Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 30 maart 2001
gepubliceerd op 20 juni 2001

Besluit van de Vlaamse regering tot tweede bijsturing van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035608
pub.
20/06/2001
prom.
30/03/2001
ELI
eli/besluit/2001/03/30/2001035608/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 MAART 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot tweede bijsturing van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse Wetenschappelijke Instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 16 december 1997, 17 februari 1998, 23 juli 1998, 29 juni 1999, 5 oktober 1999, 4 februari 2000 en 17 juli 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, gegeven op 7 juli 2000;

Gelet op het feit dat het advies van de directieraden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, het Instituut voor Natuurbehoud, het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën en het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium geacht wordt gegeven te zijn met toepassing van artikel I 6, derde lid, van het voornoemd besluit van 28 januari 1997;

Gelet op het akkoord van de minister van Pensioenen, gegeven op 19 januari 2000;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 september 2000;

Gelet op het protocol nr. 153.437 van 17 oktober 2000 van het sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 8 september 2000, betreffende de aanvraag tot advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 30 januari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel I 3 van het personeelsstatuut van de Vlaamse Wetenschappelijke Instellingen van 28 januari 1997 wordt vervangendoor wat volgt : « Art. I 3. Voor de regeling van de rechtspositie worden de volgende organen als een administratieve eenheid beschouwd : 1° de diensten van de Vlaamse regering voor : a) de bevorderingen via examen of bekwaamheidsproef in betrekkingen die behoren tot het niet-wetenschappelijk personeel;b) de bevorderingen in rang A2 van het niet-wetenschappelijk personeel;c) de interne arbeidsmarkt voor de betrekkingen die behoren tot het niet-wetenschappelijk personeel;2° de instelling in alle andere gevallen.»

Art. 2.In deel II van hetzelfde statuut, wordt een hoofdstuk 4bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 4bis. De expertenfuncties Art. II 14bis. § 1. Ambtenaren van de instelling kunnen tijdelijk worden aangesteld in een expertenfunctie. § 2. De expertenfunctie kan worden bepaald in de niveaus B, C en D. De functies worden opgericht, omschreven en eventueel opnieuw afgeschaft op basis van de organisatiedoelstellingen en de noodzakelijkheden van de instelling, door de directieraad, na goedkeuring door de functioneel bevoegde Vlaamse minister samen met de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken.

Art. II 14ter. De ambtenaren van de eerste twee rangen van de niveaus B, C en D, kunnen worden aangesteld als expert.

De ambtenaar die in een expertenfunctie aangesteld wordt, behoudt zijn rang en zijn graad. Hij behoudt gedurende zijn aanstelling het recht op verhoging in salaris of in salarisschaal en op aanwijzing en bevordering tot een hogere rang, op dezelfde wijze als wanneer hij niet in een expertenfunctie zou zijn aangesteld.

Art. II 14quater. § 1. Het instellingshoofd wijst, in voorkomend geval in overleg met het afdelingshoofd, de ambtenaren aan die worden aangesteld in een expertenfunctie. § 2. De beslissing tot tijdelijke aanstelling in een expertenfunctie omvat de omschrijving van de functie, de toekenning van de eraan verbonden salarisschaal conform artikel XIII 35, § 2, 3° van dit statuut, de begindatum en de motivering van de aanstelling. De aanstelling houdt tevens de dienstaanwijzing in van de betrokken ambtenaar. § 3. De tijdelijke aanstelling wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met onvoldoende wordt besloten, en op de dag van de aanwijzing of bevordering van de aangestelde ambtenaar tot een hogere rang.

De overheid, bevoegd voor de tijdelijke aanstelling, kan, wanneer er een motivering gegeven wordt, een einde maken aan deze aanstelling hetzij op basis van de functioneringsevaluatie (anders dan besloten met onvoldoende), hetzij om functionele redenen, hetzij bij langdurige afwezigheid, hetzij op verzoek van de ambtenaar zelf. »

Art. 3.Artikel II 28, II 29, en II 30 van hetzelfde statuut worden opgeheven.

Art. 4.In deel III van hetzelfde statuut, waarvan artikel III 1 tot en met III 7 worden gegroepeerd in "Hoofdstuk 1. Deontologische rechten en plichten" en artikel III 8 wordt opgenomen in "Hoofdstuk 3.

Gemeenschappelijke bepalingen", wordt een tweede hoofdstuk ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 2. Intellectuele eigendomsrechten Art. III 7bis. § 1. De ambtenaar draagt aan de Vlaamse Gemeenschap het geheel van de vermogensrechten over op de werken waarvan hij de (mede) auteur is en die hij ter uitvoering van zijn ambt tot stand brengt.

