Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 29 juni 1999
gepubliceerd op 18 september 1999

Besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999036216
pub.
18/09/1999
prom.
29/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/29/1999036216/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 op het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, inzonderheid op artikelen 36 en 44;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 1981 tot regeling, voor het Vlaamse Gewest, van de erkenning en de subsidiëring van natuurreservaten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de criteria die gelden voor de toekenning van een subsidie aan erkende verenigingen die terreinen verwerven die als natuurreservaat worden ingericht, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 6 september 1995;

Gelet op het advies van de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud, gegeven op 2 december 1998.

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 april 1999;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 11 mei 1999, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 juni 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° afdeling : de afdeling Natuur van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;2° decreet : het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud;4° MINA-fonds : het Fonds voor Preventie en Sanering inzake leefmilieu en natuur opgericht bij decreet van 23 januari 1991;5° Raad : Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud. HOOFDSTUK II. - Terreinbeherende natuurverenigingen en subsidiëring aankopen natuurgebieden Afdeling 1. - Erkenning als terreinbeherende natuurvereniging

Art. 2.§ 1. Een vereniging kan worden erkend als gewestelijke terreinbeherende natuurvereniging, als provinciale terreinbeherende natuurvereniging of als regionale terreinbeherende natuurvereniging. § 2. Om erkend te worden als terreinbeherende natuurvereniging dient de vereniging te voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de vereniging is opgericht op particulier initiatief in de vorm van een privaatrechtelijk rechtspersoon die geen winstoogmerk nastreeft;2° de statuten van de vereniging bepalen het natuurbehoud en/of de natuurbescherming en het beheer van natuurgebieden in het Vlaamse gewest als hoofdzakelijk en ondubbelzinnig doel;3° de zetel van de vereniging ligt in het Vlaamse Gewest of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;4° de terreinbeherende natuurvereniging beschikt over een permanent secretariaat dat minstens 20 u.per week bemand is; 5° de vereniging is bij het indienen van de erkenningsaanvraag ten minste negen jaar actief op het vlak van het beheer van erkende natuurreservaten in het Vlaamse Gewest en kan aantonen dat ze onderlegd is inzake het natuurbeheer, de monitoring van flora en fauna en het duurzame behoud van erkende natuurreservaten;6° de gewestelijke en de provinciale terreinbeherende natuurvereniging beschikt over een staf die instaat voor het beheer van de erkende natuurreservaten en voor de monitoring van de flora en de fauna ervan;7° het bestuursorgaan van de vereniging vergadert ten minste vier maal per jaar;8° een gewestelijke terreinbeherende natuurvereniging moet bij de aanvraag van de erkenning en minimaal aan de volgende criteria blijven voldoen : a) reeds gedurende ten minste 9 jaar erkende natuurreservaten te beheren;b) ten minste 35 erkende natuurreservaten beheren in ten minste 4 Vlaamse provincies;c) voor de aanvragen tot 31 december 2001 : ten minste 750 ha erkend reservaat te beheren; d) voor de aanvragen vanaf 1 januari 2002 : ten minste 1.000 ha erkend natuurreservaat te beheren; 9° een provinciale terreinbeherende natuurvereniging moet bij de aanvraag van de erkenning en minimaal aan de volgende criteria blijven voldoen : a) reeds gedurende ten minste 9 jaar erkende reservaten beheren;b) ten minste 10 erkende natuurreservaten beheren verspreid over verschillende arrondissementen van één Vlaamse provincie;c) voor de aanvragen tot 31 december 2001 : ten minste 350 ha erkend reservaat beheren;d) voor de aanvragen vanaf 1 januari 2002 : ten minste 500 ha erkend natuurreservaat te beheren;10° een regionale terreinbeherende natuurvereniging moet bij de aanvraag van de erkenning en minimaal aan de volgende criteria blijven voldoen : a) reeds gedurende ten minste 9 jaar ten minste één erkend reservaat beheren;b) ten minste 10 erkende natuurreservaten beheren in ten minste vijf Vlaamse gemeenten;c) voor de aanvragen tot en met 31 december 2001 : ten minste 150 ha erkend natuurreservaat te beheren;d) voor de aanvragen vanaf 1 januari 2002 : ten minste 175 ha erkend natuurreservaat beheren;11° de vereniging houdt een boekhouding bij zodat de controle op de aanwending van eventuele subsidies mogelijk is;12° de vereniging aanvaardt de controle op haar boekhouding en werking door ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;13° de vereniging laat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid die krachtens de artikelen 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek aan de organisatie en haar medewerkers ten laste kan worden gelegd, dekken door een verzekering;14° de vereniging stuurt de afdeling jaarlijks voor 30 april een activiteitenverslag van het voorbije jaar en een programma van de activiteiten voor het lopende jaar, zoals bepaald in bijlage I bij dit besluit;15° de statuten van de vereniging zijn rechtsgeldig gepubliceerd en voldoen aan de wettelijke vereisten inzake statuten van VZW's.

Art. 3.§ 1. De vereniging verstuurt de aanvraag voor de erkenning als terreinbeherende natuurvereniging aangetekend naar de afdeling. De aanvraag omvat : 1° een eensluidend verklaard afschrift van de in de bijlage van het Belgisch Staatsblad gepubliceerde statuten van de vereniging en de eventuele wijzigingen daarvan, evenals de samenstelling van de bestuursorganen;2° een door de algemene vergadering van de leden van de vereniging goedgekeurd financieel verslag over het voorbije werkjaar;3° een activiteitenverslag over het voorbije werkjaar;4° een verklaring van het bestuursorgaan, gestaafd door bewijsstukken, dat de vereniging voldoet aan de opgesomde erkenningsvoorwaarden en dat ze daarmee akkoord gaat;5° een verklaring van het bestuursorgaan dat de vereniging de bepalingen van de sociale en fiscale wetgeving naleeft, gestaafd door bewijsstukken die op de zetel van de vereniging ter inzage moeten liggen van de bevoegde ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. De afdeling onderzoekt de aanvraag en vraagt het advies van de Raad. § 3. De afdeling legt de aanvraag, samen met het advies van de Raad, voor aan de minister, die beslist. § 4. Zolang de terreinbeherende natuurvereniging voldoet aan alle erkenningsvoorwaarden bepaald in artikel 2, § 2, blijft de erkenning gelden.

De erkenning als gewestelijke terreinbeherende natuurvereniging geldt voor de werking in het hele Vlaamse Gewest.

De erkenning als provinciale terreinbeherende natuurvereniging geldt voor de werking in de provincie waar de vereniging bij het indienen van de aanvraag erkende natuurreservaten beheert.

De erkenning als regionale terreinbeherende natuurvereniging geldt voor de werking in de gemeenten waar de vereniging bij het indienen van de aanvraag erkende natuurreservaten beheert en in de gemeenten waarbinnen de uitbreidingsperimeter van deze erkende natuurreservaten ligt.

Art. 4.De minister kan op elk ogenblik de erkenning als terreinbeherende natuurvereniging intrekken wanneer blijkt : 1° dat de erkenning werd verkregen op grond van valse verklaringen of documenten;2° dat de vereniging niet langer voldoet aan de voorwaarden bepaald in art.2. Afdeling 2. - Subsidiëring van de aankoop van gebieden

Art. 5.Binnen de jaarlijkse beschikbare begrotingskredieten en volgens de bepalingen van dit besluit kan de minister aan de erkende terreinbeherende natuurverenigingen een subsidie toekennen voor de aankoop van gebieden met het oog op de erkenning als natuurreservaat overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, afdeling 3, van het decreet.

