Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 28 juni 2002
gepubliceerd op 24 september 2002

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002036177
pub.
24/09/2002
prom.
28/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/28/2002036177/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 JUNI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 24, § 2, tweede lid, 11°;

Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, inzonderheid op artikel 68, § 1, 3° en 71bis;

Gelet op het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 41, 14°;

Gelet op het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, inzonderheid op artikel IV.2, IV.3, § 1, § 2 en § 3, IV.5, 2°, V.6, en V.7;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 4 juni 2002;

Gelet op het protocol 445 van 13 juni 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol 213 van 13 juni 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het overkoepelend onderhandelingscomité van het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de vanaf 1 september 2002 reeds operationeel zijnde lokale overlegplatforms : - de decretaal voorziene ondersteuning moeten kunnen genieten en dat aldus dringend moet kunnen worden overgegaan tot de aanwerving van de deskundigen; - rechtszekerheid moeten hebben omtrent een aantal essentiële organisatorische werkingsvoorwaarden;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I;2° departement : bevoegde dienst of ambtenaar van het departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; 3° deskundige : de deskundige, bedoeld in artikel IV.3, § 3, van het decreet; 4° lokaal overlegplatform : een lokaal overlegplatform, bedoeld in artikel IV.1 van het decreet; 5° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs; 6° voorzitter : de voorzitter, bedoeld in artikel IV.3, § 2 van het decreet; 7° werkingsgebied : het werkingsgebied, bedoeld in artikel IV.2, § 1, van het decreet. HOOFDSTUK II. - Oprichting en samenstelling Afdeling 1. - Werkingsgebied

Art. 2.De gemeenten en regio's, opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit, zijn vanaf 1 januari 2003 prioritair in de zin van artikel IV.2, § 2, eerste lid, van het decreet. Ze worden aangeduid met het volgnummer, voorafgaand aan de betrokken gemeente of regio.

De lokale overlegplatforms die vanaf 1 september 2002 in deze gemeenten en regio's worden opgericht overeenkomstig de bepalingen van het decreet en dit besluit, worden evenwel ondersteund door een deskundige. Afdeling 2. - Voorzitter

Art. 3.§ 1. De minister duidt overeenkomstig de bepalingen van artikel IV.3, § 2, van het decreet de voorzitter van elk overlegplatform aan. § 2. De voorzitter wordt belast met een mandaat van vier jaar, dat telkens voor eenzelfde periode verlengbaar is.

Bij het voortijdig beëindigen van het mandaat, wordt een opvolger aangeduid voor de resterende mandaatperiode, na overleg met het lokaal overlegplatform. § 3. De voorzitter ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding, die uitbetaald wordt per kwartaal kalenderjaar of - in voorkomend geval en voor de gepresteerde periode - bij voortijdige beëindiging.

De vergoeding bedraagt 2.500 euro in de lokale overlegplatforms 3, 15, 38, 43, 54, en 70. In de andere lokale overlegplatforms bedraagt de vergoeding 1.860 euro.

De vergoeding wordt toegekend aan index 100 % en wordt jaarlijks aangepast, rekening houdend met het indexcijfer der consumptieprijzen, bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Art. 4.Eénzelfde voorzitter kan meerdere lokale overlegplatforms voorzitten, met uitzondering van de overlegplatforms 3, 15, 38, 43, 54 en 70. In voorkomend geval ontvangt hij een vergoeding per overlegplatform. Afdeling 3. - Deskundige

Art. 5.De minister stelt de deskundige bij elke lokaal overlegplatform aan als volgt : 1° hetzij door middel van een verlof wegens opdracht in het belang van het onderwijs, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van het Gemeenschapsonderwijs, respectievelijk het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding van 27 maart 1991;2° hetzij door middel van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art. 6.De deskundige voldoet aan volgende aanwervingsvoorwaarden : 1° houder zijn van een diploma van hoger onderwijs;2° blijk geven van kennis en inzicht in de gelijkekansenproblematiek in het onderwijs aan de hand van een samen met de kandidaatstelling ingediende schriftelijke uiteenzetting. De personen die in het schooljaar 2001-2002 werkzaam waren als deskundige bij een plaatselijk overleg in de zin van de gemeenschappelijke verklaring van 15 juli 1993 inzake een non-discriminatieverklaring in het onderwijs, kunnen worden aangeworven op basis van een schriftelijke rapportering van de verrichte activiteiten.

