Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 29 mei 2009
gepubliceerd op 04 september 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de toekenning van doctoraatsbeurzen voor de uitvoering van projecten van strategisch basisonderzoek

bron
vlaamse overheid
numac
2009035734
pub.
04/09/2009
prom.
29/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/29/2009035734/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 MEI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de toekenning van doctoraatsbeurzen voor de uitvoering van projecten van strategisch basisonderzoek


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van een Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, artikel 6, 1°, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999, en artikel 7bis, § 1, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 1994 houdende regeling van de toekenning van specialisatiebeurzen door het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-technologisch Onderzoek in de Industrie;

Overwegende de Communautaire kaderregeling van de Europese Commissie inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (2006/C 323/01);

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 3 april 2009;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 maart 2009;

Gelet op het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, gegeven op 12 maart 2009;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, gegeven op 19 maart 2009;

Gelet op advies 46.467/1 van de Raad van State, gegeven op 30 april 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1°IWT : het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen; 2° specialisatiebeurzen : de doctoraatsbeurzen toegekend door het IWT in de periode tussen 1 oktober 1994 en de datum van inwerkingtreding van dit besluit.3° strategisch basisonderzoek : kwalitatief hoogwaardig generisch onderzoek, dat beoogt wetenschappelijke of technologische capaciteit op te bouwen als basis voor economische en/of maatschappelijke toepassingen die : a) bij de aanvang van het onderzoek nog niet duidelijk zijn gedefinieerd;b) slechts effectief kunnen worden ontwikkeld door middel van vervolgonderzoek;4° beurstermijn : de beursperiode die na evaluatie van de beursaanvraag aan de kandidaat-bursaal wordt toegekend.5° hoger-onderwijsinstelling : een universiteit of een hogeschool;6° onderzoekscentrum : een entiteit, ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht, buiten de hoger onderwijsinstellingen;alle winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan, of in onderwijs. Ondernemingen die invloed over dergelijke entiteit kunnen uitoefenen door middel van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, genieten geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van een dergelijke entiteit of tot de resultaten van haar onderzoek.

Art. 2.§ 1 Het IWT is belast met het wetenschappelijk, administratief en financieel beheer van het stelsel van de doctoraatsbeurzen voor de uitvoering van projecten van strategisch basisonderzoek ten bate van doctorandi aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. § 2 De Raad van Bestuur van het IWT kent de doctoraatsbeurzen aan de kandidaat-bursalen toe na advies van de commissies van deskundigen. § 3 De beurzen dienen aan de genieters ervan de mogelijkheid te bieden een doctoraatsproefschrift voor te bereiden als neerslag van de uitvoering van het door hen geformuleerde onderzoeksproject onder de wetenschappelijke begeleiding van een lid van het zelfstandig academisch personeel (ZAP), een onderzoeksdirecteur van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen, of een andere onderzoeker verbonden aan de universiteit op voorwaarde dat de universitaire overheid garant staat voor de kwaliteit en de continuïteit van de begeleiding.

Het geformuleerde onderzoeksproject situeert zich als strategisch basisonderzoek door : 1° zijn potentieel voor een economische toepasbaarheid op termijn;2° zijn potentieel voor een maatschappelijke toepasbaarheid op termijn.

Art. 3.De regeling voor toekenning van doctoraatsbeurzen staat open voor : 1° kandidaat-bursalen die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of onderdaan zijn van Zwitserland, evenals 2° kandidaat-bursalen die geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland, maar houder zijn van een diploma dat voldoet aan de diplomavereisten voor kandidaatstelling en uitgereikt werd in de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Art. 4.De aanvragers moeten houder zijn van een diploma dat minstens evenwaardig is aan een Master-diploma dat aansluit op een Bachelordiploma en uitgereikt werd in België. Buitenlandse diploma's dienen als gelijkwaardig te worden erkend met een Vlaams Master-diploma overeenkomstig het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, het decreet van 30 april 2004 betreffende flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen, de Europese richtlijnen of een bilateraal akkoord.