Art. 6.§ 1. De erkende terreinbeherende natuurvereniging dient voor 31 januari van het kalenderjaar waarop de aanvraag slaat, de aanvraag voor de aankoopsubsidiëring in bij de afdeling onder de vorm zoals bepaald in de bijlage II bij dit besluit. § 2. Deze aanvraag omvat : 1° een indicatief aankoopprogramma van de gebieden die de vereniging in het betreffende jaar wenst aan te kopen met een aankoopsubsidie van het Vlaamse gewest;2° het adres en het nummer van de rekening waarop een eventuele subsidie kan worden gestort;3° een overzicht met de gerealiseerde aankopen waarvan de notariële akte tijdens het voorbije kalenderjaar werden verleden, en met een gedetailleerd beeld van de financiering van de aankopen;4° een overzicht dat voor elk gebied dat de vereniging het voorbije kalenderjaar met een aankoopsubsidie van het Vlaamse Gewest heeft aangekocht, gedetailleerd de volgende gegevens weergeeft : a) de oppervlakte;b) de ligging per provincie en per gemeente;c) de bestemming op de plannen van aanleg bedoeld in het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen bedoeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de oppervlakte binnen elke bestemming;d) of het gebied ligt binnen een afgebakend GEN, GENO, natuurverwevingsgebied of natuurverbindingsgebied;e) of het gebied ligt binnen een beschermd duingebied met toepassing van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen of binnen de perimeter van gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale verdragen, overeenkomsten of richtlijnen of aangewezen is in een goedgekeurd ruilverkavelingsplan of een goedgekeurd richtplan van een landinrichtingsproject : f) of het gebied ligt binnen de uitbreidingszone, conform artikel 33, derde lid van het decreet, van een erkend natuurreservaat;g) het aankoopbedrag inclusief alle kosten. § 3. De afdeling onderzoekt de aanvraag voor subsidiëring en legt ze voor aan de minister, die beslist. § 4. Voor 15 maart van het jaar waarop de aanvraag slaat, brengt de afdeling de erkende terreinbeherende natuurvereniging op de hoogte van de beslissing van de minister over de toekenning van de subsidie en het bedrag van de toegekende subsidie.

Art. 7.§ 1. Alleen aankopen van gebieden in het Vlaamse Gewest komen voor subsidiëring in aanmerking. § 2. De aankoop van een gebied kan slechts eenmaal voor subsidiëring door het Vlaamse Gewest in aanmerking komen.

Voor de aankopen van een gebied bedoeld in art. 8 § 3, 3° zijn deze subsidies evenmin cumuleerbaar met provinciale of gemeentelijk aankoopsubsidies. § 3. Bij aankopen met een aankoopsubsidie van het Vlaamse Gewest, dient de erkende terreinbeherende natuurvereniging binnen een termijn van twee jaar na de aankoop voor het betreffende gebied een aanvraag tot erkenning als natuurreservaat in volgens de bepalingen van dit besluit. De afdeling mag die termijn van twee jaar, op gemotiveerd verzoek van de erkende terreinbeherende natuurvereniging, eenmalig verlengen met twee jaar.

Voor gebieden gelegen in agrarische gebieden, de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang, de vallei en brongebieden wordt de termijn voor indiening van het dossier herleid tot één jaar; hiervan wordt geen uitstel verleend.

Het jaarlijkse rapport, bedoeld in het artikel 2, § 2, 14°, vermeldt de data waarop de aanvragen tot erkenning als natuurreservaat ingediend zijn. § 4. Wanneer een erkende terreinbeherende natuurvereniging zich voorneemt een gebied dat na het van kracht worden van dit besluit met een aankoopsubsidie van het Vlaamse Gewest is aangekocht te vervreemden, brengt ze hiervan onmiddellijk de afdeling op de hoogte.

Overeenkomstig artikel 44, § 2, eerste lid, van het decreet mag de vereniging het onroerend goed slechts vervreemden na machtiging door de minister.