Art. 7.Het departement maakt de vacatures bekend, samen met een beschrijving van het profiel van een deskundige, de aanwervings- en functioneringsvoorwaarden en de wijze van kandidaatstelling.

De bekendmaking gebeurt via het Belgisch Staatsblad en ten minste één ander relevant informatiekanaal.

Art. 8.De in artikel 6, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde schriftelijke uiteenzetting en de in artikel 6, § 1, tweede lid, bedoelde schriftelijke rapportering worden beoordeeld door een selectiecommissie.

De selectiecommissie is samengesteld uit drie experten op het vlak van het gelijkekansenbeleid in het onderwijs, aangesteld door de minister.

De leden van de selectiecommissie kunnen geen deel uitmaken van een lokaal overlegplatform.

Art. 9.De minister duidt overeenkomstig de bepalingen van artikel IV.3, § 3 van het decreet de deskundige van elk lokaal overlegplatform aan, op voordracht van de selectiecommissie.

De minister kan, rekening houdend met de schaalgrootte en de kenmerken van de leerlingenpopulatie, meerdere overlegplatforms aan éénzelfde deskundige toewijzen, met uitzondering van de overlegplatforms 3, 15, 38, 43, 54 en 70.

Art. 10.De deskundige voldoet aan de functioneringsvoorwaarden, opgenomen als bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 11.De deskundige beheert een werkingsbudget, dat binnen de beschikbare begrotingskredieten wordt toegekend, ten bate van de werking van het lokaal overlegplatform. Afdeling 4. - Participanten

Art. 12.De minister bepaalt welke organen worden belast met de coördinatie van het aanduiden neemt de nodige initiatieven om de aanduiding van de in artikel IV.3, § 1, eerste lid, 4°, 5°, 6°, 8°, 9° en 10° van het decreet bedoelde participanten te laten coördineren door overkoepelende organen. HOOFDSTUK III. - Werking

Art. 13.Het huishoudelijk reglement van elk lokaal overlegplatform legt vanuit de bepalingen van artikel I.3 en IV.4 van het decreet ten minste volgende zaken vast : 1° de standplaats van het lokaal overlegplatform;2° het minimumaantal bijeenkomsten per jaar;3° de wijze en termijn van bijeenroeping;4° de wijze van opmaak van de vergaderagenda;5° de wijze waarop in de plaatsvervanging van afwezige participanten wordt voorzien;6° de aanwezigheids- en stemquota om tot besluitvorming te komen bij gebrek aan consensus;7° het takenpakket van de taakverdeling tussen de voorzitter en de deskundige;8° de wijze waarop het in artikel 11 bedoelde werkingsbudget wordt aangewend; 9° de wijze waarop de gegevens die nodig zijn voor de werking van het lokaal overlegplatform, inzonderheid het opmaken van de in artikel IV.4, eerste lid, 1°, bedoelde omgevingsanalyse, worden opgevraagd; 10° de wijze van notulering; 11° de samenstelling, inzonderheid de wijze waarop de verschillende participanten worden vertegenwoordigd, de bevoegdheden en de werking van het in artikel IV.5, 1°, van het decreet bedoelde orgaan van dagelijks bestuur, en van eventuele andere deelorganen; 12° de wijze waarop de ouders en de leerling betrokken worden bij een bemiddeling in de zin van artikel V.1, § 1 en § 2, tweede lid en V.5 van het decreet; 13° de wijze waarop bij het falen van de bemiddeling na doorverwijzing de Commissie inzake leerlingenrechten, bedoeld in artikel IV.7 van het decreet, op de hoogte gebracht moet worden.

In bijlage bij het huishoudelijk reglement gaat de nominatieve lijst van de deelnemers aan het lokaal overlegplatform. HOOFDSTUK IV. - Ontstentenis van een lokaal overlegplatform

Art. 14.Indien een school niet gelegen is in het werkingsgebied van een lokaal overlegplatform, gelden volgende regelen : 1° het departement staat in voor de berekening van de relatieve aanwezigheid in het werkingsgebied, overeenkomstig artikel III.4, derde lid, derde streepje, van het decreet; 2° de in artikel V.1, § 1 en § 2, tweede lid en V.5 van het decreet bedoelde bemiddeling wordt waargenomen door : - de voorzitter of, ingevolge onderlinge afspraak, de deskundige van het lokaal overlegplatform van het betrokken onderwijsniveau waarvan de standplaats het dichtst gelegen is bij de hoofdvestigingsplaats van de betrokken school, en - een onderwijsinspecteur, aangeduid door de minister. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002.

Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 juni 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN

Bijlage 1 : werkingsgebied van de lokale overlegplatforms I. WERKINGSGEBIED VAN DE LOKALE OVERLEGPLATFORMS VOOR HET BASISONDERWIJS 1° Aalst 2° Aarschot 3° Antwerpen 4° Arendonk 5° Beersel - Drogenbos - Linkebeek - Sint-Genesius-Rode 6° Beringen 7° Bonheiden - Mechelen - Sint-Katelijne-Waver - Zemst 8° Boom 9° Brugge 10° Dendermonde 11° De Panne - Koksijde - Nieuwpoort - Oostduinkerke 12° Diest 13° Dilsen-Stokkem 14° Genk 15° Gent 16° Geraardsbergen - Ronse 17° Hamme 18° Hasselt 19° Heusden-Zolder 20° Hoeilaart - Huldenberg - Kraainem - Overijse - Tervuren - Wezembeek-Oppem 21° Houthalen-Helchteren 22° Kapellen 23° Kortrijk 24° Leopoldsburg 25° Leuven 26° Lier 27° Lokeren 28° Maasmechelen 29° Menen 30° Oostende - Middelkerke 31° Oudenaarde 32° Oud-Turnhout - Turnhout 33° Sint-Niklaas 34° Sint-Truiden 35° Temse 36° Tienen 37° Tongeren 38° Tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad 39° Vilvoorde 40° Willebroek 41° Zele II.WERKINGSGEBIED VAN DE LOKALE OVERLEGPLATFORMS VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS 42° Aalst 43° Antwerpen 44° Arendonk - Oud-Turnhout - Turnhout 45° Beersel - Hoeilaart - Linkebeek - Overijse - Sint-Genesius-Rode - Sint-Pieters-Leeuw 46° Beringen - Leopoldsburg 47° Blankenberge - Brugge 48° Boom - Willebroek 49° Dendermonde 50° Diest 51° Dilsen-Stokkem - Maasmechelen 52° Duffel - Lier 53° Genk 54° Gent 55° Geraardsbergen - Oudenaarde - Ronse 56° Grimbergen - Machelen - Vilvoorde 57° Haacht - Mechelen - Sint-Katelijne-Waver - Keerbergen 58° Hamme - Zele 59° Hasselt 60° Heusden-Zolder - Houthalen-Helchteren 61° Kapellen 62° Kortrijk - Menen 63° Leuven 64° Lokeren - Moerbeke Waas 65° Middelkerke - Oostende 66° Roeselare 67° Sint-Niklaas - Temse 68° Sint-Truiden 69° Tienen 70° Tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 juni 2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen. Brussel, 28 juni 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN

Bijlage 2 : functioneringsvoorwaarden voor de deskundige De deskundige moet voldoen aan volgende functioneringsvoorwaarden : 1° zich objectief, en neutraal en integer opstellen ten aanzien van de participanten van het lokaal overlegplatform;2° alle informatie met vertrouwelijk karakter die rechtstreeks of onrechtstreeks via de werking van het lokaal overlegplatform verzameld wordt, uitsluitend en voor zover nodig aanwenden ter behartiging van de gelijke onderwijskansen;3° de ontwikkelingen binnen de domeinen onderwijs en welzijn inzake onderwijskansarmen en nieuwkomers op de voet volgen en de persoonlijke kennis hierover verruimen;4° bij de taakuitvoering blijk geven van communicatievaardigheid, zin voor initiatief en samenwerking, resultaatgerichtheid, inzet en motivatie en conflictbeheersing;4° zich onvoorwaardelijk engageren om het decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I naar de letter en de geest loyaal uit te voeren en zich daarbij te gedragen naar de onderrichtingen van de voorzitter en mee te werken bij elke vorm van controle of evaluatie door het departement onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ;6° bereid zijn tot het volgen van vorming of nascholing volgen met betrekking tot de vaardigheden bedoeld in 3° en 4° taakuitvoering.De deskundige gedraagt zich ter zake naar de onderrichtingen van de voorzitter. Bedoelde vorming of nascholing valt ten laste van het departement Onderwijs of van het door de deskundige beheerde werkingsbudget; 7° in samenspraak met de voorzitter en het departement Onderwijs de plaatselijke ervaringen en gegevens bundelen en evalueren, teneinde het gelijkekansenbeleid te optimaliseren en desgevallend bij te sturen. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 juni 2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen.

Brussel, 28 juni 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN

^