Deze overdracht betreft de auteursrechten op computerprogramma's, met inbegrip van het begeleidend en voorbereidend materiaal, en op alle andere werken die de ambtenaar ter uitvoering van zijn ambt tot stand brengt. § 2. De vergoeding voor deze overdracht van rechten is begrepen in het salaris, zoals bepaald in deel XIII van dit besluit. § 3. De ambtenaar verleent aan de Vlaamse Gemeenschap de toelating om de werken, bedoeld in § 1, onder de naam van de instelling aan het publiek mee te delen en onder die naam te exploiteren. Deze toelating geldt voor een duur van 20 jaar vanaf de datum van de creatie van het werk.

Art. III 7ter. § 1. Alle uitvindingen die door de ambtenaar ter uitvoering van zijn ambt worden gedaan of die verkregen worden door middelen die door de instelling ter beschikking van de ambtenaar worden gesteld, zijn het exclusieve eigendom van de Vlaamse Gemeenschap, zonder dat de ambtenaar een recht op financiële tegemoetkoming kan doen gelden. § 2. In afwijking van § 1, wordt voor de overdracht van vermogensrechten op de in § 1 bedoelde uitvindingen die niet ter uitvoering van het ambt worden gedaan aan de ambtenaar een financiële tegemoetkoming toegekend, waarvan het bedrag bepaald wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, en de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s). Om de hoogte van de tegemoetkoming te bepalen worden de volgende criteria gebruikt : 1° de industriële of commerciële waarde van de uitvinding;2° het belang van de bijdrage van de respectieve partijen bij de totstandkoming van de uitvinding.»

Art. 5.Artikel V 4 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. V 4. § 1. Wanneer op verschillende wijzen in een vacante betrekking kan worden voorzien en er geen bepaling is die een bepaalde wijze voorschrijft, kiest de bevoegde overheid op gemotiveerde wijze hoe ze de betrekking in de instelling opvult. § 2. Voor een vacante betrekking in de begingraad van elk niveau kiest de directieraad op voorstel van het instellingshoofd voor : 1° bevordering van de geslaagden voor de vergelijkende overgangsexamens, na een oproep, gericht aan de geslaagden van het niet-wetenschappelijk personeel van de instellingen, en tegelijkertijd aan de geslaagden van het ministerie, of voor;2° de interne arbeidsmarkt, of voor;3° aanwerving. § 3. Voor een vacante betrekking in een hiërarchisch hogere graad dan de begingraad van elk niveau kiest de benoemende overheid voor : 1° bevordering, of voor;2° de interne arbeidsmarkt, of voor;3° bevordering en tegelijkertijd voor de interne arbeidsmarkt, of voor 4° aanwerving. Als de betrekking bij bevordering na het slagen voor een examen of voor een bekwaamheidsproef voor verhoging in graad wordt verleend, wordt de oproep tegelijkertijd gericht aan het niet-wetenschappelijk personeel van de instellingen en aan het personeel van het ministerie.

De selectie bij bevordering en tegelijkertijd via de interne arbeidsmarkt gebeurt overeenkomstig de procedure voor bevordering, bepaald in artikel VIII 70. De kandidaten worden onderling gerangschikt op één lijst. »

Art. 6.In deel V van hetzelfde statuut worden titel 2 `De mutatie' en titel 3 `De herplaatsing', bestaande uit artikel V 5 tot en met V 16, vervangen door wat volgt : « TITEL 2. DE INTERNE ARBEIDSMARKT Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Art. V 5. In deze titel wordt onder interne arbeidsmarkt verstaan : de overplaatsing van een ambtenaar van het niet-wetenschappelijk personeel naar een betrekking van het niet-wetenschappelijk personeel in een andere instelling of naar het ministerie, zonder dat er een verandering van graad of een verhoging in graad mee gepaard gaat.

Art. V 6. De ambtenaar krijgt toegang tot de interne arbeidsmarkt door kandidaatstelling of na aanmelding door de leidinggevende.

Art. V 7. De ambtenaar krijgt toegang tot de interne arbeidsmarkt door kandidaatstelling : 1° hetzij door een gerichte kandidaatstelling naar aanleiding van een bekendmaking van een vacature;2° hetzij door een spontane kandidaatstelling. Art. V 8. § 1. De toegang tot de interne arbeidsmarkt, na aanmelding, is van toepassing op de ambtenaar die om organisatorische, functionele of medische redenen overgeplaatst moet worden. Uitgezonderd de toepassing van § 2, behoudt de ambtenaar in dit geval zijn graad en de daaraan verbonden salarisschaal. § 2. De overplaatsing van een ambtenaar om medische redenen kan, in afwijking van artikel V 5, ook gebeuren in een betrekking van een graad van een lagere rang.

Behalve wanneer de ambtenaar het slachtoffer was van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, houdt de overplaatsing in dit geval de benoeming in de nieuwe graad in en wordt de ambtenaar ingeschaald in de nieuwe salarisschaal overeenkomstig artikel XIII 22, § 2.

Art. V 9. In afwijking van artikel V 5 kan de ambtenaar van niveau B, C, D of E, om persoonlijke of functionele redenen, op eigen verzoek ook worden overgeplaatst naar een betrekking van een andere graad van dezelfde rang dan die welke hij bekleedt. De ambtenaar wordt benoemd in deze nieuwe graad en ingeschaald in de daaraan verbonden salarisschaal.