Art. 8.§ 1. De bovengrens van de schijf van het aankoopbedrag inclusief alle kosten die voor subsidiëring in aanmerking komen, bedraagt 600.000 frank per hectare. § 2. Tot de definitieve vaststelling van alle afbakeningsplannen van de effectief te realiseren oppervlakte VEN en natuurverwevingsgebied overeenkomstig artikel 17, 20 tot en met 24 en 30 van het decreet bedraagt de subsidie : 1° voor aankopen buiten een GEN of GENO en binnen : a) de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met als overdruk overstromingsgebied en wachtbekken, de militaire domeinen, de natuurontwikkelingsgebieden en de recreatiegebieden op de plannen van aanleg met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen bedoeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening;b) de ontginningsgebieden met als nabestemming één van de hiervoor genoemde bestemmingen;c) De gebieden aangeduid met toepassing van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen, inzonderheid artikel 2 en 4;d) de perimeters van de gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale verdragen, overeenkomsten of richtlijnen;e) de aankoopperimeters aangeduid in een goedgekeurd ruilverkavelingsplan of een goedgekeurd richtplan van een landinrichtingsproject;f) de valleigebieden, brongebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang, de agrarische gebieden met bijzondere waarde, op de plannen van aanleg met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen bedoeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening gelegen buiten de gebieden opgesomd in § 2, 1°, a) tot en met e). - 90 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf kleiner dan of gelijk aan 300.000 frank per hectare; - 85 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 300.000 en kleiner dan of gelijk aan 400.000 frank per hectare voor de gebieden. onder a t.e.m. f en 70 % van het aankoopbedrag voor de gebieden onder f voor zover het cultuurgronden betreft en de betreffende terreinen gedurende de laatste 5 jaar in gebruik waren bij een beroepslandbouwer; - 60 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 400.000 en kleiner dan of gelijk aan 500.000 frank per hectare; - 50 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 500.000 en kleiner dan of gelijk aan 600.000 frank per hectare; 2° voor aankopen binnen een GEN of GENO waarvoor overeenkomstig artikel 21 § 3, 22 of 23 van het decreet een afbakeningsplan is vastgesteld : a) 90 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf kleiner dan of gelijk aan 300.000 frank per hectare; b) 85 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 300.000 en kleiner dan of gelijk aan 400.000 frank per hectare; c) 60 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 400.000 en kleiner dan of gelijk aan 500.000 frank per hectare; d) 50 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 500.000 en kleiner dan of gelijk aan 600.000 frank per hectare; 3° voor de aankopen van gronden gelegen in agrarische gebieden of landschappelijk waardevolle agrarische gebieden die voldoen aan de criteria bepaald in artikel 36, § 2, van het decreet, voorzover ze niet gelegen zijn in de in 1° en 2° bedoelde gebieden en voor de aankopen van gronden gelegen in de andere bestemmingsgebieden die zijn vastgesteld in plannen van aanleg op grond van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen bedoeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening voor zover ze niet gelegen zijn in de in 1° en 2° bedoelde gebieden : a) 60 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf kleiner dan of gelijk aan 300.000 frank per hectare; b) 50 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 300.000 en kleiner dan of gelijk aan 500.000 frank per hectare; c) 40% van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 500.000 en kleiner dan of gelijk aan 600.000 frank per hectare. § 3. Na de definitieve vaststelling van alle afbakeningsplannen van de effectief te realiseren oppervlakte VEN en natuurverwevingsgebied overeenkomstig artikel 17, 20 tot en met 24 en 30 van het decreet bedraagt de subsidie : 1° voor aankopen binnen : a) het VEN;b) de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden en bosgebieden op de uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen bedoeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, die deel uitmaken van het IVON;c) de gebieden conform een goedgekeurd ruilverkavelingsplan of een goedgekeurd richtplan van een landinrichtingsproject;d) de projectgebieden van een natuurinrichtingsproject; e) de gebieden conform een goedgekeurd natuurrichtplan bepaald in artikel 50 van het decreet : - 90 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf kleiner dan of gelijk aan 300.000 frank per hectare; - 85 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 300.000 en kleiner dan of gelijk aan 400.000 frank per hectare; - 60 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 400.000 en kleiner dan of gelijk aan 500.000 frank per hectare; - 50 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 500.000 en kleiner dan of gelijk aan 600.000 frank per hectare. 2° voor aankopen buiten de onder 1° bedoelde gebieden binnen : a) de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met als overdruk overstromingsgebied en wachtbekken, de militaire domeinen, de valleigebieden, brongebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang, de agrarische gebieden met bijzondere waarde, de natuurontwikkelingsgebieden en de recreatiegebieden op de uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen bedoeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996;b) de ontginningsgebieden met als nabestemming één van de hiervoor genoemde bestemmingen;c) de gebieden, aangeduid met toepassing van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen, inzonderheid artikelen 2 en 4;d) de perimeters van de gebieden afgebakend volgens of ter uitvoering van internationale verdragen, overeenkomsten of richtlijnen. - 80 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf kleiner dan of gelijk aan 300.000 frank per hectare; - 70 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 300.000 en kleiner dan of gelijk aan 400.000 frank per hectare; - 60 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 400.000 en kleiner dan of gelijk aan 500.000 frank per hectare; - 50 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 500.000 en kleiner dan of gelijk aan 600.000 frank per hectare. 3° voor de aankopen van gronden gelegen in agrarische gebieden of landschappelijk waardevolle agrarische gebieden die voldoen aan de criteria bepaald in artikel 36, § 2, van het decreet, voorzover ze niet gelegen zijn in de in 1° en 2° bedoelde gebieden en voor de aankopen van gronden gelegen in de andere bestemmingsgebieden die zijn vastgesteld in plannen van aanleg op grond van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen bedoeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening voor zover ze niet gelegen zijn in de in 1° en 2° bedoelde gebieden : a) 60 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf kleiner dan of gelijk aan 300.000 frank per hectare; b) 50 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 300.000 en kleiner dan of gelijk aan 500.000 frank per hectare; c) 40 % van het aankoopbedrag inclusief alle kosten van het gebied voor de schijf groter dan 500.000 en kleiner dan of gelijk aan 600.000 frank per hectare. § 4. Tot de definitieve vaststelling van alle afbakeningsplannen van de effectief te realiseren oppervlakte VEN en natuurverwevingsgebied overeenkomstig artikel 17, 20 tot en met 24 en 30 van het decreet wordt voor aankopen binnen de agrarische gebieden en de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden, bedoeld in § 2,3°, overeenkomstig de criteria van het artikel 36, § 2, van het decreet, geen subsidie toegekend voor de oppervlakte die meer bedraagt dan 10 % van de totale oppervlakte die de vereniging het lopende jaar met aankoopsubsidie van het Vlaamse gewest heeft aangekocht en voor zover deze terreinen gedurende de laatste 5 jaar in gebruik waren bij een beroepslandbouwer. Het eventuele saldo van het niet opgebruikte percentage is maximaal gedurende de twee volgende kalenderjaren overdraagbaar.

Na de definitieve vaststelling van alle afbakeningsplannen van de effectief te realiseren oppervlakte VEN en natuurverwevingsgebied overeenkomstig artikel 17, 20 tot en met 24 en 30 van het decreet wordt voor aankopen binnen de agrarische gebieden en de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden, bedoeld in § 3,3°, overeenkomstig de criteria van het artikel 36, § 2 van het decreet, geen subsidie toegekend voor de oppervlakte die meer bedraagt dan 5% van de totale oppervlakte die de vereniging het lopende jaar met aankoopsubsidie van het Vlaamse gewest heeft aangekocht en voor zover deze terreinen gedurende de laatste 5 jaar in gebruik waren bij een beroepslandbouwer. § 5. Het maximale bedrag van de aankoopsubsidie die elke erkende terreinbeherende natuurverenigingen ontvangt, wordt vastgesteld aan de hand van de formule : Voo de raadpleging van de tabel, zie beeld met : a) zi : procentueel deel van het beschikbare bedrag voor de subsidiëring van de aankoop van gebieden voor een erkende terreinbeherende natuurvereniging i en voor het betreffende jaar; b) ai : jaartotaal van de oppervlakte van de gesubsidiëerde aankopen door een erkende terreinbeherende natuurvereniging i waarvan het aankoopbedrag inclusief alle kosten kleiner dan of gelijk is aan 400.000 frank/ha; c) bi : jaartotaal van de oppervlakte van de gesubsidiëerde aankopen door erkende terreinbeherende natuurvereniging i waarvan het aankoopbedrag inclusief alle kosten groter dan 400.000 BEF/ha en kleiner dan 500.000 frank/ha is; d) ci : jaartotaal van de oppervlakte van de gesubsidiëerde aankopen door een erkende terreinbeherende natuurvereniging i waarvan het aankoopbedrag inclusief alle kosten groter dan 500.000 frank/ha is; e) a : jaartotaal van de oppervlakte van de gesubsidiëerde aankopen door alle erkende terreinbeherende natuurverenigingen samen waarvan het aankoopbedrag inclusief alle kosten kleiner dan of gelijk is aan 400.000 frank/ha; f) b : jaartotaal van de oppervlakte van de gesubsidiëerde aankopen door alle erkende terreinbeherende natuurverenigingen samen waarvan het aankoopbedrag inclusief alle kosten groter dan 400.000 bef/ha en kleiner dan 500.000 frank/ha is; g) c : jaartotaal van de oppervlakte van de gesubsidiëerde aankopen door alle erkende terreinbeherende natuurverenigingen samen waarvan het aankoopbedrag inclusief alle kosten groter is dan 500.000 frank/ha; h) |NS 1 ?d 5 : som van de jaartotalen voor de vijf jaren die voorafgaan aan het jaar waarin het indicatieve aankoopprogramma wordt ingediend.Deze som is maximaal gelijk aan het voor het betrokken jaar ingeschreven begrotingskrediet op het MINA-fonds.

De aankopen, gerealiseerd voor 1 januari 1999 krijgen in bovengenoemde formule een coëfficiënt één ongeacht de categorie waarvan ze deel uitmaken. § 6. Als een erkende terreinbeherende natuurvereniging voor een bepaald jaar geen subsidieaanvraag heeft ingediend of een aanvraag heeft ingediend voor een subsidiebedrag kleiner dan het berekende deel conform § 5, wordt het vrijgekomen bedrag zonder rekening te houden met de betreffende vereniging verdeeld over de andere erkende terreinbeherende verenigingen. Deze verdeling gebeurt volgens de verhouding vastgesteld aan de hand van de formule bedoeld in § 5. § 7. De afdeling deelt het geheel van de berekeningscijfers, bedoeld in § 5, mee aan de terreinbeherende verenigingen. § 8. De bedragen, vermeld in dit besluit, gelden inclusief de kosten voor registratie, notariële erelonen en zegelrecht en inclusief de eventuele uittredingsvergoeding.