Art. 5.Het Master-diploma of daarmee gelijkwaardig diploma moet minstens met de vermelding onderscheiding behaald zijn, of anders met een dergelijke vermelding als evenwaardig verklaard worden door de universiteit en is maximaal 5 jaar voor de beursaanvraag behaald. Bij kandidaten die houder zijn van meerdere Master-diploma's zijn beide bepalingen van toepassing op het diploma dat inhoudelijk het meest aansluit bij het doctoraatsonderzoek voor zover dit diploma behaald werd binnen een termijn van maximaal vijf jaar na het behalen van het eerste Master-diploma.

Art. 6.Bij de beoordeling van de ingediende beursaanvragen zijn de volgende evaluatiecriteria van toepassing : 1° de wetenschappelijke vakkennis van de kandidaat-bursaal en zijn potentiële bekwaamheid tot het zelfstandig uitvoeren van doctoraatsonderzoek;2° de wetenschappelijke kwaliteit en relevantie van het onderzoeksproject, en de realiseerbaarheid ervan binnen een periode van vier jaar; 3° de strategische aard van het onderzoeksproject m.b.t. het potentieel voor een economische en/of maatschappelijke toepasbaarheid van de resultaten op termijn.

Art. 7.De Raad van Bestuur van het IWT legt in een uitvoerend reglement de nadere regels vast betreffende de vorm en de inhoud, de behandeling en selectie van de beursaanvragen, binnen de selectievoorwaarden vastgelegd in dit besluit. Dit reglement bepaalt desgevallend eveneens de wijze waarop alle kandidaat-bursalen worden ingelicht over de beoordeling van hun beursaanvraag. Het reglement voorziet ook in de mogelijkheid dat kandidaat-bursalen die hun opleiding nog niet met succes hebben afgerond op het tijdstip dat de aanvraag ingediend wordt, ook een beursaanvraag kunnen indienen, mits zij op een nader te bepalen deadline volledig voldoen aan alle voorwaarden vermeld in dit besluit.

Art. 8.De beoordeling van de ingediende beursaanvragen voor de 1ste beurstermijn gebeurt door een commissie van deskundigen samengesteld door de Raad van Bestuur van het IWT. Het aantal, de samenstelling en de werking van deze commissies wordt door de Raad van Bestuur van het IWT in het reglement, vermeld in artikel 7, nader bepaald. De commissies van deskundigen adviseren de Raad van Bestuur van het IWT voor zijn beslissing over elke beursaanvraag.

De Raad van Bestuur van het IWT draagt zorg voor een regelmatige vernieuwing en een optimale samenstelling van deze commissies. Ten minste een derde van het aantal leden dient rechtstreeks betrokken te zijn bij onderzoek en ontwikkeling in het bedrijfsleven. Ten minste een derde van het aantal leden is verbonden aan een hoger-onderwijsinstelling of een onderzoekscentrum.

Art. 9.De voorwaarden en bepalingen voor toekenning en behoud van de beurs die de raad van bestuur, binnen de beperkingen naar toelatings- en selectievoorwaarden vastgelegd in dit besluit, heeft bepaald worden opgenomen in een overeenkomst die het IWT sluit met de bursaal Het betreft een typeovereenkomst, goedgekeurd door de raad van bestuur. De beurs gaat ten vroegste in op 1 oktober en ten laatste op 1 januari van hetzelfde academiejaar. De beurs wordt beëindigd van zodra de bursaal deze voorwaarden niet meer naleeft. Indien de bursaal zijn doctoraatsproefschrift heeft verdedigd voor het einde van de termijn, loopt de beurs toch door tot het einde van de termijn.