Art. V 10. Een ambtenaar komt alleen voor overplaatsing in aanmerking indien hij : 1° zich in de administratieve toestand dienstactiviteit bevindt;2° voldoet aan de specifieke voorwaarden die overeenkomstig dit besluit voorgeschreven zijn om de vacante functie uit te oefenen. Hoofdstuk 2. De procedure Art. V 11. § 1. Indien de bevoegde overheid gekozen heeft om een vacante betrekking op te vullen via de interne arbeidsmarkt, zijn er twee mogelijkheden : 1° ofwel wordt er nagegaan of er zich reeds geschikte kandidaten hebben aangediend na aanmelding.Is dit niet het geval, dan wordt de vacature bekendgemaakt; 2° ofwel wordt de vacature onmiddellijk bekendgemaakt en worden de gerichte en de spontane kandidaatstellingen en de aanmeldingen onderling vergeleken. Deze procedure kan zowel tussen de instellingen onderling als tussen de instellingen en het ministerie verlopen, met inbegrip van het niet-wetenschappelijk personeel van de instellingen. § 2. Het bericht dat een vacante betrekking via de interne arbeidsmarkt kan begeven worden, omvat inzake de betrekking in kwestie : 1° een korte functiebeschrijving;2° het gewenste profiel;3° de wijze van kandidaatstelling en het adres waar nadere inlichtingen kunnen worden ingewonnen. Art. V 12. § 1. De leidinggevende van de ontvangende entiteit kiest op zorgvuldige wijze de meest geschikte ambtenaar voor een bepaalde functie. De selectiebeslissing moet worden gemotiveerd en houdt rekening met : 1° de kandidaatstelling of de aanmelding;2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;3° de functioneringsevaluatie;4° de beoordeling van de eventuele selectietest (en). § 2. De geselecteerde ambtenaar moet binnen drie maanden na de selectiebeslissing, bedoeld in § 1, zijn nieuwe functie opnemen.

Art. V 13. De ambtenaar kan een aangeboden betrekking weigeren. De ambtenaar die overeenkomstig artikel V 8 werd aangemeld, mag dit echter slechts tweemaal. Bij de derde weigering wordt hij ambtshalve overgeplaatst.

Art. V 14. In geval van overplaatsing van een ambtenaar van of naar een instelling wordt het besluit houdende wijziging van dienstaanwijzing en eventueel van verandering van graad ambtshalve ondertekend door het instellingshoofd van de instelling en door de secretaris-generaal van het departement, die uitstuurt of ontvangt.

TITEL 3. WIJZIGING VAN DIENSTAANWIJZING/EN OF STANDPLAATSBEPALING Art. V 15. De administratieve standplaats is de gemeente waar de ambtenaar hoofdzakelijk zijn ambt uitoefent of een zo centraal mogelijk bepaalde gemeente in zijn ambtsgebied.

Wanneer de standplaats om dienstredenen niet samenvalt met de gemeente waar de centrale administratie of de buitendienst is gevestigd, wordt ze vastgesteld door de in artikel V 16 bepaalde overheid.

Art. V 16. Het instellingshoofd kan binnen zijn instelling, na advies van de directieraad en op voorwaarde van motivering, de dienstaanwijzing en de standplaatsbepaling wijzigen van ambtenaren van rang A1 en lager. »

Art. 7.In artikel VI 2, § 1 van hetzelfde statuut, wordt 1° opgeheven.

Art. 8.Artikel VI 3 van hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 9.In artikel VI 4, § 1 van hetzelfde statuut, wordt 1° vervangen door wat volgt : "1° een minimumleeftijd".

Art. 10.In artikel VI 5, § 1 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998, wordt 1° opgeheven.

Art. 11.In artikel VI 6 van hetzelfde statuut wordt § 1 opgeheven.

Art. 12.In artikel VI 7, § 1 van hetzelfde statuut, wordt 1° vervangen door wat volgt : "1° een minimumleeftijd".

Art. 13.In artikel VII 28, § 1, van hetzelfde statuut, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "Van het bestaan van een zware fout moet aan de stagiair kennis worden gegeven door een hiërarchische meerdere van niveau A, binnen drie werkdagen nadat deze hiërarchische meerdere de feiten heeft vastgesteld of door een derde van de feiten op de hoogte is gebracht."

Art. 14.Artikel VII 37 en VII 38 van hetzelfde statuut worden opgeheven.

Art. 15.In artikel VIII 3 van hetzelfde statuut worden de woorden "tien rangen" vervangen door de woorden "dertien rangen".

Art. 16.In artikel VIII 5, derde lid, van hetzelfde statuut worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "niveau B : twee rangen, genummerd B1 en B2" worden vervangen door de woorden "niveau B : drie rangen, genummerd B1, B2 en B3";2° de woorden "niveau C : twee rangen, genummerd C1 en C2" worden vervangen door de woorden "niveau C : drie rangen, genummerd C1, C2 en C3";3° de woorden "niveau D : twee rangen, genummerd D1 en D2" worden vervangen door de woorden "niveau D : drie rangen, genummerd D1, D2 en D3".