Voor gebieden bedoeld in art. 8, § 2, 3° en art. 8, § 3, 3° kan geen uittredingsvergoeding in rekening gebracht worden.

Art. 9.De toegekende subsidie wordt uitbetaald in drie schijven : 1° vijftig procent van het bedrag na de beslissing van de minister over de toekenning;2° vijfendertig procent van het bedrag na de goedkeuring door de afdeling van de verantwoording van de besteding van de helft van de eerste schijf;3° vijftien procent van het bedrag na de goedkeuring door de afdeling van de verantwoording van de besteding van de subsidie. HOOFDSTUK III. - Natuurrerservaten en subsidiëring erkende natuurreservaten Afdeling 1. - Erkenning als natuurreservaat

Art. 10.§ 1. De private personen of de rechtspersonen, andere dan het Gewest of de Staat, dienen de aanvraag voor de erkenning van hun terrein als natuurreservaat in bij de afdeling, bij aangetekend schrijven. § 2. De aanvraag omvat : 1° de identificatiegegevens van de aanvrager : a) als de aanvrager eigenaar is van het betreffende terrein : een schriftelijke verklaring van de persoon die het gebruiksrecht van het betreffende terrein heeft dat hij instemt met een eventuele erkenning als natuurreservaat;b) als de aanvrager niet de eigenaar is van het betreffende terrein : een schriftelijke verklaring van de eigenaar of van de gebruiker van het betreffende terrein dat zij beheren dat hij instemt met een eventuele erkenning als natuurreservaat;2° een beheersplan met de structuur en de inhoud bepaald in de bijlage III bij dit besluit;3° de uitbreidingszone conform artikel 33, derde lid van het decreet van het voor erkenning voorgedragen terrein.4° als het terrein een aaneengesloten oppervlakte heeft van minimum 10 ha, de verbintenis van de aanvrager om het voor erkenning voorgedragen terrein open te stellen voor het publiek, conform de ontsluiting opgenomen in het beheersplan. § 3. De afdeling onderzoekt de erkenningsaanvraag op haar ontvankelijkheid en volledigheid, overeenkomstig § 2.

Wordt de aanvraag onontvankelijk bevonden, dan wordt de aanvrager hiervan binnen de 21 kalenderdagen na de indiening van de erkenningsaanvraag, schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid.

Wordt de aanvraag onvolledig bevonden, dan wordt de aanvrager hiervan binnen de 21 kalenderdagen na de indiening van de erkenningsaanvraag, schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de gegevens en/of documenten die ontbreken of nadere toelichting vereisen.

Wordt de aanvraag ontvankelijk en volledig bevonden, dan wordt de aanvrager hiervan binnen de 21 kalenderdagen na de indiening van de erkenningsaanvraag bij ter post aangetekende brief in kennis gesteld.

De behandelingstermijn vangt aan op de datum van verzending van voormelde brief.

Als de afdeling, uiterlijk 21 kalenderdagen na de erkenningsaanvraag geen schriftelijke kennisgeving aan de aanvrager heeft verzonden, wordt de aanvraag geacht volledig en ontvankelijk te zijn. De behandelingstermijn vangt aan 21 kalenderdagen na de verzending van de erkenningsaanvraag door de aanvrager. § 4. De afdeling stuurt, zodra de aanvraag ontvankelijk is verklaard, zonder verwijl een exemplaar van de erkenningsaanvraag voor advies aan : 1° de Raad voor advies m.b.t. artikel 10, § 2; 2° als het betreffende terrein de bestemming agrarisch gebied, landschappelijk waardevol agrarisch gebied of agrarisch gebied met ecologisch belang, valleigebied, of agrarisch gebied met bijzondere waarde heeft met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 : a) de afdeling Land van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer voor advies over de agrarische structuur van het betreffende terrein b) de administratie Land- en Tuinbouw voor advies over de geschiktheid van het betreffende terrein voor normaal landbouwgebruik;3° als het betreffende terrein een bos omvat : het Bosbeheer en de Vlaamse Hoge Bosraad voor advies over het bosbeheer;4° als het betreffende terrein een beschermd landschap omvat : de administratie bevoegd voor de landschappen voor advies over het beheersplan; Deze adviezen worden aan de afdeling overgemaakt binnen een termijn van 60 kalenderdagen na ontvangst van het dossier. Bij ontstentenis van een advies binnen de gestelde termijn wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De afdeling legt de aanvraag met haar advies, samen met het advies van de Raad en in het voorkomende geval de adviezen van de afdeling Land, de ALT, het Bosbeheer, de Vlaamse Hoge Bosraad en de administratie bevoegd voor de landschappen, binnen een termijn van 30 dagen, voor aan de minister, die beslist. § 5. De beslissing over de erkenning als natuurreservaat en de uitbreidingszone houdt rekening met : 1° de hoge actuele of potentiële natuurwaarde van het betreffende terrein;2° de beschermende statuten van het terrein, in het bijzonder de bescherming of de ligging binnen de perimeter van gebieden afgebakend volgens of ter uitvoering van internationale verdragen, overeenkomsten of richtlijnen;3° de vooruitzichten voor het verbeteren en het voortbestaan van de ecologische waarden van het betreffende terrein;4° de oppervlakte van het betreffende terrein en de uitbreidingsmogelijkheden voor de erkenning als natuurreservaat;5° het actuele of toekomstige beheer van het betreffende terrein;6° het actuele natuurtype en de natuurstreefbeelden 7° de criteria bepaald in artikel 36, § 2 van het decreet en die welke met toepassing met artikel 36, § 3 van het decreet worden vastgesteld. § 6. Bij de erkenning als natuurreservaat stelt de minister het beheersplan vast, met inbegrip van : 1° de uitbreidingszone van het natuurreservaat, overeenkomstig artikel 33, derde lid van het decreet;2° de ontheffingen van de verboden bedoeld in artikel 35 van het decreet;3° de afwijkingen van de verbodsbepalingen, de vergunningsplicht en de meldingsplicht bedoeld in artikelen 7 tot en met 19 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. § 7. De minister kan maar nieuwe reservaten erkennen tot een totale oppervlakte die rekening houdt met de beschikbare begrotingskredieten voor de subsidiëring van erkende reservaten.

Art. 11.§ 1. Voor de uitbreiding van de erkenning als natuurreservaat dienen de private personen of de rechtspersonen, andere dan het Gewest of de Staat, bij aangetekend schrijven een aanvraag in bij de afdeling tot uitbreiding van de erkenning als natuurreservaat. § 2. De afdeling onderzoekt de aanvraag voor de uitbreiding van de erkenning als natuurreservaat van de gebieden binnen de uitbreidingszone conform artikel 33, derde lid van het decreet en legt ze binnen de 90 dagen voor aan de minister, die beslist. De overige uitbreidingen doorlopen de procedure van de eerste erkenning zoals bepaald in artikel 10. § 3. De minister beslist over de uitbreiding van de erkenning op grond van het vastgestelde beheersplan en de uitbreidingszone van het erkende reservaat. § 4. De minister kan maar erkende nieuwe reservaten uitbreiden tot een totale oppervlakte die rekening houdt met de beschikbare begrotingskredieten voor de subsidiëring van erkende reservaten.