Art. 10.De doctoraatsbeurzen voor strategisch basisonderzoek worden toegekend als twee aaneensluitende beurstermijnen van twee jaar. In de loop van de eerste beurstermijn dient de bursaal bij het IWT een beursaanvraag voor een 2de beurstermijn in, samen met een voortgangsverslag en het advies van de promotor over de aangevraagde verlenging van de beurs. Op basis van deze documenten beslist het IWT over de toekenning van de tweede beurstermijn. Bij deze beslissing volgt het IWT het advies van de promotor maar heeft het IWT het recht om promotor en/of bursaal op gelijk welk ogenblik op te roepen om toelichtingen te verschaffen over het verloop van de doctoraatswerkzaamheden.

De bursaal heeft het recht, ongeacht het advies van de promotor, om het IWT te verzoeken voor een commissie van externe deskundigen te kunnen verschijnen voor de verdediging van zijn beursaanvraag.

Het oordeel over al dan niet toekenning van de beursverlenging van de commissie heeft steeds voorrang op het advies van de promotor.

Art. 11.Jaarlijks vóór 1 oktober stelt de Raad van Bestuur van het IWT de nieuwe bedragen van de doctoraatsbeurzen eerste en tweede beurstermijn voor het komende academiejaar vast zodat de globale evolutie van hun nettobedrag gelijke tred houdt met de globale evolutie van het netto-salaris van de leden van het assisterend academisch personeel van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.

De Raad van Bestuur van het IWT houdt rekening met het indexcijfer van de salarissen van het assisterend academisch personeel op 1 oktober (WB1).

Van het netto-bedrag van de beurs wordt per maand een bedrag van 24,79 euro ingehouden. Het gecumuleerde bedrag van deze inhoudingen wordt uitbetaald aan de bursaal in de vorm van een premie indien de betrokken bursaal zijn doctoraatsproefschrift heeft verdedigd voor de afloop van de tweede beurstermijn of binnen de zes maanden na het einde van de tweede beurstermijn.

Art. 12.§ 1. Tegelijkertijd met de beurs wordt een projectkostenvergoeding toegekend. De projectkostenvergoeding dekt de kosten van de universiteit voor de uitvoering van de activiteiten van het doctoraatsproject. § 2. Het bedrag van de projectkostenvergoeding wordt door de Raad van Bestuur van het IWT uniform voor alle bursalen, en per termijn van twee jaar vastgesteld, rekening houdend met de middelen die daarvoor uitgetrokken zijn in de toelage, vermeld in artikel 14. § 3. De projectkostenvergoeding wordt uitbetaald per maand tegelijkertijd met de uitbetaling van de beurs en in de mate dat die uitbetaling verschuldigd is. § 4. Op het ogenblik dat de bursaal zijn activiteiten voor het project definitief staakt, eindigt het recht op de projectkostenvergoeding voor de universiteit.

Wanneer het IWT een einde stelt aan de beurs van de bursaal, eindigt het recht op de projectkostenvergoeding voor de universiteit op het einde van de maand, waarin het IWT zijn beslissing mededeelt aan de bursaal en aan de universiteit. § 5. De gemachtigde van de universiteit verbindt er zich namens zijn instelling in de overeenkomst tot toekenning van de beurs toe om in verband met de projectkostenvergoeding de volgende gebruiksvoorwaarden in het algemeen na te doen leven : 1° kosten alleen als projectkosten te verrekenen met de schriftelijke goedkeuring van de bursaal en de wetenschappelijk promotor;2° geen aandeel te verrekenen van centrale beheerskosten en algemene exploitatiekosten zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 1993 tot regeling van de centrale beheerskosten en de algemene exploitatiekosten van de universiteiten, verbonden aan de uitvoering van de wetenschappelijke activiteiten die door de Vlaamse gemeenschap gefinancierd worden;3° geen uitgaven te imputeren, die al werden aangerekend op een andere financiering. § 6. De gemachtigde van de universiteit verklaart er zich tevens toe bereid om tegenover het IWT of zijn aangestelde de toepassing van de gebruiksvoorwaarden, vermeld in voorgaande paragraaf, te bewijzen volgens de modaliteiten die de Raad van Bestuur van het IWT per universiteit bepaalt. § 7. Indien het IWT vaststelt dat aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 5, 1° niet is voldaan zal de universiteit zich onmiddellijk in regel stellen met dit voorschrift voor alle projecten die op dat ogenblik lopen.