Art. 17.In artikel VIII 39 van hetzelfde statuut wordt § 3 opgeheven.

Art. 18.In artikel VIII 45 van hetzelfde statuut wordt § 3 opgeheven.

Art. 19.In hetzelfde statuut wordt een artikel VIII 71bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 71bis. De ambtenaar met een graad van rang B2 en de ambtenaar met een graad van rang B1 die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van deze rang bereikt heeft, en die geslaagd is voor een test betreffende de leidinggevende capaciteiten kan worden bevorderd tot een graad van rang B3. »

Art. 20.In hetzelfde statuut wordt een artikel VIII 72bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 72bis. De ambtenaar met een graad van rang C2 en de ambtenaar met een graad van rang C1 die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van deze rang bereikt heeft, en die geslaagd is voor een test betreffende de leidinggevende capaciteiten kan worden bevorderd tot een graad van rang C3. »

Art. 21.In hetzelfde statuut wordt een artikel VIII 73bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 73bis. De ambtenaar met een graad van rang D2 en de ambtenaar met een graad van rang D1 die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van deze rang bereikt heeft, en die geslaagd is voor een test betreffende de leidinggevende capaciteiten kan worden bevorderd tot een graad van rang D3. »

Art. 22.In deel VIII van hetzelfde besluit wordt een titel 7bis ingevoegd, die luidt als volgt : « TITEL 7BIS. DE VRIJWILLIGE TERUGZETTING IN GRAAD Art. VIII 87bis. De ambtenaar kan tijdens zijn loopbaan eenmaal om functionele of persoonlijke redenen vragen te worden teruggezet in graad. De vrijwillige terugzetting gebeurt in een graad van de onmiddellijk lagere rang dan die waarin de ambtenaar was benoemd.

Als aan de nieuwe graad een functionele loopbaan verbonden is, wordt de ambtenaar ingeschaald in de hoogste salarisschaal van de functionele loopbaan.

De vrijwillige terugzetting in graad gebeurt in een vacante betrekking en bij ontstentenis van vacature in overtal in de graad.

Art. VIII 87ter. De vrijwillige terugzetting in graad wordt toegekend door de overheid die bevoegd is om te benoemen in de graad waarin de ambtenaar wordt teruggezet. Die wint het advies in van de directieraad. »

Art. 23.In deel VIII, titel 9, hoofdstuk 3 van hetzelfde statuut, wordt een artikel VIII 96bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 96bis. De ambtenaar van niveau E kan, vanaf de goedkeuring van een personeelsplan voor de instelling waar hij is geaffecteerd, overgaan naar niveau D, als hij slaagt voor een bijzonder vergelijkend overgangsexamen waaraan hij tweemaal mag deelnemen. »

Art. 24.In artikel VIII 101, § 1, eerste lid van hetzelfde statuut wordende woorden "data in" vervangen door de woorden "data of daarna in".

Art. 25.In deel XI, titel 4 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 februari 2000, wordt een artikel XI 21bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XI 21bis. Deze titel is tevens van toepassing op de stagiair. »

Art. 26.In artikel XI 35, eerste lid, van hetzelfde statuut worden de woorden "vermindering van prestaties" vervangen door de woorden "deeltijdse prestaties".

Art. 27.In artikel XI 36 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, tweede lid, worden tussen de woorden "De ambtenaar" en de woorden "kan beroep indienen" de woorden "van rang A1 en lager en de niet-leidinggevende ambtenaar van rang A2" ingevoegd;2° § 5 wordt vervangen als volgt : « § 5.De in § 1 bedoelde machtiging wordt voor het afdelingshoofd toegekend door het instellingshoofd en voor het instellingshoofd door de Vlaamse regering. »

Art. 28.In deel XI van hetzelfde statuut wordt Titel 7 « Verlof voor loopbaanonderbreking », gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 16 december 1997 en 23 juli 1998, vervangen door wat volgt : « TITEL 7. VERLOF VOOR LOOPBAANONDERBREKING Hoofdstuk 1. Algemene regeling Art. XI 43. § 1. De ambtenaar kan de loopbaan onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.

De ambtenaar kan de loopbaan in totaal tweeënzeventig maanden voltijds en tweeënzeventig maanden halftijds onderbreken. Een voltijdse loopbaanonderbreking kan onmiddellijk aansluiten bij een halftijdse en omgekeerd.

De maximumduur om voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking te krijgen, wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse, respectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die de ambtenaar als ambtenaar of als contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten. § 2. In afwijking van § 1 kan een ambtenaar van minstens 50 jaar oud halftijdse loopbaanonderbreking nemen tot het bereiken van de pensioenleeftijd, op voorwaarde dat hij zich schriftelijk ertoe verbindt deze halftijdse loopbaanonderbreking niet voor zijn pensionering stop te zetten.