Art. 12.§ 1. Voor de hernieuwing van de erkenning als natuurreservaat, dienen de private personen of rechtspersonen, andere dan het Gewest of de Staat, bij aangetekend schrijven een aanvraag in bij de afdeling tot hernieuwing van de erkenning als natuurreservaat. § 2. De aanvraag omvat een verslag van het resultaat van het tot dan toe gevoerde beheer en beschrijft en motiveert de eventueel voorgestelde wijzigingen aan het beheer. Het geeft een beeld van de natuurstreefbeelden en de aanwezige natuurtypen. § 3. De afdeling onderzoekt de hernieuwingsaanvraag op haar ontvankelijkheid en volledigheid overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § 3.

De hernieuwing verloopt volgens dezelfde procedure als de eerste erkenning met uitzondering van de adviezen bedoeld in artikel 10 § 4, 2°, 3° en 4°. § 4. De afdeling legt de aanvraag samen met haar advies voor de hernieuwing van de erkenning als natuurreservaat samen met het advies van de Raad, binnen een termijn van 90 dagen voor aan de minister, die beslist. § 5. De minister kan maar erkende reservaten hernieuwen tot een totale oppervlakte die rekening houdt met de beschikbare begrotingskredieten voor de subsidiëring van erkende reservaten.

Art. 13.De minister kan de erkenning als natuurreservaat intrekken wanneer blijkt : 1° dat de erkenning werd verkregen op grond van valse verklaringen of documenten;2° dat het betreffende terrein niet langer voldoet aan de voorwaarden opgelegd in hoofdstuk III afdeling 1 van dit besluit. Afdeling 2. - Subsidiëring van de huur, het beheer en het toezicht, de

eerste inrichting, de monitoring, de uitzonderlijke éénmalige inrichtingen en de openstelling, in erkende natuurreservaten voor private personen en privaatrechtelijke rechtspersonen

Art. 14.Binnen de jaarlijkse beschikbare begrotingskredieten en volgens de bepalingen van dit besluit kan de minister aan private personen en privaatrechtelijke rechtspersonen, een subsidie toekennen voor de huur, het beheer, het toezicht, de eerste inrichting, de monitoring, de uitzonderlijke éénmalige inrichtingen en de openstelling van erkende natuurreservaten.

Art. 15.§ 1. De private personen en privaatrechtelijke rechtspersonen dienen de aanvraag, voor de subsidiëring van de huur, het beheer, het toezicht, de eerste inrichting, de monitoring, de uitzonderlijke éénmalige inrichtingen en de openstelling in een erkend natuurreservaat, in bij de afdeling. § 2. De aanvraag omvat : 1° de identificatiegegevens van de aanvrager;2° de identificatie van het erkende reservaat waarvoor de aanvraag wordt ingediend;3° als de aanvraag voor subsidiëring slaat op de huur van een erkend reservaat : een bewijsstuk in verband met de gehuurde oppervlakte en de huurprijs;4° als de aanvraag voor subsidiëring slaat op het beheer en het toezicht in een erkend reservaat : de vermelding van de betreffende natuurstreefbeelden, de aanwezige natuurtypen en de oppervlakte van elk natuurstreefbeeld en van de aanwezige natuurtypen;de uit te voeren uitzonderlijke éénmalige inrichtingswerken en het openstellingsplan; 5° het adres en het nummer van de rekening waarop een eventuele subsidie kan worden gestort. § 3. De aanvraag voor subsidiëring moet tijdens de erkenningsperiode niet hernieuwd worden. De uitvoering gebeurt binnen ruimte van de jaarlijkse beschikbare begrotingskredieten. § 4. Aanvragen voor de subsidiëring van uitzonderlijke éénmalige werken en voor de openstelling kunnen afzonderlijk gebeuren, wanneer de aanvraag voor subsidiëring van de huur, het beheer en het toezicht, de eerste inrichting en de monitoring reeds werd ingediend.

Art. 16.§ 1. De subsidie voor de huur van erkende reservaten bedraagt 60% van de werkelijke kosten. Deze subsidies zijn begrensd tot een maximum 4.000 frank/ha/jaar. § 2. Om in aanmerking te komen voor de subsidie vermeld in dit hoofdstuk bedraagt de minimale oppervlakte van het erkende natuurreservaat 2 ha.

Art. 17.§ 1. De forfaitaire subsidie voor het beheer en het toezicht in erkende reservaten volgens de bepalingen van dit besluit, varieert volgens : 1° de oppervlakte van het gebied;2° het natuurtype voor het gebied. Het natuurstreefbeeld van het gebied wordt bepaald voor de erkenningsperiode. Deze streefbeelden worden op kaart schaal 1/10.000 aangebracht en via een elektronische informatiedrager aangeleverd.

Om de negen jaar wordt het aanwezige natuurtype op dezelfde wijze aangegeven. Drie jaar na de erkenning van het reservaat mag een geactualiseerd natuurtypekaart ingeleverd worden waarin de natuurbeheersresultaten zijn opgenomen.

De afdeling neemt akte van deze melding. In geval van twijfel legt de afdeling de bijgestelde natuurtypekaart voor advies voor aan de raad, waarna ze de nieuwe natuurtypekaart aanvaardt of weigert. § 2. De forfaitaire subsidie voor het beheer en het toezicht bedraagt 20.000 frank/ha per jaar voor het volgende natuurtype dat past in het natuurstreefbeeld : 1° Drijftil of drijfzoom (Md);2° Zuur laagveen (Ms);3° Alkalisch laagveen (Mk);4° Alkalisch laagveen in duinpannen (Mp);5° Vochtig, niet tot weinig bemest grasland (zgn. dotterbloemhooilanden) (Hc); 6° Onbemest, vochtig pijpestrootjesgrasland (zgn."blauwgraslanden", vochtige tot venige graslanden van zeer voedselarme zandgronden), inclusief de varianten Hmo, Hme, Hmm (Hm); 7° Kalkgrasland (graslanden van droge, mineralenrijke maar N- en P-arme gronden) (Hk) & Kalkstruweel (Sk);8° Kalkrijk duingrasland (Hd). De oppervlakte van het geheel van natuurtypen bedoeld in § 2 moet minimaal 2 ha per erkend natuurreservaat beslaan. § 3. De forfaitaire subsidie voor het beheer en het toezicht bedraagt 13.000 frank/ha per jaar voor het volgende natuurtype dat past in het natuurstreefbeeld : 1° Rietland (Mr);2° Grote zeggenvegetatie (Mc);3° Zeebiesvegetatie (Mz);4° Galigaanvegetatie (Mm);5° Natte ruigte met Moerasspirea (Hf);6° Gagelstruweel (Sm);7° Vochtig Wilgenstruweel op venige of zure grond (So);8° Mesotroof elzenbos met zeggen (Vm);9° Oligotroof water (Ao);10° Vochtige tot natte heide (Ce incl.variant Ces) met boom- en struikbedekking van maximaal 20%); 11° Struisgrasvegetatie op zure bodem (graslanden van droge, zeer voedselarme zure gronden) (Ha);12° Zure borstelgrasvegetatie (heischrale graslanden) (Hn);13° Mesofiel hooiland (Hu);14° Soortenrijk permanent cultuurgrasland (Hp*), Soortenrijke weilanden met veel sloten en/of microreliëf (Hpr*) en soortenrijke zilte graslanden met veel sloten en/of microreliëf en met in de depressies vegetaties gebonden aan zilte invloed;(Hpr* + Da); 15° Soortenrijke akkerkruidenvegetatie (B*);16° Hoogveen (T);17° Droge struikheide (Cg);18° Open bos en/of heide en schraalland met boom- en struikopslag (tot max.60 %) (kruidlaag bestaat uit de streefbeelden Hm, Ha, Hn, Ce, Cg, Ct & Cv), minimale oppervlakte 5 ha; 19° Droge struikheide met bosbes (Cv);20° Venige struikheide met bosbes (Ct incl.variant Ctm); 21° Mozaïek ontstaan door extensieve begrazing (kleiner of gelijk aan 1 Gve/ha).10 % van het terreingedeelte moet bestaan uit de natuurtypen Ms, Mk, Mp, Hm, Hk, Hd, Ha, Hn of 40 % indien het om de natuurtypen Hc, Hj, Sk, Mm, Mr, Mc, Hf, Hpr, Sm, Ce, Cg, Hu en Cv gaat met een minimale oppervlakte 30 ha.

