aangewezen houtvester of zijn afgevaardigde. Die houtvester treedt op in de hoedanigheid van terreinbeheerder van de domeinbossen binnen het werkingsgebied van de erkende bosgroep.

De houtvester beslist hoe en in welke mate het Bosbeheer gebruikmaakt van de diensten van de bosgroep.

De houtvester beslist eveneens in welke gevallen aspecten van het technisch beheer van openbare bossen andere dan domeinbossen aan de bosgroep toevertrouwd kunnen worden, op voorwaarde dat de betrokken openbare boseigenaar akkoord gaat.

Art. 32.Ter uitvoering van artikel 41ter van het decreet kan de houtvester, op verzoek van de bosgroep en op voorwaarde dat de bosbeheerder van een bos akkoord gaat, binnen het werkingsgebied van de bosgroep, arbeiders of technici van het Bosbeheer inzetten voor economisch niet rendabele beheertaken.

Die beheertaken maken deel uit van de normale opdracht van de betrokken personeelsleden van het Bosbeheer en kunnen in geen geval aanleiding geven tot een aparte vergoeding aan het betrokken personeelslid.

De financiële vergoeding voor het uitvoeren van die beheertaken wordt vastgesteld in overleg met de bosgroep. Die vergoeding wordt door de bosgroep betaald op een door het Bosbeheer aan te geven rekening van het Vlaamse Gewest. De bosgroep zorgt zelf voor het terugvorderen van het verschuldigde bedrag bij de betrokken bosbeheerder.

Art. 33.Het toezicht op de naleving van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de bosgroep kan in geen geval gebeuren door de houtvester. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 34.De minister kan bijlage II en bijlage III bij dit besluit aanpassen.

Art. 35.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 27 juni 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage I. - Afbakening van de bosgroepregio's in Vlaanderen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 2003.

Brussel, 27 juni 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage II Werkplan te voegen bij de aanvraag voor de voorlopige of definitieve erkenning van een bosgroep Het werkplan omvat minstens de volgende gegevens : 1° naam van de bosgroep, adres, telefoonnummer, e-mailadres;2° bosgroepregio + omschrijving van het gebied, met onder meer de volgende informatie : a) totale oppervlakte;b) bosoppervlakte;c) verhouding openbaar bos/privé-bos;d) raming aantal bosbeheerders en gemiddelde grootte van de boseigendommen;e) aanduiding op kaart van bossen binnen de bosgroepregio die liggen in VEN of IVON, in vogelrichtlijngebied, habitatrichtlijngebied, of waarvoor er een goedgekeurd natuurrichtplan bestaat, of die liggen binnen een beschermd landschap;3° vereniging : a) aantal leden + bosoppervlakte waarvan deze leden bosbeheerder zijn b) statuten van de vereniging;c) samenstelling raad van beheer;d) groeiscenario voor het aantal leden en communicatiestrategie voor ledenwerving (met onder meer initiatieven die de toetreding van bosbeheerders van kleine boseigendommen bevorderen);4° personeel : a) coördinator : indien gekend : naam, diploma, aard contract, aanvangsdatum tewerkstelling, eventueel : overeenkomst met andere werkgever of verklaring, conform artikel 3, 4° van dit besluit;b) technisch-administratief medewerker : idem;c) voorstel van berekening voor de basissubsidie voor het eerste werkjaar;5° informatie- en vormingsactiviteiten : a) globale planning voor de periode van erkenning;b) concrete planning voor het eerste werkjaar na de erkenning en voorstel van berekening voor de vormingssubsidie (inclusief interne vorming);6° organisatie van gezamenlijke beheerwerken a) globale planning voor de periode van erkenning;b) concrete planning en kostenraming voor het eerste werkjaar van acties waarvoor projectsubsidie gevraagd wordt;7° organisatie van gezamenlijke houtverkoop a) globale planning voor de periode van erkenning;b) concrete planning voor het eerste werkjaar;8° acties met betrekking tot toegankelijkheid en recreatie, en het afstemmen van de functievervulling van de bossen op de behoeften van de lokale gemeenschap en de bosgebruikers : a) globale planning voor de periode van erkenning;b) concrete planning en kostenraming voor het eerste werkjaar van acties waarvoor een projectsubsidie gevraagd wordt;9° acties met betrekking tot natuurbeheerwerken en verbetering van de ecologische functie van de bossen : a) globale planning voor de periode van erkenning;b) concrete planning en kostenraming voor het eerste werkjaar van acties waarvoor een projectsubsidie gevraagd wordt;10° acties met betrekking tot het opstellen van bosbeheerplannen : a) globale planning voor de periode van erkenning om de opmaak van gezamenlijke beheerplannen en beheerplannen die voldoen aan de criteria duurzaam bosbeheer te stimuleren;b) groeiscenario voor aantal ha bos met beheerplan dat voldoet aan de criteria duurzaam bosbeheer; 11° acties met betrekking tot de afstemming op gebiedsgerichte terreinvisies uit andere beleidsdomeinen : a) beknopte inventaris van acties, plannen, terreinvisies e.d. met impact op concreet beheer van de bossen binnen het werkingsgebied; b) globale planning voor de periode van erkenning;c) concrete planning voor het eerste werkjaar van acties waarvoor projectsubsidie gevraagd wordt;12° overzicht van de acties waarvoor een projectsubsidie gevraagd wordt en een totale kostenraming. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 2003.