Een ambtenaar van minstens 50 jaar kan halftijdse loopbaanonderbreking tot aan de pensioenleeftijd nemen, ongeacht de totale duur van de loopbaanonderbrekingen die hij heeft genomen voor het begin van de halftijdse loopbaanonderbreking tot aan de pensioenleeftijd. § 3. In afwijking van § 1 is de leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, uitgesloten van het voordeel van de loopbaanonderbreking.

Voor de niet-leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger is het verlof voor loopbaanonderbreking een gunst, afhankelijk van de goede werking van de dienst.

De stagiair is uitgesloten van loopbaanonderbreking.

Art. XI 44. De ambtenaar met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in de administratieve toestand dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris. Bij voltijdse loopbaanonderbreking heeft hij bovendien geen recht op bevordering in salarisschaal.

Art. XI 45. Afwezigheid wegens ziekte of ongeval maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking.

Art. XI 46. Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties in principe verricht ofwel elke dag, ofwel in een vaste verdeling per week of per maand.

De halftijdse loopbaanonderbreking kan evenwel niet gecombineerd worden met verlof voor deeltijdse prestaties.

Art. XI 47. § 1. De ambtenaar die zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken deelt aan het instellingshoofd onder wie hij ressorteert de begindatum van zijn loopbaanonderbreking mee en de duur ervan. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen.

Die mededeling gebeurt schriftelijk, minstens drie maanden vóór de aanvang van de onderbreking, tenzij het instellingshoofd op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

De loopbaanonderbreking moet steeds ingaan bij het begin van de maand. § 2. De overheid vult het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen in en geeft het af aan de ambtenaar.

Art. XI 48. Met een opzegging van twee maanden per aangetekende brief, gericht aan het instellingshoofd onder wie hij ressorteert, kan de ambtenaar die zijn loopbaan onderbroken heeft, zijn ambt opnieuw opnemen, nog voordat de periode van onderbreking van zijn beroepsloopbaan verlopen is.

Hoofdstuk 2. Bijzondere stelsels Afdeling 1. Palliatief verlof

Art. XI 49. § 1. In afwijking van artikel XI 43, § 1 bedraagt de duur van de loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken per patiënt één maand, eenmaal verlengbaar met één maand. § 2. Onder palliatieve zorgen wordt begrepen : elke vorm van bijstand en vooral medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.

Art. XI 50. Loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken wordt niet meegeteld in de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die de ambtenaar maximaal kan nemen.

Art. XI 51. De ambtenaar die loopbaanonderbreking neemt om palliatieve verzorging te verstrekken, deelt dit schriftelijk mee aan het instellingshoofd. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de palliatieve verzorging nodig heeft.

Daaruit moet blijken dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verstrekken. De identiteit van de patiënt wordt niet vermeld.

In afwijking van artikel XI 47, § 1, kan de loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. De kennisgevingstermijn, vermeld in artikel XI 47, § 1, is niet van toepassing.

Art. XI 52. In afwijking van artikel XI 43, § 3, geldt het recht op loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken voor alle ambtenaren en stagiairs. Afdeling 2. Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of

familielid Art. XI 53 § 1. In afwijking van artikel XI 43, § 1, bedraagt de maximum-duur van de voltijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt 12 maanden, en van de halftijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt 24 maanden.

De maximumduur van 12 maanden of 24 maanden wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die de ambtenaar als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten voor de bijstand aan of verzorging van dezelfde patiënt. § 2. In afwijking van artikel XI 43, § 1 kan de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid worden genomen met al dan niet opeenvolgende perioden van 1 tot 3 maanden. § 3. Onder zware ziekte wordt begrepen elke ziekte of medische ingreep die door de behandelend arts als dusdanig wordt beschouwd, en waarbij hij oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. § 4. Onder gezinslid wordt begrepen elke persoon die samenwoont met de ambtenaar.

Onder familielid wordt begrepen zowel de bloed- als de aanverwant tot de 2de graad.

Art. XI 54. Loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid wordt niet meegeteld in de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die de ambtenaar maximaal kan nemen.

Art. XI 55. De ambtenaar die loopbaanonderbreking neemt om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen, deelt dit schriftelijk mee aan het instellingshoofd, en voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de bijstand of verzorging nodig heeft. Daaruit moet blijken dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard om deze bijstand of verzorging te verstrekken. Op dit attest wordt tevens de identiteit van de patiënt vermeld.

In afwijking van artikel XI 47, § 1 kan de loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. De kennisgevingstermijn, vermeld in artikel XI 47, § 1, is niet van toepassing.

Art. XI 56. In afwijking van artikel XI 43, § 3 geldt het recht op loopbaanonderbreking om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen voor alle ambtenaren en stagiairs. Afdeling 3. Ouderschapsverlof

Art. XI 57 § 1. In afwijking van artikel XI 43, § 1 bedraagt de duur van het ouderschapsverlof in de vorm van voltijdse loopbaanonderbreking 3 maanden, en van het ouderschapsverlof in de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking 6 maanden. § 2. Bij de geboorte moet het ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking opgenomen worden voor het kind 4 jaar is.