De oppervlakte van de natuurtypen bedoeld in § 3 eventueel verhoogd met natuurtype bedoeld in § 2 moet minimaal 2 ha per erkend natuurreservaat beslaan. Voor het natuurtype genoemd in 21° blijft de daar vermelde minimale oppervlakte van kracht. § 4. De forfaitaire subsidie voor het beheer en het toezicht bedraagt 6.000 frank/ha per jaar voor de volgende natuurtype dat past in het natuurstreefbeeld : 1° Zeereepduin (Dd, Dm);2° Zuur duinbos (Qd);3° Duindoornstruweel (Sd);4° Brakke plas (Ah);5° Eutrofe plas en Eendenkooi (Ae, Am, Ka);6° Brem- & Gaspeldoornstruweel (Sg);7° Doornstruweel (Sp);8° Spontaan struweel van allerlei aard (Sz);9° Vochtig, meso- tot eutroof wilgenstruweel (Sf);10° Oligotroof elzenbos met veenmossen (Vo);11° Venig berkenbos (Vt);12° Alluviaal essen/olmenbos (Va);13° Vochtig elzen/eikenbos met eventueel Haagbeuk (Vf);14° Elzen-Essenbos van bronnen en bronbeken (Vc);15° Vochtige tot natte graslanden met hoge abundantie van Juncus spec (Hj);16° Ruderale vegetaties, zeer soortenrijk met minder algemene soorten (Ku*);17° Schorre of al dan niet begroeide slikken (Da, Ds);18° Extensieve graslanden met hoogstamboomgaarden (Hp*, Ki of Kj);19° Mozaïek ontstaan door extensieve begrazing (kleiner of gelijk aan 1 Gve/ha) 10 % van het terreingedeelte dient te bestaan uit de natuurtypen Ms, Mk, Mp, Hm, Hk, Hd, Ha, Hn of 40 % indien het om de natuurtypen Hc, Hj, Sk, Mm, Mr, Mc, Hf, Hpr, Sm, Ce, Cg, Hu en Cv gaat en de oppervlakte kleiner dan 30 ha en groter dan 5 ha bedraagt;20° Natuurtypen, genoemd in §§ 2 en 3 die niet voldoen aan de minimumoppervlakte; § 5. De forfaitaire subsidie voor het beheer en het toezicht bedraagt 2000 frank/ha per jaar voor de volgende natuurtype dat past in het natuurstreefbeeld : 1° Voedselarm, zuur eikenbos (Qb) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;2° Zuur beukenbos en eiken/beukenbos (Fs) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;3° Zuur eikenbos en eiken/beukenbos (Qs) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;4° Beukenbos met Witte veldbies (Fl) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;5° Eikenbos met Witte veldbies (Ql) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;6° Beukenbos met Bosanemmoon (Fa) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;7° Eiken/Haagbeukenbos zonder Wilde hyacint (Qa) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;8° Beukenbos met Wilde Hyacint (Fe) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;9° Eiken/Haagbeukenbos met Wilde hyacint (Qe) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;10° Beukenbos met parelgras en Lievevrouwebedstro (Fm) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;11° Beukenbos op kalk (Fk) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;12° Eiken/Haagbeukenbos op kalk (Qk) met minimaal 5 % dood hout, ongelijkjarige boomlaag;13° Droge ruderale vegetatie, soortenrijk met algemene soorten (Ku);14° Cultuurgrasland met waardevolle kleine landschapselementen in de grasland-, moeras- of waterrijke sfeer, bv.Hp + Mr, Hp + Kn, Hp + Hc, Hp + K(Ae), Hp + K(Hc), Hp + K(Mr); 15° Ravijnbos in kalkrijke gebieden (Ek);16° Ravijnbos op zure bodem (Es);17° Ruderaal Olmenbos (Ru).

Art. 18.De éénmalige forfaitaire subsidie voor de eerste inrichting van het erkende natuurreservaat bedraagt 10.000 frank/ha.

De subsidie wordt, voor gebieden verworven met een subsidie krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de criteria die gelden voor de toekenning van een subsidie aan erkende verenigingen die terreinen verwerven die als natuurreservaat worden ingericht, enkel uitgekeerd als het erkenningsdossier uiterlijk voor het einde van het tweede kalenderjaar volgend op de verwerving van het gebied, is ingediend.

De subsidie wordt uitbetaald na de erkenning of uitbreiding van het reservaat, samen met de eerste subsidie voor het beheer en het toezicht.

Art. 19.Drie vegetatiejaren na de eerste erkenning, en vervolgens om de 5 jaar dient de aanvrager van de subsidie bij de afdeling een uitgebreid monitoringrapport in.

Dit monitoringrapport omvat : 1° een uitgebreide beschrijving van de evolutie van de flora en de fauna in het erkende reservaat onder invloed van het gevoerde beheer;2° een kaart met de initiële natuurtypes, de actuele natuurtypes en de natuurstreefbeelden;3° een beschrijving en verantwoording van de mogelijk bijstelling van de gekozen natuurstreefbeelden voor de komende beheersperiode van 9 jaar.4° een evolutie in deze periode van de aandachtsoorten zoals bedoeld in bijlage V 5° een overzicht van de monitoringgegevens met betrekking tot grondwaterstanden zoals bedoeld in bijlage VI De afdeling onderzoekt het monitoringrapport.Wanneer de afdeling meent dat de stukken onvolledig of onjuist zijn, meldt ze dit, uiterlijk 3 maanden na de indiening, aan de aanvrager met een gemotiveerd schrijven. De aanvrager heeft drie maanden de tijd om hierop te antwoorden. Als de afdeling dit antwoord onvoldoende vindt, wordt het advies van het Instituut voor Natuurbehoud ingewonnen, waarna de minister beslist.

Stelt de afdeling vast dat het streefbeeld door gebrek aan een geschikt beheer niet werd behaald dan wordt de beheersubsidie bedoeld in artikel 17 § 2 en § 3, voor de komende beheersperiode verminderd tot een forfaitaire subsidiekategorie lager dan deze met het actuele natuurtype met een minimum van de kategorie bedoeld in § 4.