Indien blijkt dat niet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 5, 2° en 3°, wordt voldaan, zal de aanrekening op de projectkostenvergoeding van elk op dat ogenblik lopend project beperkt worden tot de betalingen op de originele facturen van de leveranciers, die de terechte aanrekening als specifieke uitgave voor het project kunnen verantwoorden en betaalt de universiteit aan het IWT voor elk project het verschil terug tussen die aanrekeningen en de ontvangen projectkostenvergoedingen. § 8. In geval de universiteit niet meewerkt aan de bewijsregeling, vermeld in paragraaf 6 of in gebreke blijft ten opzichte van de regeling, vermeld in paragraaf 7, kan het IWT bij beslissing van de Raad van Bestuur, de verdere uitbetaling van de projectkostenvergoeding geheel of gedeeltelijk opschorten voor alle of een gedeelte van de lopende projecten bij die universiteit. § 9. De Raad van Bestuur van het IWT kan detailaspecten in verband met de projectkostenvergoeding volgens dit artikel regelen in een aanvullend reglement. § 10. In toepassing van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (2006/C 323/01) verbinden alle begunstigden van de projectkostenvergoeding zich ertoe de kosten en financiering van de door hen eventuele uitgeoefende economische activiteiten duidelijk te onderscheiden van de in het kader van dit besluit ontvangen projectkostenvergoeding.

Art. 13.De bursaal rapporteert op het einde van elke beurstermijn over de uitvoering van het onderzoeksproject. Er is tevens een rapportageplicht indien de bursaal zelf vraagt het genot van de beurs om welke reden dan ook te staken.

Art. 14.De Vlaamse Gemeenschap stelt jaarlijks financiële middelen ter beschikking van het IWT voor de bekostiging van de doctoraatsbeurzen.

De financiële middelen worden maandelijks per twaalfde voor de twintigste van elke maand ter beschikking gesteld van het IWT.

Art. 15.De financiële middelen, vermeld in artikel 14, worden met ingang van het begrotingsjaar 1994 jaarlijks aangepast aan de evolutie van de loonkosten volgens de volgende formule, onverminderd de eventuele toekenning van aanvullende kredieten : M (t) = M (t - 1) x J, waarbij : 1° M (t) : de financiële middelen voor het jaar t;2° M (t - 1) : de financiële middelen voor het jaar t - 1 inclusief de aanvullende kredieten van het jaar t - 1;3° J = L(t)/L(t - 1) : de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar t en de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar t-1. De Vlaamse Gemeenschap voorziet eveneens de middelen voor het betalen van de projectkostenvergoeding, vermeld in artikel 12.

Art. 16.Het IWT kan ten hoogste 2 % van de toelage, vermeld in artikel 14, aanwenden voor het dekken van de beheerskosten.

Art. 17.Het IWT rapporteert jaarlijks over het wetenschappelijk, administratief en financieel beheer van het stelsel van de doctoraatsbeurzen. Het jaarverslag omvat minimaal een overzicht van alle aangevraagde en toegekende doctoraatsbeurzen met vermelding van de onderzoeksprojecten, een verdeling van de bursalen per universiteit en per wetenschapsdomein, en een gedetailleerd financieel verslag.

Het jaarverslag bevat ook een hoofdstuk gewijd aan de ontwikkeling van het stelsel en aan de beleidsuitgangspunten en beleidsactiviteit ter zake.

Art. 18.Indien uit het jaarverslag, vermeld in artikel 17, blijkt dat het IWT een deel van de overheidsbijdrage heeft gebruikt voor doeleinden in strijd met dit besluit, wordt een overeenkomstig bedrag in mindering gebracht van de maandelijkse termijnen, dan wel teruggevorderd.

Art. 19.Het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 1994 houdende regeling van de toekenning van specialisatiebeurzen door het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de Industrie, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 juni 1994, 14 februari 1996 en 19 december 1997, wordt opgeheven.