Bij adoptie moet het ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking opgenomen worden binnen een periode van 4 jaar die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt.

Wanneer het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de kinderbijslagregeling, wordt het recht op ouderschapsverlof toegekend, uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt. § 3. De ambtenaar die voor hetzelfde kind al in dezelfde of een andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever, kan voor dit kind geen ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen.

Art. XI 58. Het ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking telt niet mee voor de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking waarop de ambtenaar recht heeft.

Art. XI 59. Ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking kan worden genomen onmiddellijk aansluitend op het bevallings-, het vaderschaps- of het opvangverlof.

Art. XI 60. In afwijking van artikel XI 43, § 3, geldt het recht op ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking voor alle ambtenaren en stagiairs.

De mannelijke ambtenaar heeft alleen recht op ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking, voorzover de afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat, of wanneer het gaat om een kind dat door hem werd geadopteerd.

Hoofdstuk 3. Onderbrekingsuitkeringen Art. XI 61. Aan de ambtenaar die zijn loopbaan overeenkomstig artikel XI 43 onderbreekt wordt een maandelijkse uitkering toegekend overeenkomstig de federale bepalingen terzake.

Art. XI 62. Indien de ambtenaar geen recht heeft op onderbrekings-uitkeringen als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau, bevoegd voor zijn verblijfplaats, of afziet van deze uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit, behalve voor de uitzonderingen, bepaald door de federale overheid.

Hoofdstuk 4. Vervanging Art. XI 63 § 1. De vervanging van de ambtenaar in loopbaanonderbreking vindt plaats overeenkomstig de federale bepalingen, vastgesteld in het KB van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen. § 2. De vervangers van halftijdse loopbaanonderbrekingen tot aan de pensioenleeftijd van ambtenaren van minstens 50 jaar, worden in dienst genomen als contractueel. »

Art. 29.In artikel XI 64 van hetzelfde statuut, worden na de woorden "van het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad" de woorden "of een Europees commissaris" ingevoegd.

Art. 30.In artikel XI 70, § 1, van hetzelfde statuut, worden de woorden "de Europese Gemeenschappen" vervangen door de woorden "de Europese Unie".

Art. 31.In artikel XI 86 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 februari 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan 4° worden de woorden "van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende partner" toegevoegd;2° in 6° worden de woorden "tweede graad maar niet" vervangen door de woorden "tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind maar niet".

Art. 32.In artikel XI 87 van hetzelfde statuut, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Aan 1° wordt de volgende zin toegevoegd : « De personeelsleden met verlof voor deeltijdse prestaties die dagelijks deeltijds presteren, kunnen dit verlof evenwel opnemen in dagen naar rato van hun prestatieregime.» 2° Na het eerste lid van 2° wordt het volgende lid ingevoegd : « Indien de ambtenaar een betrekking wenst uit te oefenen als zelfstandige of bij een andere werkgever in de publieke of in de private sector waar geen stage of proefperiode doorlopen moet worden, bedraagt de duur van het eenmalige contingent één jaar en bevindt de ambtenaar zich tijdens dit verlof in de stand non-activiteit.»

Art. 33.In artikel XI 89bis van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid wordt het woord "verklaard" geschrapt.2° In het tweede lid worden de woorden "de regeling van de herplaatsing" vervangen door de woorden "de regeling van de interne arbeidsmarkt, bedoeld in artikel V 8, § 1".

Art. 34.In het opschrift van deel XI, Titel 12 van hetzelfde statuut, wordt het woord "nationale" vervangen door het woord "federale".

Art. 35.In artikel XI 90, § 1, tweede lid van hetzelfde statuut, wordt het woord "nationale" vervangen door het woord "federale".

Art. 36.In artikel XI 94, tweede lid van hetzelfde statuut, wordt het woord "nationale" vervangen door het woord "federale".

Art. 37.Artikel XI 96, XI 97 en XI 98 van hetzelfde statuut worden opgeheven.

Art. 38.In artikel XII 3 van hetzelfde statuut wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "De bepalingen onder 1° en 2° gelden tevens voor de stagiair."

Art. 39.In artikel XII 7 van hetzelfde statuut wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De afdanking wegens beroepsongeschiktheid wordt ambtshalve ondertekend door de benoemende overheid. »

Art. 40.Artikel XII 10 van hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 41.In artikel XIII 11, § 3, van hetzelfde statuut, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Het voordeel van de validering van privé-diensten blijft behouden na wijziging in de hoedanigheid van het personeelslid of wanneer aan de betrokkene een andere functie of graad wordt toegekend. »

Art. 42.In artikel XIII 13 van hetzelfde statuut, worden de woorden "in een in artikel XIII 10 bedoelde instelling", vervangen door de woorden "zoals bedoeld in artikel XIII 10 en XIII 11 van dit statuut".