In geval van twijfel wordt het advies van de raad gevraagd.

De forfaitaire subsidie voor de uitvoering van de monitoring bedraagt 1.500 frank/ha per jaar. Deze subsidie wordt jaarlijks, samen met de subsidie voor huur, beheer en toezicht uitbetaald.

Art. 20.§ 1 De forfaitaire subsidie voor de openstelling bedraagt 2000 frank/ha per jaar als de padlengte groter is dan 70 m/ha en 1000 frank/ha indien de padlengte groter is dan 35 m/ha maar kleiner is dan 70 m/ha. § 2. De subsidie wordt aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 van onderhavig besluit. § 3. Om in aanmerking te komen voor de subsidie voor openstelling dient een openstellingsplan opgemaakt te worden van het erkend natuurreservaat of van delen ervan. Per ha erkend natuurreservaat dient minimaal 35 m pad gedurende minimaal 220 dagen per jaar opengesteld zijn voor het publiek.

Voor waterrijke gebieden wordt de openstellingsperiode herleid tot minimaal 150 dagen.

Volgende paden komen in aanmerking : 1° private paden en wegen;2° onbebouwde buurtwegen, jaagpaden langs kanalen en rivieren grenzend aan het erkende reservaat;3° aan de aard van het terrein aangepaste paden : één meter knuppelbrug en loopplank worden gelijkgesteld aan 5 m pad, indien ze langer zijn dan 10 m;4° waarnemingsaccomodatie : één vogelkijkhut of een analoge constructie wordt gelijkgesteld aan 175 m pad.

Art. 21.§ 1. Uitzonderlijke éénmalige inrichtingen die natuurherstel of natuurontwikkeling tot doel hebben worden voor 60 % gesubsidieerd.

Het minimum subsidiebedrag bedraagt 90.000 frank. Het maximale subsidiebedrag bedraagt 2.000.000 frank maar kan niet hoger zijn dan 30.000 frank per ha erkende oppervlakte van het reservaat. § 2. De aanvraag voor het verkrijgen van de subsidie voor éénmalige inrichtingen wordt voor de aanvang van de werken ingediend bij de afdeling, die dit voorlegt met advies aan de minister, die beslist.

Na goedkeuring wordt een voorschot van 60 % uitbetaald. Het saldo wordt uitbetaald na uitvoering van de werken.

Art. 22.§ 1. De aanvrager van de subsidie dient jaarlijks voor 31 januari een jaarrapport over de beheerswerken in bij de afdeling.

De inhoud van het jaarrapport wordt bepaald in bijlage IV van dit besluit. § 2 De beheerder van het erkend natuurreservaat stuurt jaarlijks voor 31 maart de monitoringgegevens zoals bedoeld in bijlage V en VI naar het Instituut voor Natuurbehoud

Art. 23.§ 1. De subsidie voor eerste inrichting wordt uitbetaald na de erkenning. § 2. De subsidie voor de huur, het beheer en het toezicht, de monitoring en de openstelling van een erkend natuurreservaat wordt in één keer na het voorleggen van het jaarrapport van vorig werkingsjaar uitbetaald. § 3. Minimum 60 % van de subsidie bedoeld voor beheer, monitoring en openstelling van natuurreservaten moet verantwoord worden met personeelskosten samenhangend met het beheer, monitoring en begeleiding ervan, van de betreffende terreinen. Maximaal 40 % van de subsidie kan aan andere kosten besteed worden.

Art. 24.De subsidie voor de huur, het beheer en het toezicht in een erkend natuurreservaat is niet cumuleerbaar met andere tegemoetkomingen namelijk : 1° een subsidie toegekend op grond van het besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van de verordening (EEG) 2080/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunmaatregel voor bosbouwmaatregelen in de landbouw;2° vergoedingen toegekend op grond van het bosdecreet van 13 juni 1990;3° vergoedingen toegekend op grond van het decreet van 23 januari 1991 betreffende de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;4° vergoedingen toegekend op grond van het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer; HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 25.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 3 februari 1981 tot regeling, voor het Vlaamse Gewest, van de erkenning en de subsidiëring van natuurreservaten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994;2° het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de criteria die gelden voor de toekenning van een subsidie aan erkende verenigingen die terreinen verwerven die als natuurreservaat worden ingericht, gewijzigd bij het besluit van 6 september 1995.

Art. 26.Als overgangsmaatregel worden alle verenigingen die bij het van kracht worden van dit besluit zijn erkend op grond van het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de criteria die gelden voor de toekenning van een subsidie aan erkende verenigingen die terreinen verwerven die als natuurreservaten worden ingericht, tot 31 december 2000 erkend als terreinbeherende natuurvereniging in de zin van dit besluit.

Art. 27.§ 1. Voor de natuurreservaten die erkend zijn voor de in werking treding van onderhavig besluit wordt de erkenningsperiode van 10 jaar verlengd tot 27 jaar conform het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. § 2.Voor de periode van de erkenning hebben de erkende reservaten bedoeld in § 1, die nog niet beschikken over een goedgekeurde natuurstreefbeeldenkaart en de actuele natuurtypekaart conform dit besluit recht op de forfaitaire subsidie van 6000 fr/ha per jaar, bepaald in het koninklijk besluit van 3 februari 1981 tot regeling, voor het Vlaamse Gewest van de erkenning de subsidiëring van natuurreservaten, verhoogd voor de subsidie voor monitoring. De termijn wordt evenwel beperkt tot het ogenblik dat hun erkenning volgens hetzelfde koninklijk besluit zou dienen te worden vernieuwd.

De beheerder kan de streefbeelden en de actuele natuurtypekaart conform art. 17 neerleggen voor het erkende reservaat. Van zodra de afdeling de vraag conform aan dit besluit verklaart worden de subsidies overeenkomstig de bepalingen van dit besluit uitbetaald.

Aanvragen die voor 30 september worden ingediend bij de afdeling, krijgen mits conformverklaring de verhoogde subsidie vanaf het volgende werkjaar.

De beheerder ontvangt na deze conformverklaring de subsidie voor eerste inrichting zoals beschreven in artikel 18. § 3 Wat betreft de erkenningsdossiers van de natuurreservaten die ingediend zijn bij het van kracht worden van dit besluit, blijft de erkenningsprocedure bepaald in het koninklijk besluit van 3 februari 1981 tot regeling, voor het Vlaamse Gewest, van de erkenning en de subsidiëring van natuurreservaten, verder doorlopen.

Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 juni 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

Bijlage I : inhoudelijke elementen van het beheers- en monitoringrapport bedoeld in het artikel 2, § 2, 14° van het besluit van de Vlaamse regering over de voorwaarden voor de erkenning van terreinbeherende natuurverenigingen en de toekenning van subsidies voor de aankoop van gebieden Het jaarlijkse beheersrapport bedoeld in het artikel 2, § 2, 14° van het besluit van de Vlaamse regering over de voorwaarden voor de erkenning van terreinbeherende natuurverenigingen en de toekenning van subsidies voor de aankoop van gebieden vermeldt per erkend natuurreservaat ten minste : 1. de totale oppervlakte;2. de oppervlakte in eigendom van de vereniging;3. de oppervlakte in beheer bij de vereniging;4. de wijziging van de oppervlakte in eigendom van of in beheer bij de vereniging tijdens het voorbije jaar;5. een overzicht van de stand van zake van aanvragen tot erkenning van de met subsidie aangekochte gronden; Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1999 houdende de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies.