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch staatsblad, met uitzondering van artikel 2, § 3, tweede lid, 2°, en artikel 3, 2°, die in werking treden op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum.

Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor het technologisch innovatiebeleid, is belast met uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 mei 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, P. CEYSENS

Toelichting bij het besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de toekenning van doctoraatsbeurzen voor de uitvoering van projecten van strategisch basisonderzoek.

Toelichting Dit besluit vervangt het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 1994 houdende regeling van de toekenning van specialisatiebeurzen door het IWT en de hierop volgende besluiten van de Vlaamse Regering (29 juni 1994, 14 februari 1996 en 19 december 1997 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 1994).

De wijzigingen t.o.v. het besluit van 1994 kunnen in drie grote stappen samengevat worden. 1. Een wijziging van de finaliteit.a. Een focus van het onderwerp op strategisch basisonderzoek.b. De afschaffing van de beperking op basis van diploma's (studiegebieden) om toegang te krijgen tot het stelsel.2. De afschaffing van de beperking tot EU-nationaliteit om toegang te krijgen tot het stelsel.3. Vereenvoudiging van de evaluatie voor een tweede termijnbeurs.

Artikel 1.3° Definitie van strategisch basisonderzoek.

In het besluit wordt de definitie uit het decreet overgenomen. In de context van doctoraatsbeurs wordt de term strategisch basisonderzoek begrepen als doctoraatswaardig en vernieuwend onderzoek dat, in geval van succes, op langere termijn aanleiding kan geven tot toepassingen in de industrie en de maatschappij.

Voor doctoraatsbeurzen voldoet strategisch basisonderzoek steeds aan minstens twee basiscriteria : 1. het onderzoek is vernieuwend en biedt voldoende intellectuele uitdagingen om een doctoraat uit te voeren;2. het onderzoek biedt een duidelijk potentieel voor latere toepassingen met een economische of maatschappelijke finaliteit. De mogelijkheid om te resulteren in een toepassing in geval van succes en de adequate afstemming van de onderzoeksstrategie op deze mogelijkheid zijn beide essentiële elementen van het strategisch karakter van een doctoraatsaanvraag m.b.t. het potentieel voor latere toepassingen. 6° Voor de definitie van een onderzoeksorganisatie wordt de definitie overgenomen zoals bepaald in de Europese kaderregeling (2006/C 323/01).

Art. 2.De finaliteit van het strategisch basisonderzoek kan zowel economisch als maatschappelijk zijn. Een economische finaliteit kan een bedrijfseconomische toepassing zijn in een aantal specifieke bedrijven, maar ook een collectief voordeel voor een sector, of een voordeel van socio-economische aard.

Het Artikel 2 voorziet de mogelijkheid dat naast leden van het zelfstandig academisch personeel (ZAP) en onderzoeksdirecteurs van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen ook andere onderzoekers verbonden aan de universiteit kunnen optreden als wetenschappelijke begeleider, maar enkel op voorwaarde dat de universitaire overheid garant staat voor continuïteit en kwaliteit van de begeleiding.

Om voldoende kwaliteit en continuïteit te kunnen bieden dient de begeleider minstens houder te zijn van een doctoraat en minstens een vooruitzicht op een aanstelling te hebben die de duur van het mandaat overspant. De verklaring van de universitaire overheid dient minstens deze twee punten te bevestigen.

Art. 3.Het stelsel van de doctoraatsbeurzen voor de uitvoering van projecten van strategisch basisonderzoek staat ook open voor buitenlanders. De kandidaten voor een doctoraatsbeurs dienen ofwel onderdaan te zijn van een E.E.R.- lidstaat (E.U. uitgebreid met IJsland Noorwegen en Liechtenstein) of van Zwitserland, ofwel houder te zijn van een diploma uitgereikt door een E.E.R.-lidstaat of Zwitserland. De diplomavereisten slaan op het diploma dat voldoet aan de diplomavereisten voor kandidaatstelling zoals toegelicht in Art. 4.