Art. 43.In artikel XIII 22 van hetzelfde statuut worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 2, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001, worden de woorden "De ambtenaar die werd herplaatst overeenkomstig artikel V 16, § 1" vervangen door de woorden "De ambtenaar die werd overgeplaatst overeenkomstig artikel V 8, § 2";2° In § 3 wordt het woord "herplaatste" vervangen door het woord "overgeplaatste" en wordt het woord "herplaatsing" vervangen door het woord "overplaatsing".

Art. 44.Artikel XIII 24, § 4, van hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 45.Artikel XIII 27 van hetzelfde statuut, wordt vervangen als volgt : « Art. XIII 27. § 1.Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule : M = VW/PW x n% x NM waarbij : M = het te betalen maandloon (100 %) VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling is verschuldigd PW = het aantal te presteren werkdagen op basis van het werkrooster van de ambtenaar n % = het percentage waaraan de ambtenaar prestaties verricht NM = het normale maandsalaris (100 %) = het jaarsalaris/12 (100 % en voor voltijdse prestaties) § 2. Indien het verlof voor deeltijdse prestaties wordt genomen overeenkomstig artikel XI 41, § 1, wordt het salaris, verkregen volgens de berekeningswijze in § 1, verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan het normale maandsalaris, vermenigvuldigd met : 1° 10 % voor halftijdse prestaties;2° 4 % voor viervijfde prestaties;3° 2 % voor negentiende prestaties.»

Art. 46.In artikel XIII 31, XIII 44, § 2 en XIII 72 van hetzelfde statuut worden de woorden "de artikelen XIII 24 en" en de woorden "de artikelen XIII 24 of" vervangen door het woord "artikel".

Art. 47.In artikel XIII 35 van hetzelfde statuut, wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De salarisschalen zijn opgenomen als bijlage 9 bij dit besluit. 1° Wetenschappelijk personeel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art.48. Artikel XIII 41 van hetzelfde statuut, wordt opgeheven.

Art. 49.In titel 3 van deel XIII van hetzelfde statuut wordt een hoofdstuk 5bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 5bis. Diensthoofdentoelage Art. XIII 64bis. Er wordt een toelage, diensthoofdentoelage genoemd, toegekend aan de ambtenaar van rang A1 die de functie van diensthoofd uitoefent : 1° in een buitendienst van een wetenschappelijke instelling;2° waar op het organigram geen betrekking van rang A2 is vastgesteld. Het instellingshoofd stelt het diensthoofd aan.

Art. XIII 64ter. De diensthoofdentoelage bedraagt 10% van het geïndexeerde salaris. Ze wordt maandelijks en na het verlopen van de termijn betaald.

Art. XIII 64quater. Ingeval de diensthoofdentoelage niet volledig is verschuldigd, wordt ze betaald overeenkomstig de bepalingen van artikel XIII 27. »

Art. 50.In artikel XIII 69 van hetzelfde statuut, worden § 1 en § 2 vervangen, door wat volgt : « Art. XIII 69. § 1. Een haardtoelage wordt toegekend : 1° aan het gehuwde personeelslid of aan het personeelslid dat samenleeft, tenzij de toelage toegekend wordt aan zijn echtgenoot of aan de persoon met wie hij samenleeft;2° aan het alleenstaande personeelslid van wie een of meer kinderen die recht geven op kinderbijslag, deel uitmaken van het gezin. § 2. In het geval dat de twee echtgenoten of de twee personen die samenleven elk beantwoorden aan de voorwaarden om de haardtoelage of de standplaatstoelage te verkrijgen, wijzen ze in wederzijds akkoord diegene aan van de twee aan wie de toelage zal worden uitbetaald.

De uitbetaling van deze toelage wordt afhankelijk gesteld van een verklaring op erewoord die door het personeelslid wordt opgesteld, volgens het als bijlage 11 bij dit besluit gevoegde model, en toegestuurd aan de personeelsdienst. »

Art. 51.In artikel XIII 73 van hetzelfde statuut, worden de woorden "XIII 24, § 4" vervangen door "XIII 27".

Art. 52.Aan artikel XIII 74, 1° b), van hetzelfde statuut worden de woorden "overeenkomstig artikel XIII 25" toegevoegd.

Art. 53.In artikel XIII 76 van hetzelfde statuut, worden de woorden "artikel XIII 24, § 4 en/of" geschrapt.

Art. 54.In artikel XIII 101 van hetzelfde statuut, worden het eerste, tweede en derde lid opgeheven.

Art. 55.In artikel XIII 110,septies van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998, worden de woorden "56% van de totale maandelijkse kostprijs van" vervangen door de woorden "de wettelijke werkgeversbijdrage voor".