Brussel, 29 juni 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

Bijlage II : Modelformulieren voor de aanvraag tot subsidiëring van de aankoop van gebieden 2.1. indicatief aankoopprogramma voor het jaar waarop de aanvraag slaat Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.3. gedetailleerde inventaris van de aankopen tijdens het voorbije kalenderjaar per aankoop (dit wil zeggen per ene en ondeelbare koop) vermelden : (tot de definitieve vaststelling van alle afbakeningsplannen van de effectief te realiseren oppervlakte VEN en natuurverwevingsgebied) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1999 over de voorwaarden voor de erkenning van terreinbeherende natuurverenigingen en de toekenning van subsidies voor de aankoop van gebieden, Brussel, 29 juni 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

Bijlage III : STRUCTUUR EN INHOUD VAN HET BEHEERSPLAN VOOR ERKENDE RESERVATEN 1. Beschrijving van het terrein en de uitbreidingszone Situering op een kaart op schaal 1 :100.000 Ligging op een detailkaart waarop de kadastrale percelen zijn weergegeven Oppervlakte van de ter erkenning voorgedragen gronden Bestemming volgens de ruimtelijke uitvoeringsplannen Beschermende statuten - als het terrein ligt binnen een GEN, een GENO of een deel van het IVON, waarvoor een definitief afbakeningsplan is vastgesteld : een uittreksel uit dit plan met de situering van het betreffende terrein; - als het terrein ligt binnen een GEN, een GENO of een deel van het IVON, waarvoor een natuurrichtplan is goedgekeurd : een uittreksel uit dit plan met de gegevens die betrekking hebben op het betreffende terrein;

Huidige flora, fauna en natuurlijk milieu van het betreffende terrein;

Huidige hydrologie van het betreffende terrein, in het bijzonder de infiltratie- en kwelprocessen Huidig beheer en verantwoordelijke beheerder Voorstel voor uitbreidingszone van het natuurreservaat, overeenkomstig het artikel 33, 3e lid van het decreet. 2. Streefbeeld voor het beheer Beheersstrategie : Procesbeheer/Patroonbeheer Beheersdoelstellingen, beheersstrategie en toekomstvisie (inbegrepen de voorgestelde uitbreidingszone van het natuurreservaat) Actueel natuurtype conform art.17, § 2, 3 en 4 van dit besluit Natuurstreefbeelden van de verschillende terreingedeelten (conform artikel 17, § 2, 3 en 4) voor de komende beheersperiode en de verwachte evolutie voor de komende beheersperiode 3. Beschrijving van de beheersmaatregelen Eenmalige inrichtings- en beheersmaatregelen Beheer op korte termijn;tekstueel beschreven en op kaart weergegeven Beheer op lange termijn Ontheffingen en afwijkingen (opsomming van de aangevraagde ontheffingen van de verboden bedoeld in het artikel 35 van het decreet en van de afwijkingen van de verbodsbepalingen, de vergunningplicht en de meldingsplicht bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 21 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu Monitoring en beheersevaluatie; werkwijze en organisatie Openstellingsplan; tekstueel beschreven en op kaart weergegeven Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1999 houdende de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies.

Brussel, 29 juni 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

Bijlage IV : STRUCTUUR EN INHOUD VAN HET JAARRAPPORT OVER DE BEHEERSWERKEN Datum :Auteur : Gegevens van het erkend natuurreservaat - naam erkend natuurreservaat - nummer erkend natuurreservaat - evolutie reservaatsstatus - evolutie erkenning Beheersverslag voorbije kalenderjaar - overzicht van de uitgevoerde éénmalige beheerswerken - overzicht van de problemen die ontstaan zijn bij het uitvoeren van het onderhoudsbeheer - opmerkelijke evoluties en waarnemingen Beheersplanning komende kalenderjaar - overzicht van de uit te voeren éénmalige beheerswerken - wijzigingen in het uitvoeren van het onderhoudsbeheer Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1999 houdende de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies.

Brussel, 29 juni 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

Bijlage V : MONITORING : Op te volgen aandachtssoorten Vogels Geoorde fuut Aalscholver Kwak Roerdomp Woudaapje Zomertaling Rode wouw Zwarte wouw Bruine kiekendief Blauwe kiekendief Grauwe kiekendief Korhoen Porseleinhoen Kwartelkoning Strandplevier Kemphaan Watersnip Tureluur Kluut Steltkluut Zwartkopmeeuw Dwergstern Grote stern Visdief Zwarte stern Kerkuil Velduil Nachtzwaluw Ijsvogel Hop Draaihals Kuifleeuwerik Boomleeuwerik Duinpieper Blauwborst Paapje Tapuit Graszanger Cetti's Zanger Snor Rietzanger Grote karekiet Baardmannetje Grauwe klauwier Klapekster Geelgors Ortolaan Grauwe gors Zoogdieren Grote hoefijzerneus Kleine hoefijzerneus Baardvleermuis Brandts vleermuis Ingekorven vleermuis Franjestaart Langoorvleermuis Vale vleermuis Watervleermuis Meervleermuis Dwergvleermuis Ruige dwergvleermuis Rosse vleermuis Bosvleermuis Laatvlieger Tweekleurige vleermuis Mopsvleermuis Gewone grootoorvleermuis Grijze grootoorvleeermuis Hamster Hazelmuis Gewone zeehond Grijze zeehond Amfibieën Vuursalamander Kamsalamander Vroedmeesterpad Geelbuikvuurpad Knoflookpad Rugstreeppad Boomkikker Heikikker Poelkikker Reptielen Zandhagedis Gladde slang Ringslang Adder Libellen Noordse winterjuffer Mercuurwaterjuffer Gaffellibel Groene glazenmaker Oostelijke witsnuitlibel Sierlijke witsnuitlibel Gevlekte witsnuitlibel Dagvlinders Aardbeivlinder Bont dikkopje Boswitje Bruin blauwtje Bruine eikenpage Bruine vuurvlinder Gentiaanblauwtje Groentje Grote vos Grote weerschijnvlinder Heideblauwtje Heivlinder Keizersmantel Klaverblauwtje Kleine ijsvogelvlinder Kleine parelmoervlinder Kommavlinder Sleedoornpage Veenhooibeestje Veldparelmoervlinder Zilveren maan Eikepage Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1999 houdende de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies.

Brussel, 29 juni 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

Bijlage VI : MONITORING : Grondwaterstanden Peilbuizen worden gestoken in terreinen die volgens de bodemkaart van België behoren tot de drainageklassen « e tot en met f ». Er wordt een voorstel tot locatie gedaan (NGI stafkaart 1/10.000 of groter) aan het Instituut voor Natuurbehoud.

Voor reservaten met een oppervlakte kleiner dan 10 ha : 3 peilbuizen 10 - 100 ha : 1 peilbuis per 10 ha met een minimum van 3 groter dan 100 ha : 1 peilbuis per 20 ha met een minimum van 10.

De peilen worden elke maand opgenomen en genoteerd ten opzichte van het maaiveld.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1999 houdende de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies.

Brussel, 29 juni 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

^