Art. 4.In tegenstelling tot het voorgaande besluit van 26 januari 1994 is er niet langer een beperking op basis van studiegebied. De basisvereiste is dat de kandidaat houder is van een diploma dat minstens evenwaardig is aan een volwaardig Master-diploma (= Master diploma dat aansluit op een Bachelor-diploma) uitgereikt in België.

Art. 5.Er zijn twee beperkingen die gelegd worden op het Master-diploma dat toegang geeft tot het doctoraatsonderzoek. Ten eerste dient dit diploma behaald te zijn met de vermelding onderscheiding of evenwaardig. Ten tweede dient dit diploma behaald te zijn binnen vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag.

Wanneer een kandidaat meerdere Master-diploma's bezit zijn beide bepalingen van toepassing op het diploma dat aansluit bij het doctoraatsonderzoek. De reden hiervoor is om te vermijden dat kandidaten die na een eerste Master-diploma een tweede Master-diploma behalen, en doctoraatsonderzoek opstarten op basis van dit tweede diploma, zouden afgerekend worden op het eerste diploma dat niet langer relevant is voor hun doctoraatsonderzoek. Indien kandidaten met een tweede Master-diploma er toch zouden voor kiezen om een doctoraatsonderzoek op te starten dat aansluit bij hun eerste diploma, maar manifest geen relatie heeft met hun tweede diploma, wordt het eerste diploma in rekening genomen voor beide bepalingen. Bij kandidaten met meerdere Master-diploma's kunnen beide bepalingen enkel in rekening gebracht worden voor een ander dan het eerste diploma voor zover dit diploma behaald werd binnen een termijn van maximaal vijf jaar na het behalen van het eerste Master-diploma.

Art. 6.Voor de evaluatie gelden drie grote beoordelingscriteria 1. De kwaliteit van de kandidaat-bursaal.Dit betreft zowel de wetenschappelijke vakkennis als zijn/haar potentiële bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van een doctoraatsonderzoek.

Redeneervermogen en kritische geest zijn hierbij twee belangrijke aandachtspunten. 2. De kwaliteit van het onderzoeksproject.Dit omvat de wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel, maar ook de realiseerbaarheid binnen de beursperiode. 3. De strategische aard van het onderzoeksproject m.b.t. een mogelijke economische en/of maatschappelijke toepasbaarheid van de resultaten op termijn.

Gezien het langetermijn-karakter en de opleidingscomponent mogen toepasbaarheid en strategisch karakter bij een doctoraatsbeurs niet te beperkend geïnterpreteerd te worden. De essentie is dat het doctoraatsonderzoek van een IWT-beurs niet langer enkel gepositioneerd wordt in functie van kennisopbouw maar tevens gezien wordt als middel om een bijdrage te leveren aan industrie en maatschappij.

Het toepassingsgericht karakter wordt steeds benaderd vanuit de invalshoek dat de toekenning van beurzen opleiding van onderzoekers betreft. Het is de bedoeling de kandidaten te stimuleren onderzoek uit te voeren dat op lange termijn een bijdrage kan leveren aan de maatschappij of het bedrijfsleven. Het is geenszins de bedoeling om enkel nog zaken te steunen die renderen' op korte termijn. Er dient dus steeds voldoende ruimte te worden voorzien om te experimenteren en risico's te nemen. De toegevoegde waarde van het toepassingsgericht aspect ligt niet zozeer in de rechtstreekse valorisatie van de resultaten, maar in de opleiding van onderzoekers die leren denken vanuit een strategisch kader en leren hun onderzoek te positioneren in een ruimer toegepast kader.

Bij de evaluatie van toepasbaarheid zal een appreciatie gegeven worden vanuit verschillende invalshoeken zoals hieronder toegelicht. -Strategisch belang van de onderzoeksaanpak voor de beoogde toepassingen (= relevantie).