Art. 56.Aan deel XIII, Titel 6 van hetzelfde statuut wordt een artikel XIII 117 toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. XIII 117. § 1. De ambtenaar die na de inschalingsdata, vermeld in artikel VIII 97, op basis van het koninklijk besluit van 25 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat of op basis van het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, bevorderd werd naar een graad, vermeld in kolom 4 van bijlage 7, geniet vanaf deze bevorderingsdatum in voorkomend geval de overgangssalarisschaal in de nieuwe graad, zoals vermeld in kolom 3 van deze bijlage. § 2. De personeelsleden die na de inschalingsdata, doch vóór 28 januari 1997 in dienst getreden zijn in een graad, vermeld in kolom 4 van bijlage 7, genieten in voorkomend geval de overgangssalarisschaal, zoals vermeld in kolom 3 van deze bijlage. »

Art. 57.Aan artikel XIV 12 van hetzelfde statuut, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, op voorstel van de inhoudelijk bevoegde Vlaamse minister, een andere duur voor de proeftijd vaststellen. »

Art. 58.Aan deel XIV, titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 8 van hetzelfde statuut wordt een onderafdeling 5 toegevoegd die luidt als volgt : « Onderafdeling 5. Intellectuele eigendomsrechten Art. XIV 28bis. Voor contractuele personeelsleden geldt dezelfde regeling inzake intellectuele eigendomsrechten als voor de ambtenaar. »

Art. 59.In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2 van hetzelfde statuut wordt Afdeling 5 "Loopbaanonderbreking", gewijzigd bij het besluit van de

Vlaamse regering van 23 juli 1998 en bestaande uit artikel XIV 37 en XIV 37bis, vervangen door wat volgt : « Afdeling 5. Loopbaanonderbreking Art. XIV 37. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen overeenkomstig de arbeidsrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn voor de instelling.

Art. XIV 37bis. Het contractuele personeelslid heeft recht op ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar. Om het recht op ouderschapsverlof in de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid evenwel minstens met drievierde prestaties zijn tewerkgesteld.

Art. XIV 37ter. Het contractuele personeelslid heeft recht op loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar. Om het recht op halftijdse loopbaanonderbreking voor het verstrekken van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid evenwel minstens met drievierde prestaties zijn tewerkgesteld. »

Art. 60.Artikel XIV 38 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998, wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 38. Het contractuele personeelslid kan het gecontingenteerd verlof krijgen, vermeld in artikel XI 87.

Dit verlof is een gunst, behalve wanneer het wordt gevraagd om een andere betrekking of een activiteit als zelfstandige uit te oefenen.

In dit geval geldt het gecontingenteerd verlof als een eenmalig recht.

Aan het contractuele personeelslid in proeftijd wordt geen gecontingenteerd verlof toegekend. »

Art. 61.In artikel XIV 46 van hetzelfde statuut worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Het maandsalaris bedraagt 1/12 van het jaarsalaris.

Voor het personeelslid dat behoort tot het contractueel hulppersoneel met wisselende prestaties, wordt het maandsalaris vastgesteld volgens de werkelijke prestaties over een jaar genomen met als noemer 1976 en in geval van onbezoldigde afwezigheid wordt het maandloon verder per maand berekend volgens de werkelijke prestaties overeenkomstig artikel XIII 27. » 2° § 4 wordt opgeheven.

Art. 62.In deel XV van hetzelfde statuut wordt een artikel XV 5bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. XV 5bis. Dit besluit mag worden aangehaald als personeelsstatuut van de Vlaamse Wetenschappelijke Instellingen en afgekort als PSWI. »

Art. 63.In bijlage 1, gevoegd bij hetzelfde statuut, wordt het woord "mutatie" telkens vervangen door het woord "overplaatsing".

Art. 64.In bijlage 4, gevoegd bij hetzelfde statuut, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Na de vermelding met betrekking tot de graad "A1" worden de volgende vermeldingen in de overeenstemmende kolommen ingevoegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art.66. Bijlage 6, gevoegd bij hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 67.In bijlage 9, gevoegd bij hetzelfde statuut, worden in de rubriek "Code" de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "B212" wordt vervangen door de woorden "B212/C291";2° de bepalingen "gevoegd als bijlage bij dit besluit", worden toegevoegd.

Art. 68.Dit besluit treedt heden in werking, behalve de volgende artikelen die uitwerking hebben vanaf de vermelde datum : 1° Artikel 2, 16, 19, 20 en 21 1 januari 2000;2° Artikel 17, 18, 22, 29, 39, 49, 62 en 66 1 januari 1999;3° Artikel 7, 8, 9, 10, 11 en 12 1 maart 1998;4° Artikel 24 1 januari 1996;5° Artikel 27 1 januari 2001;6° Artikel 28 en 59 1 november 2000;7° Artikel 32,1°, 44, 45, 46, 51, 52, 53 en 61 1 oktober 1999;8° Artikel 56 1 januari 1993.

Art. 69.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 maart 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

TABEL VAN DE SALARISSCHALEN (Bijlage 9) Invoegen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2001 tot tweede bijsturing van het personeelsstatuut van de Vlaamse Wetenschappelijke Instellingen van 28 januari 1997.

Brussel, 30 maart 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

^