Brussel, 27 juni 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage III Het jaarlijks activiteitenverslag omvat minstens de volgende gegevens : 1° naam van de bosgroep, adres, telefoon, e-mail;2° bosgroepregio;3° vereniging : a) aantal leden + bosoppervlakte waarvan deze leden bosbeheerder zijn;b) vergelijking met het in het werkplan opgenomen groeiscenario;4° personeel : a) coördinator : naam, diploma, aard contract, effectieve periode van tewerkstelling gedurende het voorbije werkjaar b) technisch-administratief medewerker : idem c) basissubsidie voor het voorbije werkjaar : berekening van het eventueel in mindering te brengen saldo.d) basissubsidie voor het komende werkjaar, voorstel van berekening op basis van de voorziene tewerkstellingsduur van de coördinator en de technisch-administratief medewerker;5° informatie- en vormingsactiviteiten : a) overzicht van informatievergaderingen en vormingsactiviteiten gedurende het voorbije werkjaar, aangevuld met bewijsstukken als bijlage en een voorstel van berekening van de effectief uit te betalen vormingssubsidie;b) concrete planning van informatie- en vormingsactiviteiten voor het volgende werkjaar en voorstel van berekening voor de vormingsubsidie (inclusief interne vorming);6° organisatie van gezamenlijke beheerwerken : a) overzicht van realisaties in het voorbije werkjaar en een voorstel van berekening van het effectief uit te betalen bedrag van de projectsubsidie;b) concrete planningen voor het volgende werkjaar met in het bijzonder de acties waarvoor een projectsubsidie gevraagd wordt (inclusief kostenraming);7° organisatie van een gezamenlijke houtverkoop : a) resultaten voor het voorbije werkjaar;b) concrete planning voor het volgende werkjaar;8° acties met betrekking tot toegankelijkheid en recreatie, en de afstemming van de functievervulling van de bossen op de behoeften van de lokale gemeenschap en de bosgebruikers : a) resultaten voor het voorbije werkjaar en een voorstel van berekening van het effectief uit te betalen bedrag van de projectsubsidie;b) concrete planning voor het volgende werkjaar, in het bijzonder van acties waarvoor een projectsubsidie gevraagd wordt (inclusief kostenraming);9° acties met betrekking tot natuurbeheerwerken en verbetering van de ecologische functie van de bossen : a) resultaten van het voorbije werkjaar en berekening van het effectief uit te betalen bedrag van de projectsubsidie;b) concrete planning voor het volgende werkjaar, in het bijzonder van acties waarvoor een projectsubsidie gevraagd wordt (inclusief kostenraming);10° acties met betrekking tot het opstellen van bosbeheerplannen : a) resultaten van het voorbije werkjaar en vergelijking met het groeiscenario in het werkplan;b) een lijst van de bossen beheerd door leden van de bosgroep, binnen het werkingsgebied van de bosgroep, met de vermelding of er een goedgekeurd beheerplan is dat voldoet aan de criteria voor duurzaam bosbeheer.Die lijst bevat per boseigendom de volgende gegevens : 1) bosoppervlakte;2) bosbeheerder;3) registratienummer van het beheerplan;4) datum van goedkeuring van het beheerplan;5) geldigheidsduur van het beheerplan;6) voor die bossen waarvoor er geen goedgekeurd beheerplan is : kadastrale perceelnummers; Onderaan de lijst wordt zowel de totale bosoppervlakte weergegeven als de bosoppervlakte van alle bossen met goedgekeurd beheerplan dat voldoet aan de criteria voor duurzaam bosbeheer. c) voorstel van berekening van de beheersubsidie.d) groeiscenario voor aantal ha bos met beheerplan dat voldoet aan de criteria duurzaam bosbeheer.11° acties met betrekking tot de afstemming van gebiedsgerichte terreinvisies uit andere beleidsdomeinen;a) resultaten voor het voorbije werkjaar en berekening van het effectief uit te betalen bedrag van de projectsubsidie;b) concrete planning voor het volgende werkjaar van acties waarvoor een projectsubsidie gevraagd wordt.12° overzicht van de acties waarvoor voor het volgende jaar een projectsubsidie gevraagd wordt. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 2003.

Brussel, 27 juni 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

^