Draagt het onderzoek in geval van succes effectief bij tot de beoogde toepassingen ? Is de gekozen onderzoeksaanpak de beste om de beoogde toepassing te bereiken ? Hierbij dient rekening gehouden te worden met de complexiteit van de toepassing in verschillende domeinen. -Strategisch belang van de potentiële toepassingen voor mogelijke gebruikers.

Aannemend dat de onderzoeksaanpak effectief gericht is naar een toepassing : is deze toepassing relevant ? Is er een aantoonbare impact voor industrie en maatschappij ? Is de impact van de toepassingen zoals beschreven in de aanvraag realistisch en geloofwaardig ? Is dit, rekening houdend met de complexiteit van de toepassing in verschillende domeinen, in de praktijk haalbaar ? Bij dit criterium wordt voor de beurzen met een economische finaliteit de meerwaarde voor de industrie in Vlaanderen opgenomen als een bonus, hoewel het geen vereiste is. -Aansluiting bij een ruimere strategische ambitie van het laboratorium.

Is de toepassingsgerichte beursaanvraag een alleenstaand feit of sluit dit aan bij een ruimere ambitie van het laboratorium naar strategisch onderzoek ? Inpassing van een dergelijk doctoraatsproject in een bestaand strategisch onderzoekskader zal de geloofwaardigheid en haalbaarheid van de beoogde toepassing ten goede komen. Bij evaluatie mag deze invalshoek evenwel niet resulteren in een positieve discriminatie van kandidaten uit succesvolle laboratoria terwijl nieuwe initiatieven uit kleinere onderzoekgroepen gefnuikt zouden worden. -Bijdrage aan vorming van de student Biedt de beurs de mogelijkheid bij te dragen tot de vorming van de studenten m.b.t. toepassingsgericht onderzoek en is daar aandacht voor in de aanvraag ? Deze vier invalshoeken vormen de peilers waarop de score voor toepasbaarheid steunt. Voor projecten met een economische en maatschappelijke finaliteit gelden dezelfde deelcriteria, maar zal de invulling aangepast worden aan de specifieke finaliteit. De manier waarop de vier deelcriteria bijdragen tot één score zal verder uitgewerkt worden in een richtlijn door de Raad van Bestuur die door alle commissies van deskundigen op een eenvormige wijze zal geïmplementeerd worden. Dit is een onderdeel van het interne reglement waarvan sprake in het artikel 7. De toekenning van een bonus' voor de meerwaarde voor de industrie in Vlaanderen zal op een transparante en objectiveerbare manier opgenomen worden in bovenvernoemde richtlijn.

Art. 8.De Raad van Bestuur stelt de commissies van deskundigen samen.

De Raad van Bestuur regelt de werking van deze commissies in een intern reglement, waarbij aandacht zal geschonken worden aan het vermijden van mogelijke belangenconflicten. De Raad van Bestuur zal hierbij een duidelijk richtlijn uitvaardigen om te bepalen wanneer deskundigen uitgesloten worden op basis van affiliatie in geval deze te sterk overlapt met de affiliatie van de kandidaat. De Raad van Bestuur zal in het reglement ook voorzien in de ondertekening van een confidentialiteitsverklaring om vertrouwelijkheid te vrijwaren.

Voor een optimale samenstelling van de commissies van deskundigen geldt dat ten minste een derde van het aantal leden betrokken dient te zijn bij onderzoek en ontwikkeling in de bedrijfswereld. Om een evenwicht te behouden werd dit artikel uitgebreid met de bepaling dat ten minste een derde van de leden dient verbonden te zijn aan een hoger onderwijsinstelling of een onderzoekscentrum.

Art. 10.De doctoraatsbeurzen worden toegekend als twee aaneensluitende beurstermijnen. De evaluatie, toekenning en opvolging van de eerste beurstermijn verlopen grotendeels zoals gangbaar bij uitvoering van het besluit van 26 januari 1994. De toekenning van de tweede beurstermijn werd ingrijpend vereenvoudigd. De huidige procedure steunt op onderstaande elementen.

Voor het bekomen van een tweede beurstermijn, moet de bursaal een beursaanvraag (inclusief een voortgangsrapport) en een advies van de promotor indienen bij het IWT. Bij de beslissing over de toekenning van een tweede beurstermijn baseert het IWT zich op het advies van de promotor maar heeft het IWT het recht om de promotor en/of bursaal op eender welk ogenblik op te roepen om toelichtingen te verschaffen over het verloop van de werkzaamheden.

De bursaal heeft het recht, ongeacht het advies van de promotor, om het IWT te verzoeken voor een commissie van externe deskundigen te verschijnen voor de verdediging van de beursaanvraag. Het oordeel van deze commissie heeft steeds voorrang op het advies van de promotor bij de al dan niet toekenning van de beursverlenging. De raad van bestuur van het IWT legt in een reglement de modaliteiten hiervoor vast.

De mogelijkheid om op eender welk ogenblik de promotor en/of bursaal op te roepen, is belangrijk om, in afwezigheid van een tussentijdse evaluatie door het IWT, misbruik te voorkomen. Voor de mogelijke repercussie bij het vaststellen van misbruik of niet correcte invulling van de afspraken bij steunverlening is geen nieuwe regelgeving vereist, daar dit neerkomt op een normale opvolging van de uitvoering van de contractuele afspraken.

Een bijzondere vorm van opvolging betreft de invulling van de strategische doelstellingen waarvoor steun toegekend was.

Bij evaluatie is de keuze voor onderzoeksonderwerpen met een potentieel voor economische of maatschappelijke toepasbaarheid op termijn een belangrijk selectiecriterium. Het is evident dat ook bij de uitvoering deze keuze dient gerespecteerd te blijven.

Vanzelfsprekend zijn verschuivingen in werkplan en innovatiedoel mogelijk, maar het grotendeels achterwege blijven van de strategische context zou in strijd zijn met het principe van toekenning. Daarom zal het IWT het tussentijds verslag nazien op de invulling van het toegepaste karakter en bij twijfel over correcte uitvoering de kandidaat of promotor ter verantwoording roepen. Hierbij wordt de performantie van de kandidaat niet in vraag gesteld, maar ligt de nadruk op de correcte uitvoering van de projectdoelstellingen.

Art. 11.Het artikel 11 regelt de modaliteiten voor het vaststellen van het beursbedrag. Tegelijkertijd met de beurs wordt een projectonkostenvergoeding toegekend. De modaliteiten voor deze projectonkostenvergoeding worden geregeld in het artikel 12.

Art. 21.Het besluit treedt in werking op datum van publicatie, met uitzondering van de bepalingen van artikel 2, § 3, tweede lid 2° en artikel 3, 2°. Deze treden in werking op de datum die door de Vlaamse regering zal worden vastgesteld. Deze artikels betreffen de openstelling naar een maatschappelijke finaliteit en de openstelling naar kandidaten die geen onderdaan zijn van een E.E.R.-lidstaat of Zwitserland.

In het huidige besluit wordt de mogelijkheid voorzien om beurzen te steunen met een potentiële economische of maatschappelijke toepasbaarheid. Bij inwerkingtreding van het besluit zal de toekenning beperkt blijven tot beurzen met een economische toepasbaarheid. De implementatie van beurzen met een zuivere maatschappelijke toepasbaarheid blijft vervolgens afhankelijk van een latere beslissing van de Vlaamse Regering.

In artikel 3, 2° wordt de openstelling voorzien voor kandidaten die geen onderdaan zijn van een E.E.R. lidstaat of Zwitserland. Bij inwerkingtreding van het besluit blijft de toekenning van beurzen beperkt tot onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. Later zal dit verruimd worden naar kandidaten die in het bezit zijn van een diploma uitgereikt door een lidstaat van de E.E.R. of Zwitserland ongeacht hun nationaliteit, op de datum die door de Vlaamse regering zal worden vastgesteld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de toekenning van doctoraatsbeurzen voor de uitvoering van projecten van strategisch basisonderzoek.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, P. CEYSENS

^